Peter Ester: 'Moedige wetgeving nodig tegen prostitutie'

Peter Ester - Foto: Anne Paul Roukema / ChristenUniedinsdag 05 november 2013 14:28

'Kom nu snel met wetgeving om de 'klanten' van prostituees strafbaar te stellen. Daarop drong ChristenUnie-senator Peter Ester aan tijdens een debat met de minister over mensenhandel. Eerder heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel al voor zo'n strafbaarstelling gepleit. Ester pleitte voor 'moedige wetgeving'.

Lees hieronder de hele bijdrage van Peter Ester aan het debat over wetsvoorstel 33 309: Implementatie richtlijn inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en bescherming van de slachtoffers

Voorzitter,

Vandaag spreken wij opnieuw over mensenhandel, ditmaal in het kader van de implementatie van een richtlijn voor een Europa-brede aanpak van mensenhandel. Een vorm van Europese samenwerking waarvan wij als ChristenUnie warm worden, dat mag ook wel eens gezegd. De aanpak van mensenhandel vraagt een sterke gezamenlijke Europese en internationale routekaart. Jaarlijks worden over het Europese continent onvoorstelbare aantallen mensen verhandeld. Meer dan driekwart van hen belandt in de prostitutie. Dat grote onrecht klaagt ons allen aan en vraagt om moedige nationale wetgeving.

Mijn fractie is er niet meteen van overtuigd dat hier vandaag dergelijke moedige wetgeving voorligt. Misschien verwachten we ook teveel van wetgeving die 'slechts' beoogt een richtlijn te implementeren. Laat ik voorop stellen dat we blij zijn met de stappen die wel worden gezet. We juichen de aanscherpingen rond de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel toe en zijn verheugd over de uniformering van de aanpak in Europa. Dat laat onverlet dat op een aantal punten wat ruimer recht had kunnen worden gedaan aan de richtlijn.

Mijn fractie denkt daarbij in de eerste plaats aan art. 18 lid 4 van de richtlijn. Dat artikel schrijft voor dat Nederland overweegt om klanten van gedwongen dienstverlening, zoals prostitutie, strafbaar te stellen. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft de Minister op grond daarvan op het hart gedrukt om de implementatie van deze richtlijn aan te grijpen om de strafbaarstelling van de 'klant' van een prostituee, die weet dat hij met een slachtoffer van mensenhandel te maken heeft, te regelen. De Minister ziet daar vanaf en wel op grond van door hem verwachtte handhavingsproblemen. De enkele regels die hij daaraan wijdt in de memorie van toelichting, vind ik geen recht doen aan de verplichting uit de richtlijn om strafbaarstelling van de 'klant' in overweging te nemen. We zouden van de Minister graag alsnog uitgebreider inzicht krijgen in de door hem gemaakte afweging met betrekking tot de strafbaarheid van 'klanten'. De ChristenUnie-fractie is er voorstander van dat snel stappen worden gezet om een dergelijke strafbaarheid te verwezenlijken. Daar gaat ook een krachtige signaalwerking van uit.

Hierop aansluitend een vraag naar aanleiding van de gehavende toestand van de Wet Regulering Prostitutie, na een memorabel debat daarover in dit Huis kort voor het zomerreces. De Minister gaf eerder in reactie op de vraag naar strafbaarstelling van de klant aan dat hij de wijze van strafbaarstelling van de klant in het Wetsvoorstel Regulering Prostitutie beschouwt als invulling van art. 18, vierde lid van de richtlijn. Maar juist deze strafbaarstelling staat nu op de tocht, omdat zij is verbonden met de registratieplicht die - zoals bekend - op bezwaren stuitte in dit Huis.  Is daarmee niet alsnog de noodzaak ontstaan om te komen met een wetsvoorstel dat dit regelt? Graag een reactie van de Minister.

Een ander punt dan, ook met een relatie tot het wetsvoorstel Regulering Prostitutie. De richtlijn vraagt om van mensenhandel met een bijzonder kwetsbaar slachtoffer een gekwalificeerd delict te maken, waaronder alle slachtoffers tot 18 jaar zijn begrepen. In de het wetsvoorstel Regulering Prostitutie is echter sprake van een leeftijdsgrens van 21 jaar met betrekking tot prostitutie. Het lijkt dus in de rede te liggen het minimumvereiste uit de richtlijn op te rekken. De Minister heeft daarover in de Tweede Kamer gezegd dat de rechter de ruimte heeft om ook in de groep van 18-21 jaar van een bijzonder kwetsbaar slachtoffer te spreken. Mogen wij deze opmerking zo verstaan dat na aanname van de leeftijdsgrens alle prostituees in deze groep vallen? Zo niet, lag het dan toch niet voor de hand in dit wetsvoorstel bij de verhoging naar 21 jaar aan te sluiten? De Minister heeft aan de overkant al aangegeven daarvoor 'zeer open' te staan. We horen hem die open houding graag concreet maken en kijken uit naar een reactie op dit punt.

Onze fractie hecht zeer aan een integrale aanpak van mensenhandel, waarbij het aanpakken van daders, het opvangen van slachtoffers en het helpen voorkomen van mensenhandel centraal staan. In het kader van art. 18 van de richtlijn horen we graag wat er nog allemaal zal worden gedaan aan de daar gevraagde preventie. Dit is immers een kernonderdeel van de bestrijdingsketen. En wat mijn fractie betreft vraagt ook de zorg voor slachtoffers van mensenhandel meer aandacht. Vallen goede uitstapprogramma's en andere hulptrajecten met goede aansluiting naar de reguliere opvang ook niet onder het bereik van de door de richtlijn gevraagde verbetering van de bescherming van de positie van slachtoffers van mensenhandel? En zo ja, moet op dat punt het gaspedaal dan niet voluit worden ingedrukt? Wat gaat de Minister daarvoor doen?

Voorzitter, ik besluit. Mensenhandel is mensonterend. De overheid mag als hoeder van publieke gerechtigheid niet zwijgen over deze moderne slavernij. En dat doet ze ook niet.  Als straks de Europees afgesproken stappen zijn gezet, is moedige nationale vervolgwetgeving nodig. Ik heb daar een aantal gedachten voor aangereikt en kijk uit naar het verdere debat daarover met de Minister.

Labels
Eerste Kamer
Peter Ester

« Terug

Nieuwsarchief > 2013 > november

Geen berichten gevonden