(On)gevaccineerde kinderen op de kinderopvang

Meester uitleg basisschool.jpg
Maarten Verkerk blog portret.jpg
Door Maarten Verkerk op 19 april 2022 om 15:15

(On)gevaccineerde kinderen op de kinderopvang

De fractie van de ChristenUnie begrijpt de onrust bij ouders over de dalende vaccinatiegraad onder kinderen. Immers, elke ouder heeft het beste met zijn of haar kinderen voor. Elke ouder wil zijn of haar kinderen beschermen tegen gevaarlijke besmettelijke ziekten. Het voorstel past ook in de Nederlandse traditie waarin de vrijheid van de samenleving om zichzelf te organiseren voorop staat.  

Voorzitter, de leden van de fractie van de ChristenUnie danken de initiatiefnemers voor al hun inspanningen. Zij hebben waardering voor de manier waarop zij de zorgen van ouders een stem geven en de gezondheid van kinderen vooropstellen.  

Ondanks deze waardering is de fractie van de ChristenUnie er nog niet van overtuigd dat deze wet nodig en wenselijk is. Zij heeft daarover een viertal vragen.  

Is de onderhavige wet wel echt nodig? 
De eerste vraag is: is deze wet wel echt nodig? De initiatiefnemers menen van wel (Memorie van Toelichting, p4). Onder andere wijzen zij op een onderzoek van de NOS waaruit blijkt dat kindercentra, die een weigeringsbeleid gevoerd hebben, toch niet-gevaccineerde kinderen hebben toegelaten omdat gedreigd werd met een advocaat. Ook verwijzen ze naar de geschillencommissie die zegt dat er momenteel geen juridische basis is voor een weigering van niet-gevaccineerde kinderen.  

Kunnen de initiatiefnemers deze stelling onderbouwen met feitelijke gegevens? Zijn er – sinds de Memorie van Toelichting geschreven werd, ruim drie jaar geleden – rechtszaken gevoerd tegen kindercentra met een weigeringsbeleid? Hoe duiden zij de ervaringen van Berend Botje, een opvangcentrum met zo’n beleid, dat nog nooit een ‘rechtszaak aan zijn broek’ heeft gehad?  

De Raad van State echter stelt expliciet dat kinderopvangcentra private ondernemingen zijn die geen expliciete wettelijke bevoegdheid nodig hebben voor het formuleren van een toelatingsbeleid tot hun diensten. In haar visie hebben kindercentra de vrijheidsmarge om kinderen te weigeren. Zij worden daarin onder andere begrensd door eisen die voortvloeien uit het recht op gelijke behandeling. De Raad geeft aan dat het niet nodig is om de wet te wijzigen maar dat de gewenste duidelijkheid ook op een andere manier geboden zou kunnen worden, bijvoorbeeld door een handreiking.   

Graag een reactie van de initiatiefnemers en de bewindslieden.   

Leidt de wet tot de gewenst basis?   
Voorzitter, de Memorie van Toelichting (p4) stelt dat de genoemde wet – als zij wordt aangenomen – kindercentra voorziet in de gewenste basis om niet-gevaccineerde kinderen te weigeren. Daarmee kom ik tot onze tweede vraag. Leidt die wet wel tot de gewenste basis? Anders geformuleerd: Hoe stevig is die basis? Het College van de Rechten van de mens (zie haar brief van 9 april 2021) is daar heel duidelijk over. In haar visie verandert het onderhavige wetsvoorstel niets aan de bevoegdheid van het College om, als een kindercentrum weigert om een niet-gevaccineerd kind toe te laten, dit te toetsen aan artikel 7 van Awbg. De vraag van onze fractie aan zowel de initiatiefnemers als de staatssecretaris en de minister is: Hoe duidt u het oordeel van dit College?  

Biedt de onderhavige wet een goed instrument? 
Voorzitter, onze derde vraag is of de onderhavige wet een goed instrument biedt vanuit het perspectief van de achterliggende motivatie van dit wetsontwerp. Het is namelijk de dalende vaccinatiegraad.  In de voorbereiding van dit debat heb ik uitvoerig gesproken met de GGD Zuid-Limburg. Met name vanwege het feit dat de vaccinatiegraad in Zuid-Limburg een halve tot een hele procent lager ligt dan het gemiddelde. In haar visie dragen dit soort wetten niet bij aan het verhogen van de vaccinatiegraad maar moet je investeren in contacten met individuele ouders. Zij blijken open te staan voor een gesprek en laten zich vaak overtuigen. Ook de ervaringen tijdens de coronaepidemie hebben ons geleerd dat top-down maatregelen in de vorm van wetgeving gemakkelijk kunnen leiden tot maatschappelijke onrust en het vergroten van tegenstellingen. Temeer omdat coronavaccinaties onderdeel van het Rijksvaccinatie Programma zijn.  

Graag een reactie van de initiatiefnemers.  

Daarnaast heeft onze fractie ook enkele vragen voor de staatssecretaris. Vormt deze wet een belangrijke ondersteuning voor het actieprogramma ‘Verder met vaccineren’? Kan de staatssecretaris reflecteren op de ervaringen van de GGD Zuid-Limburg met betrekking tot het investeren in relaties met ouders. Welke activiteiten ontplooit de staatssecretaris op dit gebied?  

Leidt de wet tot betere bescherming?  
Voorzitter, de laatste vraag heeft betrekking op het beoogde resultaat: leidt deze wet tot een betere bescherming van kinderen als ze een kindercentrum bezoeken dat alleen kinderen toelaat die meedoen met het rijksvaccinatieprogramma. Het gaat dan om de bescherming van baby’s die vanwege hun leeftijd nog niet gevaccineerd mogen worden, om kinderen die om medische redenen niet gevaccineerd mogen worden en om kinderen die ondanks vaccinatie geen immuniteit opbouwen.  

Het RIVM-rapport van 25 september 2019 laat zien dat een hoge bescherming alleen gerealiseerd kan worden bij grote, homogene groepen. In een kindercentrum gaat het over een groepsgrootte van circa 30 personen. Bij die groepsgrootte en bij een vaccinatiegraad van 95 % is de kans op een infectie voor een niet-gevaccineerde circa 70 %. Zelfs als bij deze groepsgrootte de vaccinatiegraad stijgt naar 99 %, is de kans op infectie nog circa 60 %. Als ik deze gegevens goed interpreteer – ik houd daarbij een slag om de arm – dan zou dat betekenen dat het effect van toegangsbeperking beperkt is. De conclusie van het RIVM is dan ook dat het risico op infectie niet direct beïnvloed wordt door de toegangsbeperking maar door openheid te betrachten tussen ouders en leiding, om elkaar integer en transparant in te lichten bij ‘uitbraakjes’ in eigen gezin of nabij en daarnaar te handelen door dan kinderen thuis te houden en te waarschuwen.  

Voorzitter, ik haal deze studie niet aan als kritiek op de voorgestelde wet. Dat is niet het punt. Ik haal deze studie ook niet aan om de idee van de vaccinatiegraad te relativeren. Maar het gaat onze fractie om de vraag of we ouders geen valse hoop bieden met betrekking tot infectie als ze kunnen kiezen voor een kindercentrum met toegangsbeperking. Zouden we – in de lijn met het advies van het RIVM – niet meer moeten inzetten op openheid, transparantie en juist handelen bij uitbraken? Biedt die weg niet meer bescherming tegen infectie? Graag een reactie van de initiatiefnemers en de staatssecretaris. De staatssecretaris zou ik willen vragen wat deze studie betekent voor het vaccinatiebeleid en beleid bij uitbraken? Welke toezegging kan de staatssecretaris doen? 

Conclusie
Voorzitter, ik kom tot een afsluiting. De ChristenUnie heeft veel sympathie voor de gedachte achter deze wet om kinderen door middel van toegangsbeperking een meer veilige omgeving te bieden tegen infecties. Ik trek – misschien moet ik wel zeggen ‘met pijn in het hart’ – enkele voorlopige conclusies. De eerste is dat deze wet niet nodig is – het kan ook zonder wet. De tweede is dat deze wet onvoldoende basis biedt – ouders kunnen zich wenden tot het College van de Rechten van de Mens als hun niet-gevaccineerd kind geweigerd wordt. De derde is dat we twijfelen of deze wet op nationaal niveau het meest geschikte instrument is. Ten slotte, we hebben het gevoel dat dit instrument valse hoop op veiligheid biedt. 
 

Voorzitter ik kom terug op de situatie in Zuid-Limburg. De vaccinatiegraad BMR voor zuigelingen tot 2 jaar varieert op gemeenteniveau van 74 tot 96 % en voor jongeren van 9 jaar van 76 tot 97 %. Als ik de grafieken van het RIVM goed interpreteer dan is de kans dat niet-gevaccineerde kinderen in een kindercentrum een infectie oplopen bij een uitbraak zonder openheid en transparantie tussen de 95 % en 75 %. Misschien zou het debat ook daarover moeten gaan.  

Onze fractie ziet uit naar de reactie van de initiatiefnemers, de staatssecretaris en de minister. 

Labels: ,