Bijdrage Joël Voordewind aan plenair debat over versoepeling vreemdelingenbeleid

woensdag 22 mei 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Dertigledendebat over de versoepeling van het vreemdelingenbeleid die mogelijk gepaard gaat met de invoering van strafbaarstelling van illegaliteit

Kamerstuk:   19 637

Datum:          22 mei 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. In de afgelopen weken duizelde het mij een beetje toen ik probeerde te begrijpen wat het standpunt van het kabinet en dat van PvdA-fractie is op het punt van het asielbeleid. Wij lazen in een opinieartikel dat de minister van Binnenlandse Zaken vindt dat de strafbaarstelling van illegaliteit geen principiële zaak is, terwijl de staatssecretaris van Sociale Zaken in een zaaltje het tegendeel zei. De PvdA-fractie moet ofwel haar ledencongres laten vallen, ofwel het kabinet laten vallen. Dat lijkt mij een heel principiële afweging. Tegelijkertijd omarmde collega Samsom een motie van zijn ledencongres waarin wordt opgeroepen het asielbeleid ingrijpend te veranderen. Verder zagen wij een paar dagen geleden bij Pauw en Witteman de staatssecretaris en een andere staatssecretaris, die van Sociale Zaken, elkaar de maat nemen. De staatssecretaris zei daar dat hij op dit moment geen behoefte heeft om het asielbeleid te veranderen.

De ChristenUnie is er niet op uit om de coalitiepartijen tegen elkaar uit te spelen of om te zwartepieten; daarvoor is het nog te vroeg in het jaar. Wij willen echter wel graag duidelijkheid voor asielzoekers, die elke dag in spanning zitten of zij hier mogen blijven of niet. Daarom stel ik een aantal vragen aan de staatssecretaris. De eerste vraag heeft betrekking op het illegalenquotum. Vorige week verklaarde PvdA-Kamerlid Nijboer bij het verantwoordingsdebat dat zijn fractie voorstander is van afschaffing van het illegalenquotum. Dat lijkt mij een duidelijke opdracht aan de staatssecretaris. Legt de staatssecretaris die opdracht nu glashard naast zich neer? Als dit het geval is, wat is dan de uitspraak van de Partij van de Arbeid van vorige week waard?

De tweede vraag heeft betrekking op de buitenschuldcriteria. Collega Samsom heeft een aantal maanden geleden bij een demonstratie hier voor het parlement gezegd dat het buitenschuldbeleid moest worden verruimd. De staatssecretaris zegt daarvan dat wij dat maar eens moeten afwachten. Wij krijgen eerst het adviesrapport van de Vreemdelingenzakencommissie. Ik vraag de staatssecretaris echter of hij in principe bereid is om met de Partij van de Arbeid mee te gaan om de buitenschuldcriteria te verruimen. Die vraag kan hij met een simpel ja of nee beantwoorden, los van het feit dat de adviescommissie nog met een aantal aanbevelingen komt.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb het buitenschuldbeleid er nog eens bijgepakt. Ik vind het heel heldere criteria. Vreemdelingen moeten gewoon echt aantonen dat zij hun best hebben gedaan om terug te keren naar het land van herkomst. Zij moeten contact hebben gezocht met de autoriteiten om reispapieren aan te vragen. Zij moeten zich hebben gemeld bij de Dienst Terugkeer en Vertrek en bij IOM. Het is heel logisch en helder. Mijn vraag aan de heer Voordewind is dus: hoe moet dat in de ogen van de fractie van de ChristenUnie worden verruimd? Welke criteria moeten eruit?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er kan interpretatieverschil ontstaan als het gaat om de medewerking van de asielzoeker aan uitzetting. Dat schijnt heel lastig aan te tonen te zijn. De IND is er in de meeste gevallen niet bij. Ik heb verschillende verhalen gehoord, ook uit de Vluchtkerk, van mensen die wel tig keer bij de ambassade zijn geweest, maar tegen wie de ambassade consequent heeft gezegd: we erkennen je niet als onderdaan van ons land. Als dan gevraagd wordt om dat zwart op wit te stellen, weigert men dat. Het is dus inderdaad heel lastig. Dat blijkt ook wel uit de cijfers: in 2011 waren er 30 toekenningen van het buitenschuldcriterium, terwijl honderden mensen een aanvraag hebben gedaan om hiervoor in aanmerking te komen, buiten het feit dat men 900 euro moet betalen, zelfs als men een afwijzing krijgt.

De heer Fritsma (PVV):

Het is geen duidelijk antwoord op mijn vraag welke criteria weg moeten. Nogmaals, de criteria zijn helder en logisch. Maar goed, ik stel een vervolgvraag. U hebt het buitenschuldcriterium vaak in verband gebracht met de mensen die in de vluchtkerken zitten. Waarom? De staatssecretaris heeft gezegd dat niemand heeft gereageerd op de uitnodiging van de Dienst Terugkeer en Vertrek om met deze mensen te praten over de mogelijkheden of onmogelijkheden om terug te keren. Dat betekent toch al per definitie dat zij niet onder dat buitenschuldbeleid kunnen vallen? Zij willen immers niet eens met de Dienst Terugkeer en Vertrek praten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben dit debatje vaker gevoerd. De heer Fritsma weet ook dat deze mensen soms wel tien jaar in Nederland zijn. Ik denk dat ik 20 à 30 mensen heb gesproken die in de vreemdelingendetentie hebben gezeten. De IND en de DT&V hebben geprobeerd ze uit te zetten. Dat is niet gelukt. U kent ook de situatie van de Somaliërs. Gedwongen uitzetting is sowieso niet mogelijk als het gaat om Irakezen. Mensen hebben jarenlang geprobeerd om terug te keren, maar door het niet meewerken van het land herkomst of het weigeren van de identiteit zijn mensen hier nog. U kunt dan wel zeggen dat ze terug moeten, maar wat doen wij als zij niet terug kunnen?

Ik had het over het buitenschuldbeleid en mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij in principe bereid is om de buitenschuldcriteria te verruimen, even los van de concrete acties, mogelijkheden en suggesties die nog uit het adviesrapport zullen komen.

Het derde punt betreft de vreemdelingendetentie. Helder is dat de Partij van de Arbeid vindt dat mensen zonder uitzicht op uitzetting niet in de vreemdelingendetentie horen. Dat vindt de staatssecretaris ook, maar hoe komt het dan dat er hoogzwangere vrouwen in de vreemdelingendetentie zitten? Het betreft Irakezen en Somaliërs, die niet gedwongen kunnen worden uitgezet. Hoe kan het dan dat pas na zes maanden wordt getoetst of mensen uitzetbaar zijn, ja of nee? Vindt de staatssecretaris de maximale termijn van achttien maanden, anderhalf jaar, niet veel te lang?

Voorzitter. Dan kom ik op de strafbaarstelling van illegaliteit. Waarom hebben we nog geen nota van wijziging gezien met betrekking tot de strafbaarstelling van illegaliteit? De PvdA heeft duidelijk aangegeven dat het aanmerken als misdrijf eruit zou moeten, maar ik zie nog geen wijzigingen voorliggen. Ik hoop dat die er snel komen. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

Tot slot nog een vraag over de asielzoekers uit Guinee. Het verhaal van de staatssecretaris staat lijnrecht tegenover het verhaal van de vertrouwensarts. Hoe komt de staatssecretaris tot zijn oordeel dat er geen sprake was van disproportioneel geweld, zonder dat daar een medische controle op is uitgevoerd? De vertrouwensarts heeft die controle wel gedaan. Graag hoor ik ook daarop een reactie.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug