Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair hoofdlijnendebat over het advies van het Platform Onderwijs 2032

woensdag 09 maart 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een plenair debat met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Hoofdlijnendebat over het advies van het Platform Onderwijs 2032

Kamerstuk:    31 293          

Datum:           9 maart 2016

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. 2032, dat is over zestien jaar. Ter vergelijking: zestien jaar geleden, in 2000, betaalden we nog met guldens, maakten we thuis net kennis met internet en mobiele telefoons, en kwam de usb-stick voor het eerst op de markt. Er waren nog geen digiborden en meestal was er ook nog geen internet in de klas. Hoe zou het klaslokaal er in 2032 dan uitzien?

Hoe moeilijk het ook is om ver in de toekomst te kijken, het is goed dat wij met elkaar nadenken over een visie op het onderwijs van de toekomst. Ik dank het Platform Onderwijs2032 en iedereen die heeft meegedacht: leraren, ouders, schoolleiders, onderwijsorganisaties en wetenschappers. Het visiestuk is, kort samengevat, de leraar aan zet. Regie en eigenaarschap horen bij de school en de leraar. Dat ondersteunt de ChristenUnie van harte. De staatssecretaris voegt daar nog aan toe dat de vernieuwing niet moet leiden tot eenvormigheid. Hij zegt: Het is juist een kans om de pluriformiteit en diversiteit die ons stelsel zo kenmerken te versterken, zodat leerlingen en ouders kunnen kiezen voor de school en het onderwijs dat het beste bij hen past.

Dat is mij uit het hart gegrepen, maar hoe moet ik dan die andere onderwijsvernieuwing zien? Het wetsvoorstel Meer ruimte voor nieuwe scholen heeft in grote delen van Nederland namelijk een tegenovergesteld effect. Er komen geen scholen bij, maar er vallen scholen om, scholen met een sterke identiteit. De plannen van de staatssecretaris leiden dus niet tot meer, maar tot minder diversiteit. Dit rapport van Platform Onderwijs2032 schreeuwt om scholen met een sterke identiteit, om bijzonder onderwijs, om scholen waar ouders met sterke schouders de schouders onder hun school zetten. Bij kleine scholen is dat vanouds sterker het geval dan bij grote scholen. Ik roep de staatssecretaris op om vernieuwingen in de juiste volgorde te laten plaatsvinden. Kijk eerst naar bekostiging, stichtingsnormen en opheffingsnormen. Het afschaffen van het richtingenbegrip leidt niet tot meer ruimte voor nieuwe scholen. Ook de PO-Raad pleit ervoor om niet aan die kant te beginnen. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris.

Een thema dat hier nauw bij aansluit, is burgerschapsvorming en ethiek. Wat de ChristenUnie betreft leidt aandacht voor respect, waarden en burgerschap niet tot een neutraal eindbeeld. Wij hebben immers geen staatsscholen. Gelukkig maar! Sterker nog, scholen zouden weer veel meer in handen van de samenleving moeten komen. Eigenlijk zouden alle scholen bijzonder moeten zijn: verenigingen waarin ouders medevormgever zijn van de identiteit. In het rapport zie ik de rol van ouders nauwelijks terugkomen. Ik vraag de staatssecretaris waarom de ouders ontbreken.

In het onderwijs gaat het om hart, hoofd en handen. Ook dat heb ik gezegd in mijn maidenspeech in januari. Ik heb zo-even gesproken over het hart, over ethiek, identiteit en waarden. Het hoofd komt in het rapport uitgebreid aan de orde. Misschien wel te uitgebreid, want waar zijn de handen? Waar zijn de vakmensen gebleven in 2032? In de analyse staat dat "de vraag naar mensen met een ambachtelijke of technische opleiding op mbo-niveau groot zal blijven". Waarom ontbreken dan deze vakmensen in de onderwijsvisie? Mij valt op dat het vooral gaat over de zogenoemde excellente leerlingen, de superbreed geïnteresseerde, cognitief ingestelde leerlingen. Ons onderwijs2032 is toch een beetje een rapport van intellectuelen. Wij missen de handjes, de makers. Wie gaat er in 2032 iets produceren en echt geld verdienen en waarmee? Het rapport mist de helft van ons land, en juist de helft waarop wij een visie moeten hebben om die toekomstbestendig te maken. Dan is het niet goed om te zeggen dat die helft met een computer moeten kunnen omgaan. Wil de staatssecretaris aan de slag met een visie waarin ook de andere helft van Nederland voorkomt? Hoe maken wij ons techniekonderwijs toekomstbestendig? Ik wijs in dit verband op de financiële problemen van de vmbo-techniekopleidingen door de verbreding van de profielen. Dat is echt een ongewenste ontwikkeling.

Bij de digitale vaardigheden blijft het rapport steken in 2016, moet ik helaas zeggen. In het rapport gaat het over digitale geletterdheid. Dat is nu heel belangrijk, maar in 2032 is het genoemde 3D-printen gemeengoed geworden, of waarschijnlijk alweer ouderwets. Het internet of things is er al in 2016. Hoe bereiden wij ons nu al voor? Welke vakken zullen wij in 2032 hebben? Hoe ziet het techniekonderwijs er dan uit?

Dan de leraren. Het is goed dat de leraren meer regie en eigenaarschap zullen krijgen. In het rapport wordt echter ook gepleit voor een brede taakopvatting van de school. Gaan wij het bordje van de leraren hiermee niet nog verder volladen? Ik wijs op de nu al aanwezige uitdagingen van het passend onderwijs. Van leraren wordt nu al meer dan voorheen gevraagd om iedere leerling goed te begeleiden. Moet diezelfde leraar straks zelfs de opvoedende taak van de ouders overnemen? Moeten leraren gaan corrigeren wat ouders laten liggen? Ik hoop het toch niet. Wij hebben de grens bereikt van hetgeen scholen op zich kunnen nemen. De werkdruk voor leraren is enorm toegenomen. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij regie en eigenaarschap voor leraren ziet in combinatie met een brede taakopvatting.

Het rapport hinkt op twee gedachten over verbreden en verdiepen. Aan de ene kant moeten kinderen straks meer over minder leren. Dat is specialiseren. Ik lees echter ook dat er brede kennisdomeinen en een interdisciplinaire aanpak moeten komen. Dat is minder leren over meer. Wat is het nu? Verbreden of verdiepen? Het lijkt wel of de staatssecretaris wil verbreden én verdiepen. Als je verbreedt en verdiept, wordt het meer. Een andere conclusie kan ik niet trekken. Komt ook dit allemaal op het bord van de leraar terecht? Hoe gaan wij dit doen?

Ik sluit af. Ik hoop dat het onderwijs in 2032 nog veel meer van de ouders, de leraren en de schoolleiders is. Ik ben ervan overtuigd dat artikel 23 van de Grondwet in 2032 nog recht overeind staat, met een toegenomen veelkleurigheid van het onderwijs, in scholen met een sterke identiteit, waar kinderen worden gevormd tot verantwoordelijke burgers. Ook hoop ik dat de volgende generaties in het onderwijs hun hart, hun hoofd en met nadruk hun handen maximaal kunnen blijven ontwikkelen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug