Bijdrage Carola Schouten aan het debat over het pensioenakkoord.

woensdag 29 juni 2011 00:00

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Anderhalf jaar geleden besloot het kabinet-Balkenende IV om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Het is ook zo'n anderhalf jaar geleden dat de sociale partners de handschoen opnamen om te werken aan een breed gedragen pensioenakkoord. Het was lang wachten, maar er ligt eindelijk een uitgewerkt akkoord. Laat ik beginnen met het positieve nieuws: de ChristenUnie is blij dat de AOW-leeftijd wordt verhoogd; en niet alleen tot 67 jaar zoals het regeerakkoord dicteert, maar naar 67 en verder, als de levensverwachting stijgt. Deze stap is buitengewoon noodzakelijk om de overheidsfinanciën op termijn houdbaar te maken. Alle steun daarvoor van mijn partij.

Ik heb wel een vraag over het invoeringspad. De eerste stap wordt gezet in 2020. Ook het CPB concludeert dat dit ver weg ligt, met alle risico's van dien dat dit straks weer een onderwerp van politieke discussie gaat worden. Daarom is het nodig dat er nu onomkeerbare stappen worden gezet om de verhoging te garanderen. Hoe gaat de minister dat waarborgen?

Wij zien ook het probleem van de lagere inkomens. Mevrouw Vermeij sprak er al over. Het klopt dat wij ons daarover ook bij het vorige akkoord, een akkoord dat uiteindelijk niet in de Kamer is besproken, het hoofd hebben gebogen. In dat akkoord was een vorm van overbruggingskrediet, een heffingskorting, was opgenomen. Dat is een manier om deze groep tegemoet te komen. Ik vraag de minister of dit voor hem een optie is om te waarborgen dat mensen met zware beroepen de mogelijkheid behouden om eerder uit te treden.

Minder enthousiast -- ik zeg dat eufemistisch -- is mijn fractie over de buffereisen en de manier waarop met het verwachte rendement wordt omgegaan. Het is al door velen gezegd, maar daarmee neemt men een voorschot op een onzekere toekomst. Het is volgens hoogleraar Prast een soort piramidespel, waarbij de druk om risicovoller te beleggen ook nog eens groter kan worden. En dat alles voor risico van de jongere generatie! Wij vinden dat niet verantwoord. De kredietcrisis ligt nog maar kort achter ons, maar toen is wel gebleken waar risicovol beleggen toe kan leiden als er onvoldoende buffers tegenover staan. Op dit moment scherpen wij de kapitaaleisen voor banken aan, maar voor pensioenfondsen niet. Wie kan dat nog uitleggen?

Deze week kregen wij een brief van de vakcentrales waarin staat dat de buffers 25% tot 30% van het pensioenvermogen bedragen en dat fondsen er zelf voor kunnen kiezen om de egalisatiereserve aan te leggen. Dat scheelt iets, maar mijn fractie vindt het gevaarlijk om het aan de fondsen zelf over te laten hoe hoog die egalisatiereserve zou moeten zijn. Ik hoor dan ook graag van de minister of hij van plan is om een harde ondergrens vast te leggen.

Tot vorige week was de grote vraag wat er met de AOW-premie zou gebeuren. Wordt die nu wel of niet betaald als iemand ervoor kiest om op zijn 65ste met pensioen te gaan? De minister heeft de angel uit het conflict proberen te trekken door te stellen dat het bruto AOW-pensioen op 65-jarige leeftijd hoger wordt en daarna weer lager. Dat heeft echter wel gevolgen voor de financiering van de AOW. Kan de minister aangeven hoeveel het Rijk hierdoor extra kwijt is voor de financiering van het AOW-pensioen en wat het betekent voor de houdbaarheidsdoelstelling?

De grote vraag is of het akkoord een akkoord met een open einde is. er moeten nog veel zaken worden uitgewerkt, waaronder en niet het minst belangrijk,het invaren van oude rechten. Hoe dit gaat gebeuren en of het überhaupt wel kan, is nog steeds onduidelijk. Verder kan ieder fonds er zelf voor kiezen of het de voorkeur geeft aan de oude of aan de nieuwe regeling. Mevrouw Dezentjé Hamming wees er ook al op. Wat betekent de laatste mogelijkheid voor de pensioenrechten van deelnemers die van baan wisselen? Wat gebeurt er als het invaren van oude rechten straks toch onhoudbaar blijkt? Betekent dat dat het pensioenakkoord in dat geval van tafel is en wij weer helemaal opnieuw moeten beginnen?

Tot slot. Een van de belangrijkste uitgangspunten bij de verhoging van de AOW-leeftijd is dat er op de arbeidsmarkt meer reële kansen op werk moeten komen voor ouderen. Wij moeten voorkomen dat een hogere AOW-leeftijd feitelijk neerkomt op een langere WW-termijn of een langere bijstandsuitkering. Daarmee is niemand geholpen. De regelingen die langer werken op dit moment enigszins proberen te stimuleren -- ik ben de eerste om toe te geven: met wisselend succes -- worden nu al opgeofferd om een hogere AOW mogelijk te maken. Met andere woorden: werk wordt ingewisseld voor een uitkering. Dat is wat mij betreft de omgekeerde wereld. Erkent de minister dat er heel snel stappen moeten worden gezet om de arbeidskansen van ouderen te verhogen? Gaat hij zich hier ook mee bemoeien of laat hij het geheel aan de sociale partners over?

Alles overwegende zien wij nog heel wat haken en ogen aan het pensioenakkoord, maar dat neemt niet weg dat het in onze ogen ook een basis is om op voort te bouwen. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de beantwoording van de minister. Wie weet kan hij die haken en ogen wegnemen.

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

december 2019

juni

september 2018

juni 2017

mei

april

februari

januari

december 2016

november