Overleg over ontwikkelingssamenwerking

maandag 05 november 2007

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn spreektijd staat geen rondje wereld toe, maar wel aandacht voor een aantal punten. Ik complimenteer deze minister met zijn beleidsnotitie, zijn specifieke aandacht voor de MDG's en het dikke boekwerk Project 2015.
Het zorgt voor een focus van de hulp en het draagt bij aan de bewustwording van mensen in de welvarende landen. Mensen worden zich ervan bewust waar het nu precies over gaat en wat er beter kan. In mijn bijdrage zal ik aandacht besteden aan vier onderwerpen: de MDG2, de zorg voor kinderen -- "Elk kind naar school" -- de rol van het gezin, het aids-wezen en de rol van religie.

De strijd tegen kinderarbeid heeft onze specifieke aandacht. Wij hebben daarover onlangs een dag georganiseerd in Amsterdam. Een aantal collega's was daarbij aanwezig. Daar is het Waterloopleinakkoord uit gekomen. Bij de begroting zal ik het de minister aanbieden. Op internet is het al te vinden. Vervolgens hebben wij Kamervragen gesteld en daar heeft een aantal kabinetsleden, inclusief de Koningin, een vertaalslag van gemaakt in India. Wij hebben allemaal kunnen volgen wat daar uit is gekomen. Ik begrijp dat het nu nog steeds speelt. Alle lof voor staatssecretaris Heemskerk, die zich daar vandaag kranig heeft verdedigd. Hij heeft gezegd dat hij zich niet door India onder druk laat zetten.

In de aanpak van dit grote probleem past de sterke ondersteuning van het Decent Work-programma van de ILO: het oormerken van een deel van de gelden van de ILO voor het programma gericht op de bestrijding van kinderarbeid. Hoe wordt hieraan op dit moment vormgegeven? Ik overweeg een amendement om na te gaan of Nederland de gelden kan verhogen voor dit belangrijke werk van de ILO. Ik verzoek de minister om in VN-verband krachtig te pleiten voor de aansluiting van de milleniumdoelstelling-II "Elk kind naar school" op de ILO-normen zoals die gesteld zijn, namelijk veertien in plaats van twaalf jaar. Ik ben daarnaast benieuwd op wat voor manier de Nederlandse overheid de lidstaten ondersteuning biedt bij het implementeren van de eigen wetgeving en de naleving van de ILO-normen om kinderarbeid terug te dringen. Gebeurt dit en, zo ja, hoe? Is er sprake van een koppeling tussen de onderwijsgelden? Het is goed dat wij onderwijsgelden geven, maar worden die ook gekoppeld aan een gedegen aanpak voor het terugdringen van de kinderarbeid?

De mensenrechtennotitie besteedt terecht veel aandacht aan een integrale aanpak van kinderarbeid. Het sluit precies aan bij de insteek van de ChristenUnie. Maar wat komt daarvan in de praktijk terecht? Ik denk in dit kader aan de laatste handelsmissie naar India. Kan de minister ons alvast vertellen wat de concrete uitkomst is van de gesprekken die daar gevoerd zijn over kinderarbeid?

Dan kom ik bij de rol van het gezin. Familie is zo belangrijk dat het een integraal onderdeel zou moeten zijn van het OS-beleid, zoals Nederland dat heeft gedaan met een extra stimulans van de minister voor Jeugd en Gezin. Voert de minister een politieke dialoog om bij minderheden de gelijkheid voor man en vrouw binnen het huwelijksrecht te bevorderen? Bevordert en ondersteunt de minister programma's gericht op het voorkomen van huiselijk geweld en het bevorderen van huwelijken op partnerschapbasis in plaats van op basis van de dominantie van de man? Hoe bevordert de minister familie-educatie gericht op het ontwikkelen van competenties van ouders bij zaken als opvoeding, gezondheid en kinderen?

Naast de integrale aandacht voor het gezin, steun ik de inzet van de minister om zich specifiek te richten op de bescherming van vrouwen, het bevorderen van gelijke rechten en het terugdringen van de moedersterfte. Vrouwen zijn een zeer belangrijke factor in de ontwikkeling van een land, maar zij hebben ook veel te lijden. Mijn collega's hebben daarvoor uitgebreid aandacht gevraagd. Voor het verbeteren van de positie van vrouwen en het tegengaan van moedersterfte kan aan een scala van middelen gedacht worden aansluitend op net genoemde punten: weerbaarheid vergroten, strafwetgeving, handhaving aanscherpen, preventieverkrijgbaarheid en het mogelijk maken om anticonceptie te gebruiken. Wat ons betreft wordt daarbij niet in eerste instantie ingezet op veilige abortus, maar juist in laatste instantie, als het leven van de moeder in gevaar is. Het bieden van legale abortus is een vorm van symptoombestrijding, de oorzaak ligt vaak veel dieper.

Ik wil specifiek aandacht vragen voor de aids-wezen. Het aantal aids-wezen is tussen 2003 en 2005 gegroeid van 12,6 naar 15,2 miljoen kinderen. Hiervan leeft 80% in Sub-Sahara Afrika. Deze kinderen zijn extra kwetsbaar voor stigmatisering en uitbuiting. De Nederlandse overheid geeft hiervoor onder andere bilaterale steun in Mozambique via het social cash transfer-systeem. Is de minister bereid om dit succesvolle programma, dat ook door DFID, het Britse Department for International Development, wordt gepropageerd, naar voorbeeld van Mozambique uit te breiden naar Zambia, Uganda en Zuid-Afrika, met de bijbehorende budgetuitbreidingen? Ik zal hiertoe bij de begrotingsbehandeling een amendement indienen. De financiering van dergelijke social protection programs loopt in bepaalde landen via de overheid, maar in Uganda en Zambia kan de overheid dit ook laten uitvoeren door ngo’s, thuiszorgorganisaties of via andere speciale programma’s van kerken. Ik vraag de minister alvast een reactie te geven op het eventuele uitbreiden van dit social cash transferprogramma.

Graag wil ik nader ingaan op de rol van de religie. De minister kent mijn mening over het belang van de religie in ontwikkelingswerk. Juist in kwetsbare en fragiele staten, in landen met zwakke overheidsstructuren en armoede is religie een erg belangrijke basis voor mensen, bijvoorbeeld in Zuid-Amerika maar ook in Afrika. Er is een enorme groei van het aantal christenen. Op wat voor manier houdt de minister hiermee rekening in zijn beleid? Zet hij de lijn-Van Ardenne voort? Ik wijs de minister op de landelijke Micha Campagne. Dat is een groot voorlichtingsprogramma van kerken en christelijke hulporganisaties om recht en gerechtigdheid onder de aandacht te brengen van de kerken en christenen. Kent de minister dit initiatief? Is hij bereid daarmee samen te werken?

Tot slot wil ik het hebben over de fragiele staten, een belangrijk thema dat de minister in zijn beleidsnotitie heeft geïntroduceerd. Mijn fractie gaat akkoord met steun aan de fragiele staten. Het is wel de vraag op welke manier en via welke kanalen daaraan vorm wordt gegeven. Ik begrijp dat de minister met name in wil zetten op het multilaterale kanaal, maar wij zien ook de partnerlanden als Burundi en Rwanda terug als landen waaraan overheidssteun gegeven zou kunnen worden. Ik kan daar een eind in meegaan, maar ik heb sterk mijn vragen als het gaat om Congo en Sudan. Dat zijn landen die veel steun kunnen gebruiken, maar mijn fractie wil absoluut niet dat die steun via de overheid gaat. Het moet vooral via de multilaterale en de particuliere kanalen gaan. Graag een reactie van de minister specifiek op deze twee landen.
Voorzitter. Er is nog veel te zeggen over de MDG’s. Wij komen daar zeker op terug bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken deze week. Daarbij zal ik ook onderwerpen als het ORET, de EPA’s en de gezondheid in brede zin aan de orde stellen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik ben het met de heer Voordewind eens dat preventie altijd goed is. Toch wil ik een aantal cijfers noemen als het gaat om abortus waarop ik graag de reactie van de heer Voordewind krijg. Van de 46 miljoen abortussen die jaarlijks wereldwijd plaatsvinden zijn er 19 miljoen onveilig. Jaarlijks sterven 68.000 vrouwen aan deze ingreep. Onveilige abortus is een belangrijke doodsoorzaak onder adolescente vrouwen. Is de heer Voordewind het met mij eens dat wij ook in die landen moeten inzetten op veilige abortus naast preventie?

De heer Voordewind (ChristenUnie): U hebt mij horen zeggen dat wij de minister graag wijzen op de bredere context van abortussen en het leed dat erachter zit: de ongelijke positie van vrouwen, de verkrachtingen -- met name in Zuid-Afrika -- en de ongewenste zwangerschappen die daaruit voortkomen. De fractie van de ChristenUnie meent dat daar een heel grote winst gemaakt kan worden als wij veel meer investeren in de rechten van de vrouwen, de bescherming van de vrouwen tegen de suikerooms in Zuid-Afrika. Pas als je dat hebt gedaan, moet je kijken in welke situatie je dan nog terechtkomt. Als het leven van de vrouwen in gevaar is, moet je natuurlijk ingrijpen. Dat heeft onze fractie altijd gesteld. Dan is een abortus ook acceptabel.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De heer Voordewind vraagt aandacht voor de rol van religie in arme landen. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Ik wil begrijpen waarom hij daarbij altijd inzoomt op christenen. Hij weet dat er heel veel moslims en boeddhisten in de wereld zijn, ook in arme landen. Waarom noemt hij juist alleen het feit dat het christendom groeit in Zuid-Amerika? Waarom noemt hij alleen christelijke initiatieven in Nederland? Dat gaat ten koste van het vragen van aandacht voor andere religies, die met gelijke moeilijke situaties te maken krijgen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): U hebt gelijk, je kunt het heel goed breder trekken, maar als u kijkt naar Zuid-Amerika zult u toch moeten toegeven dat het christendom, met name het katholicisme, daar een enorm grote rol speelt en andere religies beperkter voorkomen. Als u kijkt naar sub-Sahara Afrika, moet u toch ook erkennen dat bijvoorbeeld in Burundi, wat wij nu een van de fragiele staten noemen, religie, met name het christendom een heel belangrijke rol speelt. Vandaar even mijn accent op het christendom, maar u hebt gelijkt, je kunt het ook veel breder trekken.

Mevrouw Ferrier (CDA): De heer Voordewind sprak over fragiele staten en het feit dat gekozen wordt voor het multilaterale en particuliere kanaal om daarop in te zetten, maar deelt hij niet mijn zorg over de verantwoording die juist in die fragiele staten door volksvertegenwoordigingen en politieke partijen en mijn opvatting dat de lokale regering daar ook een verantwoordelijkheid voor heeft? Ook mevrouw Peters noemde al het werk van het NIMD. Ziet de heer Voordewind ook het belang van het versterken van juist de volksvertegenwoordiging en politieke partijen in fragiele staten?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het NIMD heeft ook onze grote steun en wij participeren daar ook heel actief in. Ik heb inderdaad dezelfde geluiden gehoord als collega Peters, namelijk dat het wel als middel door de minister wordt genoemd, maar dat in de praktijk toch wel de schoen wringt qua financiering als het gaat om Afghanistan. Dus, ondersteuning van het NIMD-project als belangrijk middel voor democratisering ook in fragiele staten.

Als het gaat om politieke verantwoordelijkheid en verantwoording heeft u gelijk. Dat is belangrijk, ook al doen wij het multilateraal. Ik heb dan ook gezegd dat een belangrijke nadruk moet komen te liggen op versterking van het maatschappelijk middenveld, los van de overheid, niet alleen multilateraal, maar juist ook particulier. Van onderop verwacht ik veel meer bewegingen dan van bovenaf, of zelfs multilateraal.

Mevrouw Gill'ard (PvdA): Voorzitter. Het is duidelijk dat het standpunt van de ChristenUnie over abortus anders is dan dat van de PvdA. Toch denk ik dat het belangrijk is dat het standpunt van de ChristenUnie en ook van de SGP is dat abortus mogelijk is als het leven van de vrouw in gevaar is. In Nederland hebben wij daar niet zo veel aan, omdat wij het hier goed geregeld hebben, maar het gaat erom dat dit standpunt ook internationaal actief wordt uitgedragen, bijvoorbeeld naar landen als Nicaragua waar dat niet zo goed geregeld is. Ik wil dan de ChristenUnie oproepen om niet alleen in Nederland dit geluid te laten horen, maar juist ook internationaal, want die partij kan volgens mij een brugfunctie vervullen in de dialoog daarover.

Vervolgens dan de groei van het aantal christenen en het verzoek van de minister om daarmee rekening te houden, waarvan mijn collega van GroenLinks terecht zei dat dit breder moest worden getrokken, dus religie in de brede zin. Eigenlijk zou ik religie niet zo'n prominente plaats willen geven, want volgens mij gaat het meer om identiteit. Daar hangt veel meer mee samen. Het gaat dus niet alleen om de religie die je beleeft, maar om wat je motiveert, om waaraan je je spiegelt. Wij weten bovendien dat religie heel complex is. Is de ChristenUnie bereid om het begrip religie breder te trekken naar identiteit?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij kunnen heel uitvoerige discussies hebben over religie, identiteit, enzovoorts. De afgelopen tien jaar ben ik regelmatig in Afrika geweest, ik heb van noord naar zuid gereisd en ben er ook ontwikkelingswerker geweest, en ik heb gezien welke belangrijke rol kerken daar spelen. Je kunt het wel negeren en zeggen dat wij het niet moeten gebruiken, maar dan zullen bijvoorbeeld in een land als Soedan heel veel mensen verstoken blijven van humanitaire of wederopbouwhulp. Het is gewoon een heel belangrijk hulpmiddel in het programma om mensen, om grass-roots te bereiken.

Ik heb al eerder gereageerd op de opmerkingen over abortus. Wij moeten niet aan het einde van de rit beginnen. Er is nog een hele wereld te winnen door versterking van de rechten van vrouwen en de positie van vrouwen en meisjes. Er is nog een hele wereld te winnen in het voorkomen van de doorgifte van ziekten aan vrouwen, zelfs binnen het huwelijk. Er is nog een breed scala van mogelijkheden voordat mijn partij uitkomt bij abortus. Als het leven van de vrouw in gevaar is, en ik moet toegeven dat dit in Afrika helaas in veel gevallen zo is, heeft mijn partij altijd begrip voor een abortus.

De heer Boekestijn (VVD): De heer Voordewind heeft over de Congo gezegd dat hij het multilaterale kanaal wil gebruiken, maar dan direct naar de lokale autoriteiten en niet naar de nationale hoofdstad. Daarnaast wil hij de civil society versterken. Heb ik dit zo goed samengevat? Ik vraag dit omdat ngo's in Afrika zeggen dat er goed werk wordt gedaan, maar dat er ook top down iets moet gebeuren om te voorkomen dat alles misgaat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Naar mijn mening is een mix tussen multilateraal en particulier inderdaad de beste aanpak om niet alleen in de hoofdstad van Congo terecht te komen, maar juist ook in Oost-Congo waar de situatie erg slecht is. Als wij dit zouden doen via het bilaterale kanaal weet je zeker dat het in de hoofdstad blijft hangen. Het zijn natuurlijk ook fysiek gesproken gigantische afstanden. Naast de multilaterale aanpak die de minister voorstelt, wil ik nadruk leggen op het particuliere kanaal. Nederland heeft veel expertise in huis. Zo'n aanpak draagt bij aan het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland. Overigens hebben Nederlandse organisaties goede netwerken in de Congo.

Tweede termijn
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord en zijn ditmaal positieve benadering voor de rol van religie. Ik ben blij dit te horen. Ik had een negatiever indruk toen hij religie noemde in zijn beleidsbrief. Ik dank hem ook voor de positieve reactie op de cash transfer voor aidswezen. Ik kijk nog even of ik middels een amendement de minister kan helpen om hiervoor geld vrij te maken.

Ik heb nog een vraag over het gat tussen MDG2, die op twaalf staat, en de ILO-standaard, die op veertien staat, en over het vergroten van de kennis over kinderarbeid bij de verschillende Nederlandse ambassades in het buitenland, om op die manier het bedrijfsleven beter van kennis te voorzien over de ketens en bedrijven in die landen die kinderarbeidvrij werken.

Bron: ongecorrigeerd verslag

« Terug