Debat over de Najaarsnota 2020

woensdag 16 december 2020

Kamerstuk 35650

Bijdrage aan een plenair debat met minister Hoekstra van Financiën

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Er is een grap die luidt: de enige functie van economen is het respectabel maken van de astrologie. Zo slecht zouden economen zijn in het voorspellen. Maar goede economen kennen natuurlijk de betrekkelijkheid van hun modellen. Als er één moment in het politieke jaar is waar elke keer weer blijkt hoe betrekkelijk die waarde is, dan is het wel bij de Najaarsnota. De cijfers in deze Najaarsnota hadden we een jaar geleden waarschijnlijk als zwartste doemscenario gezien, maar ten opzichte van afgelopen Prinsjesdag tellen we alweer onze zegeningen. Het kan snel gaan.

Dit is geen kritiek op economen, ambtenaren of modelmakers, maar natuurlijk veel meer een reflectie op ons eigen krampachtige vasthouden aan maakbaarheidsdenken: het politiek verabsoluteren van onzekere voorspellingen van onze voortreffelijke planbureaus. Gek genoeg gaat het best goed, of beter gezegd: het gaat niet zo slecht als gedacht als we kijken naar de belasting- en premieontvangsten, of naar de staatsschuld die minder hard stijgt dan verwacht, of naar de zorguitgaven die meevallen, contra-intuïtief met een pandemie. Maar toch kunnen alle verwachtingen sinds maandag alweer in het ronde archief, en daarmee eigenlijk ook deze Najaarsnota. Wat kunnen we dan nog wel zeggen over de financiën van de Staat?

Alle meevallers en extraatjes verbloemen niet de risico's die er nadrukkelijk zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de verstrekte leningen. Het rapport van de Rekenkamer is duidelijk over de risico's van garanties en leningen. Juist omdat deze grote risico's met zich meebrengen op extra uitgaven, is het kabinet aan strenge spelregels en toetsingskaders gebonden en geldt er een nee-tenzij. De uitstaande risico's stijgen weer bijna tot het hoogste niveau ten tijde van de kredietcrisis en het kabinet schat dat deze risico's leiden tot 2,6 miljard aan uitgaven.

Dit onderstreept alleen maar weer de noodzaak van het beter naleven van de spelregels en het beter inzichtelijk maken van de risico's en de te verwachten schade. De Rekenkamer is hier duidelijk over: vanwege het houden van zicht op risico's en het ontbreken van een reserve om ze op te vangen, is het belangrijk dat het parlement jaarlijks beter geïnformeerd wordt over de te verwachten schade en over hoe die wordt gedekt. De minister is aanvankelijk terughoudend geweest in zijn reactie op deze aanbevelingen. Hoe kunnen we de risico's van de nu verstrekte leningen beter in kaart brengen?

Voorzitter. Ook banken spelen hierin een belangrijke rol. Ze hebben voor 1.900 miljard aan leningen uitstaan en we hebben erg weinig zicht op de risico's. De vele overheidssteunmaatregelen maken het lastiger inschatten hoeveel van die 1.900 miljard al verloren is. Daarnaast lopen de vele uitgestelde betalingen aan banken al op tot 3 miljard en waarschuwt de ECB dat banken mogelijk pas in 2022 de gevolgen van de crisis volledig zullen voelen. De Nederlandsche Bank riep de banken al op om de coronarisico's duidelijk in kaart te brengen. De waarschuwing was duidelijk: "Een les uit de financiële crisis is dat het traag erkennen en afhandelen van hoge aantallen leningen met betalingsproblemen economisch herstel belemmert." Laten we wel wezen, schulden zijn er pas als je ze erkent. Wil de minister daarom ingaan op de positie van de banken, op de risico's die zij op dit moment lopen en op het gebrek aan inzicht hierin? Hoe voorkomt hij struisvogelpolitiek?

Voorzitter. De importheffingen en de zonnepanelen zijn al genoemd, dus die sla ik over.

Dan kom ik op de discontovoet. Naar aanleiding van de motie-Bruins/Snels over de discontovoet, productiviteitsgroei en het houdbaarheidssaldo heb ik de volgende vragen. Er is een min of meer automatisch herijkingsmoment voorzien voor de discontovoet op het moment dat de lange rentestand met meer dan 1% afwijkt. Zijn er soortgelijke herijkingsmomenten voorzien bij andere grote veranderingen, zoals sterke klimaatadaptatie of economische groei?

Ten tweede: op welk moment en onder welke omstandigheden wordt de discontovoet aangepast die het CPB hanteert voor de berekening van het houdbaarheidssaldo? Zijn daar criteria voor, of zijn er criteria voor nodig?

Ten derde: de discontovoet die wordt gebruikt voor kosten-batenanalyses, is nu een kwart punt lager dan de discontovoet die het CPB gebruikt voor analyses van het houdbaarheidssaldo. De afgelopen jaren werd voor beide hetzelfde percentage aangehouden. Kan de minister dit verschil verklaren? Hoe gaan we hier in de toekomst mee om?

Ten vierde: op welke termijn verwacht de minister een uitkomst van de gezamenlijke inspanning van het ministerie van Financiën, het Centraal Planbureau, De Nederlandsche Bank en betrokken departementen om meer te kunnen zeggen over de conceptuele vormgeving van het houdbaarheidssaldo, als langetermijnanker voor het begrotingsbeleid?

Tot slot, voorzitter. Beschikt de minister over scenario's die inzicht geven in het mogelijk aantal uitgestelde faillissementen dat volgend jaar te verwachten valt en de effecten daarvan op de werkloosheidscijfers en gederfde belastinginkomsten? Ik zou heel graag daarvan een analyse zien en willen vragen op welke termijn de minister zo'n analyse naar de Kamer zou kunnen sturen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

« Terug