Bijdrage debat over de gesloten jeugdzorg

donderdag 28 juni 2007

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het onderbrengen van mensen in een gesloten inrichting is altijd een kwetsbare zaak. Wanneer beslis je dat iemand voor zijn eigen bestwil of die van de omgeving beter kan worden opgesloten? Mensen wordt tijdelijk hun vrijheid ontnomen, wat een grote stap is. Dat geldt helemaal als het om jongeren of zelfs kinderen gaat. Toch zijn er helaas situaties waarin het beter is om tot opname in een gesloten instelling over te gaan. Het is belangrijk dat wij met elkaar bepalen onder welke condities dit moet plaatsvinden. Mijn fractie is blij met dit wetsvoorstel. Nu worden civielrechtelijk geplaatste jongeren nog samengebracht met strafrechtelijk geplaatste jongeren, wat soms schrijnende verhalen oplevert. Jongeren die geen strafbaar feit hebben gepleegd, snappen niet waarom zij in de gevangenis zitten. Ouders begrijpen niet waarom hun kind iedere keer wordt gevisiteerd als er bezoek is. Dit wetsvoorstel biedt duidelijkheid en onderscheid in de hulpverlening aan jongeren.

Onlangs heeft de Kamer op initiatief van de ChristenUnie-fractie een motie aangenomen -- collega Kant refereerde er al aan -- om een versnelling te krijgen in de scheiding van de regimes voor de JJI's en de gesloten jeugdzorg. In de motie had ik gezet "zo mogelijk voor 1 januari 2008". Hoe staat het met uitvoering van die versnellingsmotie? Is de minister in staat geweest om het te vervroegen?

Mevrouw Kant (SP):
Ik neem aan dat de heer Voordewind nog steeds hecht aan een adequate uitvoering van de motie. Dan vindt hij het tempo dat in de toelichting op dit wetsvoorstel staat, 2010 in plaats van 2008, dus eigenlijk niet snel genoeg.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De motie behelsde een versnelling van de totale scheiding. De datum van 1 januari 2008 was bedoeld om in ieder geval de scheiding in het regime zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen.

Ik begrijp dat de minister daarmee druk bezig is. Het plan van aanpak lag er al onder staatssecretaris Ross. Ik zou graag van de minister willen weten in hoeverre de motie tot een versnelling heeft kunnen leiden ten aanzien van de scheiding van de regimes en liefst natuurlijk ook voor de nieuwbouw. Ik heb er alle begrip voor dat de nieuwbouw langer zal vergen dan tot 1 januari 2008. Dat begrijp ik natuurlijk ook wel. De vraag is of de motie die Kamerbreed is aangenomen een versnelling heeft teweeggebracht. Dat hoor ik graag van de minister. Welke cijfers kan hij hierover noemen?

Ten aanzien van de scheiding van regimes vraag ik de minister om niet alleen te kijken naar de fysieke scheiding, maar ook naar de behandeling. Zojuist is daarvoor ook al aandacht gevraagd. Het betreft de bezoekersregeling, het luchten en indien mogelijk ook de visitatie. Ik begrijp dat dit lastig ligt. Het maken van een uitzonderingspositie kan ertoe leiden dat mensen extra onder druk worden gezet. Dat is een lastig dilemma. Toch vraag ik de minister om te kijken of er wellicht voor de echt schrijnende gevallen, zoals slachtoffers van verkrachting en slachtoffers van loverboys een beperkter systeem van visitatie kan worden toegepast dan op de andere gevallen. Kunnen wij er niet een weg omheen bouwen? Dat is eigenlijk mijn vraag.

In het wetsvoorstel wordt grote nadruk gelegd op de term "verantwoordelijke zorg". Onder deze norm wordt afgewogen of en zo ja beperkende maatregelen aan jongeren moeten worden opgelegd. De afweging vindt plaats door de zorgaanbieders. Wij vertrouwen erop dat de professionals een goede afweging zullen gaan maken. Ik vraag niettemin aan de minister of het niet verstandig is om het begrip "verantwoorde zorg" nader uit te werken zodat het in een kader kan worden geplaatst waarin het voor alle partijen duidelijk is wat en wanneer aan beperkende maatregelen mogelijk is wat betreft de gesloten jeugdzorg.

Het volgende is onze fractie niet helemaal duidelijk. Heb ik het goed begrepen dat de kinderrechter volgens deze wet straks alsnog kan bepalen dat een jongere zonder strafrechtelijke grond in een JJI kan worden geplaatst? Wanneer is het dan beter voor een jongere om civielrechtelijk in een JJI te worden geplaatst? Wat kan een JJI beter dan een jeugdzorginstelling? Het lijkt mijn fractie typisch dat wij nu juist proberen te regelen dat een jongere met een civielrechtelijke plaatsing niet meer in JJI's terecht komen, maar dat daarvoor nu toch weer een opening zou worden gemaakt. Ik kan mij eigenlijk maar één voorbeeld voor ogen halen waarin je een dergelijk regime wel laat bestaan, namelijk als een jongere die al civielrechtelijk in een JJI zit en daar een behandeling ondergaat en de periode afloopt terwijl hij toch graag de behandeling wil afmaken. Onder die omstandigheden kan ik mij voorstellen dat je zo iemand in de JJI laat zitten om de behandeling af te maken. Dan is het dus in het belang van het kind om hem niet direct over te plaatsen naar een civielrechtelijke instelling maar hem in de JJI te laten zitten om de behandeling af te maken. Maar dan nog lijkt mij de instemming van de jongere een verplichting.

De minister heeft gesteld dat hij rekening houdt met extra capaciteit vanaf 2010. Wij juichen zijn anticiperen hierop enorm toe. Het blijft echter de vraag in hoeverre deze uitbreiding van de doelgroep zal leiden tot een verhoogde vraag. Het gaat hierbij om kinderen onder de leeftijd van twaalf jaar. In het kader van het debat over de jeugdzorg en de wachtlijsten in de jeugdzorg dat wij gisteren hebben gevoerd, zou hierbij ook nog de vraag kunnen stellen of dit niet ontmoedigend zou werken waardoor deze kinderen uiteindelijk toch weer in de gesloten jeugdzorg terecht zouden komen en de druk op de gesloten zorg dus zou kunnen toenemen. Het is de vraag of hetgeen wij nu voor 2010 qua capaciteit voor ogen hebben, voldoende zal zijn om deze groepen onder de twaalf jaar en de jongeren die uit de gewone jeugdzorg kunnen doorstromen, op te vangen.

De gesloten jeugdzorginstellingen zullen regionaal gespreid worden. Over deze regionale spreiding heb ik eveneens nog een vraag. Is hierbij het belang van de jongeren leidend geweest om hen zo dicht mogelijk bij huis te kunnen plaatsen? Of speelt het feit dat elke provincie een gesloten instelling zou moeten hebben? Als dat laatste het geval is, voorzien wij dat jongeren uit de Randstad straks alsnog bijvoorbeeld naar Groningen zouden moeten reizen omdat wij de landelijke spreiding en niet de historisch gegroeide vraag naar de gesloten jeugdzorg voor ogen hebben gehad. Wij voorzien dat de meeste jongeren die aanspraak maken op de gesloten jeugdzorg uit de Randstad zullen komen. In onze fractie bestaat de inschatting dat je zou moeten kiezen voor een concentratie in de Randstad in plaats van voor landelijke spreiding. Graag hoor ik hierover de mening van de minister.

Dan maak ik een opmerking over de harmonisatie van het wetsvoorstel met andere gelieerde wetten, zoals de BOPZ. De scheidslijn tussen de problematiek van de jongeren en daarmee de indicatie is soms dun. Jongeren met een lichte verstandelijke handicap of een psychiatrische stoornis vallen onder andere regimes, terwijl zij qua doelgroep veel overeenkomsten vertonen. Ik roep de minister op om te komen tot een harmonisatie van de rechtspositie van de verschillende doelgroepen, zodat voor bijna identieke groepen dezelfde regels gaan gelden.
Het is mooi dat de wet er nu komt, als de Kamer ermee instemt. Wij hebben dan een wettelijke regeling getroffen waarbij de belangen van het ontnemen van persoonlijke vrijheden, vooral omdat het gaat om kinderen, goed afgewogen worden tegen de effectieve bescherming en behandeling van die kinderen.

Tweede termijn
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik dank hem ook voor zijn reactie met betrekking tot een versnelling van het creëren van extra plaatsen. Ik heb gehoord dat het gaat om 119 plaatsen extra vanaf 2008. Daar is mijn fractie zeer blij mee. En ik denk de jongen die het betreft nog meer. Ik dank de minister ook voor de toezegging dat er gestreefd wordt om de gesloten jeugdzorg meer te concentreren richting de Randstad.

Ik ben voorts blij dat er bij de gesloten jeugdzorg geen sprake kan zijn van visitatie in de zin van onderzoek in het lichaam. Dat wordt niet toegestaan. Ik denk dat dit een belangrijk signaal is voor alle kinderen die straks in die gesloten jeugdzorg terechtkomen en er nu al verblijven. Er wordt voorts heel voorzichtig omgegaan met visitaties in de JJI's.

Ik wacht de reactie van de minister op mijn amendement af. Ik hoop dat het amendement een voldoende inperking inhoudt om nu niet weer via de achterdeur alsnog civielrechtelijke jongeren naar de JJI's toe te leiden. Ik hoor graag nog de argumenten van de minister waarom deze achterdeur überhaupt nog in de wet staat. Ik neem de suggestie van de heer Van der Vlies serieus mee. Ik zal bekijken of ik die aanvulling in het amendement kan opnemen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): In het amendement wordt geen onderscheid gemaakt tussen nieuwe kinderen die mogelijk in een JJI worden geplaatst en kinderen die er al in zitten. Voor mij is dat van groot belang. Waarom wordt dat onderscheid niet gemaakt?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb de minister gevraagd waarom dit onderscheid niet in het wetsvoorstel is gemaakt. Hij heeft toegezegd in tweede termijn erop terug te komen waarom die achterdeur wel open moet staan. U weet dat wij er ook niet voor zijn bij de koffieshops. Als hij er goede redenen voor heeft, kan mijn amendement ongewijzigd blijven, met uitzondering van de door de heer van der Vlies gesuggereerde toevoeging. Als hij er geen goede argumenten voor heeft of het hem om het even is, dan zal ik mij amendement aanpassen om de achterdeur te sluiten.

Minister Rouvoet:
Met het oog op de beantwoording in tweede termijn en een mogelijke reactie op het amendement, sluit ik aan bij de vraag van mevrouw Koşer Kaya aan de heer Voordewind of hij kan aangeven of het zijn bedoeling is om dat onderscheid wel te maken. In het amendement wordt dat onderscheid tussen een nieuwe plaatsing en een voortzetting van de behandeling niet gemaakt. De heer Voordewind maakte dat onderscheid wel in zijn eerste termijn. Het is daarom voor mij voor de voorbereiding van mijn antwoord van belang om te weten wat de gedachte achter het amendement is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Dus toch niet zo consequent!

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb in mijn eerste termijn de vraag gesteld waarom die achterdeur nog openstaat in dit wetsvoorstel. Ik ben ervan uitgegaan dat daar goede redenen voor waren en heb daarop geanticipeerd door in ieder geval in het amendement te stellen dat er een uitweg is op het moment dat de jeugdige er zelf voor gaat liggen of zijn ouders dat doen. Ik hoor graag van u waarom u ervan overtuigd bent dat die achterdeur open moet blijven. Als die reden er niet is, zal ik het amendement wijzigen om die deur te sluiten.

Bron: ongecorrigeerd stenogram

« Terug