Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Krimp in het onderwijs

woensdag 27 juni 2018

Bijdrage Eppo Bruins aan een algemeen overleg met minister van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Kamerstuknr. 31 293

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. De brief van de Minister liegt er niet om. De leerlingenaantallen zijn de laatste jaren flink geslonken. De komende jaren zet die krimp stevig door. Bijna alle scholen in ons land hebben of krijgen te maken met daling van het aantal leerlingen. Met name in het voortgezet onderwijs zien we nu een sterke daling. Dat stelt scholen en schoolbesturen voor forse uitdagingen.

De leerlingendaling kan extra hard aankomen bij kleine scholen. De ChristenUnie ziet de waarde van kleine scholen, want zij vervullen vaak een belangrijke rol in de lokale gemeenschap. Vaak zijn het mooie en kwalitatief sterke scholen. Ik denk aan de voorbeelden van excellente scholen die maar 80 leerlingen hebben. Het is van belang voor onze gezinnen en kinderen dat ook deze kleine scholen kunnen blijven bestaan, want zo kunnen ouders blijven kiezen voor een school die past bij hun geloofsovertuiging of levensovertuiging en zo kunnen kinderen vlak bij hun huis naar school. Dat is belangrijk.

De ChristenUnie is verheugd dat we in het regeerakkoord 20 miljoen extra hebben kunnen investeren in de kleinescholentoeslag. Dit is van grote waarde voor de ongeveer 2.000 scholen die deze toeslag krijgen. Ze mogen zelf bepalen waar ze dit geld aan besteden. Ze krijgen zo meer financiële ruimte om goed onderwijs te verzorgen. Zo draagt deze investering eraan bij dat kinderen in hun eigen regio naar school kunnen en daar goed onderwijs ontvangen, ook als sprake is van daling van het aantal leerlingen.

Voorzitter. Zoals de Minister terecht stelt, is het wel belangrijk dat scholen en schoolbesturen samenwerken. Een gezamenlijke regionale aanpak is van groot belang. De energie en het geld moeten niet gaan naar onder-linge concurrentie – mijn buurman zei dat ook al – maar naar het gezamenlijk realiseren van een volwaardig en kwalitatief hoogstaand onderwijsaanbod voor alle kinderen. Goed overleg en waar mogelijk samenwerking zijn essentieel. De ChristenUnie vindt het daarbij wel belangrijk dat we een pluriform en divers onderwijsaanbod behouden in alle delen van ons land. Ook als scholen moeten samenwerken of zelfs fuseren om het hoofd boven water te houden, is het belangrijk dat ze hun eigen kleur kunnen behouden. De Commissie Fusietoets schrijft hier in haar afscheidsbrief een belangwekkende passage over: «Het is de vraag of van de betrokken partijen mag worden verwacht dat het behoud van pluriformiteit binnen het stelsel in hun overwegingen altijd een doorslag-gevende rol zal spelen. Het publieke belang van keuzevrijheid en pluriformiteit op stelselniveau loopt niet per definitie parallel met de lokale en regionale kortetermijnbelangen. Lokale en regionale besluit-vorming kan dus uitkomsten opleveren die niet in lijn zijn met het publieke belang van een stelsel gekenmerkt door keuzevrijheid en pluriformiteit.» De roep om samenwerking en de trend om te fuseren brengen dus wel vragen met zich mee, zegt de ChristenUnie. Ik wil de Minister daarom vragen naar een reflectie op dit punt. Wat betekent zijn oproep tot samenwerking voor de pluriformiteit van ons onderwijslandschap? Welke mogelijkheden ziet hij om die te blijven borgen?

Voorzitter. Ik wil hier ook de investering van 100 miljoen in het technisch vmbo-onderwijs noemen.

De voorzitter:

Meneer Bruins, voor u dat doet, heeft u een interruptie van de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp het pleidooi voor pluriformiteit, maar ik zou graag aan de heer Bruins vragen hoe hij dan kijkt naar de situatie op dit moment in Zeeuws-Vlaanderen, waar de scholen allemaal gefuseerd zijn tot een confessionele school. Daar is geen openbaar onderwijs meer. Vindt de heer Bruins dat een gewenste situatie?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik vind dat de situatie vooral lokaal moet worden bekeken. De ideale situatie is als scholen er onderling uitkomen. Het doel van de regering is om overal openbaar onderwijs mogelijk te maken. Ik denk dat het een gewenste situatie is om overal in Nederland naast bijzonder onderwijs in het algemeen ook openbaar onderwijs beschikbaar te hebben. Dus het is niet een ideale situatie.

De heer Van Meenen (D66):

Dan is mijn vraag wat het pleidooi voor diversiteit en pluriformiteit dan precies inhoudt als het uiteindelijk toch aan de lokale besturen is om daar een keuze in te maken. Wat is dan precies de betekenis? Laat ik het zo vragen: wat zou de Minister nou moeten doen met de oproep van de ChristenUnie?

De heer Bruins (ChristenUnie):

De oproep van de ChristenUnie is om die pluriformiteit te bewaken in alle delen van het land, ook in Zeeuws-Vlaanderen. Als we zien dat daar gaten vallen, willen we dat ook juist die pluriformiteit op het oog blijft staan om ervoor te zorgen dat al die belangen die spelen in zo’n complex proces, dat zich vooral lokaal afspeelt, worden meegewogen, zodat kinderen en ouders het onderwijs kunnen kiezen dat het beste past bij de thuissituatie. Daar hoort voor de ChristenUnie natuurlijk ook de mogelijkheid van openbaar onderwijs bij. Dat is net zozeer een element in de pluriformiteit die we nastreven.

De voorzitter:

Meneer Bruins, vervolgt u uw betoog.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. De investering van 100 miljoen in het technisch vmbo is een heel mooi uitvloeisel van het regeerakkoord. Dat is voor mij al geruime tijd een belangrijk onderwerp, want we moeten ruim baan geven aan techniekonderwijs om de gouden handjes van Nederland de gelegenheid te geven om zich volop te kunnen ontwikkelen. Goede technisch geschoolde mensen zijn nu harder nodig dan ooit. Ook bij dalende leerlingenaantallen moeten we juist in deze vorm van onderwijs investeren. De investering van 100 miljoen draagt bij aan een dekkend onderwijsaanbod waarmee leerlingen in staat worden gesteld om in de buurt van hun huis kwalitatief hoogwaardig techniekonderwijs te volgen. Op zich is het goed dat het scholen niet onnodig moeilijk wordt gemaakt om te fuseren en dat de bureaucratische rompslomp zo veel mogelijk beperkt wordt. Daarom steunen wij de afschaffing van de fusietoets. Wel is het van belang dat er lokaal goed gesproken en nagedacht wordt over het voornemen van een fusie, zodat er voldoende draagvlak aanwezig is in de directe omgeving van de school; dat haakt ook aan bij de vraag van de heer Van Meenen. Een fusie heeft flinke gevolgen voor leerlingen, ouders, personeel en schoolbesturen. Daarom is het goed dat het instemmingsrecht van de medezeggenschap en de fusie-effectrapportage met advies van de betrokken gemeente behouden blijven.

Tot slot wil ik ook aandacht vragen voor regio’s waar de krimp zich extra doet gelden. Er zijn gebieden in Nederland waar de demografische en sociaaleconomische ontwikkelingen extra stevig aankomen, zoals in de provincie Groningen. Ze hebben op tal van terreinen te maken met beleidsmatige en financiële effecten van de landelijke regelgeving in een regio met grote fysieke spreiding, een veelheid aan samenwerkingspartners en krimp, waardoor het totaalplaatje er heel ingewikkeld uitziet. De gevolgen stapelen zich op en het kost de betreffende regio’s veel tijd om de afstemming en samenhang op de losse dossiers te realiseren. Vanuit die regio’s, zoals de provincie Groningen klinkt deze roep: geef ons nou zelf de ruimte om een integraal regionaal plan te maken; werk niet langs elkaar heen op de diverse beleidsterreinen, maar heb oog voor het totaal. Ze pleiten voor een zogeheten krimptoets, zodat er bij nieuwe regelgeving speciaal oog is voor de effecten van beleid in krimpregio’s. Zouden we dan niet moeten denken aan het realiseren van een platform in elke krimpregio vanuit alle domeinen om de samenhang en de effecten in de regio te bespreken met de ministeries? Zo kan een korte, directe lijn gecreëerd worden om efficiënter te werken en te zorgen dat beleid dat wordt ontwikkeld, daadwerkelijk passend is in de regionale context. In de regio zijn de ambitie en de voedingsbodem aanwezig om deze krimptafel samen met de ministeries effectief vorm te geven. Wat vindt de Minister van dit pleidooi? Het raakt niet alleen aan onderwijs maar ook aan andere beleidsterreinen. Dit kabinet heeft de regio hoog in het vaandel staan. Kan het kabinet dan ook werk maken van dit idee?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruins.

Verdere informatie

« Terug