Bijdrage Joël Voordewind aan de Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

woensdag 09 november 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind aan een plenaire begrotingsbehandeling met minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Kamerstuk:    34 550 - XVII

Datum:           9 november 2016

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Miljoenen mensen, 60 miljoen en meer, zijn op de vlucht voor oorlog en terrorisme. De nood is hoger dan ooit. Vroeger was die weleens ver weg, maar wij weten sinds de afgelopen twee jaar, met de verhalen van mensen die naar Nederland komen en met wie wij hier in aanraking komen, dat die nood ook heel dichtbij kan komen.

De ChristenUnie wil zich inzetten voor de allerarmsten, allereerst door mensen in acute nood te helpen met medische zorg, voedsel en onderdak in de crisisgebieden, maar ook door de grondoorzaken voor migratie structureel aan te pakken. Daarom wil de ChristenUnie terug naar de internationaal geaccepteerde jarenlange norm van 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking. De begroting die wij vandaag behandelen, maakt echter een omgekeerde beweging. Er gaat minder geld naar noodhulp. Er wordt volgend jaar meer dan 1 miljard bezuinigd op de allerarmsten. Wij gaan niet naar de 0,7% maar wij gaan in de komende jaren alleen maar verder naar beneden, zelfs tot de 0,46%.

Ik som de bezuinigingen op. Volgend jaar, in 2017, komen wij uit op een structurele bezuiniging van 1 miljard. Nederland is de grootste ontvanger van de eigen ontwikkelingshulp omdat wij de eerstejaarsasielzoekers hier in Nederland opvangen, een kwart van de ODA-gelden inmiddels. De kasschuif uit de toekomst naar voren levert voor nu wel geld op maar legt ook een hypotheek op de toekomst en de toekomstige budgetten tot 2020: 1,2 miljard heeft deze minister daarvan weggehaald, een financiële krater voor de komende regeerperiode. Het budget voor het maatschappelijk middenveld daalt aanzienlijk. Tegelijkertijd zien wij de bedrijfsleven- en exportfinanciering juist stijgen. Het budget voor noodhulp is dalend ten opzichte van de voorgaande jaren.

Daarbovenop hebben wij de verschillende rapporten gehad over ontwikkelingssamenwerking. De IOB oordeelt snoeihard over de bezuinigingen van de afgelopen jaren. Dat gaat weliswaar over Rutte I, maar wij zien al hoe die bezuinigingen desastreus uitwerken op de landen waarvan wij afscheid hebben moeten nemen doordat programma's halverwege zijn gestopt. De AIV oordeelt over de bezuiniging dat die op gespannen voet staat met het toenemende belang van internationale samenwerking. De Algemene Rekenkamer heeft, zoals wij hebben gehoord, grote kritiek op de kasschuiven uit de toekomst en op de effectiviteit van het bedrijfsleveninstrumentarium. De ChristenUnie-fractie betwijfelt of zij de begroting van deze minister moet steunen als er een zo grote aanslag wordt gedaan op het budget en op de directe hulp aan de allerarmsten.

De instroomcijfers zijn gelukkig verlaagd. Dat geeft mogelijk ruimte bij de Najaarsnota. Voor ons is het dan ook van groot belang dat die gelden op de begroting van deze minister blijven staan en dat ze 100% beschikbaar komen voor officiële ontwikkelingssamenwerkingshulp. Kan de minister daarop een reactie geven?

De ophoging van het noodhulpbudget is voor ons een tweede belangrijke voorwaarde om de begroting alsnog te kunnen steunen. We hebben net een brief gehad van deze minister over de noodhulpgelden, maar we zien op dat punt ook weer een kasschuif, deze keer van 2016 naar 2017, omdat er blijkbaar een onderbesteding is van 80 miljoen. Ik vind het prima dat die gelden volgend jaar vrijkomen, maar dat is geen extra geld. Er zijn enorme tekorten aan voedsel, medische hulp et cetera. We krijgen bijna dagelijks berichten van ngo's, ook van ngo's waarvan de medewerkers met gevaar voor eigen leven werken in vluchtelingenkampen in Syrië zelf, maar ook in de omliggende landen, zoals Jordanië. We moeten echt extra geld vrijmaken. We hebben dat in het verleden ook gedaan. We hebben er toen samen met andere constructieve oppositiepartijen voor gezorgd dat er 570 miljoen extra beschikbaar werd gesteld, maar die pot is zo goed als leeg. Vult de minister dat noodhulpfonds, inclusief de Dutch Relief Alliance, nog bij? Dat heeft zich inmiddels bewezen; dat heeft de minister ook zelf gezegd. Het systeem is nieuw en functioneert goed. De organisaties worden gedwongen om samen te werken en de programma's met elkaar af te stemmen. Maar die pot is nu leeg. De Kamer heeft daarover eerder een motie aangenomen, maar we hebben nog geen invulling van dat fonds gezien voor volgend jaar. Kan de minister garanderen dat die pot weer gevuld wordt met de vrijvallende middelen uit de begrotingsreserve asiel van dit jaar? Ik overweeg om op dat punt een motie in te dienen.

Ik kom op de 25%-norm voor het maatschappelijke middenveld. De minister zegt steeds dat zij niet op kanalen stuurt, maar ondertussen zien we wel dat er bij het bedrijfsleven extra geld bij komt. De ChristenUnie zet erop in dat een derde van het ontwikkelingsbudget via particuliere organisaties wordt besteed, want zij komen in de haarvaten van de armoede in de partnerlanden. Ook in de laatste begroting wordt deze 25% niet gehaald door deze minister, terwijl de motie hierover is aangenomen om die 25% als doelstelling neer te zetten. Is de minister bereid om hierin alsnog verandering aan te brengen, mogelijk ook weer met die vrijvallende middelen bij de Najaarsnota?

Een ander thema is kinderarbeid. Wereldwijd moeten 168 miljoen kinderen arbeid verrichten om een inkomen te krijgen voor henzelf en voor hun ouders. De ChristenUnie wil actief kinderarbeid bestrijden. Ik heb mij daar, samen met andere collega's, met name de heer Van Laar, in de afgelopen jaren voor ingezet. We moeten die kinderen naar school laten gaan. De minister is daar ook van overtuigd en heeft verschillende programma's gefinancierd. Ik breng nogmaals het platform Stop Kinderarbeid onder de aandacht van deze minister, juist omdat het zo'n mooie coalitie is. De minister is enthousiast over het succesvolle werk dat deze organisaties hebben verricht om kinderarbeidvrije zones te organiseren. Is de minister bereid om daar ook voor volgend jaar weer geld voor vrij te maken?

Ik kom op de eerlijke handel. Nog te vaak vinden er in internationale productieketens schendingen plaats van fundamentele mensenrechten; denk bijvoorbeeld aan de kinderarbeid in Turkije. Ik ben daar afgelopen zomer weer geweest en ik heb daar kinderen zien werken. Dat waren niet alleen kinderen van 15 jaar, maar soms ook van 9, 10 of 11 jaar. Hun ouders kunnen het zich niet veroorloven om ze naar school te laten gaan en daarom moeten die kinderen werken om onderdak te hebben en in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Denk ook aan de gedwongen arbeid van minderjarige meisjes in de textielindustrie in India en aan het gevaarlijke werk dat in de mijnen van Mali plaatsvindt. De ChristenUnie wil daarom een wettelijke ondergrens voor eerlijke handel. We hebben daar in de afgelopen jaren ook verschillende voorstellen voor gedaan, bijvoorbeeld het voorstel voor wettelijk verplichte transparantie door bedrijven in de bewezen risicosectoren, zoals natuursteen, kleding, koffie, cacao, edelmetaal, tropisch fruit et cetera. We hebben de motie daarover aangehouden, omdat daar toen nog geen steun voor was.

Bedrijven die het risico lopen om mensenrechten te schenden, moeten die mensenrechtenschendingen via een wettelijk verplichte due diligence in kaart brengen, of laten weten dat de mensenrechten gerespecteerd worden. Amerika heeft al een mooie Modern Slavery Act aangenomen en ook de Engelsen hebben inmiddels een soortgelijke Modern Slavery Act. Wil de minister die bekijken om te zien of wij naast de convenanten ook een soort stok achter de deur kunnen ontwikkelen en wetgeving kunnen organiseren om de productieketens kinderarbeidvrij te maken, en om ervoor te zorgen dat die productieketens voortaan mensenrechten gaan respecteren?

Voor een onafhankelijke toezichthouder hebben we eerder moties ingediend. Die hebben het helaas niet gehaald, maar ik blijf erop hameren dat die cruciaal is. Je kunt wel convenanten maken en papier is geduldig, maar als er geen onafhankelijke toezichthouder is die daadwerkelijk sancties kan opleggen, blijft het een papieren tijger. Wij willen binnen de risicosectoren alleen gecertificeerde producten toestaan. Wat de ChristenUnie betreft beginnen we bij die risicosectoren waarin de problemen het grootst zijn en waarin de certificering ISEAL al wordt toegepast, zoals de sectoren voor koffie, thee en tropisch fruit. Graag hoor ik of de minister bereid is om daarmee aan de slag te gaan.

De voorzitter:
Denk aan uw tijd, mijnheer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik zie inderdaad dat mijn tijd bijna op is. Ik vraag nog aandacht voor Qatar en de inmiddels meer dan 1.000 doden vanwege de slechte arbeidsomstandigheden. De zaak is nu onder de rechter. Wat doet Nederland om Qatar en de FIFA onder druk te zetten om de mensenrechten te verbeteren?

Tot slot sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Van Laar over Syrië en de positie van vrouwen in Rojava, maar ook de positie van minderheden. Ze hebben het enorm moeilijk. Wat kan de minister doen? Eerder is in deze Kamer een motie aangenomen om Noord-Syrië en deze minderheden te steunen. Wat kan de minister voor hen doen?

De heer Smaling (SP):
Ik ben blij dat de heer Voordewind een groot deel van zijn spreektijd aan kinderarbeid heeft gewijd. Kinderen horen ook absoluut niet in sweatshops en dergelijke te zitten. Toch kom je op een gegeven moment op een gebied waarbij je je afvraagt of je jezelf hier daadwerkelijk mee moet bemoeien. Ik denk vooral aan kinderen die in Afrika vaak op de geiten of koeien passen. Dat is onderdeel van een leefpatroon dat in sommige streken heel normaal is. Wil de heer Voordewind dat ook verbieden of ziet hij een grijs gebied opdoemen waarvan wij weg moeten blijven?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik denk dat de heer Smaling en ik hetzelfde belang hebben, namelijk dat de kinderen niet in die armoedecyclus blijven zitten en dat alle kinderen het recht hebben om naar school te gaan. Als ze daarnaast wat werkzaamheden rondom het huis doen, is dat prima. Daar zul je mij niet over horen, maar ik ben weer in Turkije geweest en daar blijken 40% van de arbeidskrachten in de landbouwsector kinderen te zijn. Families nemen hun kinderen zes maanden lang mee van plantage naar plantage. Daar moeten we ook die ouders op aanspreken en er zijn geen gemakkelijke oplossingen voor; dat geef ik meteen toe. Maar kinderen worden zo gedwongen om zes maanden lang niet naar school te gaan. Als wij serieus structureel iets willen doen, als wij het hier over de effecten van ontwikkelingssamenwerking hebben …

De voorzitter:
De heer Smaling.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Een laatste zin, voorzitter. Wij weten dat onderwijs echt een keerpunt in die armoede en ellende van veel families kan brengen. Wij moeten er dus in investeren dat die kinderen uit de arbeid en naar school gaan.

De heer Smaling (SP):
Ik ben het er gevoelsmatig helemaal mee eens, maar hierover denkend, niet alleen nu maar ook de afgelopen tijd, zit ik toch met de vraag vanaf welk punt je te veel gaat opleggen wat wij vinden, terwijl de arbeid van die kinderen of adolescenten binnen een bepaalde cultuur toch een vrij vast onderdeel is van de manier waarop sommige onderdelen van maatschappijen al heel lang functioneren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik zie ook in dat het moeilijk is om inspecteurs te sturen naar plaatsen overal op het platteland in Afrika, maar wij kunnen hier in Nederland natuurlijk wel onze bedrijven aanspreken op het feit dat er nog steeds kinderarbeid plaatsvindt, mogelijk ook voor onze kleding. We weten dat alleen niet, want bedrijven zijn nog steeds niet gedwongen om openheid van zaken te geven. Af en toe doen ngo's daar onderzoek naar. Wij hebben het onlangs weer gehoord van Zara en een ander bedrijf. Zara komt nu in het kledingconvenant, maar het is wel gebeurd. Welke principes en instrumenten hebben wij hier in de westerse wereld en in Nederland, liefst natuurlijk op Europees niveau, om in ieder geval de Nederlandse bedrijven en de internationale bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, aan te kunnen pakken? Dat is niks nieuws. De ILO (International Labour Organization) heeft die criteria al jaren. Het is geen vrijblijvend punt meer. Wij willen met die bedrijven bekijken hoe je kinderarbeid tegen kunt gaan. Sommige bedrijven vragen zelf om wetgeving, zodat ze een gelijk speelveld hebben en weten waar ze aan toe zijn. Dan kunnen ze zich ook aan de consumenten presenteren als bedrijf dat kinderarbeidvrije producten aanbiedt, zodat mensen met een schoon geweten kleren, voedsel et cetera kunnen kopen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug