Bijdrage Joël Voordewind aan het wetgevingsoverleg Jeugdzorg en ond. begroting VWS en V & J 2014

maandag 25 november 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als woordvoerder van het onderdeel Jeugdzorg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een wetgevingsoverleg met staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Onderdeel Jeugdzorg en aanverwante zaken van de begrotingen VWS en V&J 2014

Kamerstuk:    33 750 – XVI

Datum:            25 november 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed om weer over de jeugdzorgwet te spreken. Nu het over de jeugdzorg gaat, moet ik meteen denken aan het verhaal dat wij onlangs te horen kregen over een oma die bezorgd was over haar dochter van achttien. Die dochter had inmiddels twee kinderen gekregen. Het ging een tijdje goed totdat er een spoeduithuisplaatsing volgde waarbij de twee kinderen in een pleeggezin werden geplaatst. Opa, oma en de moeder werden op afstand gezet. Het contact met de kinderen was zeer stroef.

Die machteloosheid van een ouder, een opa en oma schetst het dilemma van de jeugdzorg. Wanneer haal je een kind uit een gezin? Het is maar de vraag of je daar als Kamerlid altijd een inkijkje in kunt krijgen. Je kent immers nooit het hele dossier. Dat is heel moeilijk, want je moet er dan flink induiken. Ik denk niet dat dat de rol van een Kamerlid is. Dus ik geef daar ook geen oordeel over.

Ik ben blij met de woorden die de staatssecretaris gisteren of eergisten uitsprak. Hij zei zelf ook blij te zijn dat het aantal ondertoezichtstellingen in Nederland naar beneden is gegaan. Het is ook een belangrijke doelstelling van de ChristenUnie om niet alleen het aantal ondertoezichtstellingen naar beneden te krijgen maar ook het aantal uithuisplaatsingen. Want als ouders hun kind uit huis geplaatst zien worden en daarmee de ouderband verbroken wordt, dan is dat schrijnend om te zien. De doelstellingen delen wij dus. Hoewel ik altijd voorzichtig moet zijn met het woord "heilig", vooral in de aanwezigheid van katholieken, geloof ik heilig in die doelstellingen omdat wij de decentralisatie daartoe hebben gedaan. Wij praten vaak over transitiearrangementen, zorgarrangementen en financiën, maar wij doen het uiteindelijk om kinderen zo lang mogelijk bij hun ouders te kunnen laten. Maar als kinderen vreselijk gevaar lopen, moeten wij ingrijpen.

Ik ben blij dat wij samen met collega Ypma het familiegroepsplan in de wet hebben kunnen krijgen bij de behandeling van de Jeugdwet. Dat geldt ook voor de inhuisplaatsing. Als het niet lukt via een groepsplan, dan worden kinderen in ieder geval toch in een soort gezinsverband in een veilige omgeving geplaatst.

Wat de decentralisatie en de transitie betreft ben ik blij dat de staatssecretaris heeft besloten om de jeugd-ggz met 20% te verhogen. Dat maakt het mogelijk dat ook de ouders bij de jeugd-ggz worden betrokken. Na de eerdere, wat kritische opstelling van de VNG ten aanzien van de inkoop van jeugd-ggz door Zorgverzekeraars Nederland, heeft de VNG nu constructief meegewerkt met de financiering. Zijn die afspraken inmiddels rond, vraag ik aan de staatssecretaris. Gaat dat inmiddels lukken?

Dan kom ik op de eindrapportage van de transitiecommissie. 28 regio's, de meerderheid, staan nog in het oranje. Hoe gaan wij dit voortzetten? Waarom hebben wij het stoplichtensysteem ooit geïntroduceerd als wij niet inzichtelijk kunnen maken hoe die regio's uiteindelijk van oranje naar groen gaan? Het pleidooi van de ChristenUnie is dan ook om de rol van de transitiecommissie door te zetten en om ook na 1 januari te blijven monitoren hoe dat proces in zijn werk gaat. Zo hebben de Kamer en de staatssecretaris inzicht in de vraag of die regio's naar een en ander toe groeien in 2015. Graag krijg ik een reactie op dat punt.

De transitiecommissie heeft ook aandacht gevraag voor de Bureaus Jeugdzorg en hun toekomstige rol. De staatssecretaris stelt in zijn reactie dat dat probleem verder moet worden geïnventariseerd. Hoe kunnen wij die deskundigheid behouden? Je kunt een en ander wel inventariseren, maar de tijd dringt. Kan de staatssecretaris in reactie op het rapport concreter aangeven hoe die deskundigheid behouden kan worden? Er zijn Bureaus Jeugdzorg, bijvoorbeeld in Amsterdam, die daar heel creatief mee omgaan. Maar hoe zit dat in de rest van het land?

Ook in het perspectief van kinderen en ouders is het van belang dat de bovenregionale aanbieders hun zorg kunnen continueren. Er zijn meerdere regio's die op dat punt geen afspraken hebben gemaakt met zorgaanbieders. De VNG doet inmiddels een voorstel om tot collectieve afspraken te komen via het representatiemodel. Wat houdt dat precies in? Er zijn zelfs zorgaanbieders die, alhoewel ze hun aanbod in een bepaalde regio doen, daar nog steeds de kleinste aanbieder zijn. Hoe gaat het praktisch in zijn werk dat ook die kleinere, bovenregionale instellingen die zorg kunnen blijven aanbieden?

Een andere optie die gepresenteerd wordt, is het uitbreiden van de landelijke transitiearrangementen. Mogelijk wordt het landelijke transitiearrangement voor zeer gespecialiseerde jeugdhulp uitgebreid. Ik hoor daar graag meer over van de staatssecretaris. Aan welke hulp denkt hij dan?

De collega's hebben al aandacht gevraagd voor het specialistische aanbod. Collega Segers heeft daar vorige week bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie een motie over ingediend. Hoe handhaven we de specialistische opvang voor slachtoffers van mensenhandel? Hoe gaat de staatssecretaris die motie uitvoeren?

In de regio's ontbreekt een betrouwbare grondslag voor het maken van afspraken over macrobudgetten. In december moeten we meer duidelijkheid krijgen. Dat wordt dan definitief in de meicirculaire. De transitiecommissie heeft ook aangegeven dat er echt in december meer duidelijkheid moet zijn. Kan de staatssecretaris hier zeggen dat die duidelijkheid ook echt in december wordt gegeven en dat die niet grote procenten gaat verschillen met de meicirculaire?

Ik heb met de burgemeester van Barneveld om tafel gezeten.

De voorzitter: U hebt nog drie minuten van uw totale spreektijd over.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dank u wel, voorzitter. Ik heb van die burgemeester de informatie gekregen dat hij nog een gat in zijn begroting had van 6 miljoen. Dat zijn grote getallen. Gaan we dat nu oplossen door bijvoorbeeld duidelijkheid te geven over het woonplaatsbeginsel? Hij tastte nog in het duister op dat punt.

Ik heb begrepen dat de landelijk werkende instellingen een overgangstermijn van twee jaar krijgen. Ik hoor daar graag een bevestiging van. Voorheen was het één jaar, dus dat zou winst zijn voor die instellingen.

Dan nog drie kleinere onderwerpen, althans klein in mijn tekst. Ik heb volgens mijn klokje nog twee minuten.

De voorzitter: Twee minuten van de totale spreektijd voor eerste en tweede termijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb negen minuten doorgekregen en dat werden er tien.

De voorzitter: Negen minuten voor eerste en tweede termijn. Dat heb ik ook aan het begin gezegd.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan ga ik snel afronden.

Ik heb nog een vraag over vechtscheidingen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft daar aandacht voor gevraagd. Hij stelt een onderzoek in. Kan er straks met dat onderzoek ook een beleidsagenda komen, gezien de dramatische situaties waarin kinderen zich bevinden?

De burgemeester van Katwijk heeft gezegd dat hij het twee jaar gaat uitstellen. Kan de staatssecretaris van zorg hier klip-en-klaar duidelijkheid geven dat dat niet het geval kan zijn, ook niet voor Katwijk?

Ten slotte de CJG's. De rol van de CJG's wordt vager en vager. Vandaar dat mijn fractie een zevenpuntenplan wil presenteren om die rol van de CJG's te verstevigen. Ik biedt dat plan aan aan de collega's en de staatssecretaris.

Mevrouw Bergkamp (D66): Als het gaat om handhaving van de alcoholleeftijd zijn volgens mij de burgemeester en de gemeenteraad aan zet en niet de staatssecretaris. Is de heer Voordewind dat met mij eens?

De heer Voordewind (ChristenUnie): De burgemeester gaat over de handhaving, maar wel de handhaving van de wet die wij hier met elkaar hebben afgesproken. Het congres van D66 is inmiddels ook voor een verhoging van de leeftijd van 16 naar 18 jaar. Die wet is breed in de Kamer aangenomen. Deze staatssecretaris en ook wij dienen de burgemeesters aan de wet te houden. Het kan niet zo zijn dat één burgemeester in Nederland zegt: dat nemen we niet zo nauw de komende twee jaar. Dat is echt een knieval voor de horeca en dat heeft een sneeuwbaleffect op de andere burgemeesters. We hebben er jaren over gesproken. We moeten nu gaan voor de gezondheidswinst voor deze jongeren en we moeten niet twee jaar verloren laten gaan.

Mevrouw Bergkamp (D66): Hoor ik de heer Voordewind nu zeggen dat de handhaving van een gemeente uitgevoerd moet worden zoals wij dat als Kamer willen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): De gemeenten moeten de wet handhaven. Zij mogen niet eigen wetten of eigen regels of uitzonderingen op die wet gaan maken, tenzij de Kamer daar toestemming voor verleent. Het is aan de burgemeesters om de wet te handhaven.

Bij de wijziging van de Drank- en Horecawet hebben we de burgemeesters allerlei aanscherpingmaatregelen aangereikt om dat te doen. Mevrouw Bergkamp kent die ook. Ik zou het zeer betreurenswaardig vinden als één burgemeester zegt: ik vind die handreikingen nog niet genoeg; ik ga de wet niet handhaven, stel dat uit en gedoog twee jaar. Dat moet onbestaanbaar zijn. Ik heb er volle vertrouwen in dat de staatssecretaris dezelfde mening toegedaan is.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

 

« Terug