Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Beleidsnota "Wat de wereld verdient"

donderdag 23 mei 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de algemene commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan een algemeen overleg met minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Beleidsnota "Wat de wereld verdient: Een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen"

Kamerstuk:    33 625

Datum:           23 mei 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Nu we toch een beetje een bijbels kader schetsen, ben ik in de Bijbel gaan lezen en zag daar een heel mooie en toepasselijke opdracht aan de Koning in de vorm van de Koningspsalm. "Moge hij recht doen aan de zwakken, redding bieden aan de armen en moge hij zich ontfermen over de weerlozen en de armen." Ik vond dat een mooie leidraad om tegen de nota aan te houden. Mogelijk spreekt het de minister ook aan.

Ik spreek waardering uit voor de minister dat zij haar nek heeft durven uitsteken om opnieuw te kijken naar ontwikkelingssamenwerking en het vinden van een effectieve manier om hulp en handel aan elkaar te koppelen, zodat er eerlijke handel kan ontstaan waarbij het de inzet is om de allerarmsten in de wereld te helpen. Dat is volgens mij de oprechte drijfveer van de minister en ik zie dat terug in een aantal speerpunten. Zij zegt dat de armoedebestrijding de rode draad van haar beleid wordt en dat zij tegelijkertijd probeert in te zetten op eerlijke handel. De ChristenUnie steunt haar daarin. De minister zet ook in op social protection, op kinderen en vrouwen en op maatschappelijk verantwoord ondernemen door bedrijven. Ook op die punten steunt de ChristenUnie de minister. Er zitten echter ook andere elementen in de nota, zoals het bezuinigen op onderwijs. Onderwijs is cruciaal om de onderlaag, de meest kwetsbare groepen zoals kinderen die kinderarbeid uitvoeren, te laten participeren zodat zij straks kunnen doorgroeien in het bedrijfsleven. Daarnaast is er het maatschappelijk middenveld dat opkomt voor mensenrechten en vrouwenrechten en dat onrecht in de productieketen aan de kaak stelt. Op pagina 50 van de nota word je echt wakker, want daar staat die enorme bezuiniging van 1 miljard. Ik zou bijna zeggen: was het maar 1 miljard, maar er komt het een en ander bij. In de kleine lettertjes staat dat de private financiering van het klimaatgeld nog steeds niet geregeld is. Die zou zelfs kunnen oplopen tot een extra belasting van 1,2 miljard. Er zit ook een defensiepot in, waarvan het CDA zei dat zelfs de Patriot-rakketten daaruit betaald kunnen worden. De VVD beaamde dat. Dat noemt men dan armoedebestrijding. Dan hebben wij het nog niet gehad over de koppeling van het bnp. Zolang wij in een recessie zitten, krijgt deze minister alleen maar minder geld. Kan de minister aangeven in welke mate de totale bezuinigingen beslag gaan leggen op haar begroting, los van die 1 miljard? Dan zouden wij het eerlijke verhaal krijgen.

Er wordt fors bezuinigd op het maatschappelijk middenveld, terwijl de minister onlangs de ngo's nog onmisbaar noemde. Hoe ziet de minister het evenwicht tussen de grote bezuiniging, van zelfs 50% als wij doorredeneren naar 2017, op het maatschappelijk middenveld en het grote belang van het middenveld in het licht van de stijging van de uitgaven voor het bedrijfsleven van 380 naar 500 miljoen? Dan heb ik het nog niet gehad over het bedrijfslevenfonds van 750 miljoen. Zijn er middelen waarbij sprake is van onderbesteding als het gaat om de private sectorprogramma's? Ik noem ORIO met een onderuitputting van 30 miljoen, de non-ODA Finance for International Business van 6 miljoen, de Packet for Growth van 11 miljoen en de transitiefaciliteit van 4,9 miljoen. Ik kom zo al snel op een onderuitputting van 52 miljoen. Ik overweeg een motie om te bekijken of wij het maatschappelijk middenveld kunnen steunen in plaats van het te halveren.

Mijn fractievoorzitter de heer Slob heeft een motie ingediend over het Dutch Good Growth Fund. Wij zien de intentie hiervoor steeds verder afkalven. Natuurlijk krijgen wij nog een invulling, maar het kan toch niet zo zijn dat wij nu al instemmen met de nota, terwijl wij de uitwerking nog moeten krijgen? Ik geef mee dat er te veel onduidelijkheid is en dat het fonds te groot is. Is het niet verstandiger om te bekijken of wij met kleinere bedragen aan de slag moeten gaan, bijvoorbeeld in het eerste jaar en tweede jaar met 10 miljoen, of dat wij via kleinschalige leningen een kader creëren om het mkb in Afrika te helpen? Het mkb is helemaal niet in staat om die grote bedragen weg te zetten.

Mevrouw De Caluwé (VVD): De heer Voordewind stelt voor om te beginnen met 10 miljoen. Dan tuigen wij een fonds op waarmee wij meer handel en investeringen kunnen bereiken voor misschien twintig initiatieven. Is dat dan geen weggegooid geld?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het zou eventueel met de bestaande kanalen kunnen, de Rabobank zou bijvoorbeeld graag participeren. Ik ken de VVD niet als een partij die blanco cheques weggeeft die oplopen tot 750 miljoen, terwijl zij nog steeds niet weet hoe en waaraan zo'n fonds moet worden uitgegeven. Wij doen er verstandig aan om de kaders eerst precies te formuleren en die uit te proberen, voordat wij in deze tijden van crisis honderden miljoenen wegzetten.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Alleen al het Rabobankfonds kan meer dan 10 miljoen wegzetten. Wat doen we dan met de mkb'ers in ontwikkelingslanden waarmee wij veel willen doen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik denk niet alleen aan het mkb in Nederland, maar ook aan het mkb in Afrika. Ik heb bedrijven gesproken waarmee de Rabobank heel goed samenwerkt. De Rabobank zit in heel veel landen en zou geholpen zijn als zij meer gelden ter beschikking zouden kunnen krijgen om dit soort bedrijven van de grond te krijgen. Ik ben bang dat als er geen schotten komen in het totale fonds van 750 miljoen en de minister straks met een onderbesteding zit van misschien wel 200 of 300 miljoen, we naar het grote bedrijfsleven en naar exportsubsidies gaan kijken en dat met name de kleinere boeren weggeconcurreerd worden door de bedrijven uit het westen van Nederland.

Ik steun de minister met betrekking tot Bangladesh. Ik vind het moedig wat zij daarvoor doet. Het komt erop neer dat hetzelfde bedrijfsleven waarover de heer Leegte sprak, het de afgelopen jaren heeft laten afweten. Het is heel goed dat wij via de ngo's en de vakbonden ogen en oren krijgen om op de naleving toe te zien.

Mevrouw Mulder (CDA): De heer Voordewind zegt dat het fonds bedoeld is voor mkb'ers in de landen daar en voor Nederlandse mkb'ers die daar aan de slag gaan. Hij zegt dat als de minister toezegt dat dit fonds alleen bestemd is voor mkb'ers, dat hem heel blij maakt. Begrijp ik dat goed?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Als mevrouw Mulder de aangenomen motie die ook door het CDA is ondersteund, goed leest, ziet zij dat fonds vormgegeven moet worden met de kennis van het Nederlandse bedrijfsleven, maar dat het fonds besteed zou moeten worden in samenwerking met het mkb in Afrika, in ontwikkelingslanden. De kern van de motie-Slob was ontwikkelingsrelevantie volgens de ILO-normen. Het kan zo zijn dat het mkb in Afrika technische ondersteuning kan gebruiken van het mkb in Nederland. Die moet vooral vraaggestuurd en niet aanbodgestuurd zijn, want dan krijg je gebonden hulp. Daar hebben wij heel slechte ervaringen mee. Als de kennis hier echter is, schakel die dan vooral in.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Er klopt iets niet. De heer Voordewind zegt dat conform de motie-Slob het Nederlandse bedrijfsleven er wel over mee mag denken, maar dat het fonds alleen bestemd is voor het mkb in ontwikkelingslanden. Van de motie-Slob maakt ook deel uit de discussie die zich ontspon tussen de minister-president en de heer Slob, waarin duidelijk aangegeven werd dat het fonds voor het bedrijfsleven hier en daar was. Daarover heeft men overeenstemming bereikt en daarom heeft de VVD met de motie ingestemd.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De laatste woorden van mijn fractievoorzitter in dat debat waren dat wij de verdere uitwerking van de minister afwachten. Daar wachten wij nog steeds op. Voor ons blijft wel degelijk de kern staan dat het ontwikkelingsrelevant moet zijn, dat het moet voldoen aan de ILO-normen in de gehele productieketen, dus niet alleen bij de laatste leverancier, en dat het bedoeld is voor armoedebestrijding en niet om een afzetgebied voor de multinationals te creëren. Die kunnen hun eigen broek wel ophouden.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Dus het is niet uitsluitend bedoeld voor het mkb in ontwikkelingslanden?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij hebben ermee bedoeld dat met de kennis die in huis is het mkb in Afrika ondersteund moet worden. Zo is de motie geformuleerd.

De minister is groot voorstander van social protection. Ik ben daar blij mee. De hulp aan Zimbabwe wordt echter gestopt. De minister heeft bij het laatste debat gezegd dat als er een gat zou vallen, zij daarnaar zou kijken. Er is een gat van 16 miljoen. Ik vraag de minister om daarnaar te kijken omdat er blijkbaar geen andere donoren zijn.

Het inschakelen van religieuze organisaties is erg belangrijk om aidsziekten en -besmetting te bestrijden. Je kunt dan niet om de faith based organizations (FBO) heen. Ik vraag de minister om daarmee actief aan de slag te gaan. Is de minister bereid om daarvan in haar beleid integraal gebruik te maken?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug