Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Dierenwelzijn

donderdag 04 september 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken

Onderwerp:   Dierenwelzijn

Kamerstuk:    28 286

Datum:           4 september 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Dit is een groot AO met heel veel onderwerpen. Ik pak er, gezien de tijd, een aantal uit waarbij ik de vinger wil leggen en de Staatssecretaris om een reactie wil vragen. De Staatssecretaris kiest ervoor om de 4-dageneis bij drachtige zeugen te handhaven, maar geeft aan wel te willen kijken naar knellende gevallen. Ik heb eerder al gepleit voor een stappenplan om achterblijvers toch richting vier dagen te brengen. Het lijkt er namelijk op dat er nog steeds grote weerstand bestaat in die sector. Ik refereer aan de petitie die we een aantal maanden geleden kregen over de 1.200 varkenshouders die nog niet aan de eisen voldeden. Dat zijn er veel. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de voortgang die de varkenshouderij de afgelopen maanden heeft gemaakt. Ik hoor graag van de Staatssecretaris wat de stand van zaken op dit moment is. Heeft de Staatssecretaris al zicht op de evidente knelgevallen? Op welke wijze worden deze bedrijven begeleid? Is hier budget voor gereserveerd? Zijn er ontheffingen verleend voor de bedrijven die zich hebben gemeld als knelgeval? Zo ja, hoe lang duurt dat dan? Graag krijg ik meer duidelijkheid over de manier waarop de Staatssecretaris de knelgevallenregeling wil invullen.

Ik kom te spreken over het QLL-systeem. De ChristenUnie is erg benieuwd naar de initiatieven die de Staatssecretaris heeft genomen om de sector te ondersteunen bij het inrichten van vervangende kwaliteitssystemen als alternatief voor het QLL. Zoals we weten, deed een aantal sectoren dat destijds goed; ik noem de schapensector. Zijn er al nieuwe kwaliteitssystemen ter goedkeuring bij de NVWA ingediend?

Ik kom op een onderwerp dat al meermalen is ingebracht door de ChristenUnie, ook door mijn voorgangers, namelijk het doden van eendagshaantjes. Vorig jaar is een motie van mij aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen om een maatschappelijke discussie te starten over het huidige dominante productiesysteem in de pluimveehouderij, waarbij het behoud van een goed verdienmodel als uitgangspunt wordt genomen. Uiteindelijk is deze discussie gevoerd in een stakeholders-overleg – dus geen maatschappelijke discussie – met een beperkt aantal deelnemers. De discussie spitste zich toe op technische oplossingen om van het eendagshaantjesprobleem af te komen. De fractie van de ChristenUnie betreurt het dat er geen fundamentele discussie is gevoerd over het productiesysteem in de pluimveehouderij dat dit probleem heeft gecreëerd.

Wel ben ik blij dat de meeste stakeholders het erover eens zijn dat genetische modificatie geen optie is. De Staatssecretaris heeft er nu voor gekozen om de methode van In Ovo financieel te ondersteunen: geen genetische modificatie maar wel een methode waarbij na negen dagen broeden in het ei moet worden geprikt om het geslacht van het embryo te kunnen bepalen. Ik heb nog wat vragen bij deze keuze. Waarom is niet gekeken naar het onderzoek dat al sinds 2005 in Leipzig wordt uitgevoerd, waarbij het geslacht reeds voor het broeden zonder prikken bepaald kan worden? Ook dat is een suboptimale oplossing, maar een stap verder dan de methode van In Ovo. Wat verwacht de Staatssecretaris aan resultaten in de eerste helft van 2015? Ik heb het idee dat het nog wel vijf tot tien jaar kan duren voordat geslachtsbepaling in het ei grootschalig toegepast kan worden. Wat gaat de Staatssecretaris in de tussentijd doen om de problematiek van het doden van eendagshaantjes te verzachten? Het is alweer ruim anderhalf jaar geleden dat het idee voor de Kip van morgen werd gepresenteerd. Het is een concept dat door de keten-partners is gepresenteerd en het is natuurlijk mooi als de markt dit ook oppakt. Wij vinden het goed dat ook de Staatssecretaris zelf zich wil inzetten om een zo hoog mogelijk duurzaamheidsniveau voor de verschillende productieketens te realiseren. Zij ziet haar rol in het stimuleren van de ketenpartners om verdere stappen te zetten. Hoe moet ik die stimulerende rol echter concreet duiden? Gaat de Staatssecretaris extra experimenteerruimte bieden om dit duurzamere verdienmodel te laten slagen, bijvoorbeeld door te zorgen dat de ACM daadwerkelijk de ruimte geeft? De Kip van morgen moet uiterlijk in 2020 in de supermarkten liggen, maar Albert Heijn kwam dit jaar al met haar eigen equivalent, de Hollandse kip, en is daarvoor op de vingers getikt door de Reclame Code Commissie. Dit is natuurlijk geen goede reclame. We moeten voorkomen dat partijen afhaken, want dan zouden we terug bij af zijn. Sterker nog, de Staatssecretaris moet de partijen stimuleren om nog verdergaande stappen te zetten, want de Kip van morgen is weliswaar een stap in de goede richting, maar wat de fractie van de ChristenUnie betreft slechts een eerste stap.

In de varkenshouderij is er het Recept voor Duurzaam Varkensvlees. Ik begrijp dat het ministerie betrokken is bij het uitwerken van de uitvoeringsagenda. Hoe verschilt de betrokkenheid van de Staatssecretaris hierbij van haar betrokkenheid bij de Kip van morgen?

Andere fracties hebben de positieflijst al naar voren gebracht. Mijn fractie betreurt de gang van zaken rondom de positieflijst voor zoogdieren, een traject dat al zó lang loopt en waarbij blijkbaar onzorgvuldig is gehandeld, waardoor de database van de WUR niets waard is en er opnieuw gebouwd moet worden aan een systematiek. Laat echter duidelijk zijn: zorgvuldigheid gaat boven snelheid. Klopt het dat nu een geheel andere club wetenschappers betrokken is bij het opstellen van de positieflijst? Of worden er ook nog Wageningse onderzoekers bij betrokken? Hoe voorkomen we dat we straks weer een discussie krijgen over de nieuwe benadering? De nieuwe streefdatum voor inwerkingtreding van de lijst is nu 1 januari 2015. Is dit wel reëel, gezien al het werk dat opnieuw moet worden gedaan? Hoe zit het met voorbereidingen bij de NVWA, de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) en de politie op de inwerkingtreding van de lijst? Is er al een handhavingsstrategie en zijn de diensten er wel op berekend?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug