Initiatiefnota van het lid Sjoerdsma: Vrij zijn om niet te geloven

maandag 16 november 2020

Kamerstuk: 35264

Bijdrage aan een notaoverleg met minister Blok van Buitenlandse Zaken

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat de heer Sjoerdsma deze nota heeft geschreven, want het gaat ons aan het hart. We trekken regelmatig gezamenlijk op, ook bij hoorzittingen, als het gaat om het opkomen voor de vrijheid van religie en levensovertuiging. Dit onderwerp ligt ons na aan het hart en is uiteraard gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 18, die we gezamenlijk vaak aanhalen omdat daarin verankerd is dat de mens het recht heeft om van geloof te veranderen, maar ook om niet te geloven. We weten hoe relevant dat in landen als Pakistan en Iran is, waar mensen de doodstraf kunnen krijgen op het moment dat ze dat ook daadwerkelijk doen. Het is dus goed dat we het er hier, met deze nota, over hebben. Misschien in tegenstelling tot de collega's zie ik wel degelijk een noodzaak voor deze nota, omdat die mogelijk een aanscherping geeft van het beleid dat de minister al heeft ingezet. Ik wil de minister complimenteren met de uitgebreide reactie op de nota, alsook op de vorige brief met de stand van zaken over de vrijheid van godsdienst, die ook uitgebreid was. Dank daarvoor dus.

Voorzitter. Collega Sjoerdsma vraagt aandacht voor degenen die niet geloven. Dat is niet altijd makkelijk — andere collega's hadden het er al over — want ze kunnen niet terugvallen op een instituut zoals een kerk, een moskee of een andere geloofsgemeenschap welke een minderheid vormt. In die zin kunnen we de kwetsbaarheid van deze groep nog een keer onderstrepen. Collega Sjoerdsma, anderen — Koopmans, Van Ojik, Karabulut — en ik hebben vorig jaar op 1 juli een motie ingediend voor een door Nederland te initiëren campagne tegen de doodstraf. Die motie over het tegengaan van de doodstraf op het veranderen van geloof en afvalligheid is aangenomen. Ik lees in de schriftelijke beantwoording van de begroting dat de minister daar actief mee bezig is. Ook in de reactie op de nota zegt de minister hier het een en ander over, zoals dat hij aansluit bij allerlei internationale initiatieven. Ik zou de minister nog wel willen vragen wat Nederland, behalve het aansluiten bij die initiatieven, daarin actief nog kan betekenen. De motie vraagt daar eigenlijk om: wat kan Nederland proactief doen om de lopende campagnes nog een zetje te geven? Want het is natuurlijk zeer schrijnend. We hebben het onlangs nog gezien in Mauritanië, een land waar je het niet verwacht, maar waar toch weer de doodstraf is uitgesproken over iemand die van zijn geloof is gevallen. Het is nog steeds heel actueel.

Voorzitter. Ik heb een vraag aan collega Sjoerdsma over Ján Figel, de voormalige speciaal EU-gezant voor religie en levensovertuiging. Hij heeft daar wat twijfels over. Nu moeten we niet te veel terugkijken, want we zijn natuurlijk blij dat het mandaat voor deze functie wordt verlengd. We moeten een nieuw persoon op die functie krijgen, maar mij werd niet helemaal duidelijk welke twijfels hij nou had bij de voormalige speciaal gezant. Kan hij dat nog toelichten?

Dan sluit ik aan bij de vragen die gesteld zijn over de azc's. De initiatiefnemer snijdt die situatie goed aan. Voor de niet-gelovigen in asielzoekerscentra zijn het extra kwetsbare posities. De speciaal VN-rapporteur voor vrijheid van religie heeft in april 2019 ook gemeld dat er zorgen zijn over de dynamiek tussen andersgelovigen en asielzoekers en dat daar geen specifiek beleid op wordt gevoerd, anders dan dat er natuurlijk aangifte kan worden gedaan. Ook het Freedom of Thought-rapport, waaraan mevrouw Karabulut refereerde, zegt dat er geen duidelijk beeld is van de bescherming van atheïsten en anders- en niet-gelovigen in de centra. Is het kabinet van plan hier een duidelijker beleid op te ontwikkelen? We horen regelmatig in het COA over Bijbelstudies onder christenen in het azc die verboden worden. Is dit nu het beleid om niet-gelovigen daarmee aan te pakken? Mijn indruk is dat dit niet echt schadelijk is voor niet-gelovigen, maar vooral voor fundamentele moslims die daar aanstoot aan nemen.

Dan het tweede punt op dit onderwerp. Kan de minister, mogelijk via de staatssecretaris van Justitie, achterhalen hoeveel aangiften er nu worden gedaan en op welke specifieke gronden, zodat we, als we daar specifieker beleid op zouden willen maken, beter weten wat er speelt? Naar mijn idee hebben we geen specifieke inzage in het aantal aangiften en in de redenen waarom die aangiften zijn gedaan.

Voorzitter, tot zover mijn inbreng. Ik neem aan dat u mij weer het woord teruggeeft?

De voorzitter:
Dat is goed. Ik geef het woord weer terug aan de heer Voordewind.

Voorzitter: Voordewind

De voorzitter:
Dank u.

« Terug