Bijdrage debat begroting Buitenlandse Zaken

donderdag 08 november 2007

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik begin met Ontwikkelingssamenwerking en eindig met Buitenlandse Zaken. Het is 1993 en op de tweede dag van mijn werkstage in Brazilië sta ik aan het graf van een straatkind. De enigen aan het graf zijn de zes hulpverleners die Julio een beetje kenden. Julio werd geslagen door zijn stiefvader, die regelmatig dronken was. Julio vluchtte al op tienjarige leeftijd het huis uit. Hij belandde op straat en raakte aan het lijmsnuiven om de ellende en de eenzaamheid te vergeten. Twee dagen eerder was hij sterk onder invloed van het lijmsnuiven in slaap gevallen op een treinrails. De trein had nog waarschuwingssignalen gegeven, maar Julio kon niet meer op tijd wegkomen. Dit zijn helaas de gruwelijke gebeurtenissen die in verschillende landen plaatsvinden. Maar het geeft ook het belang aan van gezonde gezinnen, een centraal thema voor de ChristenUnie. Wij zijn dan ook dankbaar en blij dat wij een minister voor Jeugd en Gezin hebben. Maar ook in de ontwikkelingslanden kan de positie van kinderen niet los worden gezien van het gezin waarin zij opgroeien. Daarom vraagt de ChristenUnie aandacht voor de positie van het gezin en van families in ontwikkelingslanden. Het versterken van gezonde gezinnen en familieverbanden kan een grote bijdrage leveren aan het geven van goede toekomstperspectieven, niet alleen van kinderen, maar ook van vrouwen, zeker gezien de toenemende arbeidsmigratie en de desastreuze gevolgen van HIV/aids. Erkent de minister het belang van gezins- en familiestructuren? Is hij bereid, bij het OS-beleid gebruik te maken van deze structuren, met name als het gaat om de opvang van aidswezen? Ik overweeg hierover een motie in te dienen. Ik heb de minister in het nota-overleg gevraagd naar de uitbreiding van het Social Protection Program in Mocambique, en vandaaruit eventueel naar andere landen.

De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Gill'ard een interruptie wil plaatsen. Voordat ik haar het woord geef: ik krijg net het signaal dat sommige leden hun bloedsuikerspiegel voelen dalen. Ik dacht zelf dit debat af te maken, gevolgd door een lunchpauze. Maar als de leden iets anders vinden, gaan wij schorsen na de bijdrage van de heer Voordewind.

De heer Van Baalen (VVD):
Volgens mij duurt dit nog een half uur, dat moeten wij toch kunnen redden? Er zijn koekjes!

De voorzitter:
Vak K staat niet voor vak Koekjes! Het spijt mij, heren, maar wij gaan door. Even doorbijten dus! Mevrouw Gill'ard, u hebt de mening van uw collega's gehoord, zij hopen binnen een half uur klaar te zijn. Dat zegt iets over de lengte van uw interruptie, hoop ik!

Mevrouw Gill'ard (PvdA):
Ik wil nog even terug naar de woorden van de heer Voordewind over de opvang van aidswezen binnen het gezin. De fractie van de Partij van de Arbeid is daar voorstander van. Zij vindt het belangrijk dat kinderen zoveel mogelijk worden opgevangen in brede gezinsstructuren. De relatie van mens tot mens is belangrijk: kinderen mogen niet worden opgevangen in een kil en koud weeshuis, maar juist in die structuren. Maar ik ken ook de opvattingen van uw partij over de traditionele gezinnen, waarmee wij niet op één lijn staan. Wat bedoelt u precies met opvang binnen het gezin?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb net gezegd dat het gaat om gezins- en familieverbanden, wat in Afrika en elders extended family heet. Het gaat mij erom dat kinderen niet verdwalen en niet bij vreemden in huis komen. Wij moeten altijd ons uiterste best doen om deze kinderen, die helaas hun ouders hebben moeten verliezen, op te vangen in een voor hen bekende omgeving, met vertrouwde mensen. Vandaar de aandacht voor gezins- en familiestructuren als het gaat om de opvang van aidswezen.

Ik dank de minister voor zijn positieve reactie op het voorstel om het Social Protection Programme uit te breiden van Mozambique naar andere ambassades. Ik denk via een amendement graag met de minister mee om daar nog extra geld voor vrij te maken. Ik wil dit niet uit de begroting voor de aids-projecten halen, het gaat om een aanvullend bedrag.

De fractie van de ChristenUnie heeft tijdens het notaoverleg al aandacht gevraagd voor bestrijding van de kinderarbeid. Tevens vragen wij inzet voor de verbetering van de arbeidspositie en -omstandigheden van volwassenen. Verbetering van het loon, de omstandigheden en de rechtspositie draagt bij aan de vermindering van de vraag naar kinderarbeid. Juist dat Decent Work-programma van de ILO probeert dat te bewerkstelligen. Kan de minister kijken naar dit programma, nu of, indien er op dit moment absorptieproblemen zijn, later? De ChristenUnie heeft een grote conferentie gehouden over kinderarbeid en in dat kader is er het zogenaamde Waterlooplein Akkoord uitgerold, dat ik bij dezen nu graag officieel aan beide bewindslieden wil aanbieden, met een kopie voor de collega's.

De voorzitter:
Het Waterlooplein Akkoord zal worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. Nou wil het toeval dat ik vanochtend ons rapport "Een betere wereld begint nu" heb gepresenteerd. Uw voorganger had er problemen mee dat dit rapport werd toegevoegd aan de Handelingen. Nou wees ik er al op dat dit bij tegenbegrotingen ook heel gebruikelijk is. Nu u instemt wat betreft het Waterlooplein Akkoord van de ChristenUnie, vraag ik u ons rapport, dat 65 voorstellen omvat voor meer internationale solidariteit, eveneens aan de Handelingen toe te voegen.

De voorzitter:
Gelijke monniken, gelijke kappen. Het rapport "Een betere wereld begint nu" zal worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Afgelopen maandag hebben wij uitgebreid gesproken over de EPA's. De minister heeft de geruststelling gegeven dat de onderhandelingen niet onder druk mogen worden gezet, en zo dit wel gebeurt, dit absoluut niet mag leiden tot een verslechtering van de positie van de ontwikkelingslanden. Ik wacht de reactie van de Europese Commissie af en dring bij de minister erop aan er alles aan te doen om druk op de onderhandelingen te houden.

Het is goed dat de minister werkt aan een nieuwe vorm van het ORET-programma. Voor de fractie van de ChristenUnie zou dat vooral een ontwikkelingsrelevantie moeten hebben. Die ontbreekt daar nu aan. Wij wachten af waar de minister mee komt.

Bij handelsgerelateerdheid is de toegang van mensen in ontwikkelingslanden tot goede medicijnen nog steeds een groot probleem vanwege de patentrechten en de hoge kosten. Uit de Noordwijk Medicines Agenda blijkt dat de minister hiervoor oog heeft. Maar wat gebeurt er nu concreet? Op welke manier wordt er nu aan bijgedragen dat mensen in ontwikkelingslanden een betere toegang krijgen tot de benodigde medicijnen? In dit verband vraag ik aandacht voor een ander probleem. In toenemende mate worden door grote farmaceuten trials gedaan in ontwikkelingslanden. Dat is goedkoper en sneller. Bovendien wordt gebruikgemaakt van een soepeler wetgeving in ontwikkelingslanden, waardoor medicijnen sneller op de markt zouden kunnen komen. Dit brengt echter wel risico's met zich mee. Mensen kunnen zich daar als proefpersoon laten gebruiken, zonder dat duidelijk is of de rechten van deze mensen voldoende zijn gewaarborgd. Hoe zet de minister zich daarvoor in? Hoe wil hij met name de structuren in ontwikkelingslanden daarvoor versterken?

Wij hebben uitgebreid gesproken over de rol van religie en over de fragiele staten, zodat ik daarop niet opnieuw zal ingaan. Ik ga over naar het buitenlands beleid.

De regering kiest in het buitenlands beleid voor een morele oriëntatie en een realistische koers. De morele oriëntatie komt tot uitdrukking in de versterking van de positie van de mensenrechten binnen het buitenlands beleid. Het is vandaag Dankdag. Dus ik neem de gelegenheid te baat om de minister van Buitenlandse Zaken te bedanken en hem te feliciteren met zijn gisteren of eergisteren uitgebrachte mensenrechtennotitie. Ik ben heel blij dat daarin de kinderarbeid en de godsdienstvrijheid uitgebreid aan de orde komen. De godsdienstvrijheid staat inderdaad wereldwijd onder druk. Het is terecht dat de regering hierop het accent legt. Het is van belang dat respect voor de mensenrechten en in het bijzonder godsdienstvrijheid integraal in het beleid van de EU tot uitdrukking komt. Om die reden heeft de ChristenUnie bijna vier jaar geleden met succes gepleit voor de komst van een EU-mensenrechtenambassadeur.

De minister wil de rol van deze ambassadeur versterken. Is hij daarbij bereid om specifiek in te zetten op godsdienstvrijheid binnen de EU? Is hij ook bereid om te pleiten voor meer transparantie bij de rapportage over de werkzaamheden van de mensenrechtenambassadeur? Tot nu toe kunnen wij daar onvoldoende grip op krijgen.

In de mensenrechtenstrategie gaat het met nadruk over godsdienstvrijheid als individueel recht, maar er zijn ook rechten ter bescherming van religieuze minderheden, zoals de Assyrische christenen in Irak. Onderkent de minister de rechten van deze mensen? Bij het rondetafelgesprek van vorige week bleek weer eens hoe betreurenswaardig de situatie in Irak is. Er is sprake van een religieuze zuivering aangezien de helft van de Assyriërs het land al heeft moeten ontvluchten wegens bedreigingen of aanhoudend geweld. De internationale gemeenschap mag hier niet van wegkijken. Er moeten niet alleen voldoende opvangmogelijkheden en financiële middelen zijn -- ik verwijs naar het amendement van de heer Van der Staaij op dit punt -- maar er moet ook beter toegezien worden op de veiligheid van christenen in Irak. Dit is in eerste instantie een taak van de Irakese politie. Is Nederland bereid om bij de Irakese overheid blijvend bescherming voor deze minderheden aan te vragen? Is Nederland ook bereid om in NAVO-verband aandacht te vragen voor het lot van de Assyriërs?

In de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heb ik onlangs opnieuw aandacht gevraagd voor het lot van de Noord-Koreaanse vluchtelingen die door China zonder pardon worden teruggestuurd. Is de minister bereid om China, zowel bilateraal als in EU-verband, aan te spreken op zijn verdragsrechtelijke verplichtingen om de vluchtelingen niet te terug te sturen en UNHCR toegang tot zijn grondgebied te verlenen? Is de minister tevens bereid om zich in VN-kader ervoor in te spannen om, desnoods via arbitrage, China ertoe te bewegen om UNHCR wel toe te laten? Wij weten wat er met de Noord-Koreanen gebeurt als zij worden teruggestuurd naar Noord-Korea.

De mensenrechten zijn ook in het geding bij de strijd tegen het internationaal terrorisme. Ik dring er bij de minister op aan om zich te blijven inspannen voor de totstandkoming van een allesomvattend VN-verdrag waarin een eenduidige definitie van terrorisme is opgenomen. Wij krijgen ook graag een reactie op ons voorstel voor een internationaal tribunaal voor de berechting van terrorismeverdachten. Misschien is dit een goede tussenoplossing voor het internationale strafhof.

De situatie in het Midden-Oosten blijft onze aandacht vragen. Israël heeft het recht zich te verdedigen, maar daarbij moet wel de proportionaliteit in het oog worden gehouden. Het is dan ook goed, te merken dat Israël wat dat betreft over een zelfcorrigerend vermogen blijkt te beschikken. In de mensenrechtenstrategie wordt terecht een punt gemaakt van de ongebalanceerde wijze waarop de mensenrechtenraad van de VN aandacht aan de situatie in het Midden-Oosten besteedt. Een evenwichtiger benadering past ook ontwikkelingsorganisaties die overheidssubsidie ontvangen, zoals United Civilians for Peace. Het kan niet dat Nederland via het subsidiebeleid partij kiest in een conflict.

Voorzitter. Ik rond af. Ik spreek de hoop uit dat Kamer en kabinet gezamenlijk een bijdrage zullen leveren om de leeftijdgenoten van Julio wel een hoopvolle toekomst te geven. Daarbij wens ik beide ministers Gods zegen toe.

De heer Van Dam (PvdA):
Op welk vlak zijn de inspanningen van United Civilians for Peace strijdig met het regeringsbeleid? Deze organisatie stelt zowel mensenrechtenschendingen door Israël als door de Palestijnen aan de orde.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Deze organisatie is zeer eenzijdig in haar kritiek. Zij legt de schuld van het conflict in het Midden-Oosten volledig bij Israël. Ik krijg graag een reactie van de regering op de vraag of het wel wenselijk is dat er zo met regeringsgeld wordt omgegaan.

De heer Van Dam (PvdA):
U moet zich wel goed informeren. Deze organisatie stelt mensenrechtenschendingen van Israël en van de Palestijnen aan de kaak. U moet niet kritiekloos achter het CIDI aanlopen. Dat is pas eenzijdig.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Deze organisatie krijgt haar geld via de medefinancieringsorganisaties met als doel ontwikkelingssamenwerking. Ik heb er bezwaar tegen dat dit geld alleen maar wordt gebruikt om politieke statements af te geven.

De heer Van Baalen (VVD):
De VVD-fractie deelt de mening van de ChristenUnie en heeft daarover ook schriftelijke vragen gesteld. Als het kabinet echter geen consequenties aan dit standpunt verbindt en de MFO's die blijven subsidiëren, niet kort, maakt uw statement natuurlijk geen indruk. Bent u bereid om dat van de regering te eisen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik vind dit een goed punt en leid het door naar de minister. Ik vind het te eenzijdig. Ik vind het een serieus probleem dat gelden die ter beschikking worden gesteld voor ontwikkelingssamenwerking, op zo'n manier worden misbruikt. Ik wacht de reactie van de minister af, maar net als u heb ik daar grote zorgen over.

Mevrouw Peters (GroenLinks):
De heer Voordewind uit nogal zware beschuldigingen. Hij zegt dat er misbruik wordt gemaakt van geld voor ontwikkelingssamenwerking. Ik vind dat hij dit moet kunnen staven. Ik ben het eens met de heer Van Dam. Ik ken de rapporten van UCP. Deze gaan in op schendingen begaan door zowel Israëliërs als door Palestijnen, met name door Hamas. Zij veroordelen ten scherpste de aanslagen op onschuldige burgers. De heer Voordewind moet maar een voorbeeld noemen waaruit die onevenwichtigheid blijkt. Mocht er meer te vertellen zijn over mensenrechtenschendingen die begaan zijn door Israëliërs, dan kan hij misschien ook concluderen dat de bezetting die al zo'n veertig jaar voortduurt, leidt tot een constante stroom van mensenrechtenschendingen. Het is goed als deze aan het licht gebracht worden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik bemerk bij mevrouw Peters eveneens een grote eenzijdigheid. Zij legt de problemen volledig neer bij Israël. Mijn punt is dat er overheidsgeld naar medefinancieringsorganisaties gaat. Dit geld wordt vervolgens doorgesluisd naar een organisatie of platform, naar ik begrijp zonder formele statuten. Dit platform gebruikt dit geld heel eenzijdig voor zijn eigen mensenrechtenpleidooien. Ik heb Kamervragen gesteld over de AbvaKabo, die binnenkort een conferentie organiseert die de mogelijkheden onderzoekt voor een boycot van Israëlische producten. De AbvaKabo is een bond voor ambtenaren. In hoeverre moet een vakbond zich bezighouden met politieke uitspraken?

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik vind dat u veel te ver gaat door geen illustratie te geven van uw stelling dat er misbruik wordt gemaakt van geld voor ontwikkelingssamenwerking. Ik betreur dat u deze woorden niet terugneemt. Er is geen sprake van eenzijdigheid. De organisaties bekritiseren zowel Israël als Palestina. U kunt uw stelling niet handhaven.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
U gaat helemaal voorbij aan het punt dat ik probeer te maken. Ontwikkelingsgelden worden misbruikt voor politieke statements. De VVD is hiervan de grootste criticaster. Ontwikkelingsgelden worden via het MFS ter beschikking gesteld om de positie van de allerarmsten in ontwikkelingslanden te verbeteren en niet om politieke statements af te geven.

Tweede termijn, donderdag 8 november

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank aan beide ministers voor hun beantwoording in eerste termijn. Dank ook voor de inzet van de minister van Buitenlandse Zaken om zich in te zetten voor een importverbod binnen de Europese Unie van producten die zijn gemaakt met kinderarbeid. Mijn motie beoogt kinderarbeid ook aan de bron aan de orde te stellen en luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ambassades een belangrijke adviesrol vervullen voor Nederlandse bedrijven die zich willen vestigen in het buitenland;

overwegende dat in de mensenrechtennotitie van dit kabinet de ambitie is verwoord dat Nederland geen producten wil invoeren die zijn gemaakt met gebruikmaking van kinderarbeid;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat ambassades in deze adviesrol aandacht besteden aan kinderarbeid door de Nederlandse bedrijven te wijzen op kinderarbeid, op de risico's voor kinderarbeid in de keten en de mogelijkheden voor bedrijven om kinderarbeid tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ferrier, Gill'ard, Van der Staaij en Irrgang. Zij krijgt nr. 45 (31200 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan een motie over de MDG 2, om te kijken of we het gat toch kunnen vullen. Ik was wel blij met de reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er verschil bestaat tussen de inzet van Millenniumdoel 2 en de ILO-norm wat betreft de minimumleeftijd tot waarop ieder kind naar school zou moeten gaan;

van mening dat het wenselijk is dat MDG 2 en de ILO-norm op elkaar aansluiten;

verzoekt de regering in VN-verband te pleiten voor het laten aansluiten van Millenniumdoel 2 op de ILO-norm van 14 jaar als leeftijd tot waarop ieder kind naar school zou moeten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gill'ard en Ferrier. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 46 (31200 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Verder heb ik nog een motie over de Noord-Koreaanse vluchtelingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Noord-Koreaanse vluchtelingen door China naar het land van herkomst worden teruggestuurd;

overwegende dat naar Noord-Korea teruggestuurde vluchtelingen in strafkampen belanden of zelfs het gevaar lopen te worden geëxecuteerd;

verzoekt de regering alles in het werk te stellen om bilateraal en in EU-verband de Chinese regering ertoe te bewegen Noord-Koreaanse vluchtelingen niet naar het land van herkomst terug te sturen en in ieder geval de UNHCR toegang tot hen te verlenen en zich er tevens voor in te spannen om in de gepaste VN-kaders dit probleem aan de orde te blijven stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Gennip, Van Dam en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 47 (31200 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Toch nog een motie over de etnische en religieuze minderheden en het NAVO-trainingsprogramma. Het kabinet gaf een goede reactie, maar ik wil specifieke aandacht in die trainingsprogramma's voor de religieuze minderheden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat etnische en religieuze minderheden, zoals de Assyriërs, de Armeniërs en Yezidis in Irak worden geconfronteerd met geweld en bedreigingen;

overwegende dat de internationale gemeenschap haar verantwoordelijkheid moet nemen en daarbij alle ingangen moet benutten om hulp te bieden;

overwegende dat Nederland een bijdrage levert aan de NAVO-trainingsmissie voor militairen en veiligheidsfunctionarissen in Irak;

verzoekt de regering in het trainingsprogramma voor Irakese militairen en veiligheidsfunctionarissen aandacht te besteden aan de bescherming van etnische en religieuze minderheden en ook andere NAVO-partners hiertoe te bewegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Gennip, Van Dam en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 49 (31200 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ben blij met de reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op mijn amendement over het oormerken van geld voor aidswezen. Ik dien het amendement in. Als er geschoven wordt binnen het artikel dat ik heb aangegeven, ga ik ervan uit en spreek er mijn voorkeur voor uit dat dat gebeurt van de multilaterale kanalen naar het bilaterale kanaal.

Ik dank de minister ook voor zijn positieve woorden over het belang van gezins- en familiebeleid bij ontwikkelingssamenwerking, waarmee ik mijn betoog begon. Desondanks dien ik daarover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezin en familie een belangrijke plaats innemen in de zuidelijke samenlevingen en ruimte scheppen voor bescherming van vrouwen en kinderen en mogelijkheden bieden voor opvoeding en onderlinge zorg;

overwegende dat gezin/familie in deze landen onder druk staat door toenemende migratie en de hiv/aids-problematiek;

overwegende dat het van belang is dat kinderen van wie ouders overlijden, worden opgevangen in gezins/familieverband;
van mening dat gezins- en familiebeleid daarom onderdeel dient te zijn van het ontwikkelingsbeleid;

verzoekt de regering, in haar ontwikkelingsbeleid rekening te houden met en indien van toepassing gebruik te maken van gezins- en familiestructuren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ferrier en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 50 (31200 V).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Een laatste motie dien ik in naar aanleiding van ons bezoek aan Guantánamo Bay. Het gaat om het voorstel dat ik eerder heb gedaan en waarover de minister zich inmiddels positief heeft uitgelaten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de strijd tegen het internationaal terrorisme de mensenrechten moeten worden gerespecteerd;

overwegende dat terroristenverdachten recht hebben op een eerlijke en transparante rechtsgang;

verzoekt de regering, zich in te spannen voor de totstandkoming van een universele rechtsmacht voor de berechting van de verdachten van internationaal terrorisme en daarbij tevens de mogelijkheid te onderzoeken om eventueel, als "tussenoplossing", een internationaal tribunaal in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 51 (31200 V).

De heer Van Dam (PvdA):
Ik heb een vraag over de motie die de heer Voordewind zojuist samen met de heer Wilders heeft ingediend. In de motie wordt de regering verzocht de Nederlandse ambassade zo spoedig mogelijk te verplaatsen van Tel Aviv naar Jeruzalem. Staat de heer Voordewind hier niet namens een partij die een van de drie fundamenten vormt van dit kabinet, en is het niet het beleid van het kabinet dat het internationaal recht gerespecteerd behoort te worden? Daar hoort in elk geval bij dat je niet andermans land bezet. De heer Voordewind weet precies welke symbolische waarde de verplaatsing van de Nederlandse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem zou hebben. Hij stelt nu dus voor dat de regering het signaal afgeeft dat het internationaal recht niet gerespecteerd hoeft te worden. Ik vind dat de heer Voordewind met dit punt een van de fundamenten van het buitenlands beleid van het kabinet aan de orde stelt. Vindt de heer Voordewind het geen rare move om hier te pleiten voor het verplaatsen van de Nederlandse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem, wetende dat de Nederlandse regering daarmee het signaal zou afgeven dat wij ons van het internationaal recht niet zoveel hoeven aan te trekken?

De heer Van Baalen (VVD):
Ik heb exact hetzelfde punt. Ik ben het eens met degenen die zeggen dat er in het internationaal recht nog een discussie loopt over de status van Jeruzalem. Ik vraag de heer Voordewind daarom of het wel verstandig is en of het Israël helpt om nu ongeveer als enige land -- want ook de ambassade van de Verenigde Staten en van andere vrienden van Israël zijn gevestigd in Tel Aviv -- een gebaar te maken dat voor Israël echt geen positief gevolg heeft, dat vooruitloopt op een definitieve vredesregeling, en dat feiten op de grond schept. De heer Voordewind spreekt niet eens over West-Jeruzalem, want daar zou ik nog begrip voor kunnen hebben. Hij weet ook dat er in Oost-Jeruzalem enige regeringsdepartementen gevestigd zijn die door de Nederlandse ambassadeur niet bezocht worden. Dus hij maakt het alleen maar moeilijk zonder dat het Israël iets oplevert. Volgens mij doet de heer Voordewind aan symboolpolitiek. Ik ben ook vriend van Israël, maar symboolpolitiek helpt niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De ChristenUnie bepaalt haar eigen standpunten. Dit standpunt van de ChristenUnie is al lang bekend. Het is terug te vinden in onze verkiezingsprogramma's. Wij maken wel deel uit van een coalitie, maar voor zover ik weet hebben wij hierover geen afspraken gemaakt binnen het coalitieakkoord. Wij hebben daar dus een zelfstandige mening in. Vandaar dat ik mij vrij voel deze motie van de heer Wilders mede te ondertekenen.

De heer Van Dam (PvdA):
De essentie van mijn vraag was niet of er wel of geen afspraken over zijn gemaakt. De essentie van mijn vraag had betrekking op de inhoudelijke argumentatie om deze motie in te dienen, wetende dat deze aan alle kanten strijdig is met het kabinetsbeleid en met de fundamenten van het buitenlands beleid.

De heer Van Baalen (VVD):
Ik heb gevraagd welk doel deze actie dient; in elk geval niet Israël. Ik heb een aantal vragen gesteld en wil daarop graag antwoord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Deze motie is bedoeld om een signaal te geven aan het kabinet. Ik vind het een goed signaal; onze fractie huldigt dit standpunt volgens mij al 25 jaar. Er zijn onderhandelingen gaande, en in het najaar komt er een verder internationaal vredesproces op gang. Dit is al heel lang ons standpunt. Wij zullen zien wat de conferentie oplevert.

Bron: ongecorrigeerd verslag

« Terug