Bijdrage Gert-Jan Segers aan plenair debat over verzamelen metadata door de Nl. veiligheidsdiensten

dinsdag 11 februari 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken aan een plenair debat met minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Hennis-Plasschaert van Defensie 

Onderwerp:   Debat over het verzamelen van 1,8 miljoen metadata van telefoonverkeer door de Nederlandse veiligheidsdiensten

Kamerstuk:    30 977

Datum:            11 februari 2014

De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Toen de minister van Binnenlandse Zaken nog niet wist hoe het zat, sprak hij. Toen hij wel wist hoe het zat, zweeg hij. Toen de minister een verkeerde verklaring had van de herkomst van de 1,8 miljoen metadata, verstrekte hij de Kamer die informatie wel. Maar toen beide ministers wel de juiste informatie hadden ontvangen, informeerden zij de Kamer niet. Dat is een uiterst ongemakkelijke situatie. Met de antwoorden op de tientallen Kamervragen is er wat betreft de ChristenUnie-fractie nog geen afdoende verklaring gegeven. Voor onze fractie is er nog een viertal cruciale onderwerpen over.

Ten eerste: weten beide ministers, in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken, wel wat de inlichtingendiensten precies doen? In augustus publiceerde Der Spiegel over de NSA en onze diensten. Eind oktober zat de minister van BZK in een tv-programma en stelde hij dat we er niets mee te maken hebben. En een maand later pas hoorde hij dat onze diensten wel metadata verzamelen en delen. Er zit verontrustend veel tijd tussen de onthullingen, de uitzending van Nieuwsuur en het moment dat de ministers hoorden wat onze eigen inlichtingendiensten doen. In het begrotingsdebat van november zei de minister van Binnenlandse Zaken het volgende. "Als het gaat over het handelen van de AIVD kan het niet zo zijn dat ik hier over een tijdje sta en zeg: dat wist ik allemaal niet." Het lijkt erop dat de minister dat nu wel moet gaan zeggen. Wat betekent dat voor zijn positie ten opzichte van de diensten? Waarom wisten de ministers niet wat ze wel hadden moeten weten?

Zeer opvallend in de beantwoording van de ministers is dat zij melden dat ook metadata via ongerichte interperceptie worden verkregen en met de NSA worden gedeeld. Zij schrijven dat het gaat om zogenaamde "bulkdata". Wat zijn bulkdata? Kan de minister dat toelichten? Op grond van artikelen 27 en 59 van de Wiv moet de minister daar toestemming voor geven. Heeft hij dat gedaan? Zo ja, wanneer en hoe vaak heeft hij dat gedaan? De commissie-Dessens spreekt over het achterlopen van de Wiv ten opzichte van de techniek. Wij spreken nog over die voorstellen, maar ik constateer hier dat in de praktijk de wet al wordt opgerekt en dat de minister goedkeuring verleent aan het delen van metadata verkregen via ongerichte interceptie. Of weerspreken de ministers dit? Ik vraag beide ministers hoe zij toezicht houden op de verstrekking van deze gegevens.

Ten tweede: weet de minister van Binnenlandse Zaken wanneer hij moet spreken en wanneer hij moet zwijgen? Is hem door de minister van Defensie en/of zijn ambtenaren afgeraden om in oktober bij Nieuwsuur en bij Pauw & Witteman te gaan zitten terwijl hij nog geen rond verhaal had over de NSA en de 1,8 miljoen? Waarom ging hij daar zitten terwijl hij alleen nog maar kon speculeren? Ik vraag de minister van Defensie of zij de opportuniteit van mediaoptredens in deze fase anders beoordeelde dan de minister van Binnenlandse Zaken.

In de derde plaats heeft de ChristenUnie-fractie vragen over de reden waarom de Kamer niet direct na 22 november de juiste informatie heeft gekregen. De minister van Binnenlandse Zaken heeft niet alleen voor 22 november, namelijk in het algemeen overleg van 6 november, de Kamer verkeerde informatie gegeven, maar hij heeft dat ook na 22 november gedaan. Op 28 november, dus toen de minister inmiddels de ware toedracht had vernomen, heeft hij tijdens de begrotingsbehandeling gezegd blij te zijn met de gelegenheid om het misverstand op te kunnen helderen. Hij zei letterlijk: "De onthullingen van Snowden hebben niet betrekking op de AIVD waar ik politiek voor verantwoordelijk ben, maar op de activiteiten van de Amerikaanse veiligheidsdienst de NSA." Iets niet weten is één, iets niet zeggen is twee, maar opnieuw onjuiste informatie verstrekken gaat nog veel verder. Waarom deed de minister van Binnenlandse Zaken dat?

Gisteren schreven beide ministers dat zij na 22 november zwegen in de richting van de Kamer omdat het belang van de Staat zwaarder woog. Waarom was het belang van de Staat niet zo zwaarwegend toen de minister van Binnenlandse Zaken eerder moest besluiten om al dan niet in te gaan op een uitnodiging van Nieuwsuur en van Pauw & Witteman? Waarom was dat belang niet zo zwaarwegend bij de rechtszaak van Burgers tegen Plasterk? Als het belang van de Staat zo zwaarwegend was, waarom heeft de landsadvocaat die informatie dan niet vertrouwelijk aan de rechtbank gegeven? Waarom is niet tot aan de Hoge Raad doorgeprocedeerd met de kaken op elkaar geklemd omdat het belang van de Staat in het geding zou zijn? Op welke manier is het belang van de Staat geschaad, nu we wel weten dat onze diensten metadata hebben verzameld? Alleen zo kunnen we beoordelen of de keuze van beide ministers om de Kamer na 22 november niet te informeren een juiste was. Waarom is de Kamer niet bijvoorbeeld via een besloten briefing geïnformeerd, zoals dat ook gebeurt bij militaire missies?

Ten vierde en tot slot: hoe kunnen wij er zeker van zijn dat de Kamer de ministers kan vertrouwen als zij zich uitlaten over de inlichtingendiensten? De Kamer heeft voor en na 22 november onjuiste informatie ontvangen en het was alleen onder druk van een rechtszaak dat wij adequate informatie hebben gekregen. Dat wekt geen vertrouwen. Mijn vraag aan beide ministers is hoe dat vertrouwen hersteld kan worden.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug