Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat eindrapport Parlementaire enquêtecom. finan. stelsel

donderdag 14 februari 2013 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten aan een plenair debat met minister Dijsselbloem van Financiën

Onderwerp:   Debat over de kabinetsreactie op het eindrapport van de Parlementaire enquêtecommissie financieel stelsel (debat met de regering)

Kamerstuk:    31 980

Datum:            14 februari 2013

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook van de kant van mijn fractie heel hartelijk dank voor al het werk dat de commissie-De Wit heeft geleverd. Het is al weer even geleden, maar het was een groot onderzoek. Het feit dat wij er nog steeds over spreken, geeft ook de importantie van het onderzoek aan.

Inmiddels is het alweer vijf maanden geleden dat de kabinetsreactie is gepresenteerd. De ontwikkelingen van de laatste tijd laten zien dat de aanbevelingen nog zeer actueel zijn en dat het van groot belang is om goede afspraken te maken. Het is belangrijk dat wij vandaag met elkaar een stap zetten om het vertrouwen te herwinnen, niet alleen het vertrouwen in de financiële sector, maar ook het vertrouwen in het vermogen van de overheid om tijdig te kunnen ingrijpen wanneer het fout dreigt te gaan. De minister heeft al aangegeven dat hij op dit moment onvoldoende mogelijkheden heeft. Tijdens het debat over SNS hebben wij er kort over gesproken. Er moeten nog wetten worden aangenomen, onder andere in de Eerste Kamer, en er zitten nog hiaten in reeds aangenomen wetten. Heeft de minister nog andere zaken waarbij hij een knelling in de bevoegdheden voelt?

Daarnaast is het van groot belang dat wij een heldere crisisstructuur krijgen met daarbij duidelijke afspraken over de rol en de rechten van het parlement. Hierbij moeten wij blijven zoeken naar mogelijkheden om de transparantie en verantwoording te versterken. De vraag is of niet te snel een beroep wordt gedaan op de vertrouwelijkheid. De president van de Nederlandsche Bank heeft deze week nog aangegeven dat hij de geheimhoudingsplicht in sommige gevallen als knellend ervaart. De collega's voor mij hebben al aangegeven dat het kabinet niet is ingegaan op de casus rondom de informatievoorziening bij ABN. Wat is de mening van de minister hierover?

Voor mijn fractie is het uitgangspunt dat de financiële sector in Nederland weer ten dienste moet komen te staan van de klant. Wij moeten af van de autonome sfeer die is gecreëerd met eigen regels en wetten en met veel onderlinge verwevenheid van banken en toezichthouders. Er zijn al flinke stappen gezet om de financiële markten gezonder te maken, maar op een aantal punten ziet mijn fractie de noodzaak om verdere stappen te zetten door de positie van het parlement te versterken, het toezicht te verbeteren en de risico's in de financiële sector te verkleinen. Het rapport en de discussie vandaag gaan heel veel over de banken, maar de financiële sector is breder dan de banken. Ik vraag mij af of wij niet moeten bekijken of het hele systeem in samenhang voldoende waarborgen heeft. Zitten er niet te veel risico's in andere sectoren? In het rapport van de commissie-De Wit spitst men zich begrijpelijkerwijs toe op de casussen, maar wil de minister breder kijken? Is op andere punten aanvullende regelgeving nodig?

Er gebeurt al heel veel. Uit de reactie van het kabinet blijkt dat het zich in grote mate kan vinden in de aanbevelingen. Ik hoor graag hoe het invulling geeft aan de aanbevelingen van de commissie-De Wit. Hoe staat het met de commissie-Liikanen, die op Europees niveau onderzoek verricht naar een hervorming van de structuur van de bancaire sector? Wat is de stand van zaken rond de commissie die geleid wordt door de heer Wijffels? Wij hebben al heel vaak over deze zaken gesproken, eigenlijk al vanaf 2010. Wij blijven nog heel veel praten, maar wij willen voorkomen dat het in praten en in rapporten blijft hangen. Er moeten echt stappen gezet worden. Kan de minister inzicht geven wanneer wij concrete stappen op deze punten kunnen verwachten?

Ik wil in mijn bijdrage verder inzoomen op een aantal concrete aanbevelingen die de commissie heeft gedaan. Ten eerste de transparantie over de kwaliteit van de banken en daaraan gekoppeld het depositogarantiestelsel. De centrale vraag hierbij is hoe spaarders geprikkeld kunnen worden om kritisch naar de soliditeit van de bank te kijken. Hoe kunnen zij worden gestimuleerd om hun geld onder te brengen waar het risico relatief laag is? Als het risico hoog is, moeten zij beseffen dat daar wat bij hoort.

In het ex ante gefinancierde depositogarantiestelsel wordt de bal bij de banken neergelegd. De banken met een hoog risicoprofiel betalen een hogere bijdrage. Er wordt verder ingezet op het verbeteren van de communicatie rond het depositogarantiestelsel en het uitbreiden van de informatievoorziening over financiële instellingen.

Mijn vraag aan de minister is of dit voldoende is om de moral hazard bij de spaarders te voorkomen. Heeft hij ook zicht op de mate, waarin spaarders hun keuze voor een bank mee baseren op de gegevens van DNB en AFM? Ik zie het in ieder geval niet gebeuren dat de gemiddelde spaarder het jaarverslag van een bank gaat zitten doorpluizen om te bepalen wat het risicoprofiel van die bank is. Moeten we de consument geen inzichtelijker informatie op dit punt geven?

Met betrekking tot de herkapitalisatie van banken en het verstrekken van garanties -- de aanbevelingen 3 en 4 -- heb ik een soortgelijke vraag over de moral hazard. Het kabinet wil niet dat banken erop vertrouwen dat de overheid wel te hulp schiet als het even tegenzit. Maar welke mogelijkheden tot ingrijpen ziet het kabinet dan om ervoor te zorgen dat een bank zijn kapitaalspositie verbetert zonder dat verplichte herkapitalisatie nodig is? Bij SNS REAAL was het blijkbaar lastig om tijdig in te grijpen en herkapitalisatie of nationalisatie te voorkomen. Welke mogelijkheden heeft de minister nu reeds tot zijn beschikking en waar loopt hij mogelijk tegenaan?

In het verlengde hiervan hoor ik graag hoe de minister denkt over aanbeveling 18 over een bindend raamwerk voor interventies naar Amerikaans model. Een dergelijk raamwerk zou moeten voorkomen dat een toezichthouder ingrijpen bij probleembanken te lang uitstelt. Deze week stond in het FD dat DNB en het ministerie van Financiën al begin november wilden ingrijpen bij SNS REAAL. Dit is echter niet gebeurd. Het kabinet wijst in zijn reactie op de aanbevelingen uit de Europese richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken. Zou deze richtlijn voldoende mogelijkheden hebben geboden om eerder in te grijpen bij SNS?

De commissie heeft ook geadviseerd om een speciale crisisstructuur op te zetten voor de aanpak van de financiële crisis. Het kabinet heeft deze aanbeveling overgenomen en het een en ander in gang gezet. Wat is de stand van zaken? Is het crisishandboek al klaar? Ik ben ook benieuwd naar wat het onderzoek van de Auditdienst Rijk naar de interne organisatie in werkprocessen van het ministerie van Financiën heeft opgeleverd. Het ging over de periode eind 2008 tot begin 2009. Welke lessen heeft de minister hieruit getrokken?

Op een aantal punten doet de commissie aanbevelingen voor een grensoverschrijdende aanpak. Zo ook op het gebied van toezicht. De commissie constateert hierbij dat er een gebrek is aan vertrouwen tussen nationale toezichthouders. Een krachtige Europese toezichthouder met doorzettingsmacht zou volgens de commissie dan soelaas kunnen bieden. Inmiddels zijn er stappen gezet naar een Europees bankentoezicht. Maar heeft dat Europees bankentoezicht doorzettingsmacht? De nationale toezichthouders blijven direct voor veel kleine en middelgrote banken, en het is nog maar de vraag of de ECB en andere nationale toezichthouders op tijd de relevante informatie kunnen krijgen indien sprake is van grensoverschrijdende effecten. Hoe ziet de minister de Europese ontwikkelingen op dit punt ten opzichte van de aanbevelingen van de commissie-De Wit op dit punt?

Ik kom aan de informatievoorziening aan het parlement. Hier hebben volgens de commissie de minister en de Kamer in 208/2009 steken laten vallen. Bij de informatievoorziening vooraf kan een informatieprotocol de informatievoorziening verbeteren en structureren. Het kabinet heeft al aangegeven, een dergelijk protocol te willen opstellen. Ik neem echter aan dat dit een gezamenlijke exercitie van kabinet en Kamer wordt, en dat we dit snel gaan doen. Het lijkt mij in ieder geval goed om hierbij een stevige discussie te voeren over de afweging tussen het waarborgen van de vertrouwelijkheid en de mogelijkheid van democratische controle. Informatievoorziening vooraf heeft namelijk altijd de voorkeur boven verantwoording achteraf. Ik hoor graag hoe de minister dit op wil pakken en of hij mogelijkheden ziet voor een wettelijke borging van het protocol.

Het beroep op vertrouwelijkheid belemmert ook de Algemene Rekenkamer bij zijn controle op DNB als financiële toezichthouder. Op grond van de Comptabiliteitswet heeft de Algemene Rekenkamer een mandaat om onderzoek te doen bij DNB en de AFM. Ik hoor graag van de minister of dit mandaat de Rekenkamer voldoende toezicht geeft om individuele dossiers te bekijken. Vorige week zei hij namelijk dat er een spoedwet nodig was en dat hiervoor extra bevoegdheden vereist waren. In de praktijk krijgt de Rekenkamer ondanks het mandaat geen inzage in individuele toezichtdossier, omdat dit in strijd zou zijn met geheimhoudingsbepalingen in de Wet op het financieel toezicht, gebaseerd op Europese richtlijnen. Uit Europees onderzoek blijkt echter dat dezelfde Europese regelgeving niet belemmerend werkt op andere rekenkamers.

Bijvoorbeeld bij de rekenkamers in Duitsland, Frankrijk, Denemarken en Zweden is wel sprake van vertrouwelijke inzage, terwijl zij toch hun controlerende taak kunnen uitoefenen. Het kabinet wil een en ander repareren in de Kapitaalrichtlijn. Is het echter niet veel simpeler om aan te sluiten bij de vier genoemde landen en om de interpretatie van de Europese regelgeving aan te passen? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister. Ik heb eerder al een motie ingediend over de Europese Rekenkamer.

De discussie over splitsing van de nuts- en zakenbankactiviteiten is opnieuw opgelaaid naar aanleiding van de nationalisatie van SNS REAAL en speelt onder andere ook bij onze oosterburen. De ChristenUnie is van mening dat particulieren geen risico mogen lopen door risicovolle zakenbankactiviteiten, zoals onder andere bij SNS REAAL het geval was. Ik ben blij met de positieve reactie van het kabinet op de aanbeveling van de commissie om niet direct klantgerelateerde commerciële activiteiten met een hoog risicoprofiel apart te zetten. In het regeerakkoord staat het echter wat voorzichtiger: op basis van het advies van de commissie-Wijffels komen er voorstellen om spaartegoeden van burgers beter te beschermen tegen risicovol bankieren. Wat is nou het standpunt van het kabinet? Gaan we de aanbevelingen van de commissie-De Wit gewoon overnemen of gaan we eerst bekijken wat er uit het rapport van de commissie-Wijffels naar voren komt? Dit lijkt immers een beetje op een afzwakking.

De conclusies en aanbevelingen van het rapport van de commissie-De Wit vragen om een eerlijke reflectie van alle betrokkenen: regering, parlement en toezichthouder. Er zijn duidelijke afspraken over verantwoordelijkheden, taken en rollen nodig, zodat we bij een volgende crisis allemaal weten waar we aan toe zijn. In dit licht heb ik tot slot enkele vragen over de rol van de Nederlandsche Bank. Uit de reactie van de Nederlandsche Bank op het enquêterapport meen ik op te kunnen maken dat de Nederlandsche Bank geen duidelijk mandaat heeft om haar rol van macroprudentieel toezichthouder goed uit te kunnen oefenen. Klopt dit? Wat is er nodig om dit mandaat te versterken? En kan de minister aangeven hoe het toezicht op het toezicht nu precies is geregeld? Wat is daarbij de rol van de raad van commissarissen van de Nederlandsche Bank en wat is de rol van de minister zelf?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

december 2019

juni

september 2018

juni 2017

mei

april

februari

januari

december 2016

november