Het belastingplan 2021

Gezin aan keukentafel met huiswerk
Portret Mirjam Bikker in vierkant.jpg
Door Mirjam Bikker op 8 december 2020 om 14:00

Het belastingplan 2021

Het zijn slechte tijden
Het zijn moeilijke tijden
dat zeggen de mensen tenminste.
Laten we liever goed leven
dan worden de tijden vanzelf goed.
Wij zijn de tijden
zoals wij zijn, zo zijn de tijden.

Zo schreef Augustinus in de roerige vijfde eeuw na Christus. Vandaag spreken we over een omvangrijk Pakket Belastingplan, in geheel andere tijden dan die van de kerkvader Augustinus, maar roerig zijn ze wel. De Coronacrisis heeft diepe impact op de samenleving en op de overheidsfinanciën, gevreesd wordt de crisis die zal volgen. En op het terrein van de belastingen dat vandaag onze aandacht bepaalt, is er in het afgelopen jaar veel gebeurd. Ik denk dan met name aan de ervaringen rond het toeslagenstelsel. Het citaat van Augustinus onderstreept voor mij vandaag niet de slechtheid van de tijden, maar veel meer het vermogen van mensen, ook van ons samen zijn op deze dag om het goede te zoeken. Om lessen te leren, betere plannen te maken en uit te voeren. En als we iets hebben geleerd in de afgelopen jaren dan is het wel dat het belastingstelsel geen technische exercitie is, maar ook een uiting van wat voor samenleving we willen zijn, wat voor economie ons land past. Of in de christelijk sociale leer, hoe we elkaar dienen.

Het is in dit licht bijzonder positief om te constateren dat onze fiscale debatten tijdens deze kabinetsperiode hebben laten zien dat de steun onder partijen om ons belastingstelsel drastisch te hervormen en te vereenvoudigen is toegenomen. Dat geldt zeker voor het toeslagensysteem. Het is te ingewikkeld - het ‘bureaucratisch doenvermogen’ van veel burgers  wordt grondig overschat -, onnodig wordt overheidsgeld rondgepompt, we zien hoge uitvoeringskosten en misbruikgevoeligheid. Als iedereen dan nog krijgt waar hij of zij recht op heeft, dan is er veel te accepteren, maar helaas constateren we dat dit ook nog steeds niet lukt. 15% van de rechthebbenden doet geen beroep op het kindgebonden budget, 10% van de rechthebbenden niet op de zorgtoeslag. Dat gaat om vele honderdduizenden huishoudens. En bij de miljoenen huishoudens die wel toeslagen ontvangen, vinden bij vele honderdduizenden correcties achteraf plaats, waardoor niet zelden mensen met schuldenproblematiek te maken krijgen. Een systeem dat bedoelt is om mensen te helpen, pakt te vaak uit als een moeras dat mensen vastzuigt in plaats van vooruit helpt. De kinderopvangtoeslagenaffaire onthult hoe het systeem kan ontsporen.

Gelukkig zijn er een aantal partijen, waaronder de mijne, die over willen gaan tot het geheel afschaffen van het toeslagenstelsel en in plaats daarvan een uitkeerbare heffingskorting per huishouden willen introduceren in combinatie met een hoger minimumloon en uitkeringen en voor ieder betaalbare kinderopvang. Hoe taxeert de staatssecretaris enerzijds de toegenomen steun voor grondige verandering en anderzijds het toch nog vasthouden van een aantal partijen aan het toeslagenstelsel? En is de Belastingdienst er klaar voor om afscheid te nemen van de toeslagen en het systeem van de voorlopige teruggave uit te breiden met het oog op een uitkeerbare heffingskorting? De weg naar zo’n nieuw stelsel is natuurlijk altijd lastig, maar zeker is dat één heffingskorting, en het wat de ChristenUnie betreft schrappen van aftrekposten, het stelsel een stuk eenvoudiger én begrijpelijker maakt. En begrijpelijkheid, dat is ook een kwestie van rechtvaardigheid. Mijn fractie is benieuwd hoe de staatssecretaris deze toegenomen steun beleeft vanuit zijn visie op het huidige toeslagensysteem. Verleidt hem dit tot extra stappen in de resterende kabinetsperiode of laat hij dat over aan de kabinetsformatie? Hoe wil hij in dit dossier worden herinnerd?

Het Pakket Belastingplan waar we vandaag over spreken is misschien wel omvangrijker dan ooit. Dit heeft al vaker tot bezwaren geleid over de kwaliteit van onze parlementaire oordeelsvorming. En terecht, het is veel, en misschien wel te veel. Maar dat niet alleen, ik maak mij met al die nieuwe ambities, voorstellen en plannen ook zorgen over de uitvoerbaarheid en scheefgroei binnen ons fiscale stelsel. De uitvoerbaarheid van fiscale wetgeving is bovendien cruciaal om het nalevingstekort binnen de perken en de belastingmoraal op peil te houden. Ik vraag daarom allereerst of de staatssecretaris de gevaren van deze toenemende scheefgroei en complexiteit op belastingstelselniveau herkent en of hij wil ingaan op de noodzaak van uitvoerbare vereenvoudiging en hoe die zich verhoudt met het gigantische pakket, dat we vandaag bespreken. Hoe zijn we er zeker van dat al deze nieuwe wetten en voorstellen niet weeffouten met zich meebrengen die op hun beurt weer hersteld moeten worden met nieuwe wetten en voorstellen? En wat betekent deze hoeveelheid aan nieuwe wetgeving voor uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst die sowieso al voor grote uitdagingen staan?

BIK
Als we het hebben over nieuwe plannen en wetgeving dan kunnen we niet om een van die nieuwe loten aan de stam heen: de veelbesproken baangerelateerde investeringskorting. Hoewel er genoeg vragen te stellen zijn over de vormgeving erkent mijn fractie dat het belangrijk is om zowel publiek als privaat te blijven investeren in crisistijd. Zeker in het licht van de berichten over de zorgwekkende afname van bedrijfsinvesteringen in Nederland: van alle Nederlandse bedrijven zal dit jaar 44% minder investeren dan gepland.[1] Het is goed om te constateren dat dit voorstel inmiddels al zodanig is geamendeerd dat de regeling ook daadwerkelijk meer bij de kleinere ondernemingen terechtkomt. We zien dat de BIK in principe een regeling is voor de komende twee jaar, met die aantekening dat de budgettaire ruimte ook daarna zal worden gebruikt voor een andere maatregel om de werkgeverskosten te verlagen. Kan de staatssecretaris iets prijsgeven over hoe er nu gedacht wordt over de besteding van deze middelen ná 2022? Het CPB gaat er in zijn kersverse MLT vanuit dat met dit geld de werkgeverslasten worden verlaagd. Waarom is hier overigens niet gelijk voor gekozen? Voor bijvoorbeeld een lagere WW-premie voor vaste contracten en voor een lagere AOF-premie voor de kleinere ondernemingen? Dat lijkt immers effectiever dan de BIK

Dan de novelle op de BIK. We weten dat de staatssecretaris Europese goedkeuring gaat vragen om uit te sluiten dat de BIK wordt gebruikt voor buitenlandse investeringen. Om de BIK toch op korte termijn te kunnen laten starten komt de staatssecretaris nu met een novelle.[2] Tegelijkertijd wordt eigenlijk aangegeven dat ook zonder Europese toestemming het risico op weglek niet zo groot is. Toch lijkt het mij erg onverstandig om deze risico’s te downplayen. We moeten koste wat kost voorkomen dat we met die miljarden belastinggeld uiteindelijk alleen buitenlandse investeringen aanwakkeren of dat de BIK ‘opgegeten’ wordt door een paar buitenlandse ondernemingen met een Nederlands filiaal. Kan de staatssecretaris deze zorgen wegnemen? Wat zijn nou precies de consequenties van het later in werking treden van het onderdeel ‘fiscale eenheid’ wat nu als novelle geregeld moet worden? En hoe schat hij zijn kansen in Europa op uiteindelijke goedkeuring (en op welke termijn)?

Herstel het draagkrachtprincipe
Dan het draagkrachtbeginsel in ons belastingstelsel. Voorzitter, dat mijn fractie dat belangrijk vindt, is voor u geen geheim. Vorig jaar stond collega Ester daar namens de ChristenUnie-fractie uitgebreid bij stil. Bij achtereenvolgende kabinetten staat dit beginsel onder druk. Veel faciliteiten in onze inkomstenbelasting hebben niets met draagkracht te maken en verdienen aanpassing. Denk aan de doorwerking van fiscale aftrekposten als de hypotheekrenteaftrek op het recht op toeslagen. Dat betekent dat de eigenaar-bewoners twee keer casht in vergelijking met de huurder in de vrije sector. Al jaren stoort mijn fractie zich aan dit soort effecten, het meest voor het voetlicht komen daarbij de heffingskortingen, die de verschillen tussen verschillende soorten huishoudens enorm hebben uitvergroot. Weet de staatssecretaris bijvoorbeeld hoe groot de premie is op scheiden voor een alleenverdienersgezin met twee kinderen? Hoeveel gaat zo’n gezin er fiscaal gezien wel niet op vooruit als ze hun huwelijk ontbinden en ze allebei één kind onder hun hoede nemen? Misschien wil de staatssecretaris eens reflecteren op deze casus én op de grote onderliggende verschillen in onze inkomstenbelasting, waarbij belastingtarieven steeds minder zeggen, maar alle inkomensafhankelijke kortingen en aftrekposten daaronder - arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting, algemene heffingskorting, ondernemersregelingen en andere aftrekposten - steeds bepalender zijn geworden voor belastingdruk en belastingverschillen, met grote gevolgen voor de draagkracht, zowel op individueel niveau als op het niveau van het huishouden.

We weten dat er nu aandacht is voor dit beginsel bij de totstandkoming van alle belastingplannen en dat er binnenkort zelfs een commissie wordt ingesteld om zich bezig te houden met de toenemende ongelijkheden in ons stelsel. Laat duidelijk zijn, daar is de ChristenUnie-fractie van harte voorstander van. Ik ben verheugd over de keuze voor deze commissie, en hoop zeer dat ze er aan gaat bijdragen dat we meer leefvormneutrale belastingen gaan krijgen. Het draagkrachtbeginsel dus weer in ere  hersteld, zowel vanuit het perspectief van het individu als vanuit het perspectief van het gezin. Want natuurlijk voorzitter, ik besef dat dat twee verschillende perspectieven zijn bij draagkracht, perspectieven waartussen spanningen kunnen zijn. Kan de staatssecretaris hier eens op reflecteren, op de onrechtvaardigheden in het huidige belastingstelsel en in het licht hiervan ook ingaan op de keuze in dit belastingplan om de arbeidskorting nog verder op te pompen, dan de achterliggende jaren al was gebeurd?

Box 3
Voorzitter, het is frustrerend dat het deze kabinetsperiode niet gelukt is om een stevige klap te geven op het dossier van de vermogensrendementsheffing. Spaarders ervaren het als zeer onrechtvaardig als het werkelijk rendement wat zij behalen, beduidend afwijkt van het rendement waarvoor zij worden aangeslagen. Tot nu toe is de respons vanuit het kabinet altijd geweest dat werkelijk rendement belasten niet uitvoerbaar is – in tegenstelling tot vele andere landen. Ook mijn fractie onderkent de nadelen van een vermogensbelasting op basis van werkelijk rendement en de risico’s op belastingontwijking daarbij. We debatteren hier echter al jaren over, maar de voortgang is pover. Vandaag de dag gaan er daarom weer stemmen op om terug te keren naar de aloude vermogensbelasting, die we kenden tot 2001. Ook de staatssecretaris leek even op dit spoor te zitten. Aan welke concrete vormgeving dacht de staatssecretaris. Aan een forse vrijstelling en vervolgens een redelijke vlakke belasting of aan een meer progressieve heffingsstructuur? En waarom zou hij dat willen. Met de huidige veronderstelde fictieve rendementen is er toch de facto een vermogensbelasting. Of is die fictie juridisch echt een steeds groter probleem aan het worden. Hoe dan ook, een meer structurele oplossing dan de voorgestelde stap lijkt voor de hand te liggen. De komende formatie zal het leren. In afwachting van het betere nemen wij genoegen met het goede. Het kabinet stelt voor het heffingsvrije vermogen te verhogen naar €50.000 voor alleenstaanden en €100.000 voor paren. Dat betekent dat een omvangrijke groep belastingplichtigen helemaal geen box 3 heffing meer betaalt en dat is goed nieuws. Dat dit echter geen duurzame oplossing is blijkt al wel uit de zorgwekkende berichten vorige week over de vaststelling van de rendementen in box 3.[3] De staatssecretaris heeft dit ongetwijfeld ook gelezen en daarom vraag ik of hij hierop in kan gaan. Zijn er fouten gemaakt en zijn er consequenties voor de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel?

ODE-tarieven en CO2heffing
De ODE tarieven 2021 en 2022 en de CO2-heffing voor de industrie steunen wij. Het zijn noodzakelijke instrumenten om echt voortgang te boeken met het Klimaatakkoord. 2030 moet een CO2-reductie opleveren van 49%. Mijn fractie is zeer bezorgd of we dit gaan halen. Deze beide wetsvoorstellen belichamen de inzet van fiscale instrumenten bij het vergroenen van onze economie en samenleving.

Bij de ODE-tarieven is opmerkelijk hoe grillig het patroon is in tariefstelling tussen groot- en kleinverbruikers. Zit daar een logica achter? Hoe robuust zijn de aannames rond het gebruik van huishoudens. Ligt het niet in de rede dat deze kosten door corona zullen oplopen. Als dit laatste correct is hoe verhoudt zich dat tot de kabinetsuitspraak dat de energiebelasting voor gezinnen omlaag zal gaan, al dit jaar?

Voorzitter, dit pakket omvat ook de invoering van een CO2heffing voor de industrie. Het is zonneklaar dat de aarde opwarmt door broeikasgassen. En dat de sterke toename van CO2 in de atmosfeer grotendeels veroorzaakt wordt door fossiele brandstoffen. De gevolgen daarvan zijn nu misschien nog te overzien, maar in rap tempo steeds desastreuzer. Dat plaatst ons voor de spiegel, welke impact heeft ons gedrag, heeft onze leefwijze. Het is goed dat het kabinet niet voor de lijdelijke afwachtende positie kiest, want met effectieve instrumenten kan hier veel goed werk gedaan worden. De minister heeft eerder uitgebreid betoogd dat dit wetsvoorstel een effectief instrument is om de beoogde reductie bij de industrie te realiseren. Hoe beoordeelt hij de risico’s dat bedrijven hun productie verplaatsen, of de heffing op de koop toe nemen? Houdt de regering de vinger aan de pols of er inderdaad voldoende prikkel van deze maatregel uitgaat om te investeren in reductie? En hoe sturen we bij als dit niet het geval blijkt te zijn? De fractie van de ChristenUnie is verheugd over de Europese ambitie voor een gezamenlijke reductiedoelstelling van 55%, daarmee komt er ook op Europees niveau een duurzamer speelveld.

Vliegbelasting
Dan de vliegbelasting. Dit is een kleine maar belangrijke stap in het vergroenen van belastingen en verduurzamen van de luchtvaartsector. Uiteindelijk moeten maatschappelijke kosten ook uitgedrukt worden in de prijs van vliegen. Het is ook geen verrassing dat deze belasting wat ons betreft hoger had gemogen en gekund.

Ook hebben we vaker gepleit voor een accijns op kerosine. Ik vraag de staatssecretaris daarom of er in Europa beweging is op het gebied van de kerosinebelasting. We weten dat de consensus steeds breder wordt en de staatssecretaris deze vliegbelasting ook als opmaat ziet naar een kerosinebelasting maar hoe staat het er nu precies mee?

Daarnaast zien we dat omwille van het verwachte waterbed-effect over de landsgrenzen de luchtvracht bij nader inzien onbelast blijft. Er is een duidelijk rapport over de economische effecten. Maar ik neem aan dat het streven van het kabinet uiteindelijk toch ook is om net als bij passagiersvervoer de maatschappelijke kosten tot uitdrukking te brengen in de prijs. Hier spelen maatschappelijke opbrengsten als verminderde geluidshinder en een beter leefomgeving toch ook een rol? Ik vraag de staatssecretaris daarom naar zijn afwegingen en verdere vluchtplan op dit terrein.

Differentiatie overdrachtsbelasting
De ChristenUnie-fractie, voorzitter, maakt zich grote zorgen over jonge koopstarters, voor hen is het vinden van een geschikte woning niet te doen. De regering probeert via een vrijstelling van de overdrachtsbelasting jonge starters een steuntje in rug te geven. Het zet ook beleggers op afstand. Een goede zaak. Tegelijkertijd liggen ook hier uitvoeringsproblemen op de loer, aangezien starterswoningen (0%), doorstroomwoningen (2%) en andere panden (8%) lastig zijn te onderscheiden. Waarom niet de overdrachtsbelasting geschrapt voor alle eigenaar-bewoners? Dat had budgettair bijna kunnen worden bekostigd uit de verhoging voor beleggers naar 8%, als ik het goed begrijp. De complexiteit en diversiteit bleek al wel uit de reeks aan casussen die in de debatten in de Tweede Kamer hierover zijn geweest. Voorziet de staatssecretaris hier problemen in de uitvoering en hoe blijft hij dit monitoren? Critici van deze regeling wijzen op het prijsopdrijvende effect van de vrijstelling. Starterswoningen worden daardoor eerder duurder dan goedkoper. Hoe weegt de staatssecretaris deze argumentatie? Waarom is tegelijk met deze maatregel de leenruimte voor bijvoorbeeld tweeverdieners niet beperkt? Of beter gezegd: waarom is niet teruggekomen op de voorgenomen uitbreiding van hun leenruimte? Immers, financieringsruimte is bepalend voor de huizenprijsstijging, zoals onlangs DNB weer aantoonde. En bovendien, als tweeverdieners steeds meer kunnen lenen, komen alleenstaanden en alleenverdieners steeds meer op achterstand te staan. En hun achterstand was al groot. Kan hij mijn fractie toezeggen dat de prijseffecten van de regeling op de startersmarkt nauwkeurig zullen worden gemonitord?

Tot slot op dit punt de uitzonderingspositie voor wooncoöperaties. Het is terecht dat wooncoöperaties nu niet onder het 8%-tarief vallen wanneer zij een woning kopen van woningcorporaties. Ik vraag de staatssecretaris of dit exclusief gaat om verkrijgingen van woningcorporaties of dat zij ook vrijgesteld zijn als het gaat om verkrijgingen van woningen van bijvoorbeeld institutionele beleggers. Of zou dat de uitvoerbaarheid in de weg staan?

Nederland, voorzitter, heeft forse stappen in deze kabinetsperiode gezet in de strijd tegen internationale belastingontwijking. Dat was ook hard nodig. EU-wetgeving en OESO-richtlijnen hebben hierbij goede diensten bewezen. Daarnaast is het heel mooi om te zien dat er in dit belastingplan met de doorgevoerde maatregelen vanuit de commissie Ter Haar verder ingezet wordt op het eerlijker belasten van multinationals. Het is veelzeggend dat dat maar liefst €700 miljoen oplevert. Toch is de inzet kennelijk niet genoeg. Zo liet NRC onlangs via een fraai stukje onderzoeksjournalistiek zien dat de vier grootste tabaksmultinationals Nederland gebruiken als doorsluisland. Het gaat daarbij om zo’n €7,5 mld aan dividend, royalty’s en rentebetalingen. Alleen al Philips Morris blijkt meer dan €1 mld dividend per jaar door twee Nederlandse holdings zonder personeel te sluizen. De fiscale trukendoos blijkt goed gevuld. Ook het FD toonde vorige week aan hoe de tabaksindustrie garen spint bij de covidpandemie. Het is wrang, voorzitter, dat terwijl het kabinetsbeleid stevig inzet op het ontmoedigen van roken, tabaksfabrikanten allerlei fiscale voordelen genieten. De ChristenUnie-fractie krijgt graag een oordeel van de staatssecretaris over deze kwestie. Waren deze feiten bekend en wat wordt gedaan om deze fiscale routes af te snijden? Hoe weegt hij fiscale belangen en gezondheidsbelangen?

Tenslotte voorzitter deze veelheid van voorstellen in het Belastingplan 2021 zijn  veelal goede stappen. Voor de fiscale agenda is daarmee het laatste woord nog lang niet gezegd, er komt een boeiend jaar aan. Maar ik hoop en verwacht dat we in de discussies die daarover volgen, ons spiegelen aan die wijsheid van Augustinus. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden, het is een aanmoediging om het goede te zoeken, in de grote dingen en in de kleine beslissingen. Die wijsheid en die rust wens ik de leden van dit kabinet dan ook toe bij de grote en pittige opgave die zij namens ons allen op zich nemen. Ik zie uit naar de beantwoording.

Labels: ,