Bijdrage Joël Voordewind aan het notaoverleg Budget Internationale Veiligheid

maandag 11 november 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan een notaoverleg met minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en minister Hennis Plasschaert van Defensie

Onderwerp:   Budget Internationale Veiligheid

Kamerstuk:    31 787

Datum:            11 november 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik heb de nodige vragen over de ontwikkelingsrelevantie. De brief hinkt volgens mij op twee gedachten. Als het primair gaat over internationale veiligheid, waarom ligt de verantwoordelijkheid van bij de minister voor Ontwikkelingssamenwerking? Als het primair gaat om ontwikkelingsrelevantie, waarom betalen wij dan missies die daar niet in passen?

In de brief staan drie overwegingen centraal, namelijk internationale verantwoordelijkheid, veiligheidsbelangen en economische belangen voor Nederland. Dus niet voor de wereld, maar expliciet voor Nederland. Er is wat flexibiliteit nodig om het fonds ontwikkelingsrelevant te kunnen noemen. Die discussie hadden wij net ook over het Dutch Good Growth Fund (DGGF). Is het fonds bedoeld voor vrede en veiligheid? Gaat het om bescherming van burgers in conflictgebieden en fragiele staten? Is dan zo'n Patriotmissie als in Turkije ontwikkelingsrelevant? Wat is de ontwikkelingsrelevantie van de topsectoren en van het beschermen van ambassades? Hoe is de verdeling tussen ODA en non-ODA. Moeten wij bij de inkleuring van het begrip ontwikkelingsrelevantie niet kijken naar de termen die daar internationaal voor worden gebruikt, in de ODA-definitie?

Hoe zal de verdeling tussen de drie D's vorm worden gegeven? Bij de missie in Mali zien wij dat de andere twee D's dan defensie, namelijk diplomacy en development, wel heel mager zijn ingevuld. Er zijn enkele civiele experts. Hoe ziet de minister dit zich in de toekomst ontwikkelen? De hele Malimissie wordt immers uit dit fonds betaald. Is militair ingrijpen altijd noodzakelijk of kan het BIV ook worden gebruikt om conflicten af te wenden, door te investeren in diplomacy en development?

Bescherming van burgers is een belangrijk onderdeel van het BIV. Die is uit te splitsen in twee taken, namelijk burgerbescherming in algemene zin en burgerbescherming op missieniveau. Dit hoort volgens de VN een expliciete taak binnen de missies te zijn. Moet het begrip "burgerbescherming" niet veel preciezer worden ingevuld? Ik pleit ervoor -- ik overweeg een motie op dit punt in tweede termijn -- om in het toetsingskader voor missies burgerbescherming expliciet toe te voegen, als taakstelling.

Er is nog veel flexibiliteit waar het gaat om de vraag waarvoor het BIV precies moet worden ingezet. In elk geval niet, zoals de heer Sjoerdsma al zei, voor de instandhouding van de krijgsmacht. Ik wist overigens niet dat dit een officieel doel was van Defensie, het in stand houden van een defensie. Ik mag toch hopen dat het als doel heeft om de vrede en veiligheid internationaal na te streven. Tot slot nog de vraag hoe wij die ontwikkelingsrelevantie specifieker in de uitvoering van het beleid kunnen definiëren dan tot nu toe is gedaan. Nu lijkt het alle kanten op de gaan. Ik vraag de minister echt te kijken naar de ODA-definitie daarvan.

De heer Van Laar (PvdA): Ook de heer Voordewind maakt een punt van het beveiligen van de ambassades, alsof dat niet uit dit budget betaald zou moeten kunnen worden. Hij heeft reiservaring genoeg -- hij is volgens mij recent nog in Mali geweest -- om te weten hoe belangrijk ambassades zijn in zulke gebieden. Die zitten daar niet voor niets. Als zij er niet zouden hoeven zitten, zouden zij er weggaan. Ook zijn rechterbuurman, de heer Sjoerdsma, zat niet voor niets op de ambassade in Afghanistan. Die moeten toch beveiligd worden? Anders kun je daar toch niets doen op gebied van ontwikkeling en diplomatie? Daar zijn die ambassades juist voor.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben nog nooit in de ambassade in Mali geweest, maar dat komt misschien nog. Natuurlijk moet die beveiliging worden betaald. De relevante vraag is hier of die moet worden betaald uit dit budget. Als wij het op zo'n manier gaan oprekken, kun je straks heel veel Defensie- en marechaussee-activiteiten gaan betalen uit dit budget. Ik heb juist begrepen het de bedoeling was -- daar heeft de PvdA ook op aangedrongen -- om de 3D-benadering in dit fonds sterk vorm te gaan geven. Wij zien dat er binnen de missie in Mali heel veel informatieverzameling gaat plaatsvinden, maar wij zien heel weinig terug van iets als burgerbescherming. Dat is toch iets waar de PvdA toch ook altijd aandacht voor heeft gevraagd? In Afghanistan, in Kunduz, hebben wij heel veel aandacht gevraagd voor die rule of law, waar het ging op diplomacy. Mijn vraag is of het fonds niet veel te veel overhelt naar veiligheid in brede zin, of zelfs Nederlandse belangen -- dat laatste kan ik overigens niet goed plaatsen, waar het gaat om het BIV -- in plaats van dat er echt sprake is van een gelijkwaardige verdeling over de drie D's.

De heer Van Laar (PvdA): Ik wil niet vooruitlopen op de discussie over Mali. In algemene zin zijn juist in fragiele staten ambassades van groot belang. Die zijn in dergelijke landen echter ook bijzonder kostbaar, omdat zij beveiligd zullen moeten worden. Dat vraagt een inzet van verschillende onderdelen. Juist daar is het BIV toch voor bedoeld? Het maakt het toch mogelijk om in bijzondere omstandigheden te blijven werken aan ontwikkeling?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Misschien moeten wij dan spreken over de vraag of die beveiligers überhaupt uit het budget voor vredesoperaties betaald moeten worden. Als wij dat zouden doen voor elke ambassade in een land waar wij een missie uitvoeren, zou dat een hele verschuiving van budgetten betekenen. Dat zou ook een wijziging van beleid zijn, want tot nu toe is dat nooit gebeurd, ook niet met de HGIS-gelden bij vredesoperaties. Die ambassades zijn gewoon betaald uit de potten van Buitenlandse Zaken. Als er daadwerkelijk een missie plaatsvond, werd er gekeken naar de fondsen voor de vredesoperaties zoals nu het BIV wordt aangesproken. Mijn vraag aan de minister is nog wat nu het precieze verschil is tussen het BIV en het voormalige fonds voor vredesoperaties die onder de HGIS vielen? Wat is nu de toegevoegde waarde als het geld bijvoorbeeld voor Mali gewoon wordt overgeheveld van het BIV naar HGIS voor de vredesoperaties? Waarom hebben wij die hele exercitie gedaan? Kan de minister dat uitleggen?

Mevrouw De Caluwé (VVD): Waarom houdt de heer Voordewind zo ontzettend vast aan die ODA-definitie? Er wordt immers algemeen aangenomen dat die behoorlijk achterhaald is. Er vinden onderhandelingen plaats over aanpassing van de ODA-definitie omdat die gewoon onwerkbaar is. Wat is de toegevoegde waarde van het vasthouden eraan?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij hebben hier te maken met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die ook armoedebestrijding in haar portefeuille heeft. Het is niet de minister van Economische Zaken die hier zit. Die wordt betaald om de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven te vertegenwoordigen. Wij zien helaas -- in deze brief, maar ook in de discussie over het DGGF -- dat de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven een steeds dominantere factor gaan vormen in het buitenlands beleid. Het is prima als Nederlandse bedrijven het goed doen in het buitenland. De vraag is echter in hoeverre wij dat met Nederlands belastinggeld moeten gaan stimuleren. Nu spreken wij er zelfs over dat geld voor veiligheid naar het Nederlandse bedrijfsleven zou moeten vloeien. Ik zie de relevantie er niet van en ik zie de directe link er niet tussen. Het gaat alle kanten op, naar mijn gevoel. Ik kan het niet meer uitleggen. Ik hoop dat de minister straks een uitgebreider verhaal heeft dan de vier A4'tjes die wij tot nu toe mochten ontvangen.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Juist binnen Ontwikkelingssamenwerking vindt men de ODA-definitie toch ook al behoorlijk achterhaald en heeft het idee postgevat dat juist veiligheid en ontwikkeling heel erg hand in hand gaan? Ik noem een hypothetisch voorbeeld. Stel dat ik schriftjes wilde afleveren bij een school in Uruzgan. Het zou dan het beste zijn om ze met een militair mee te geven die daar toch al langskwam met zijn militaire voertuig, in plaats van er zelf heen te gaan. Dan was het echter niet "ODAble" en dan kon het niet. Dat stond juist die integrale samenwerking, de integrale aanpak, zo enorm in de weg.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn partij steunt de 3D-benadering heel erg. Ik vraag echter waar de balans is gebleven tussen ontwikkeling, defensie en goed bestuur en opbouw van een rechtsstaat. De VVD wil kennelijk -- dat komt ook terug in de brief -- dat de topsectoren onder de 3D-benadering worden geschaard. Dan moeten wij er misschien een nieuwe letter bij voegen. Ik kan die met goed fatsoen niet onder ontwikkeling scharen als er geen heel duidelijke ontwikkelingscomponent in dat belang zit. In de brief staat heel nadrukkelijk dat het voor het Nederlandse belang is. Het is nog explicieter dan in de discussie die wij hiervoor hebben gevoerd. Daar stond in elk geval nog in de stukken nog dat het ontwikkelingsrelevant moet zijn. Dat staat ook ergens in deze brief. Bij het derde punt staat echter "economische belangen voor het Koninkrijk der Nederlanden". Er wordt ook geen doekje meer om gewonden, bijvoorbeeld door te zeggen dat het ook relevantie moet hebben voor ontwikkelingslanden of fragiele staten. Nee, het staat het expliciet. Dan ben ik echt de weg kwijt als het gaat om die 3D-benadering.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug