Inbreng Carola Schouten inzake Wijziging Wetboek Strafrecht ivm invoering minimumstraffen.

donderdag 01 maart 2012 00:00

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten inzake Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarom naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.

Onderwerp:   Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarom naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld (minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven)       

Kamerstuk:   33 151

Datum:            1 maart 2012

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wijzigingsvoorstel. Het wijzigingsvoorstel vormt voor deze leden echter aanleiding tot het stellen van enkele kritische vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien in deze wijziging een verkeerde ontwikkeling zich voordoen. Namelijk een verstrengeling van de wetgevende en rechtsprekende macht, met als mogelijk gevolg een te vergaande inperking van de onafhankelijkheid van de rechter.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van rechters als een groot goed. Nu hoe dan ook (een vorm van) minimumstraffen in dit wetsvoorstel worden gepresenteerd, valt op voorhand moeilijk in te zien hoe deze onafhankelijkheid van de rechters desalniettemin in voldoende mate gewaarborgd kan worden.

Doel van de wet is om in elk geval bij recidive tot meer eenheid te komen in de strafoplegging in geval van ernstige misdrijven. In casu gaat het dan om de waarborging van een zwaardere straf door de invoering van een minimumstraf. Waarom is hier niet gekozen voor een meer gebruikelijke oplossing, namelijk het met zoveel woorden invoeren van strafverzwarende omstandigheden in die gevallen, zoals elders in het wetboek van strafrecht veelvuldig te vinden is.

Ook de NVvR en de NOvA hebben ernstige bedenkingen bij de voorgestelde deze wijziging; zij spreken zelfs van een ernstige systeeminbreuk in het stelsel van de straftoemeting. De leden van de ChristenUnie vragen de minister nog eens uitputtend in te gaan op de kritiek die van die zijde is geuit.

Tevens wijzen deze leden op het via vervolgingsrichtlijnen vormgegeven beleid van het OM. Door via deze richtlijnen tot een zekere eenheid te komen in de strafeisen, kan ook in belangrijke mate tegemoet worden gekomen aan de behoefte om bij recidive in beginsel zwaarder te straffen. Voorts is er het hoger beroep, waardoor grote afwijkingen worden gecorrigeerd. Ten slotte wijzen deze leden op de mogelijkheid om via de organisatie van de rechterlijke macht zelf (Raad van de rechtspraak) tot zekere beginselafspraken te komen. Waarom is dit samenstel van mogelijke maatregelen niet afdoende?

De rechter heeft nu keuzevrijheid, om bij elk individueel geval alle aspecten, met een daaraan te verbinden factor, mee te nemen in het vaststellen van de straf. In artikel 43c Sr is echter trapsgewijs een strafmaat opgenomen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de keuzevrijheid hierdoor niet in het geding komt. Tevens vragen zij wat de straftoemetingsvrijheid van een rechter nog inhoudt als zo gedetailleerd met een tabel aan de strafoplegging richting wordt gegeven.

In artikel 43d Sr vermeldt het wijzigingsvoorstel dat een rechter alleen dan een lagere gevangenisstraf kan voorschrijven indien wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich ten tijde of na het begaan van de misdrijf hebben voorgedaan , dan wel uitzonderlijke omstandigheden die de persoon van de dader betreffen, de van toepassing zijnde minimumstraf zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom in de wet niet nader wordt aangeven wat onder de hierboven genoemde bijzondere uitzonderingen wordt verstaan. In de wet worden die uitzonderlijke omstandigheden op geen enkele manier nader geduid. Dat leidt tot de mogelijkheid dat ofwel de invoering van de minimumstraffen geen effect heeft, ofwel dat de vrijheid van de rechter om zelf, alles in aanmerking nemende, de straftoemeting te bepalen, de facto wel degelijk wordt afgeschaft. Waarom is in het bijzonder het begrip uitzonderlijke omstandigheden ingevoegd? Zou niet te allen tijde een onbillijkheid van zwaarwegende aard moeten worden vermeden, of deze nu uitzonderlijk zijn of niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie plaatsen deze vragen mede tegen de omstandigheid dat het wetsvoorstel kennelijk geen onderscheid maakt in de oorspronkelijk daadwerkelijk opgelegde straf. Met andere woorden, of het misdrijf in eerste aanleg nu is bestraft met één jaar of met het daadwerkelijke maximum van (bijvoorbeeld) tien jaar, de minimum op te leggen straf bij recidive is gelijk. Kan hierop een nadere toelichting worden gegeven?

In artikel 43f Sr wordt gerefereerd aan vroegere veroordelingen binnen een andere lidstaat van de Europese Unie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom alleen uitgesproken veroordelingen binnen de Europese Unie als vroegere veroordelingen worden gezien.

De leden vragen of daadwerkelijk causale verbanden kunnen worden vastgesteld tussen zware delicten bij recidive. Bijvoorbeeld een geweldsdelict en een zedendelict. Zij vragen naar opheldering op dit punt.

Ten slotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie welke kosten aan dit wetsvoorstel verbonden zijn. Door het opleggen van eventuele zwaardere straffen zijn immers faciliteiten nodig. De leden vragen of dit in de overweging is meegenomen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

december 2019

juni

september 2018

juni 2017

mei

april

februari

januari

december 2016

november