Bijdrage Joël Voordewind plenaire afronding artikel-100 brief inzake Libië

woensdag 23 maart 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Terwijl wij spreken, gaat Kadhafi door met het uitmoorden van zijn eigen bevolking. Intussen zijn er al honderden, mogelijk duizenden doden te betreuren door Kadhafi's getrouwe militairen. Mensen zitten in angst waar Kadhafi nu weer het front zal openen. Formeel zegt hij te stoppen met het geweld en met de gevechten, maar vanuit de media weten wij dat hij daarmee doorgaat.

            De ChristenUnie heeft in eerste en in tweede termijn de bewindslieden gevraagd wat de mijnenjager en de F-16's die gaan patrouilleren boven zee, gaan doen voor de directe bescherming van de burgerbevolking. De minister van Defensie gaf aan dat er nog geen mijnen waren aangetroffen en dat er nog geen signalen waren dat schepen pogen wapens aan land te krijgen die bestemd zijn voor Kadhafi. De mijnenveger heeft, als er een verdacht schip in zicht is, ook geen boardingcapaciteit, dus dat is ook nog eens een beperking voor inspecties. Uiteraard staat het handhaven van het wapenembargo ook in de VN-resolutie en is het goed dat dit gebeurt. Maar de vraag is waar de Nederlandse bijdrage met de F-16's nu het meest gewenst is om de dreiging voor de Libische bevolking van weer een aanval van Kadhafi te doen verminderen. Nu patrouilleren boven zee met vier F-16's helpt daar niet direct mee. Als er een besluit komt van de NAVO om een bijdrage te leveren aan de no-flyzone, zal Nederland dus keurig drie maanden boven zee blijven vliegen en met de mijnenjager op zoek blijven gaan naar de mijnen. Wat heeft het de mensen in de steden van Libië opgeleverd? Wij hebben eerder een maritieme missie uitgevoerd waarbij na zes maanden twee sloffen sigaretten waren onderschept.

            De ChristenUnie had liever gewacht totdat de NAVO een besluit had genomen om deel te nemen aan de no-flyzone. Andere NAVO-landen doen dat kennelijk ook en op dit moment even niet mee met die maritieme missie. Indien de NAVO straks alsnog besluit tot een bijdrage aan de handhaving van de no-flyzone, rijst de vraag of het operatiegebied van de F-16's dan volledig van zee naar het land zal verschuiven. Is mijn veronderstelling juist? Gaan wij dan deelnemen aan twee verschillende missies?

            Als de NAVO niet besluit deel te nemen aan de no-flyzone, is de vraag of wij het ons kunnen veroorloven deze missie drie maanden vol te houden terwijl wij nu al weten dat er geen mijnen liggen. Onze reële bijdrage aan de bescherming tegen de aanvallen van Kadhafi zal dan zeer beperkt zijn en heel indirect. De ministers gaan er zelfs nu nog van uit dat zij mensen zullen arresteren op zee vanwege het schenden van het wapenembargo, maar dat, als zij dat doen, er nog steeds geen afspraken zijn gemaakt aan wie de arrestanten worden overgeleverd.

            Kortom, om zeker te weten dat onze F-16's niet alleen dure vlieguren draaien boven zee, vraag ik of het kabinet bereid is om, indien de NAVO niet tot een besluit komt, andere wegen te zoeken om de F-16's alsnog in te zetten voor de handhaving van een no-flyzone. Daartoe heeft de ChristenUnie de volgende motie opgesteld.

 

*M

 

De Kamer,

 

gehoord de beraadslaging,

 

overwegende dat de regering een bijdrage aan de handhaving van het vliegverbod pas overweegt wanneer dit in NAVO-verband plaatsvindt;

 

overwegende dat er momenteel geen overeenstemming binnen de NAVO bestaat over deelname aan het handhaven van het vliegverbod en dat het onduidelijk is of deze overeenstemming kan worden bereikt;

 

van mening dat Nederland door middel van deelname aan de handhaving van het vliegverbod een concrete bijdrage aan de bescherming van de burgerbevolking conform VNVR 1973 zou kunnen leveren;

 

overwegende dat de Kamer recentelijk een motie heeft aangenomen waarin de wenselijkheid van een vliegverbod boven Libië werd uitgesproken;

 

verzoekt de regering om, wanneer de NAVO er niet in slaagt overeenstemming te bereiken over deelname aan de handhaving van het vliegverbod, op de kortst mogelijke termijn op andere wijze een verantwoorde Nederlandse bijdrage daaraan te leveren,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

            Zij krijgt nr. 11 (32623).

**

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij zullen goed luisteren naar het advies en het oordeel van de ministers over deze motie, want voor ons is dat heel belangrijk.

            Tot slot wenst de ChristenUnie onze militairen veel sterkte en wijsheid toe en een behouden thuiskomst.

 

 

« Terug