Bijdrage Joël Voordewind aan de Begroting Buitenlandse Zaken (V)

woensdag 23 november 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind aan een plenaire begrotingsbehandeling met minister Koenders van Buitenlandse Zaken

Onderwerp:   Begroting Buitenlandse Zaken (V)

Kamerstuk:    34 550 – V   

Datum:           23 november 2016

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het is goed om dit mogelijk laatste debat met deze minister van Buitenlandse Zaken te voeren. Het is een bevlogen en gedreven minister die de hele wereld afreist en zich bemoeide met Syrië, Irak, Oekraïne, Mali, Afghanistan, de vluchtelingencrisis, de MH17 en ga zo maar door. We moeten natuurlijk afwachten hoe de verkiezingen zullen verlopen, maar het is vandaag een goed moment om de balans op te maken en vooruit te kijken naar de begroting voor 2017.

Deze minister heeft onderwerpen als de godsdienstvrijheid en de vrijheid om een levensovertuiging te kunnen uiten, wel degelijk een duw gegeven, ook met de uitbreiding van de godsdienstpilotprojecten die nu verbreed kunnen worden naar alle landen waar het relevant is. Dat zijn onderwerpen in het buitenlands beleid die de ChristenUnie na aan het hart liggen. Om dat nog een keer te benadrukken, hebben wij in navolging van vorig jaar ook deze keer weer een amendement ingediend dat ertoe strekt om godsdienstvrijheidsprojecten uit het Mensenrechtenfonds te financieren. Het kan gaan om mensen die vanwege hun godsdienst vervolgd worden of om familieleden die ondersteund moeten worden. Ik hoop dat de minister dat amendement kan steunen. Ik besef dat het lastig voor de minister is om vooruit te kijken, maar ik wil hem vragen om toe te zeggen dat dit structureel gefinancierd zal worden. Het wordt nu gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds. Ik begrijp dat de financiering van die specifieke godsdienstvrijheidsprojecten in de afgelopen jaren ook niet echt een probleem is geweest, maar we willen voorkomen dat we elk jaar weer amendementen moeten indienen. Kan de minister toezeggen om dit structureel uit het Mensenrechtenfonds te financieren?

Ik moet bij de godsdienstvrijheid wel meteen denken aan de ergste crisis op dit moment: de gebeurtenissen in Noord-Irak en Noord-Syrië en de positie van religieuze en etnische minderheden aldaar. Daar houdt ISIS vreselijk huis ten aanzien van de jezidi's. Dat is overbekend. Maar ik noem ook de christelijke minderheden die daar jarenlang, eeuwenlang hebben gewoond en die nu massaal verdreven en vermoord worden. Hoewel door dit kabinet gezegd wordt dat genocides niet erkend worden door parlementen, lijkt het me toch wenselijk dat we in ieder geval de externe volkenrechtelijke adviseur vragen om uit te zoeken of er inderdaad sprake is van genocide op die religieuze en culturele minderheden. Is de minister daartoe bereid?

We hebben de mensenrechtennota natuurlijk uitgebreid behandeld, maar er is inmiddels een handelsdelegatie naar Indonesië gegaan. We hebben tijdens het laatste mensenrechtendebat ook aandacht gevraagd voor Indonesië. Er zijn zorgen over West-Papoea, over de Molukkers en over de christelijke gouverneur van Jakarta, tegen wie een proces loopt vanwege een blasfemiezaak. Hij heeft daar al zijn eigen verontschuldigingen over uitgesproken, mocht dat zo kunnen worden opgevat. Zijn deze onderwerpen op dit moment aan de orde bij die handelsdelegatie? Ik heb natuurlijk ook het antwoord van de minister-president gehoord. Hij zegt: nee, we gaan het niet over de mensenrechten hebben. Ik hoop echter dat deze minister via zijn binnenlijnen toch het een en ander aan de kaak kan stellen en afwijkt van de intenties van de VVD-fractie, die zegt: laat handel nou gewoon handel zijn en bemoei je niet overal met de mensenrechten. Ik hoor graag een reactie op dat punt.

Ik heb de afgelopen keer ook gesproken over de Rohingya in Myanmar. Ik heb begrepen dat deze zaak de minister ook aan het hart gaat. Hij heeft die ook genoemd tijdens de opening van de Nederlandse ambassade in Myanmar.

Is het straks de inzet van Nederland om, nu het in Myanmar weer de goede kant opgaat, de bescherming van deze religieuze — islamitische — minderheid via de Veiligheidsraad uitdrukkelijk aan de orde te stellen?

Dan de relatie met Turkije. Die lijkt alleen maar slechter en slechter te worden. De coup is gelukkig mislukt, maar misschien moet je constateren dat wat er nu gebeurt, bijna net zo erg is voor de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat. Wij zien dat collega-parlementariërs in het gevang terechtkomen en dat de media al monddood zijn gemaakt. Wij zien ook dat Turkije in Noord-Syrië huishoudt. Ik heb nagelezen wat deze minister heeft gezegd bij de Haagse campustoespraak over de veiligheid in de wereld. Hij zei dat de expansiedrift van Erdogan en het zogenaamde neo-Ottomaanse streven een risico zouden vormen voor de Nederlandse veiligheidssituatie. Ik heb het uit de media vernomen, dus als het niet goed is geciteerd, moet de minister het maar zeggen. Het is zeer te prijzen dat de minister dit met zulke onomwonden termen zo expliciet benoemt. Ik ben het met hem eens, maar vraag mij wel af welke consequenties hij verbindt aan dit soort heel duidelijke taal, bijvoorbeeld voor de relatie met Turkije, de toetredingsgesprekken, de visumliberalisatie en eventueel het NAVO-lidmaatschap. De minister heeft zijn uitspraken gedaan in de context van het NAVO-lidmaatschap. Wat heeft hij daarmee beoogd te zeggen? Moeten wij het NAVO-lidmaatschap van Turkije dan heroverwegen? Ik hoor graag een reactie van de minister van Buitenlandse Zaken op zijn uitspraken van vorige week.

Expansiedrift vertaalt zich ook in de aanval op Noord-Irak en de inmenging in Noord-Syrië. Twee weken geleden hebben wij hier, samen met de Partij van de Arbeid, de vrouwenbeweging uit Rojava op bezoek gehad. Zij hebben om steun gevraagd. Zij hebben een onderzoek uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken om te bezien hoe wij de vrouwenbeweging in Noord-Syrië zouden kunnen ondersteunen. Is deze minister daarvan op de hoogte? Ik neem aan van wel, want het is in opdracht van Buitenlandse Zaken gebeurd. Ziet hij mogelijkheden om een deel van de motie die hier is aangenomen om de Syrian Democratic Council te steunen, in lijn hiermee uit te voeren? Van het ene deel van de motie — die mensen betrekken bij de onderhandelingen — heeft de minister gezegd: dat ga ik zeker doen. Ik hoor de minister nog graag over de uitvoering van het tweede deel, het concreet ondersteunen van de Syrian Democratic Council, die grote club van etnische en religieuze minderheden die daar een overheidsbestuur hebben gevormd, bij de bestuurlijke wederopbouw.

Ook het Europees Parlement komt morgen waarschijnlijk met een uitspraak om de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie op te schorten. De vluchtelingendeal wordt constant genoemd als een showstopper: niet doen, gevaarlijk, dan krijgen wij weer de vluchtelingen deze kant op. Maar het is toch niet meer te verdedigen om de vluchtelingendeal daar nog steeds bij te betrekken? Die vluchtelingendeal was prima om Turkije te ondersteunen bij de opvang van vluchtelingen, maar die had nooit gekoppeld mogen worden aan de visumliberalisatie en aan de versnelde toetreding. Nu is de Europese Commissie ook weer gekomen met een rapportage over het weigeren van de Turkse rapporteur. Eergisteren werd aan andere EP-leden die het land in wilden de toegang geweigerd. Wat is nu de volgende stap van deze regering, ook in Europese raden, om Turkije eindelijk in de wacht te zetten? Moeten wij wachten tot de doodstraf daadwerkelijk is ingevoerd? Of zeggen wij nu al: genoeg is genoeg? Wij hebben hier vorige week een HDP-Kamerlid gehad, die ons op het hart heeft gedrukt dat Erdogan maar naar één ding luistert, namelijk een vuist op tafel. Ik vraag deze minister: hoe ziet hij die vuist op tafel? Welke instrumenten hebben wij om Turkije duidelijk te maken dat er niet goed zaken meer te doen valt op dit moment?

Dan kom ik op Israël. De patstelling in het vredesoverleg duurt maar voort. Daarom dient de ChristenUnie ook dit jaar weer een amendement in, samen met de SGP, om de verzoeningsprojecten, de vredesprojecten, van onderop te stimuleren. Vorig jaar heeft de Kamer daar ruime steun aan gegeven en ik hoop dat het ook dit jaar weer mogelijk is om dit te doen. Ik hoop ook op een positief advies van deze minister.

We hebben ook een amendement ingediend om de betalingen van Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen met 1 miljoen te verminderen. Daarbij gaat het om de totale afdrachten van Nederland. Met die vermindering zouden we nu, na zoveel moties, eindelijk eens een signaal afgeven waaruit blijkt dat het niet alleen bij waarschuwingen blijft, maar dat het ook in financiële consequenties zal moeten worden vertaald.

Ik kom op de beweging Boycott, Divestment and Sanctions (BDS). Ik heb de brief en de antwoorden wél gelezen, maar toch is het me nog steeds niet helemaal duidelijk wat de minister nou precies bedoelt. Ik zie een spanningsveld tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting en anderzijds het feit dat de regering directe financiering van de BDS-beweging niet wil. Ik zie daar echter ook een grijze zone. Ik wil toch nog meer duidelijkheid van de minister hierover. Betekent dit nu concreet dat directe funding van alle projecten niet mogelijk is en gestopt wordt? Betekent dit, dat Nederland dat niet gaat doen? En wat betekent dat dan voor de indirecte financiën van organisaties die wij steunen, maar die die steun weer gebruiken om de BDS-beweging en de organisaties die dat doen, te financieren? Kan de minister daar nog een reactie op geven?

Het is in deze tijd geen eenvoudige opgave om minister van Buitenlandse Zaken te zijn, in een wereld met zo veel conflicten en zo veel onzekerheden. Daarom spreek ik tot slot mijn grote waardering uit voor de minister, maar ook voor de vele diplomaten en medewerkers. Zij werken dag en nacht met hart en ziel voor de verdediging van de mensenrechten in de wereld. Ik wens deze diplomaten, de medewerkers en de minister hierbij veel wijsheid en Gods bescherming toe.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik mis iets in het betoog van de heer Voordewind. Hij heeft het onderwerp Israël en het Palestijnse probleem vrij uitgebreid aangestipt. We hebben collega Voordewind echter in eerdere debatten leren kennen als iemand die de nederzettingen als onderdeel van Israël beschouwt. Judea en Samaria behoren volgens hem ook tot Israël. Maar ik mis eigenlijk het standpunt van zijn partij, het standpunt dat in het partijprogramma van de ChristenUnie staat. Misschien kan de heer Voordewind dat standpunt over die nederzettingen nog eventjes toelichten in deze plenaire zaal?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik weet niet waar de heer Sjoerdsma precies op doelt. Niet alleen in ons verkiezingsprogramma voor 2017 staat dat ook de ChistenUnie voorstander is van een vredesproces en onderhandelingen die kunnen leiden tot een tweestatenoplossing, maar dat stond ook in eerdere verkiezingsprogramma's. Daarbij zeggen we wel dat Jeruzalem een ongedeelde hoofdstad is. Dat heb ik hier nu al op de kop af tien jaar beweerd. Dat kan dus geen verrassing zijn.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, dat klopt wel, maar niet helemaal. Laat ik dan maar even uit het verkiezingsprogramma van de heer Voordewind citeren. Hij kent het ongetwijfeld uit zijn hoofd, maar hij wil het volgende hier in deze zaal niet noemen. In het verkiezingsprogramma staat: Israël moet zich inzetten, met oog voor de belangen van de Palestijnen, als het gaat om het nederzettingenbeleid. Met andere woorden: Nederland moet stoppen met dat nederzettingenbeleid. Zo staat het er heel duidelijk. Dat schrijft uw eigen partij, mijnheer Voordewind. Maar in de Kamer zegt u de hele tijd dat nederzettingen een integraal onderdeel vormen van Israël. Ik vraag de heer Voordewind daarom: wat is vandaag het standpunt van de ChristenUnie? Is dat het standpunt van collega Voordewind? Of is dat het standpunt dat in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie staat?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ons standpunt is duidelijk en was duidelijk, maar ik zal het nog een keer herhalen. Dan gaan we terug naar het Osloproces. Daar is toentertijd afgesproken dat zowel Israël als de Palestijnen zich aan een aantal voorwaarden zouden moeten houden, wil het tot overeenstemming komen. Toen is de route richting A-, B- en C-gebieden bepaald. Toen was er nog geen overeenkomst over de positie van Jeruzalem als hoofdstad. Maar in de C-gebieden heerst inderdaad tot op heden volgens het Osloproces Israël. Daarbij gaat het om bestuur en de veiligheid. Als in deze gebieden, die Israël beheert, sprake is van natuurlijke aanwas, dan is het ook natuurlijk dat daar gebouwd mag worden om die mensen onderdak te bieden. Wij hebben altijd gezegd dat het in de A-gebieden niet van toepassing is. Dat geldt ook vanwege het Osloproces. In de B-gebieden zouden er outposts kunnen voorkomen waarover wij zeggen: als ze illegaal zijn, komt de rechter eraan te pas. Het is geregeld voorgekomen dat de rechter de Palestijnen daarbij gelijk heeft gegeven en zo'n outpost moest verdwijnen.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dan kan ik alleen maar hopen dat de leden van de ChristenUnie vandaag meekijken, omdat ze dan kunnen zien dat collega Voordewind weigert om het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie uit te voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik onderschrijf het verkiezingsprogramma op dit punt van harte. We hebben oog voor het lot van de Palestijnen. We hebben eerder hier ook plannen gesteund om vertrouwenwekkende maatregelen naar beide partijen te stimuleren, bijvoorbeeld ten aanzien van de bewegingsvrijheid van de Palestijnen. Maar we onderschrijven ook de Osloakkoorden, waarin de route voor vrede en ook de drie gebieden zoals die nu gehanteerd worden, heel duidelijk staan beschreven. Die moeten ook gerespecteerd worden.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug