Bijdrage Joël Voordewind algemeen overleg Nederlandse bijdrage aan de VR-resolutie 1973 inzake Libië

woensdag 23 maart 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het kabinet heeft het besluit genomen om in ieder geval een bijdrage te leveren aan de uitvoering van Veiligheidsraadresolutie 1973. Tenslotte zei minister Rosenthal meteen na aanname van die resolutie: wie A zegt, moet ook B zeggen. We zijn inmiddels bijna een week verder en we hebben gezien dat Nederland niet behoorde tot de landen die de daad bij het woord voegden. We zagen andere landen dat wel doen, zoals België, Noorwegen en Canada. Die landen hebben niet het besluit van de NAVO afgewacht.

De ChristenUnie vond dat de Libische bevolking zo snel mogelijk beschermd moest worden door de internationale gemeenschap tegen de bombardementen en de slachtingen van Kadhafi. Het ging hierbij niet alleen om het gewelddadig neerslaan van demonstranten, maar om het uitmoorden van zijn eigen bevolking. Dit rechtvaardigt in de ogen van de ChristenUnie het afdwingen van een no-flyzone. We betreuren het dat de NAVO nog steeds niet zover is gekomen. Het zou goed zijn als Nederland niet langer zou afwachten of de NAVO hierover overeenstemming bereikt. Dit zou onze voorkeur ook hebben, maar de vraag is natuurlijk hoeveel tijd we nog hebben voor de bescherming van de burgerbevolking. Nu ligt er toch een andersoortige missie voor dan die no-flyzone, hoewel we een volgende stap zouden kunnen zetten. Ik vraag om opheldering over de echte relevantie van deze missie voor de directe bescherming van de burgerbevolking.

Waarom is er niet aangesloten bij de coalition of the willing? Wat waren de belangrijkste argumenten, los van het feit dat de NAVO een heldere commandostructuur heeft? Voor de ChristenUnie-fractie is de belangrijkste vraag wat deze missie gaat bijdragen aan de directe bescherming van de burgerbevolking. We hoorden over een mijnenveger, maar we hoorden ook dat er tot nu toe nog steeds geen schepen zijn aangehouden die mogelijk wapens voor Libië vervoeren. Wat is de reële noodzaak om hieraan een bijdrage te leveren, ook als het gaat om de vliegtuigen boven zee? Kunnen de ministers daarop ingaan?

Er kan een voorstel komen voor het afdwingen van een no-flyzone. Als dat in de komende dagen inderdaad gebeurt, vindt het kabinet dan dat er een nieuwe artikel 100-brief naar de Kamer zou moeten? Wij zouden dat aanmoedigen omdat het consequenties zou kunnen hebben voor de materiële en personele inzet en misschien ook wel voor het mandaat van de mensen die daarnaartoe gaan. Ik denk met name aan de "air to air"-opdracht voor de F-16's.

Het is duidelijk dat van de Arabische landen op dit moment alleen Qatar twee vliegtuigen levert. Mogelijk zijn er nog twee onderweg. Is dat de enige bijdrage van de Arabische landen aan de materiële inzet? Wat wordt eraan gedaan om die bijdrage verder op te voeren?

We hebben vanmiddag gehoord dat de mijnenveger geen boardingcapaciteit heeft. Dat zal een belangrijk manco zijn, vooral omdat we daardoor nog steeds niet weten of een verdacht schip wapens aan boord heeft. Wat is de effectiviteit van zo'n mijnenveger? De CdS heeft vanmiddag gezegd dat we gevraagd zijn om een mijnenveger te leveren. Maar zijn er bewijzen dat er mijnen in de havens liggen? Mag de NAVO die havens in? Valt dat onder het mandaat? Blijkbaar zijn mijnenvegers gewenst, maar welke bewijzen hebben we dat er voor die kust een enorme hoeveelheid mijnen ligt?

Dan kom ik op de capaciteit en de inzet. We weten dat er voor Afghanistan vier F-16's beschikbaar worden gesteld. We hebben ook begrepen dat dit met veel pijn en moeite gepaard gaat. Ook uit voorgaande missies weten we dat er een beperkt aantal vliegers stand-by is. Datzelfde geldt voor de monteurs. Nu komen er nog zes F-16's bovenop die vier. Ik zou willen dat het makkelijk mogelijk was, zeker gezien het feit dat we 87 F-16's hebben, maar we weten hoe het zit met de beschikbaarheid van de vliegers en monteurs. Kan de minister bevestigen dat dit geen pijn gaat opleveren voor de omloopsnelheid, de capaciteit et cetera?

 

De heer Van Bommel (SP): Ik wil ingaan op de inzet van het specifieke materieel. In de briefing is de mijnenjager inderdaad genoemd. Er is gezegd dat er om een mijnenjager verzocht is. De beperkte inzetmogelijkheid in het kader van een wapenembargo is evident; dat deel ik met de heer Voordewind. Er is geen boardingcapaciteit en een fregat zou inderdaad veel bruikbaarder zijn geweest. De heer Voordewind weet toch ook wel hoe dat gaat in dit soort processen? Nederland geeft aan een mijnenjager in de buurt te hebben liggen. Vervolgens wordt ons gevraagd die paraat te houden en daarna komt een formeel verzoek. Los van de praktische bruikbaarheid is zo'n mijnenjager vooral van symbolische betekenis. Als de heer Voordewind weet hoe zo'n proces verloopt, waarom vraagt hij dan naar de bekende weg? Eigenlijk heeft dat ding helemaal geen functie bij een wapenembargo. Dat is de kern van de zaak, toch?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik vraag wél naar de uitleg van het kabinet. Ik wil het verzoek serieus nemen. Ik heb gezegd dat ik de inzet van een mijnenjager voor de directe bescherming van de burgerbevolking niet een-twee-drie zie. De CdS heeft vanmiddag gezegd dat er wel degelijk een verzoek was om een mijnenjager. Mijn vervolgvragen luiden dus: waarom is dat verzoek er gekomen? Waar liggen de mijnen? Hoeveel mijnen liggen er? Wordt dit de kern van onze inzet de komende drie maanden?

 

De voorzitter: Mijnheer Van Bommel, u mag nog een keer, maar u moet echt kortere vragen stellen.

 

De heer Van Bommel (SP): Ik wil de heer Voordewind voorhouden dat de mogelijkheden bij dergelijke processen vooraf worden afgestemd. In dit geval hadden we deze mijnenjager in de regio en daarom werd het verzoek geformaliseerd. De heer Voordewind kent die praktijk toch wel?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mogelijk hebben we nog ander materieel in de regio. Hr. Ms. Tromp ligt daar nog voor de kust. Dat fregat is misschien al weg, maar had kunnen omdraaien. Dat is de vorige keer ook gebeurd; het personeel moet dan alleen vervangen worden. Ik heb echter niet van het kabinet gehoord dat er een verzoek is gekomen om Hr. Ms. Tromp in te zetten. In elk geval is de vraag van de heer Van Bommel ook mijn vraag: wat is de effectiviteit van de mijnenveger bij de bescherming van de burgers?

 

De voorzitter: U bent bijna door uw spreektijd heen en moet dus heel snel afronden.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik zal nog een paar korte vragen stellen.

De begroting bedraagt nu 20 mln. Straks kan er misschien worden meegedaan met het handhaven van de no-flyzone. Heeft dat nog effect op een verdere aanvraag van financiën aan de Kamer? Kan de minister dat al overzien?

Het kabinet heeft in de brief duidelijk de wens uitgesproken om te komen tot een staakt-het-vuren. Het kabinet wil ook dat het pad geëffend wordt om tot een politieke oplossing te komen. Die combinatie vindt mijn fractie ook van belang. We moeten niet alleen naar de militaire inzet kijken; ik zou ook graag uitgebreider van het kabinet willen horen wat de politieke inzet is om verder te gaan. We weten dat alleen het afdwingen van een no-flyzone heel lang kan duren. Denk aan de no-flyzone boven Irak; daar heeft het tien jaar geduurd. Er moet duidelijk worden gemaakt wat de langetermijnvisie is.

Mochten we een schender van het wapenembargo onderscheppen, een schip dat wel wapens aan boord heeft, aan wie gaan we de opvarenden dan overdragen? Er zit geen legitiem bewind meer in Libië. De mensen aan wie ze zouden kunnen worden overgedragen, zijn nog niet aangesteld. Wat doen we met de mensen die het wapenembargo overschrijden?

Kortom, voordat wij een besluit kunnen nemen over deze missie, wil de ChristenUnie duidelijkheid hebben over nut en noodzaak daarvan voor de directe bescherming van de burgerbevolking in Libië.

 

« Terug