ChristenUnie tegen schrappen enkele-feitconstructie

2012-gertjan-segersAPR_2542woensdag 09 april 2014 11:30

Vandaag sprak Gert-Jan Segers namens de ChristenUnie in het debat over het annuleren van de enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling. De ChristenUnie wijst discriminatie af en vindt de balans tussen grondrechten essentieel. Die wordt door de indieners van dit voorstel verstoord.

Segers:,, Ik hoop van harte dat we elkaar kunnen blijven vinden rond onze Grondwet die vrijheid voor allen garandeert. Wij vinden elkaar in de afwijzing van discriminatie. Ik hoop dat we elkaar ook, meer dan tot nu toe is gelukt, kunnen vinden in het overeind houden van een vrijheid voor gemeenschappen, in een balans tussen grondrechten waarin de wetgever niet tot in detail bepaalt welk grondrecht ten alle tijde voorrang heeft en dat we elkaar kunnen vinden in vertrouwen in de rechter die per geval omstandigheden weegt in het licht van de verschillende grondrechten.”

Hieronder kunt u zijn bijdrage lezen:

Gelukkig het land met een functionerende Grondwet, die burgers vrijheid geeft en beschermt. Gelukkig het land met een rechtsstaat waar minderheden zich beschermd weten en waarin iedereen voor de wet gelijk is, ongeacht ras, geslacht, seksuele gerichtheid, burgerlijke staat of levensbeschouwing.

Wie onze Grondwet leest, proeft het verlangen om mensen en hun gemeenschappen recht te doen, de burger staat voorop en ook minderheden worden beschermd tegen de staat en tegen de meerderheid. Uiteindelijk behoren we allemaal tot een minderheid, al is het maar tot de kleinst denkbare minderheid van het individu. Cruciaal daarbij is de erkenning dat opvattingen van al die verschillende mensen van elkaar kunnen verschillen en dat grondrechten soms op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Dan komt het er steeds weer op aan dat we elkaar vrijheid gunnen, ook als we het fundamenteel met elkaar oneens zijn, en dat we in geval van een conflict onze onderlinge verschillen niet met geweld maar via de rechter beslechten.

Het debat van vandaag heeft ten diepste die lading. Hoe doen we recht aan elkaar, als er verschil van opvatting is, als er grondrechten botsen? Hoe bewaken we de balans, de nevenschikking van grondrechten? Initiatiefwetgeving wordt in deze Kamer altijd met complimenten begroet, want het is een bijzonder en een arbeidsintensief instrument van de Kamer dat we koesteren. Los van de inhoudelijke beoordeling van het voorstel wil ik ook vandaag dit compliment aan mijn collega’s maken.

Tegelijk is het ook de vraag of al dit werk wel noodzakelijk was. Want waarom ligt dit wetsvoorstel er?

1.Europa

De eerste reden voor deze wet is Europa. De Europese Commissie heeft namelijk enige tijd geleden een inbreukprocedure opgestart tegen Nederland over de enkele-feitconstructie. Nederland zou in gebreke zijn gebleven inzake de implementatie van een Europese Richtlijn. Maar inmiddels is deze inbreukprocedure geseponeerd. Weten de indieners wat de reden is? Of zou de minister ons daar meer over kunnen vertellen? Is de Europese Commissie er wellicht van overtuigd geraakt dat de huidige wetgeving een legitieme vertaling is van de bepalingen in de Richtlijn? Hebben de indieners de brief van de Commissie met een motivatie van het sepot? En zo niet, dan zou ik de minister willen vragen of hij die brief heeft en hem ons kan doen toekomen.

We kunnen in ieder geval vaststellen dat de eerste reden voor dit initiatief is komen te vervallen. Toch blijf ik ook in de laatste Nota naar aanleiding van het verslag lezen dat de indieners denken dat Europa aanpassing eist. Terwijl dat inmiddels niet langer het geval is. Waarom doen zij dat? Graag een reactie op dit punt.

2. Onderschatting huidige rechtsbescherming

Een tweede reden voor deze wet is dat de indieners vinden dat de ‘enkele-feit’-constructie tot veel rechtsonzekerheid leidt, met name voor homoseksuele docenten in het bijzonder onderwijs. Dit wetsvoorstel moet die rechtsonzekerheid wegnemen. Ik proef bij de indieners onvrede over de omgang met homoseksuele docenten in het bijzonder onderwijs. En dan is de vraag: is dat terecht? Is deze tweede reden dan wel valide?

Naar mijn mening overschatten de indieners deze rechtsonzekerheid en onderschatten zij de huidige rechtsbescherming. Want ongeacht de grondslag van welke werkgever ook mag je als werknemer homo zijn en mag je een seksuele relatie hebben en samenleven met je homoseksuele partner. Want dat garandeert de AWGB. Hiermee zijn de persoonlijke rechten op het hebben en beleven van de seksuele identiteit van werknemers gewaarborgd. Daar is niets onzekers aan. De enige ruimte die de enkele feit-constructie open laat, is op welke wijze de werknemer omgaat met de spanning tussen de eigen levenswijze en de grondslag van de werkgever. En op welke wijze de werkgever omgaat met diezelfde spanning. Als dat tot een conflict leidt, beoordeelt de rechter van geval tot geval en komt die tot een op maat gesneden oordeel. Waar zit hier de rechtsonzekerheid?

3. Een goede werkgever wil altijd recht doen aan zijn medewerkers

Laat het volstrekt helder zijn dat elke werkgever, ook die in het bijzonder onderwijs, een goed werkgever behoort te zijn. En een goede werkgever verschuilt zich niet achter zijn recht of grondrecht, zoals de vrijheid van onderwijs of de vrijheid van godsdienst, maar een goede werkgever zal, met inachtneming van de hele Grondwet, altijd recht willen doen aan zijn medewerkers. En als ik dan bijvoorbeeld kijk naar dat bijzonder onderwijs, dan concludeer ik dat het daar bijna altijd goed gaat. En dat als het niet goed gaat, we gezegend zijn met de rechter die beslissingen toetst.

Wanneer we dat zien dan staan de inspanningen voor dit initiatiefwetsvoorstel en de lengte van het debat hierover in geen enkele verhouding tot de omvang van het probleem. Waar heeft de huidige AWGB en de huidige balans tussen de verschillende grondrechten slachtoffers gemaakt die dit initiatief rechtvaardigen?

4. Bijzonder onderwijs wordt geen recht gedaan

Wanneer ik deze vraag stel, heb ik hem direct ook beantwoord. Nu de indieners nog. Want nu Europa geseponeerd heeft en de praktijk geen blijvende problemen laten zien, zou ik graag een reflectie van de indieners zien op het feit dat zij toch met dit initiatiefwetsvoorstel zijn gekomen. Wat de ChristenUnie-fractie betreft, zijn daar dus geen dwingende redenen voor. En ik zou de indieners direct ook willen vragen waarom ze het in hun toelichting met betrekking tot ‘misstanden in het bijzonder onderwijs’ zo zwaar aanzetten als ze doen. Want als er in bijvoorbeeld het bijzonder onderwijs inderdaad sprake zou zijn van een onveilige situatie die leraren in de kast houdt, als er inderdaad misstanden zijn, waar is dan het overzicht van zaken waar de rechter tot een inhoudelijke beoordeling van het spanningsveld kwam? Waarom wordt het bijzonder onderwijs geframed op hypothetische gevallen? Ik vind dat bijzonder onderwijs daarmee geen recht wordt gedaan.

5. Waarderend woord voor de indieners

Hoog tijd voor een waarderend woord voor de indieners. Want het is goed dat de indieners uiteindelijk in hun voorstel toch evenwichtiger zijn geworden in vergelijking met de eerste versie van dit initiatief. Het uiteindelijke tekstvoorstel komt daarmee nog redelijk in de buurt van het voorstel van de Raad van State. Maar waarom is daar uiteindelijk dan toch niet voor gekozen? Waarin schiet die formulering naar de mening van de indieners tekort? En als er de indieners veel aan gelegen is om tot een wettekst te komen die nauwer op de Europese Richtlijn aansluit, waarom is deze laatste versie niet alsnog aan de Raad van State voorgelegd met de vraag of deze tekst inderdaad conform de Richtlijn is? Want ik heb het toch wel goed begrepen dat de indieners echt willen proberen om de Richtlijn zo zuiver mogelijk over te nemen? Of is dat niet zo?

6. Europese Richtlijn op een verkeerde manier geïnterpreteerd

Bij de nota van wijziging hebben de indieners na onze kritische vragen alsnog ‘goede trouw en loyaliteit’ ingevoegd. Maar de indieners hebben dit element ingevoegd op een manier waarop het geen toegevoegde waarde heeft, namelijk als een kwalitatieve begrenzing van het hetgeen de werkgever van werknemers mag eisen. Naar de mening van de ChristenUnie-fractie duiden de indieners de Europese Richtlijn op een verkeerde manier. En het komt nu op een zorgvuldige exegese van de Richtlijn aan.

Het woord ‘derhalve’ in tweede alinea art. 4 lid 2 van de Richtlijn duidt op gelijkschakeling voor het voorgaande en het volgende. Dat is dus nevenschikking. Niet op onderschikking zoals de indieners menen, maar ook niet perse op ‘kernelement’ zoals de Raad van State stelt. Die nevenschikking zou volgens de indieners ‘tegenstrijdig’ en daarom niet denkbaar zijn. Hier zit naar het oordeel van de ChristenUnie-fractie de crux van de denkfout van de indieners: zij gaan er namelijk van uit dat fundamentele waarden niet met elkaar in een onoplosbare spanningsrelatie zouden kunnen staan. De meest redelijke en juiste oplossing is, wat de ChristenUnie-fractie betreft, dan ook niet het wegnemen van het spanningsveld door één van beide waarden absolute voorrang te verlenen, maar de concrete afweging aan de rechter te laten, zodat per spanningssituatie de meest billijke en proportionele oplossing kan worden gezocht. Dat is precies wat de richtlijn uitdrukt met het nevenschikken via het woord ´derhalve´. En dat is ook de manier waarop we in Nederland in andere situaties met spanningen en botsingen van grondrechten omgaan.

Indieners koppelen het element creatief aan het eigen ideaal dat instellingen op religieuze grondslag slechts ‘respecteren’ in plaats van ‘onderschrijven’ van de grondslag zouden mogen eisen. Een dergelijke uitleg van artikel 4 lid 2 richtlijn is hoogst onwaarschijnlijk en is niet te onderbouwen met jurisprudentie. Zoals de indieners het nu voorstellen kan er conflict ontstaan met het constitutionele principe dat de rechter niet treedt in theologische interpretatie van grondslagen, dit in belang van de neutraliteit van de staat. Concreet zal de vraag immers zijn welke aspecten van een religieuze grondslag wezenlijk zijn, en over welke je van mening zou mogen verschillen. Graag een reactie van de indieners.

7. Indieners beperken de vrijheid om een collectief te vormen

Ook op een ander onderdeel hebben de indieners onvoldoende geluisterd naar de Raad van State. En dan gaat het om de balans tussen het individuele recht op godsdienstvrijheid en het collectieve recht daarop. Want op verschillende momenten heeft de RvS aangegeven dat daar een evenwicht in moet zijn. Maar met dit wetsvoorstel komen de indieners uit de kast als gelovigen in het individualisme. Ze splitsen de vrijheid van godsdienst op in een collectief en een individueel aspect, en geven daarbij het individuele aspect voorrang. Dit is echter juridisch geen erkende of gangbare argumentatielijn.

Ik wil de indieners graag vragen keuze waarom zij een collectieve religiebeleving niet evenzeer kunnen beschouwen als een uiting van individuele keuzevrijheid. Het gaat dan om de individuele vrijheid om een gemeenschap te vormen. In dat geval gaat de voorrang voor het individu immers niet op: als individuele wensen voorrang krijgen binnen alle collectieven, dan verliezen collectieven samenhang en vallen ze uiteen. Dan is en er uiteindelijk geen keuzemogelijkheid meer voor een dergelijk collectief en zo bezien werkt deze rigide autonomie voor het individu – paradoxaal genoeg – averechts voor zijn keuzevrijheid. Of betekent individuele autonomie dat je niet vrijwillig voor een orthodox religieus collectief mag kiezen?

De indieners zeggen op te komen voor kwetsbaren binnen religieuze gemeenschappen. Maar dat doe je door je er van te verzekeren dat er een ‘right of exit’ is, een achterdeur waardoor mensen vrijwillig de gemeenschap kunnen verlaten. Maar dat doe je niet door een ‘right of entry’ te eisen. Want dat doet afbreuk aan de vrijwilligheid waarmee mensen zich in een gemeenschap aan elkaar verbinden. Maar toch sturen de indieners aan op inperking van die vrijheid.

8. Vrijheid van politieke partijen

Dan de vrijheid van politieke partijen. Ik heb me verbaasd over de opmerking van de indieners in de Nota naar aanleiding van het Verslag. Zij schrijven daar dat bij er bij politieke partijen geen sprake kan zijn van een verschuiving van de grondrechtenbalans, omdat de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst niet in het geding zouden zijn. Ik mag hopen dat de indieners bekend zijn met het fenomeen van confessionele partijen en überhaupt met het fenomeen vrijheid van vereniging. Die vrijheden zijn wel degelijk in het geding bij de ruimte voor politieke partijen. Ook graag een reactie op dit punt.

9. Vrijheid religieuze organisaties met betrekking tot huwelijkse staat.

De initiatiefnemers snijden terzijde aan dat het wetsvoorstel ook op de ‘niet te onderschatten problematiek’ van heteroseksuele ongehuwden in het bijzonder onderwijs regelt. Wat de indieners hierover zeggen, gaat constitutioneel gezien misschien nog wel verder dan de problematiek van de homoseksuele docent. Want de ‘huwelijkse staat’ is geen beschermde grond in de Richtlijn en heeft als potentiële discriminatiegrond internationaalrechtelijk een duidelijk zwakkere status dan ‘seksuele gerichtheid’. Het ligt daarom naar het oordeel van de ChristenUnie-fractie in de rede dat inperking van de vrijheid van onderwijs, godsdienst en vereniging ten koste van het beschermen van het zelf kiezen van je huwelijkse staat (gaat in feite over seksuele moraal) een veel zwaardere rechtvaardiging vraagt dan ten aanzien van de homoseksuele gerichtheid. Want je huwelijkse staat is vrijwillig, terwijl je seksuele gerichtheid duidelijk statischer en minder vrijwillig van aard is. Ik zou daarom de indieners willen vragen om die rechtvaardiging dan ook te geven. Want ik zie die niet. Mogen religieuze organisaties voor wie trouw en de belofte van trouw van groot belang zijn, mogen zij van hun werknemers bijvoorbeeld vragen om in het algemeen trouw te zijn in hun seksuele relatie? Blijft die vrijheid overeind?

10. Conclusie

Er zal altijd een zekere spanning bestaan tussen individu en gemeenschap, tussen werkgever en werknemer, tussen mensen die bij een gemeenschap horen en hen die er bij willen horen. Ook de positie van homoseksuelen binnen religieuze gemeenschappen is soms een spannende. Dat vraagt wederzijds begrip en daarvoor is open spanningsveld, een open dialoog heilzaam en nodig. Die openheid is niet gediend met een carte blanche voor een homoseksuele werknemer, voor degene die zich bij een gemeenschap wil voegen. Dat zou zelfs weleens averechts kunnen werken voor zijn acceptatie binnen de gemeenschap.

Wij vinden elkaar in de afwijzing van discriminatie. Ik hoop dat we elkaar ook, meer dan tot nu toe is gelukt, kunnen vinden in het overeind houden van een vrijheid voor gemeenschappen, in een balans tussen grondrechten waarin de wetgever niet tot in detail bepaalt welk grondrecht ten alle tijde voorrang heeft en dat we elkaar kunnen vinden in vertrouwen in de rechter die per geval omstandigheden weegt in het licht van de verschillende grondrechten.

Ik hoop van harte dat we elkaar kunnen blijven vinden rond onze Grondwet die vrijheid voor allen garandeert.

Labels
Gert-Jan Segers
Tweede Kamer

« Terug

Reacties op 'ChristenUnie tegen schrappen enkele-feitconstructie'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Nieuwsarchief > 2014 > april

Geen berichten gevonden