Bijdrage Carola Schouten aan de Begroting Economische Zaken (XIII) (onderdeel Econ. en Innovatie)

dinsdag 05 november 2013 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2014

Onderwerp:   Begroting Economische Zaken (XIII) (onderdeel Economie en Innovatie)

Kamerstuk:    33 750 – XIII

Datum:            5 november 2013

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Waar verdienen wij in Nederland ons geld mee? Na gisteren en natuurlijk ook al eerder, is dat een hoogst actuele vraag. Gisteren presenteerde de WRR namelijk een rapport met deze titel. De conclusies waren scherp. Nederland verliest zijn concurrentiepositie, maar een adequate reactie vanuit de overheid blijft uit, zo interpreteer ik maar even vrij de kern van het rapport. Dat is een forse wake-up call. Als minister van EZ zou ik mij toch wel even achter de oren krabben als ik zo'n conclusie zou lezen. Echter, ook de Kamer moet deze roep serieus nemen. Dat houd ik ook mezelf voor. Het kabinet zal ongetwijfeld nog met een reactie op dit rapport komen. Het verdient ook een breder debat dan het afdoen hiervan in deze begrotingsbehandeling. Ik vraag de minister wel om op één punt uit het rapport nader in te gaan. Het betreft de kritiek van de WRR op het topsectorenbeleid. Hieraan ligt aan de ene kant een principiële opvatting ten grondslag, namelijk de vraag of een overheid innovatieve sectoren moet creëren. Aan de andere kant ligt er ook een praktische insteek aan ten grondslag. De WRR stelt namelijk dat het topsectorenbeleid vooral de belangen van de gevestigde bedrijven dient en daarmee weinig ruimte laat aan juist de opkomende vernieuwende bedrijven. Verder wordt, aldus de WRR, het topsectorenbeleid omgeven door veel regels en structuren. Hoe waardeert de minister deze conclusie in het licht van de begroting die nu voorligt? Is ons topsectorenbeleid volgens hem nu zodanig vormgegeven dat het alle ruimte biedt aan innovatieve en vernieuwende bedrijven? Het lijkt me evident dat innovatieve oplossingen de drijvende kracht achter onze economie vormen. Ik hoor hierover dan ook graag een iets bredere beschouwing van de minister in zijn termijn.

Mevrouw Lucas (VVD):
Mevrouw Schouten van de ChristenUnie pikt één conclusie uit het rapport van de WRR. Ik was gisteren bij de voorpresentatie. Ik was zelfs het enige Kamerlid. Ik heb daardoor anderhalf uur met de heer Van Lieshout kunnen spreken. Het was een goed gesprek. Uit het rapport blijkt ook nog iets anders heel duidelijk: we moeten kritisch kijken naar ons universitaire bestel en naar de wijze waarop we onze onderzoeksgelden verdelen. Is de ChristenUnie bereid om samen met ons ook kritisch te bekijken of we de verdeling van de middelen via de eerste en de tweede geldstroom in dit land wel op de juiste manier doen en om daarbij dan ook te bekijken of we het kunnen voorbereiden op de toekomst?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het klopt dat ik nu alleen dit aspect eruit licht. Ik heb dat net ook aangegeven in mijn inleiding. Ik doe dat omdat we nu de begroting van EZ behandelen en niet de begroting van Onderwijs. Tegenwoordig discussieer ik niet meer zo vaak met mevrouw Lucas over zaken op het terrein van het hoger onderwijs, maar in het verleden hebben we er al meerdere keren met elkaar over gesproken. Ja, ook ik wil nader bekijken hoe het gaat met de eerste en de tweede geldstroom bij de universiteiten en naar de wijze waarop we die optimaal kunnen inzetten, zodat ons onderwijs "top" blijft. Het is namelijk al "top". Laten we dat gewoon ook toegeven. Het verschil tussen mevrouw Lucas en mij is wel dat ik hoger onderwijs niet alleen zie in het licht van het economisch belang. Het hoger onderwijs en het universitair onderwijs zijn breder; ze hebben ook een vormend aspect en een kennisontwikkelingsaspect. Het is dus zeker "niet alleen" iets in het kader van de economie. Tegelijkertijd is het wel "ook" iets in het kader van de economie.

Mevrouw Lucas (VVD):
Ik denk dat we op dit punt minder van elkaar verschillen dan mevrouw Schouten doet vermoeden. Het gaat mij nu echt om de onderzoeksmiddelen. Het gaat niet zozeer om het onderwijsdeel als wel om de verdeling van het onderzoeksbudget. Twee derde daarvan gaat nog steeds via de eerste geldstroom direct naar de universiteit. De Kamer heeft erg weinig inzicht in de wijze waarop dat geld wordt besteed. Ik ben blij met de toezegging van mevrouw Schouten dat ze samen met mij wil optrekken om te bekijken hoe het beter kan worden verdeeld.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Jazeker, die toezegging staat. Overigens moet de Kamer altijd bekijken hoe die middelen het beste kunnen worden ingezet.

Voorzitter. De crisis treft veel bedrijven. Juist de binnenlandse bestedingen zijn het grootste probleem. Deze raken met name onze reële economie en daarmee ons mkb. Grote bedrijven hebben doorgaans wel grote spaaroverschotten, maar het midden- en kleinbedrijf, dat het gros van onze werkgelegenheid voor zijn rekening neemt, heeft het zwaar. Wat ons betreft moet de minister dan ook alles op alles zetten om het mkb weer een duw in de goede richting te geven.

In dit kader kom ik als eerste bij de Aanbestedingswet 2012. Een aantal collega's heeft daar ook al aan gerefereerd. Op 1 april van dit jaar is de nieuwe aanbestedingswet in werking getreden. Brancheorganisatie MKB INFRA heeft een eerste monitor uitgebracht over de manier waarop de aanbestedingspraktijk nu loopt. Een van de opvallendste conclusies is dat veel ondernemers niet of nauwelijks worden geïnformeerd over de uitkomst van een aanbestedingsprocedure, zelfs niet als ze er navraag naar doen. Iedere ondernemer wil leren van het aanbestedingsproces, maar wil ook weten of de gunning eerlijk is verlopen. Voor aanbestedende diensten geldt een motiveringsverplichting. Die geldt ook voor de beslissing om niet te gunnen. Uit deze eerste monitor blijkt dat hieraan nauwelijks invulling wordt gegeven, met name niet door de lagere overheden. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de motiveringsverplichting uit de wet wél wordt nagekomen? Ik krijg hierop graag een reactie.

De motiveringsplicht is des te belangrijk geworden nu veel aanbestedingen plaatsvinden op basis van EMVI. Het hanteren van de economisch meest voordelige inschrijving kan heel nuttig zijn. Dat onderkennen ook veel bedrijven. Het kan echter ook leiden tot bureaucratie. Tijdens een werkbezoek dat ik onlangs bracht aan een infrabedrijf, heb ik gezien dat veel tijd wordt besteed aan het vergaren van punten voor EMVI, bijvoorbeeld op het gebied van milieu, verkeersveiligheid en alternatieve routes bij wegenaanleg. Telkens moet het bedrijf uitgebreide plannen schrijven. Daar zijn die ondernemers toe bereid; zij nemen daarvoor zelfs personeel in dienst. Als zij echter vervolgens constateren dat er toch op de laagste prijs wordt gegund, ontstaat er weerstand en daar kan ik mij heel veel bij voorstellen. Kan de minister ingaan op de eerste ervaringen met de Aanbestedingswet, hoe beperkt ook, op basis van het onderzoek van MKB Infra? Ik vraag speciaal naar het punt van de EMVI's in relatie tot het aanbieden voor de laagste prijs. Dat is volgens mij cruciaal om het draagvlak voor de wet in stand te houden.

Een klacht die wij al jaren horen en die gisteren nog eens bevestigd werd in het onderzoek van het Verbond van Credit Management Bedrijven, betreft het slechte betaalgedrag van overheden. In het voorjaar is wetgeving van kracht geworden waardoor overheden na de maximale betalingstermijn van 30 dagen een boeterente moeten betalen. Nu blijkt dat sommige overheden de boeterente simpelweg inboeken en alsnog te laat blijven betalen, soms zelfs ruim te laat. Ons geduld raakt een beetje op bij dit onderwerp. Ik ben nu tweeënhalf jaar woordvoerder en ik kan mij niet anders herinneren dan dat wij dit onderwerp steeds weer hebben moeten herhalen. Enerzijds bedenken wij als overheid allerlei plannen om aan de kredietverlening aan bedrijven tegemoet te komen. De begroting van Economische Zaken staat vol met alle plannen van de minister. Anderzijds zijn er veel overheden die gewoon niet op tijd betalen, terwijl dat de eerste slag is die geslagen kan worden als we ons zorgen maken over de financiering van het mkb. Bovendien vinden wij het niet meer dan een fatsoensnorm dat ook de overheid op tijd betaalt.

Als de wet niet voldoende is, moeten we maar in de openbaarheid gaan brengen wie de wanbetalers zijn. Is de minister bereid om een zwarte lijst van slecht betalende overheidsdiensten en gemeenten aan te leggen, zodat bijvoorbeeld ministers maar ook gemeenteraden meer inzicht krijgen in het betaalgedrag van hun diensten? Zo kunnen zij gericht actie ondernemen om de situatie te verbeteren.

Ik had het zonet al even over de kredietverlening. We hebben de BMKB, de GO, Qredits, crowdfunding, kredietunies en de faciliteit voor startende innovatieve bedrijven. Ik waardeer echt alle inspanningen van deze minister om ervoor te zorgen dat de kredietverlening verbeterd wordt. Vandaag kregen we ook een brief over de NII. Het is nog de vraag of straks ook de NHI opgericht kan worden. Daarbij speelt nog een vraag over de staatssteunprocedure. Het doel van de NHI is natuurlijk het verkorten van de balansen van de banken, om ervoor te zorgen dat zij straks weer kredieten kunnen gaan verlenen aan het mkb. Is de minister bereid om toe te zeggen dat hij op het moment dat de NHI wordt ingesteld — dat kan volgend jaar zijn — al gaat monitoren wat dit doet met de kredietverlening door banken? Juist omdat we het daarvoor doen, moeten we ervoor zorgen dat het geld bij het mkb terechtkomt.

Mijn laatste punt, dat de minister ongetwijfeld herkent, is de subsidieregeling voor de innovatieve scheepsbouw. Ik heb daarvoor al vaker gepleit ik kom er nu weer op terug. De subsidieregeling kost ongeveer 6 miljoen, maar kan voor de overheid een voordeel opleveren van 18 tot 66 miljoen. Bovendien zijn wij er erg voor dat er een gelijk speelveld ontstaat op Europees niveau. In Duitsland wordt de scheepsbouwsector heel goed bediend en ook wij moeten het belang van een sterke maritieme sector koesteren. We moeten bekijken wat de mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld de SIS nieuw leven in te blazen. Is de minister bereid om daarnaar serieus te kijken? Wij willen met hem meedenken, maar ik hoop dat de minister hierover zelf ook al goede ideeën heeft.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

december 2019

juni

september 2018

juni 2017

mei

april

februari

januari

december 2016

november