Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg GGZ

woensdag 21 januari 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   GGZ

Kamerstuk:    29 689

Datum:           21 januari 2015

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. In de ggz zien zorgverleners en cliënten veel veranderingen op zich afkomen. Wat de ChristenUnie betreft kunnen deze veranderingen niet slagen zonder het stigma en de schaamte binnen de ggz te doorbreken. Een zinsnede in het Trimbosrapport van vorig jaar trof me: "Mensen met ernstige en/of chronische psychische aandoeningen verblijven in de samenleving zonder daar echt deel van uit te maken". Het stigma behoort zelfs tot de belangrijkste obstakels die het herstel in de weg staan. Uit het Trimbos-rapport blijkt dat de afgelopen periode wat initiatieven zijn genomen. Dit betreft echter relatief kleine activiteiten die het stigma zouden moeten doorbreken. In het rapport staan aanbevelingen voor een meer systematische en meer structurele aanpak. Hoe vertaalt de minister deze aanbevelingen naar haar beleid? Is ze het met me eens dat er veel meer gedaan kan worden?

Verschillende sprekers voor mij hebben al aandacht gevraagd voor de wachtlijstproblematiek. Zorgverzekeraars willen samen met ggz-instellingen hun verzekerden actiever en doeltreffender ondersteunen bij wachtlijstbemiddeling. Heeft de minister vertrouwen in deze aanpak? Is ze bereid een en ander te monitoren? Iedereen is het erover eens dat de zorgplicht niet in gevaar mag komen. Uit onderzoek van het Landelijk Platform GGz blijkt dat de wachttijden langer zijn dan uit de marktscan blijkt: de situatie verslechtert zelfs. Is er nog wel tijd om onderzoek te doen? Is er nu geen actie nodig? Ik sluit me aan bij een aantal zinvolle vragen die hierover door de CDA-fractie zijn gesteld.

Deze week ontvingen we de recentste cijfers over de extramuralisering en ambulantisering. De beddenafbouw verloopt sneller dan gedacht. Hoe verklaart de minister dit? In de cijfers zien we nog niet terug dat de beddenafbouw leidt tot een toename van ambulante zorg, terwijl we dit wel verwachten. Wil de minister dit monitoren om te voorkomen dat mensen niet de zorg krijgen die ze nodig hebben? Heeft de minister zicht op de randvoorwaarden die ambulantisering mogelijk maken? Ik denk aan lokale netwerken van bijvoorbeeld woningcorporaties, onderwijs, UWV en de schuldhulpverlening. Moet er niet een tandje bij? Van de Federatie Opvang krijgen we signalen dat een toenemend aantal acuut verwarde mensen zich meldt voor laagdrempelige opvang. De laagdrempelige opvang, zelfs de nachtopvang, is niet toegerust om om te gaan met mensen met ernstige en acute psychiatrische stoornissen. Als deze patiënten niet de juiste zorg kan worden geboden, is dit zeer zorgelijk. Wat kan de minister hierin betekenen?

Het aantal praktijkondersteuners in de ggz (POH-ggz) neemt toe. Dit is mooi, omdat deze gezondheidszorg dicht bij de mensen wordt georganiseerd. Er is echter nog verbetering nodig in de samenwerking met andere professionals in de zorg zoals eerstelijnspsychologen en de wijkverpleegkundigen. Juist in de wijkteams moet worden samengewerkt, anders ontstaat er een kunstmatige scheiding tussen somatische zorg en de ggz. Dat onderscheid wil de ChristenUnie niet. Hoe wordt er voor aansluiting gezorgd met het wijkteam en tussen de verschillende disciplines?

Ik kom bij de suïcidepreventie. Uit de nieuwste cijfers van het CBS blijkt dat het aantal suïcides in Nederland nog steeds toeneemt. Dat is zorgwekkend. Het omlaag brengen hiervan vraagt een gezamenlijke inspanning van de ggz, 113Online en de overheid. Ik denk dat er op verschillende onderdelen verbetering mogelijk is. Zo zijn de transfermomenten, bijvoorbeeld van de huisarts naar de eerstelijnspsycholoog, risicovol. Onder leiding van het Trimbos-instituut is een ketenzorgdocument opgesteld. Ik heb echter begrepen dat er in de praktijk nog wel een en ander te verbeteren valt. Wat kan de minister hieraan bijdragen?

De gatekeeper-trainingen zijn erg succesvol, maar hebben nog geen brede ingang gevonden. De training is een eenvoudige maar doeltreffende manier om te leren hoe men suïcidaliteit herkent en hoe men mensen naar hulp kan leiden. Wil de minister samen met de ggz werken aan het verder verspreiden van de gatekeeper-trainingen?

In het algemeen overleg van 4 september heeft de minister toegezegd te bekijken of de capaciteit van 113Online voldoende is. Ik hoor van 113Online dat het toch nog capaciteitsproblemen heeft. Het mag toch niet zo zijn dat mensen met suïcidale problemen lang in de wacht gezet worden? Welke actie onderneemt de minister om de bereikbaarheid te garanderen?

Mijn laatste punt betreft De Riethorst, het behandelcentrum voor geestelijke gezondheid voor doven en slechthorenden. Ik heb hierover twee sets schriftelijke vragen ingediend. De laatste set werd ook ondertekend door het CDA en SGP. De Riethorst gaat me na aan het hart. Ik heb begrepen dat de minister een brief heeft gestuurd aan Pro Persona en dat ze, indien nodig, een bemiddelende rol op zich wil nemen. Ik denk dat dit nodig is, aangezien er tot nu toe één zorgverzekeraar richting De Riethorst heeft gereageerd in de lijn van de aanwijzing van de minister. Dat is onvoldoende. Ik heb goede hoop dat er voor dit jaar voldoende middelen komen om de afdeling overeind te houden, als de minister bemiddelt. Maar ook dan is wat de ChristenUnie betreft de ggz-zorg voor doven en slechthorenden onvoldoende geregeld voor de toekomst. Het speelveld in Nederland is erg overzichtelijk. Alleen daarom al kan er geen andere uitkomst zijn dan dat De Riethorst behouden blijft. Graag krijg ik een reactie.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > januari