Ester: 'Hulp aan werkzoekenden niet digitaliseren'

Peter Ester rand fontein zoomwoensdag 25 april 2012 22:40

ChristenUnie-senator Peter Ester is kritisch over voorgenomen bezuiniging op het UWV. Tijdens een plenair debat over de wet Wijziging Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (33 065) sprak Ester zijn zorgen uit. Lees hier zijn spreektekst:

MdV,

Het voelt merkwaardig om in de huidige politieke situatie toch gewoon met de minister in debat te gaan rond het voorliggende wetsvoorstel. Juist omdat er aan het voorstel een aantal wat mijn fractie betreft zeer controversiële punten kleven. Kennelijk is dat toch niet voldoende om het voorstel voor het moment van de agenda te halen. We gaan derhalve het debat met volle overtuiging aan.

Ook dit wetsvoorstel van het kabinet rond de reorganisatie van de uitvoering van de Werkloosheidswet en de Wet Werk en Bijstand ademt een onversneden neoliberale blik op de arbeidsmarkt en op arbeidsmarktbeleid. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor het vinden en behouden van betaald werk. Er komt immers, zo wordt betoogd, weer concurrentie op de arbeidsmarkt. Er is plek voor iedereen. De overheid trekt zich terug en herdefinieert de rollen van de belanghebbenden. De overheid richt zich in de nieuwe arbeidsmarktbemiddelingsvisie alleen op mensen die ondersteuning, ik citeer “echt nodig hebben” en het nieuwe beleid zet in op een nagenoeg volledige digitalisering van de dienstverlening. De combinatie van deze twee principes is volgens mijn fractie een bron van spanningen en getuigt van weinig realisme indien we de huidige arbeidsmarkt in ogenschouw nemen. Het kabinet legitimeert de voorgenomen reorganisatie door o.a. te wijzen op de komende krapte op de arbeidsmarkt. Deze krapte herpositioneert de verhoudingen tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en daarbij past een meer bescheiden rol van de overheid. De markt kan het zelf wel, zo luidt de redenering.

Mijn fractie, MdV, wil er op wijzen dat er op termijn weliswaar nieuwe vormen van arbeidsmarktschaarste zullen ontstaan, maar dat de huidige arbeidsmarkt volop in het teken staat van crisis en werkloosheid. Het CPB – de minister weet dat toch als geen ander – voorziet rond de 550.000 werklozen volgend jaar, ofwel meer dan 6% van de beroepsbevolking. Deze cijfers liegen er niet om. Maar daar blijft het niet bij. De arbeidsmarkt voor ouderen zit op slot. De werkkans voor oudere werklozen is “close to zero”. Jongeren komen alleen nog maar via wel erg flexibele arbeidscontracten aan de slag. Mensen met weinig competenties kunnen het vergeten op de arbeidsmarkt. En over de weinig verheffende arbeidsmarktpositie van bijstandsgerechtigden, Wajongers en WSW-ers komen we op zeker moment nog uitvoerig in dit Huis te spreken. Het neoliberale adagium van “ieder voor zich” verhoudt zich slecht met een arbeidsmarkt die volop gekleurd wordt door recessie en baanverlies. Een terugtredende overheid past wellicht bij een arbeidsmarkt die zich kenmerkt door frictiewerkloosheid maar niet bij een arbeidsmarkt die in hoog tempo verslechtert. De vraag die mijn fractie aan de minister wil stellen is hoe hij de huidige situatie op de arbeidsmarkt, waar de werkloosheid snel oploopt, rijmt met zijn verhaal in de Memorie van Toelichting over krapte en schaarste. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, wordt het uitgevoerd op een moment dat de werkloosheid juist zal pieken. Is dit niet, MdV, een geval van wrange timing? Meestal moeten we de minister herinneren aan de noodzaak van een langetermijnvisie, maar nu moeten we hem ook de korte termijn als spiegel voorhouden. De mantra van de komende krapte moeten we niet te pas en onpas in het beleidsvertoog inbrengen. En zeker niet als dekmantel voor wat gewoon een bezuiniging is. Graag een reactie van de minister op dit voor mijn fractie wezenlijke punt.

De huidige arbeidsmarktproblemen vragen om hervorming en regie, niet om “piecemeal enigineering”. Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken rond de aanpassing van dienstverlening aan werkzoekenden is een bijna letterlijke toepassing van dit principe van “engineering”: de vergaande digitalisering van deze dienstverlening en de navenant vergaande bezuiniging op de re-integratiebudgetten. Mijn fractie, MdV, hoeft niet overtuigd te worden van de voordelen van digitalisering. Voor veel werkzoekenden is dat een adequaat middel. Maar, Mdv, mijn fractie hoeft ook niet overtuigd te worden van de nadelen van digitalisering. De informatiesamenleving kent winnaars, maar ook verliezers. En voor de groep verliezers is face-to-face contact absoluut geboden. Het verliezen van je werk is voor velen een traumatische ervaring en voor hen biedt het openen van een digitaal loket weinig soelaas. In de beantwoording van de minister van o.a. mijn fractie rond dit onderwerp gaat hij uitvoerig in op de dienstverlening die voor de groep digibeten voorhanden blijft. Maar hier “framed” hij het probleem te eenzijdig. Het gaat niet alleen om de kwetsbare categorie werkzoekenden die digitale vaardigheden ontbeert, maar ook om de kwetsbare categorie werkzoekenden die persoonlijke contact en persoonlijke interactie nodig heeft om de transitie naar werk vertrouwensvol te kunnen maken. Zelfredzaamheid is goed, alleen zijn de vaardigheden hiertoe ongelijk verdeeld in de samenleving. Ouderen en mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt voelen zich juist in dit opzicht minder bedeeld en kwetsbaar. Ook de nieuwe topman van het UWV, Bruno Bruins, wees hier recent nog eens op in een interview met het Nederlands Dagblad. Uit het re-integratieoverzicht van de RWI blijkt dat in 2010 166.000 mensen vanuit de WW een nieuwe baan zonder ondersteuning vond. Dat is goed nieuws. Maar het maakt ondersteuning niet overbodig. Uit dezelfde gegevens blijft dat in dat jaar 138.000 werklozen met ondersteuning een baan vonden. Een substantieel segment derhalve. Kan de minister vandaag garanties bieden dat werkzoekenden die persoonlijk contact willen met het UWV daarop kunnen blijven rekenen? Kan de minister inzicht bieden in de infrastructuur, ook in termen van budget en fte’s, die voor de groep kwetsbare werkzoekenden in tact blijft?

Het wetsvoorstel, ik memoreerde het al, wil het ondersteuningsbeleid richten op mensen “die het echt nodig hebben”. Deze aanduiding wordt bij herhaling gebezigd. Wat opvalt is dat nergens in de voorstellen helder wordt omschreven wie die mensen zijn, welke kenmerken ze delen en hoe groot deze groep is. En hetzelfde geldt voor de vraag wat de invloed is van de huidige economische recessie op de samenstelling en omvang van deze groep. Graag wil mijn fractie de minister vragen alsnog in deze omissie te voorzien.

MdV, ook belangrijke institutionele stakeholders als VNG en DIVOSA hebben stevige kanttekeningen bij het wetsvoorstel gemaakt.  Deze kanttekeningen betreffen vooral de uitvoering van de geplande wetswijzigingen. Het gaat dan om het doorknippen van de integrale dienstverlening door UWV en gemeenten, het terugbrengen van de verantwoordelijkheid van gemeenten voor alleen de intake van Wwb-gerechtigden, te verwachten problemen rond de digitale intake van de WW en de Wwb, te complexe systemen voor data-uitwisseling en het teniet doen van de gemeentelijke investeringen in hun werkpleinen. Ook de Raad van State wees op een aantal van deze uitvoeringsproblemen. Mijn fractie wil de minister dan ook vragen waarom hij afstand neemt van deze zorgenlijst van per saldo toch zeer belangrijke stakeholders. Hoe staat het met de communicatie tussen de minister en VNG en Divosa? Welke garanties kan hij bieden dat deze forse reorganisatie van primaire dienstverlening aan werkzoekenden en bijstandsgerechtigden naar behoren zal verlopen? Welke “damage control” scenario’s heeft de minister in het uitvoeringstraject ingebouwd? Hoe houdt hij het wel zeer omvangrijke en ook snelle digitale transformatieproces beheersbaar? En: welke lessen trekt hij uit grootschalige informatiseringsprojecten van de overheid die bepaald niet succesvol zijn verlopen?

De Stichting van de Arbeid heeft in haar reactie op het wetsvoorstel verzocht om een heldere toetsing van de ambities na afloop van de implementatieperiode van de wet in 2015. Mijn fractie sluit zich bij dit verzoek aan en vraagt om een stevige evaluatie van het nieuwe beleid, niet alleen in de vorm van monitoring van het implementatietraject maar ook in relatie tot het huidige beleid en de mate waarin kwetsbare groepen bereikt worden met de nieuwe dienstverlening. Graag verzoekt mijn fractie de minister of hij een dergelijke integrale evaluatie wil toezeggen.

Ook vraagt mijn fractie zich af of in het kader van de digitalisering van de dienstverlening er een specifieke resultaatverantwoordelijkheid van het UWV Nieuwe Stijl wordt verwacht en of deze contractueel of anderszins geëxpliciteerd is. De nota n.a.v. het verslag is bepaald niet transparant op dit eerdere punt van de ChristenUnie-fractie. Graag een nadere toelichting van de minister op dit punt.

MdV, het verder uitrollen van de digitale dienstverlening aan werkzoekenden gaat gepaard met een substantiële vermindering van de re-integratiebudgetten. Dat is de bezuinigingsdoelstelling achter de reorganisatieoperatie. De argumentatie van de minister is dat werkzoekenden zich onderscheiden door recente werkervaring en daarom weer snel aan betaald werk zullen komen. Mijn fractie voert als tegenargument aan dat het maar zeer de vraag is of deze constatering overeind blijft indien de huidige snel oplopende werkloosheid de arbeidsmarkt blijft domineren gedurende een groter aantal jaren dan voorzien. Het voordeel van de recente werkervaring wordt dan allengs minder. Uit de laatste CBS-cijfers blijkt dat een derde van de werklozen inmiddels al langer dan een jaar thuis zit. Boven de 45-plussers is dit zelfs de helft. Het aantal langdurig werklozen is de afgelopen twee jaar met 50.000 toegenomen. Dit problematiseert de argumentatie van de minister dat persoonlijke dienstverlening door het UWV wel een tandje minder kan omdat werklozen recente werkervaring hebben. Dit argument verliest per week aan zeggingskracht. Graag hoor ik de mening van de minister op dit kritieke punt.

Daaraan koppelt mijn fractie de vraag of de minister een korte reflectie wil geven over de inzet van de re-integratiebudgetten in het verleden. Indien de afbouw van deze omvangrijke budgetten, zoals de Memorie van Toelichting argumenteert, zonder veel problemen kan plaatsvinden, werden deze budgetten dan tot voor kort op kennelijk ineffectieve wijze ingezet? Is dat, MdV, niet een logische conclusie? En zo ja, welke implicaties verbindt de minister hieraan?

Tot slot, MdV, een vraag rond de opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen. Mijn fractie beoordeelt de gang van zaken als een gelopen race. Wel willen wij de minister nog eens vragen welke instantie in ons land nu de regie gaat nemen over het integraal ontsluiten van kennis over actuele arbeidsmarktontwikkelingen en de effectiviteit van beleid terzake. Modern arbeidsmarktbeleid heeft behoefte aan een onafhankelijke kijk op deze ontwikkelingen. Uit de beantwoording van de schriftelijke vragen van mijn fractie over deze kwestie blijkt dat vooral het UWV gezien wordt als de logische partij die hier het voortouw zal nemen. Mijn fractie is niet overtuigd van deze oplossing. Wij hechten zeer aan een onafhankelijke instelling die arbeidsmarktontwikkelingen ontsluit en het gevoerde beleid evalueert. Daarbij past ook een directe input vanuit de wetenschap. Het UWV is te zeer partij en staat te weinig op afstand. Kan de minister nog eens zijn argumenten met ons delen? Is ook overwogen om bijvoorbeeld de SER een kernrol te geven in het ontsluiten van deze broodnodige arbeidsmarktinformatie? Zij beschikken over de expertise, het gezag en de juiste positionering om stakeholders een integraal perspectief voor te houden op ontwikkelingen rond vraag en arbeid op de arbeidsmarkt en de implicaties van deze ontwikkelingen voor arbeidsmarktbeleid in brede zin. Graag verneemt mijn fractie het oordeel van de minister over deze mogelijkheid. U zult mij dat als voormalig Kroonlid van de SER wel gunnen. Bovendien kunt u dan profiteren van de recente uitspraak van de voorzitter van de SER, Alexander Rinnooy Kan, dat het kabinet te weinig gul is met aanvragen richting de SER.

MdV, het zal duidelijk zijn dat mijn fractie fundamentele problemen heeft met dit wetsvoorstel. Ook wij voorzien aanzienlijke uitvoeringsverwikkelingen en plaatsen principiële bezwaren bij de volledige digitalisering van de intake voor de Werkloosheidswet en de Wet werk en bijstand. Zeker waar het gaat om kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Mijn fractie deelt de mening dat mensen verantwoordelijk zijn om zelf betaalde arbeid te vinden. Maar wij zien scherp dat de benodigde competenties scheef verdeeld zijn in onze samenleving. De omgevingsanalyse waar het wetsvoorstel op is gebaseerd, hapert op essentiële punten. Het wetsvoorstel neemt afstand tot arbeidsmarktbemiddeling juist op een moment dat deze het hardst nodig is. Nederland heeft behoefte aan een radicale hervorming van de arbeidsmarkt. Juist nu. Dit wetsvoorstel, zo menen wij, draagt daar niet toe bij.

Wij zien uit naar de beantwoording door de minister van onze vragen.

 

 

Labels
Eerste Kamer
Peter Ester

« Terug

Nieuwsarchief > 2012 > april

Geen berichten gevonden