Peter Ester: 'Toezicht op niet-financiële markten goed regelen'

Peter Ester - Foto: Anne Paul Roukema / ChristenUniedinsdag 05 februari 2013 16:40

ChristenUnie-senator Peter Ester wil dat de regering de fusie van toezichthouders op niet-financiële markten in één wet regelt. Dat zei Ester tijdens een debat over de instelling van de nieuwe Autoriteit Consument en Markt. 'We weten hoe belangrijk onafhankelijk toezicht is. De Eerste Kamer moet in één overkoepelende wet daarover een oordeel kunnen geven.'

Lees hier de hele bijdrage van de ChristenUnie aan het debat over de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt

De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt verdient bijzondere belangstelling van de Senaat. De inkt van het rapport van onze onderzoekscommissie die zich diepgaand bezig hield met de parlementaire besluitvorming rond privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten, is immers nog maar net droog. De rol van toezichthouders komt daarin uitgebreid aan de orde. De sectoren die de parlementaire onderzoekscommissie gedetailleerd  onderzocht, vertonen bovendien belangrijke overlap met de sectoren die deze nieuwe Instellingswet bestrijkt. Ik noem de telecommunicatie, de post, de energiesector en de NS. Kort voor de jaarwisseling nam de Senaat met algemene stemmen de conclusies van de commissie over, gemarkeerd door de motie van collega Bröcker. Het ligt dan ook in de rede om de bevindingen van de parlementaire onderzoekscommissie bij het beoordelen van deze Instellingswet te betrekken.

Kerndoelstelling van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is een samenvoeging van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de Onafhankelijke Post en Telecommunicatieautoriteit (OPTA) en de Consumentenautoriteit (CA). Deze fusie van toezichthouders op niet-financiële markten moet de effectiviteit en efficiency van het marktoezicht in Nederland vergroten. De beoogde – overigens bescheiden – financiële besparing is €7,4 miljoen in 2015. De fusie dient de kwaliteit en synergie van toezichthouders in hun rol van marktmeester te verhogen. Zo zou beter kunnen worden ingespeeld op internationalisering, technologische ontwikkelingen en marktontwikkelingen. Wat direct opvalt, MdV, is hoe mager deze meer inhoudelijke doelstellingen beargumenteerd en uitgewerkt worden in de Memorie van Toelichting en hoe weinig gevoelig men is voor mogelijke negatieve neveneffecten van de samenvoeging van deze drie marktmeesters. De bezuinigingsdoelstelling lijkt te domineren. Kan de Minister wat concreter uit de doeken doen welke precieze inhoudelijke winst hem voor ogen staat? Welk synergieresultaat moet er geboekt worden? En dat gaat verder dan economische schaalvoordelen alleen. Leidt fusie en besparing ook niet tot een mogelijke verschraling van de zo noodzakelijke sectorspecifieke kennis? Welke garanties zijn er dat het toezicht in Nederland op deze kernsectoren verbeterd wordt? Graag een bespiegeling van de Minister over deze hoofdvragen.

Voor mijn fractie, MdV, is essentieel dat de nieuwe toezichtsautoriteit er in slaagt om het publieke belang beter te borgen als het gaat om mededingingstoezicht, sectorspecifiek toezicht en consumentenbescherming. Dat is immers de kern waar het om draait vanuit de optiek van de overheid als hoedster van het algemeen belang. Dan gaat het om het scheppen van een “level playing field”, eerlijke concurrentieverhoudingen,  tegengaan van kartelvorming en machtsconcentraties, regulering van sectorspecifieke markten, kwaliteit van dienstverlening, de verhouding tussen korte en langetermijnbelangen en het beschermen van de consument. In dit opzicht is de naamgeving van de Instellingswet - Autoriteit Consument en Markt – bepaald verwarrend. Het suggereert dat de consumenteninvalshoek centraal staat. En dat is natuurlijk niet het geval. Autoriteit Markt en Publiek Belang was veel mooier geweest. Is dat ook overwogen? De insteek van het publiek belang raakt ook het hart van de analyse die de parlementaire onderzoekscommissie ons heeft gepresenteerd. De commissie stelt dat de bredere weging van publieke belangen in wetgevingstrajecten rond privatisering en verzelfstandiging achterwege is gebleven. Het toezicht op de borging van het publieke belang vormt ook een wezenlijk onderdeel van de nieuwe Instellingswet. Mijn fractie stelt een korte reflectie van de Minister op prijs waarin hij aangeeft hoe hij de bevindingen en aanbevelingen van de commissie verbindt met de door hem beoogde werkwijze, taken en bevoegdheden van de nieuwe toezichtsautoriteit. Mijn fractie vraagt daarbij bijzondere aandacht voor een aantal weerbarstige kwesties rond toezicht, marktregulering en publiek belang die het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie ons voorhoudt. Die betreffen met name de beginselen van democratische legitimiteit, transparante publieke verantwoording van publieke bevoegdheden en de normerende rol van de wetgever. Mijn fractie hoort graag van de Minister hoe de Autoriteit Consument en Markt in zijn beleving deze problemen zou moeten adresseren. Dit uiteraard met behoud van regiemacht van de Autoriteit zelf.

In het verlengde van deze nadruk op het publieke belang zou mijn fractie graag willen weten welke rol in de ogen van de minister maatschappelijke doelstellingen rond milieu, duurzaamheid, innovatie en deelname van achterstandsgroepen in het toezicht gaan spelen. Hier kan de minister immers inhoudelijke beleidsagenda’s met elkaar verbinden. Graag ook hier een korte beschouwing.

De onafhankelijkheid van de nieuwe toezichtsautoriteit, MdV, is uiteraard een cruciaal onderwerp. Te grote onafhankelijkheid is, zo weten wij, niet goed; maar te weinig onafhankelijkheid heeft ook keerzijden. De Minister kiest voor de optie “zbo zonder rechtspersoonlijkheid”. Dit houdt o.a. in dat er geen sprake is van zelfstandige deelname aan vermogensrechtelijk verkeer en dat het personeel afkomstig is van het moederdepartement, te weten Economische Zaken. Is er wat dit laatste punt betreft sprake van gedwongen winkelnering en wat is de beslissingsmacht van de nieuwe toezichtsautoriteit? Is haar onafhankelijkheid op dit punt voldoende afgedekt? Is de gekozen organisatieformule afdoende gecheckt in Brussel op Europese houdbaarheid?

Dan nu, MdV, een ogenschijnlijk wetstechnische vormgevingskwestie die mijn fractie zeer hoog zit. Uit het voortraject van de behandeling van dit wetsvoorstel in de Commissie Economische Zaken blijkt dit voor de overgrote meerderheid van de Senaat te gelden. Het gaat hier om de door het kabinet voorgestelde tweetrapsraket: eerst besluitvorming over de instemmingswet en in een latere fase besluitvorming over de materiële uitwerking ervan, ofwel de stroomlijningswet. Deze knip in het wetgevingstraject is zeer onbevredigend en stuit bij mijn fractie op grote weerstand. Ook de Raad van State liet zich zeer kritisch uit. De verdediging van de keuze door de Minister in de Nadere Memorie van Antwoord van medio december vorig jaar, is niet overtuigend. Sterker: de argeloze lezer kan hier juist argumenten aan ontlenen om te kiezen voor een ongedeelde, integrale wet. Zo stelt de Minister dat de wettelijke taken goeddeels al opgenomen zijn in de verschillende geldende materiële wetten waarop NMa, OPTA en CA toezicht houden en dat er op een slechts beperkt aantal terreinen nieuwe taken komen. Ervan uitgaande dat dit het geval, verzet zich niets tegen het aanbieden van een gecombineerde instellings- en stroomlijningswet. Wij begrijpen dat de voornemens al openbaar zijn geconsulteerd, dat het voorstel reeds is aangenomen door de Ministerraad en al voor advies is aangeboden aan de Raad van State. Zo beschouwd zal het aanhouden van dit wetsvoorstel en het aanbieden van een integrale wet aan Tweede en Eerste Kamer slechts weinig vertraging opleveren. Met regelmaat verzet de Eerste Kamer zich tegen dit soort opgeknipte wetsvoorstellen. En terecht. Vorm en inhoud zijn met elkaar verbonden. Het gaat om een integrale afweging van taken en bevoegdheden juist op een beleidsmatig zo gevoelig terrein als toezichthouding. Gezien de bevindingen van onze eigen parlementaire onderzoekscommissie is zorgvuldigheid vereist. Zo stelt de commissie terecht dat, ik citeer, “het helder moet zijn waar het parlement als medewetgever, als controleur zeggenschap over heeft”. Het op afstand plaatsen van toezicht impliceert dat het volstrekt duidelijk moet zijn wie waarover zeggenschap heeft. Dat laat zich niet rijmen met het opknippen van wetgevingstrajecten waarbij structuur, taken en bevoegdheden ontkoppeld zijn. Graag hoort mijn fractie of de Minister blijft bij zijn analyse uit de Nadere Memorie van Antwoord, of dat de beraadslagingen van vandaag hem tot een andere weging brengen.

Tot slot, MdV. Het valt mijn fractie op dat een stevige evaluatieparagraaf in het wetsvoorstel ontbreekt. Juist omdat het voorstel tamboereert op een aantal vooronderstellingen rond vergroting van synergie, kennispooling, efficiency en marktmeesterschap is het geboden om op basis van gedegen evaluatieonderzoek te bepalen of deze kerndoelstellingen zijn gerealiseerd. En bovenal of het publieke belang door de instelling van de nieuwe Autoriteit Consument en Markt beter geborgd is. Kan de Minister een dergelijk evaluatieonderzoek langs deze lijn toezeggen?

MdV, ik rond af. Mijn fractie ziet de inhoudelijke en praktische schaalvoordelen van één onafhankelijke toezichthouder op niet-financiële markten. Maar dan moet hier wel nadrukkelijk op gestuurd worden. Het parlementair onderzoek van deze Kamer rond privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten heeft klip en klaar laten zien hoe belangrijk onafhankelijk toezicht is. Juist daarom vinden wij het niet acceptabel dat de voorliggende instellingswet afzonderlijk van de stroomlijningswet ter goedkeuring aan de Senaat wordt voorgelegd. Het oordeel over de samenvoeging van de drie toezichthouders en het oordeel over de materiële uitwerking van hun toezichtstaken dienen hand in hand te gaan. De argumentatie van het kabinet voor twee separate wetgevingstrajecten vinden wij onvoldoende overtuigend.

Wij zien uit naar de antwoorden van de Minister op onze vragen en met name naar de mogelijkheden die hij ziet om met één integrale toezichtswet te komen. Voor mijn fractie, dat zal duidelijk zijn, is dit een wezenlijke kwestie.

Labels
Eerste Kamer
Peter Ester

« Terug

Nieuwsarchief > 2013 > februari

Geen berichten gevonden