Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de intensieve veehouderij in Nederland

woensdag 03 september 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan het plenair debat over de intensieve veehouderij in Nederland

Onderwerp:   Debat over de intensieve veehouderij in Nederland

Kamerstuk:   

Datum:           3 september 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. De intensieve veehouderij is de belichaming van hoe Nederland zich als agroland heeft ontwikkeld: productiemaximalisatie, lage kostprijzen en sterk ontwikkelde export. Het is een sector waar wij trots op mogen zijn, die zorgt voor voedselzekerheid en die grote stappen zet op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn. Daarmee zijn wij leidend in de wereld. Het is ook een sector waarin technologische mogelijkheden leidend zijn en die de verbinding met de maatschappij grotendeels is verloren. De intensieve veehouderij is verworden tot een sector die te kampen heeft met een enorm imagoprobleem door de import van veevoer van ver buiten Europa, het mestoverschot, de schandalen met antibiotica, zorgen over voedselveiligheid, de impact op het landschap en de effecten voor de volksgezondheid. De Nederlandse consument heeft nog maar een beperkte invloed op de intensieve veehouderij, aangezien veel bedrijven inmiddels voor de buitenlandse markt produceren. Hoewel de Nederlandse burger kritisch is over de intensivering, koopt diezelfde burger als consument toch nog vaak een kiloknaller, waarmee de intensivering in stand wordt gehouden.

Iedereen is het erover eens dat de ontwikkeling van de intensieve veehouderij door de overheid in goede banen geleid moet worden. De vraag is echter tot waar de overheid kan en wil sturen. Het wetsvoorstel voor een verantwoorde groei van de melkveehouderij laat bijvoorbeeld ruimte voor niet-grondgebonden groei via mestverwerking, terwijl de sector juist heeft ingezet op grondgebondenheid, waarbij extra mest op eigen grond moet worden afgezet. Het lijkt er echter op dat de intensivering niet is te stoppen en dat de overheid slechts probeert het een klein beetje bij te sturen. Dat wordt ook duidelijk in de discussie over de eendagshaantjes: het dominante productiemodel is leidend en problemen worden aangepakt met technologische oplossingen.

Bij het wetsvoorstel over dieraantallen en gezondheid gooit het kabinet verantwoordelijkheden over de schutting zonder wetenschappelijke onderbouwing. Decentrale overheden staan onder grote maatschappelijke druk om paal en perk te stellen aan de omvang van stallen, maar er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de relatie tussen dieraantallen en volksgezondheid. Gemeenten en provincies moeten dus sturen zonder handvatten.

De ChristenUnie heeft dan ook ernstige bedenkingen bij het wetsvoorstel in de huidige vorm. Liever kijken wij naar de kwaliteit en de duurzaamheid van de productie dan normen te stellen voor aantallen dieren. Dit laat uiteraard onverlet dat er verder onderzoek gedaan moet worden naar de effecten van de intensieve veehouderij op de volksgezondheid.

De heer Bosman (VVD):
Ik maak bezwaar tegen de inbreng van mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie. Zij heeft het over een wetsvoorstel dat nog niet in behandeling is. Het kabinet heeft nog alle ruimte om het te veranderen. Hier wordt een claim neergelegd en een beschuldiging in de richting van het kabinet gemaakt die niet waar is, die niet aan de orde is en die prematuur is. Ik vind het onverstandig om op deze manier dit soort teksten uit te spreken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik sta hier vandaag als volksvertegenwoordiger en ik breng de zorgen in die vanuit de samenleving tot mij komen. Dat zijn ook zorgen over wetsvoorstellen die nu aan de orde zijn. Ik deel het standpunt van de VVD dat het wetsvoorstel nog aangepast zal worden en ik hoop dat dit in een richting gaat die mijn fractie zal aanspreken. Dan zullen wij met elkaar het grote debat over die wet voeren. Vanwege de grote zorgen die er in de samenleving zijn, heb ik nu de gelegenheid genomen om die op dit moment al naar voren te brengen, wetend dat het grote debat nog gevoerd zal worden.

De heer Bosman (VVD):
Nu gaan we verschillende debatten op verschillende momenten gelijktijdig door elkaar heen voeren. Mevrouw Dik-Faber zegt eigenlijk tegen mij dat ik als VVD'er geen goede volksvertegenwoordiger ben, want ik wacht netjes af wat het kabinet gaat doen. De ChristenUnie gaat vast vol op het orgel en dat vind ik ongepast. We hebben een rol als volksvertegenwoordiger in de Tweede Kamer, daar hebben we een aantal voorwaarden, systemen en procedures voor. Als we alles door elkaar heen laten lopen, dan wordt het een rommeltje. Wie heeft nu wat voor het zeggen? Geef de mensen in de samenleving die zich zorgen maken de ruimte om die te uiten zonder dat we in de Tweede Kamer iedere keer een duiding moeten geven aan wat zij denken. Het is heel makkelijk om iedere keer bij ieder geluid dat je hoort te vinden dat dat in de Tweede Kamer terecht moet komen, maar soms is rust, terughoudendheid en even reflecteren op zaken die er gebeuren ook een uitstekende mogelijkheid om dingen voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Wij zijn hier allemaal volksvertegenwoordigers en dat doen wij naar eer en geweten. Dat doet de VVD-fractie naar beste weten en kunnen en dat doet de ChristenUnie naar beste weten en kunnen. Ik heb gemeend deze zorgen op dit moment en op deze wijze te moeten inbrengen. Zal ik doorgaan met mijn betoog?

Zal ik doorgaan met mijn betoog, voorzitter?

De voorzitter:
Dat hoeft niet, maar als u daar behoefte aan hebt, dan kan dat. Ik wil u nergens toe dwingen.

(Hilariteit)

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter!

Ik begin met een aantal lichtpuntjes. Zo worden met de Kip van Morgen en Recept voor duurzaam varkensvlees stappen gezet naar een duurzamer en diervriendelijk verdienmodel. Echter, garanties dat de boeren hun investeringen kunnen terugverdienen, willen de supermarkten niet geven. Verder zal de Kip van Morgen alleen op de Nederlandse markt komen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat boeren die kiezen voor een duurzamer verdienmodel tegen grenzen aanlopen. De ChristenUnie vindt meer experimenteerruimte dan ook noodzakelijk.

Verdere intensivering is een heilloze weg waar maar weinig boeren zich prettig bij voelen. Bijna niemand kiest vrijwillig voor een businessplan dat schaalvergroting en productie voor een kostprijsmarkt als vaste variabelen heeft. Deze race to the bottom kost momenteel al veel gezinsbedrijven de kop. Dat proces gaat onverminderd door. De Ruslandcrisis laat zien dat de vlees- en zuivelsectoren bovendien kwetsbaar zijn. Het inruilen van de ene verre exportbestemming voor de andere kost veel tijd en energie en biedt geen oplossing voor de uitdagingen waar onze landbouwsector voor staat.

De ChristenUnie vindt het tijd om in de vleessector en de zuivelsector te werken aan meer duurzame verdienmodellen. Zij wil niet terug naar de tijd van Ot en Sien en ook niet streven naar de positie van grootste agrarische exporteur. Nederland heeft immers zijn grenzen, letterlijk en figuurlijk. De ChristenUnie pleit dan ook al jaren voor regionalisering van de voedselproductie binnen Europa, waarbij we het veevoer in Europa verbouwen en onze mest gewoon op het land kwijt kunnen, zonder subsidies voor mestverwerking, maar met investeringen in onderzoek en kennis. Een snelle ontmanteling van de productschappen is in dit opzicht een aderlating voor de gouden driehoek van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Vanavond wordt het debat daarover gevoerd.

De ChristenUnie vindt dat we onze focus moeten verleggen van export van primaire producten naar export van kennis en innovatie. We moeten geen melk exporteren naar India, maar de Indiase boer in zijn eigen omstandigheden helpen om daar ook tot een efficiënte melkproductie te komen. De ChristenUnie roept de staatssecretaris daarom op om in Europa het voortouw te nemen bij het opstellen van een Europese strategie voor regionalisering van onze voedselproductie. Waar bedrijven doorgaan op de huidige weg en dat vaak ook niet anders kunnen, moet de overheid leiderschap tonen. Laten we nu alvast nadenken over een Europees landbouwbeleid na 2020. Dat landbouwbeleid moet gericht zijn op een duurzame voedselproductie in Europa, op zelfvoorziening en op een eerlijke margeverdeling in de keten en moet een plan bevatten voor stimulering van de eigen productie in Europa en van grondgebondenheid in de veehouderij. Laten we onze goede concurrentiepositie vooral benutten om markten dichtbij te bedienen, dus ik heb liever dat onze peren naar Beieren gaan dan naar Brazilië.

De heer Van Dekken (PvdA):
Het betoog van mevrouw Dik-Faber was interessant, maar er blijft één vraag hangen. Zij sprak over zorgen in de maatschappij over de intensieve veehouderij. Zij weet dat er een wetsvoorstel ligt om het nodige te doen aan die zorg. Kan mevrouw Dik-Faber schetsen welke zorgen zij nu precies heeft, want die zouden wellicht binnen de behandeling van diezelfde wet kunnen vallen. Dat zou interessant zijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zie dat er in de samenleving veel zorgen zijn over milieu en gezondheid. Dat zijn de twee belangrijkste elementen. Die hebben ook alles met elkaar te maken. Er ligt nu een wetsvoorstel op tafel waar ik vandaag na aansporingen van de VVD-fractie niet al te veel over zal zeggen, maar ik vraag mij wel af of dit wetsvoorstel de goede instrumenten heeft om de zorgen van bewoners weg te kunnen nemen. Daar heb ik in mijn betoog, ook in het interruptiedebatje dat ik eerder met de heer Van Dekken had, de vinger bij willen leggen. Laten we kijken naar een goede wetenschappelijke onderbouwing. Laten we de provincie vooral in positie brengen om instrumenten te kunnen hanteren en dat niet bij gemeenten neerleggen. Laten we sturen op meetbare elementen, dus niet op een subjectief onderdeel als stank, maar echt meetbare milieukwaliteit, die al dan niet gevolgen heeft voor de volksgezondheid.

De heer Van Dekken (PvdA):
Inderdaad. Milieu is belangrijk, dierenwelzijn is belangrijk, de omgeving is belangrijk, draagvlak is belangrijk en volksgezondheid is ontzettend belangrijk. Over geur kun je twisten. De een vindt die lekker en de ander niet. Ik zal mijn eigen opvatting daar niet over geven. Mevrouw Dik-Faber, u bent het toch met mij eens dat alles wat we zonet schetsten de kern, de basis van het wetsvoorstel is?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil toch een onderscheid in het debat aanbrengen. Ik zie een grote verwarring over de termen "intensivering" en "schaalvergroting". Die termen worden door elkaar gebruikt, maar deze zaken hoeven niet altijd hand in hand te gaan. Een boer die investeert in kwaliteit, dierenwelzijn, duurzaamheid et cetera, zal in het algemeen iets moeten doen aan zijn bedrijfsvoering om zijn investeringen te kunnen betalen. In dat geval hebben we het over schaalvergroting. Intensivering vind ik echt wat anders: bij intensivering heb je het echt over het intensiveren van de productie, waarbij milieu, kwaliteit en dierenwelzijn in mijn beleving meer onder druk komen te staan. Bij schaalvergroting is dat niet aan de orde. Ik heb dit debat vooral willen gebruiken als een debat over die intensivering. De ChristenUnie wil daar heel graag paal en perk aan stellen, omdat wij zien dat die ten koste gaat van een aantal belangrijke elementen die ons een lief ding waard zijn: de volksgezondheid, onze leefomgeving, en uiteindelijk ook Gods schepping. Wij willen niet dat die intensivering ten koste daarvan gaat.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug