Verkiezingsprogramma Europees Parlement 2014-2019
Samenwerking JA,
Superstaat NEE
Download het Verkiezingsprogramma ChristenUnie-SGP Europees Parlement 2014-2019 (PDF)
Inleiding
In Europa zullen staten met elkaar samenwerken! Zonder veel overdrijving kan men dit de opdracht van de geschiedenis noemen. Het leven in een groot gebied van vrede en welvaart is voor veel burgers van de Europese Unie tegenwoordig een vanzelfsprekendheid. Dat is het echter niet, die vrede en welvaart zijn het resultaat van politieke inspanningen om na twee verschrikkelijke wereldoorlogen volken met elkaar te verzoenen en nieuwe economische crises te weerstaan. En van een actieve Europese politiek om na de val van de Muur in 1989 nieuwe landen een plek te geven in het Europese Huis.
De Europese volken zijn door de eeuwen heen diepgaand beïnvloed door de culturele, sociale en morele waarden van de Bijbel. In de Kerk als leerhuis van God raakten burgers vertrouwd met de basiswaarden van het recht, verzoening, vrede en vrijheid alsmede de plicht om hulp te bieden aan "de weduwen, de wezen, de armen en de vreemdeling" (Zacharia 7:10). ChristenUnie en SGP willen leven en werken in en vanuit die christelijke traditie. De wereld waarin wij leven is een geschonken wereld, God de Schepper vraagt ons verantwoordelijkheid te dragen voor het beheer van Zijn schepping, zorgvuldig om te gaan met natuur en milieu, energiebronnen en economische ontwikkelingsmogelijkheden. Het zijn deze fundamentele noties die voor ChristenUnie en SGP leidend zijn in dit politieke programma.
Tot de gevaarlijke verleidingen van de politiek behoort het streven naar een concentratie van macht als doel in zichzelf. Van deze politieke hoogmoed is Europa helaas niet vrij gebleven. Het streven naar een federale politieke unie met als cruciaal onderdeel daarvan de Europese Monetaire Unie zijn daarvan voorbeelden. Dit streven ligt mede aan de basis van de huidige financiële en sociaaleconomische crisis èn van de vervreemding van veel burgers van Europa.
ChristenUnie en SGP stonden en staan in een kritische verhouding tot dit machtsstreven en hebben daarom destijds de totstandkoming van de euro met kracht afgewezen. Zijn zien zich thans echter genoodzaakt bij te dragen aan het oplossen van de financiële en monetaire crisis, maar wijzen een nieuwe machtsgreep in de vorm van een verdergaande overdracht van economische, begrotings- en toezichtbevoegdheden naar het niveau van de Europese Unie af.
Nederland, een betrekkelijk klein land met een open economie, heeft belang bij een constructieve samenwerking door een gemeenschappelijke aanpak van grensoverschrijdende problemen. De instellingen van de Europese Unie kunnen daarbij behulpzaam zijn. Echter, alleen dan is het uitoefenen van bevoegdheden op Europees niveau te rechtvaardigen wanneer dat gepaard gaat met een gelijktijdig respecteren van de historische identiteit en soevereiniteit van de nationale staten, die de dragers zijn van de Unie. Zij zijn en blijven daarom ten principale verantwoordelijk op beleidsterreinen als het strafrecht, het burgerlijk recht waaronder het familierecht, het domein van de belastingen, de sociale zekerheid, het onderwijs, de gezondheidszorg en het cultuurbeleid.
Europa staat open in en voor de wereld. ChristenUnie en SGP zien daarom belangrijke taken weggelegd voor de Europese Unie om ook elders in de wereld een actieve bijdrage te leveren aan de bestrijding van armoede, de aanpak van het klimaatvraagstuk en het bevorderen van fundamentele noties van de rechtsstaat, de democratie en godsdienstige, politieke en burgerlijke vrijheden. Samenwerking in de Europese Unie kan daarom geboden zijn om de vrede na te jagen in het Midden-Oosten, vriendschappelijke relaties op te bouwen met genabuurde staten, onze economieën te versterken door het sluiten van internationale handelsakkoorden en op te komen voor de rechten van vervolgden, rechtelozen en verdrukten. Het grote, Bijbelse, gebod van de naastenliefde zet ons daartoe aan. Met uw stem wil de fractie van ChristenUnie en SGP de komende jaren in het Europees Parlement dit christelijk genormeerde programma met vreugde en inspanning ten uitvoer brengen.
Hoofdstuk 1 - Nederland en de Europese Unie
De samenwerking van een steeds groeiend aantal Europese landen heeft in de achterliggende decennia geleid tot een Unie met zowel grote verdiensten als gebreken. De Unie is opgebouwd uit soevereine staten, die samenwerking geboden achtten om eigen en de staten overstijgende belangen te dienen. Nederland is niet meer goed denkbaar zonder het grotere politieke verband van de Europese Unie. De Nederlandse economie is niet meer denkbaar zonder de interne markt.
Historisch is de Europese Unie beoogd als een economisch samenwerkingsverband dat oude spanningen, die tot verschrikkelijke oorlogen hebben geleid, moest overbruggen en verzoenen. Dat is veelszins geslaagd en kan niet genoeg gewaardeerd worden. Decennialang wordt ons deel van de wereld gekenmerkt door een duurzame vrede, rechtsstatelijke en democratische verhoudingen en een gestage welvaartsvermeerdering. Het opnemen na de val van de Muur in 1989 van veel Midden-Europese landen in de Europese Unie heeft een grote bijdrage geleverd aan de stabiliteit op ons continent en heeft die landen in staat gesteld zich met hulp van de Unie snel te moderniseren.
Legitieme nationale belangen van de lidstaten en het Europese bouwwerk zijn bovendien sterk met elkaar verweven geraakt. De Europese Unie heeft zich immers ontwikkeld tot een bovennationale rechtsorde. Europese wetgeving heeft rechtstreekse gevolgen voor ondernemer, werknemer en consument. De belangen van Nederlandse burgers en bedrijven moeten dus stevig behartigd worden.
Op dit moment staat de Europese samenwerking onder spanning, groeit in veel lidstaten het verzet tegen Brussel en wenden grote groepen burgers zich van de Europese Unie af, wat een ontwikkeling is die serieus genomen moet worden.
Geen politieke unie
ChristenUnie en SGP hebben zich altijd principieel verzet tegen een proces van integratie dat zou moeten of kunnen leiden tot een federaal Europa. Dat verzet is weer actueel geworden door de problemen in en met de Europese Monetaire Unie. De eurocrisis wordt aangegrepen om nieuwe stappen te zetten in die richting. Verdieping van de monetaire unie, zoals de Europese Unie voorstelt, betekent dat er sluipenderwijs stappen gezet worden naar een politieke unie. ChristenUnie en SGP zijn daar tegen.
De voorgenomen bankenunie moet tot het Europees bankentoezicht worden beperkt. Aanvullende voorstellen voor een economische en een begrotingsunie, evenals de daarmee gepaard gaande uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement, wijzen wij af. Tegen een dergelijke federalisering hebben we principieel bezwaar, vanwege de centralisatie van macht en omdat de Europese Unie een samenwerkingsverband van soevereine staten moet blijven en geen federale staat mag worden.
In een Europa dat de macht wil centraliseren herkennen burgers zich niet, hetgeen leidt tot democratische vervreemding. De Europese Unie zal zich meer dan ooit moeten legitimeren tegenover die burgers en daarbij past bescheidenheid.
Daarom keren ChristenUnie en SGP zich tegen voorstellen van de Europese Commissie om meer greep te krijgen op het functioneren van de rechtsstaat in de lidstaten. Het toezicht op het functioneren van de rechtsstaat ligt primair in de lidstaat zelf. Een omvattende bevoegdheid van de Europese Unie is dan ook niet gewenst op het terrein van de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht binnen de lidstaten.
De in de preambule van het Europees Verdrag nog altijd opgenomen doelstelling van de totstandbrenging van een steeds hechter verband tussen de volkeren van Europa kan daarom beter uit het Verdrag worden geschrapt. ChristenUnie en SGP onderstrepen de blijvende betekenis van de lidstaten als dragers van het Europese samenwerkingsverband. Dat is het Europa dat wij voor ons zien: samenwerkende lidstaten in een Europese Unie die zich beperkt tot haar kerntaken, zoals de gemeenschappelijke handelspolitiek, de interne markt, het monetair beleid, het mededingingsbeleid en sociale aspecten van de markt, alsmede grensoverschrijdende terreinen als energie, klimaat, migratie en asiel, infrastructuur en grensoverschrijdende criminaliteit.
Een bescheiden Europa
De tijd is dan ook gekomen om te werken aan het terugleggen van bevoegdheden van het Europese naar het nationale niveau en de aanvaarding van een grotere beleidsruimte van de lidstaten. Immers, eerst en vooral wordt de democratie gekend en beleefd op dat nationale niveau. Kortom, in de toekomst zal de Europese Unie meer dienstbaar moeten zijn aan de lidstaten en zich meer moeten inspannen om haar beleid tegenover de burgers te rechtvaardigen. Dat raakt ook de opstelling van het Europees Parlement, waaraan in het Verdrag grote bevoegdheden zijn toegekend.
Niet alleen vanuit de lidstaten, maar ook door het Europees Parlement moet er bij de Europese Commissie op worden aangedrongen alleen dan gebruik te maken van de bevoegdheden als er sprake is van een overduidelijke beleidsnoodzaak. Het in de verdragen opgenomen subsidiariteitsbeginsel verplicht daartoe, omdat de Unie alleen in actie mag komen als Europese samenwerking doeltreffender is dan eigen beleid van de lidstaten. Het is ook een antwoord op de groeiende euroscepsis in de landen van de Europese Unie. Burgers zijn eerder bereid Europese regels te aanvaarden als duidelijk is dat die ook in hun belang zijn. Dat vergt zowel een cultuurverandering binnen de Europese instituties als wijzigingen van de verdragen.
De Europese instellingen bij de les houden
Dat de Europese Unie een taak heeft bij het aanpakken van grensoverschrijdende vraagstukken wordt niet betwist. De samenwerking is vervolgens eerst en vooral een economische, maar omdat er aan elk beleidsterrein wel een economisch aspect zit dreigt de Europese Unie steeds verder binnen te dringen in terreinen die nauw verbonden zijn met de nationale identiteit. Dat proces moet worden gestopt.
Europese regelgeving is niet aanvaardbaar op bijvoorbeeld de terreinen van het strafrecht, het burgerlijk recht waaronder het familierecht, het domein van de belastingen, de sociale zekerheid, pensioenbeleid, hypotheken, volkshuisvestingsbeleid, het onderwijs, de gezondheidszorg en cultuurbeleid. Wetgevende bevoegdheden op deze terreinen zijn en blijven een verantwoordelijkheid van de nationale overheden. Dat laat losse vormen van samenwerking onverlet; te denken valt aan erkenning van onderwijsdiploma’s en de gemeenschappelijke aanpak van een epidemie.
De Europese Commissie moet zich dus ook onthouden van het opstellen van algemene visies op terreinen waarop zij niet bevoegd is regelend op te treden. Zo moet er een dam worden opgeworpen tegen een sluipend proces van verdere Europese integratie.
De Europese Commissie moet dus volstaan met het benutten van haar bevoegdheden enkel en alleen als daarvoor een duidelijke rechtsgrondslag in het verdrag is opgenomen en dan nog slechts als volstrekt duidelijk is dat een aanvulling van het nationale beleid dit echt noodzakelijk maakt. De bewijslast ligt bij de Commissie en niet bij de lidstaten.
Daarnaast zijn er terreinen waarin de Europese Unie veel meer dan in het verleden moet volstaan met het geven van algemene richtlijnen en doelstellingen en uitvoering op maat aan de lidstaten moet overlaten. Te denken valt aan (delen van) het milieu- en natuurbeleid. De Europese Commissie dient af te zien van te vergaande detaillering en het opleggen van onnodige administratieve lasten aan nationale en regionale overheden en belanghebbenden. Deze overheden worden vooraf door de Commissie geraadpleegd.
De komende jaren vergt dit een cultuurverandering in het werk van de Europese Commissie. In Brussel moet het besef worden versterkt dat daar weliswaar regels kunnen worden opgesteld, maar dat het nationale politici zijn die de verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering en de uitleg aan burgers.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie speelt een belangrijke rol bij het beslechten van geschillen en de vorming van het Europese recht. Met erkenning van de zelfstandigheid van het Hof moet erop gewezen worden dat het Hof geen zelfstandige taak heeft om impulsen te geven aan het Europese integratieproces. Het zijn immers de lidstaten die de verdere ontwikkeling van de Europese Unie horen te bepalen.
Samenwerking van nationale parlementen en het Europees Parlement
Bij deze cultuuromslag hoort ook dat nationale parlementen nauwer betrokken raken bij Brusselse voornemens tot nieuwe regelgeving. Europa krijgt niet alleen vorm in Brussel, maar evenzeer in de lidstaten. De democratie als politieke waarde is geworteld in de nationale parlementen en veel minder in het Europees Parlement. De Europese Commissie legt de beleidsvoornemens voor aan de Raad van Ministers en het Europees Parlement. De ministers van de lidstaten bepalen in samenspraak met de nationale parlementen de in Brussel in te nemen standpunten.
Het is gewenst dat in een geregeld overleg de Nederlandse regering, Europarlementariërs en nationale parlementariërs standpunten met elkaar afstemmen met het oog op een heldere scheiding tussen nationale en Europese bevoegdheden.
Nationale parlementen moeten de ruimte krijgen bij grote tegenstand voornemens van de Europese Commissie te stuiten. Het huidige verdrag voorziet in een gele- en een oranjekaartprocedure waarmee samenwerkende nationale parlementen de Europese Commissie om redenen van subsidiariteit en proportionaliteit kunnen verzoekenwetsvoorstellen te heroverwegen. In de praktijk leidt dit nog nauwelijks tot veranderingen. ChristenUnie en SGP menen dat de procedure hiervoor goed en gemakkelijk uit te voeren moet zijn. Daarom stellen we voor de termijn van acht weken te verlengen en het minimaal benodigde aantal parlementen dat een kaart trekt, te verlagen. Het Europees Parlement moet de kaarten ook serieus nemen en zwaar laten wegen in de besluitvorming.
De Europese Commissie is en blijft uitvoeringsorgaan
In het verleden is de Europese Commissie wel aangewezen als het institutionele begin van wat ooit een Europese regering zou kunnen worden. ChristenUnie en SGP hebben deze ambitie altijd met overtuiging afgewezen en zullen dat blijven doen. De samenstelling van de Europese Commissie is en blijft dan ook een bevoegdheid van de Europese Raad. Het is niet gewenst dat het Europees Parlement zijn macht probeert te vergroten door bijvoorbeeld het recht op te eisen Eurocommissarissen naar huis te sturen. Eveneens wijzen wij voorstellen af om de burgers van de Europese Unie het recht te geven de voorzitter van de Europese Commissie te kiezen. Er bestaat tussen het Parlement en de (leden van) de Europese Commissie geen vertrouwensrelatie zoals we die kennen in de staatkundige ordening van de lidstaten. De Europese Commissie is gehouden de haar in de verdragen opgelegde taken uit te voeren en niet meer dan dat. Het Parlement heeft evenmin het recht van wetgevingsinitiatief en mag dat ook niet afdwingen.
Het ambtenarenapparaatvan de Europese Commissie moet verkleind worden. Dit levert niet alleen een kostenbesparing op, maar dwingt de Commissie ook om zich alleen nog bezig te houden met haar kerntaken.
Sanering van comités en agentschappen
In de achterliggende decennia is er rond de centrale Europese instellingen een wirwar aan adviescomités en agentschappen gegroeid. Het belang van deze organisaties varieert sterk. Zelden wordt er echter besloten tot opheffing, ook al zijn er geen gewichtige redenen om ze te laten voortbestaan. Met de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement in het Verdrag van Lissabon hebben sommige organisaties nut en noodzaak verloren. Het is daarom gewenst dat deze organisaties aan een maximale termijn worden gebonden, zodat op vaste momenten en formeel wordt besloten of voortzetting zin heeft.
De in 2012 geaccepteerde roadmap voor een gemeenschappelijke aanpak van agentschappen dient te worden uitgevoerd. Inefficiënte en elkaar overlappende agentschappen moeten worden opgeheven.
Volksvertegenwoordigers in het Europees Parlement
Europarlementariërs moeten beseffen dat ze een nationaal mandaat hebben op grond waarvan ze gehouden zijn goed te luisteren naar nationaal levende wensen. Daarnaast hebben Europarlementariërs de verantwoordelijkheid om te kijken naar het belang van de Unie als geheel.
Indien er overduidelijke Nederlandse belangen op het spel staan en Nederlandse Europarlementariërs gezamenlijk kunnen optreden is dat aan de orde. Echter, prioriteit heeft samenwerking met Europarlementariërs die in hun politieke programma aansluiten bij het politieke programma van ChristenUnie en SGP.
Verkiezingen voor het Europees Parlement worden nationaal gehouden. Dit past bij het karakter van de Europese samenwerking. Voorstellen voor een Europese kieswet, die het mogelijk maakt dat deze verkiezingen op Europese schaal worden gehouden, verdienen geen steun.
Europarlementariërs hebben recht op een salaris dat past bij hun verantwoordelijkheden, onkostenvergoedingen inbegrepen. Bij de vaststelling daarvan wordt rekening gehouden met eisen van transparantie en controle.
Een meerderheid van de Europarlementariërs is er voor om niet meer in Straatsburg te vergaderen. Het zijn echter de lidstaten die daarover via de Raad beslissen. Het Europees Parlement dient de bevoegdheid te krijgen om zelf te beslissen waar het vergadert, zodat ook argumenten van kostenefficiency een rol kunnen spelen. Daarom moet de verplichting om in Straatsburg te vergaderen uit het verdrag worden geschrapt.
Kernpunten
- Met het oog op de belangrijke waarden van vrede, democratische rechtsstaat en welvaartsgroei is een blijvende en kritische betrokkenheid bij de Europese Unie gewenst.
- De eurocrisis mag onder geen beding worden aangegrepen om verdere stappen te zetten richting een politieke unie.
- De lidstaten zijn de dragers van de Unie. Samenwerking dient dan ook allereerst hun belangen.
- De Unie beperkt zich tot haar kerntaken en bemoeit zich niet met de beleidsdomeinen van de lidstaten.
- Het strafrecht, het burgerlijk recht, de belastingen, de sociale zekerheid, pensioenbeleid, hypotheken, volkshuisvestingsbeleid, het onderwijs, de gezondheidszorg en het cultuurbeleid zijn en blijven beleidsdomeinen van de lidstaten.
- De Europese Commissie is en blijft uitvoeringsorgaan.
- Europese adviescomités en agentschappen worden aan een maximale termijn gebonden.
- Het is dringend gewenst dat het Europees Parlement en de nationale parlementen nauwer samenwerken met als oogmerk dat de eigen (nationale) kiezers meer betrokken raken bij het Europese beleid.
- Het Europees Parlement vergadert uitsluitend in Brussel.
Hoofdstuk 2 - De Europese Unie en de wereld
Europa internationaal
De Europese Unie is een belangrijke en verantwoordelijke speler in een internationale wereld waar snel veranderende machtsverhoudingen, handelspolitieke regulering, ontwikkelingspolitieke vraagstukken en terroristische dreigingen om geloofwaardige acties vragen. Het in de verdragen vastgelegde instrumentarium hoeft niet te worden uitgebreid, maar moet vooral adequaat worden benut.
Het externe beleid van de Europese Unie, het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), wordt ondermijnd door twee factoren: een groot gebrek aan eensgezindheid onder de lidstaten waardoor het woord “gemeenschappelijk” nogal hol klinkt en inhoudelijke keuzes binnen het GBVB die aantoonbaar aanvechtbaar zijn (zie de overijlde partijkeuze in het interne Syrische conflict).
Meer dan in het verleden het geval was dienen de Europese Unie en de lidstaten rekening te houden met grotere onzekerheden in de internationale verhoudingen. In de naderende multipolaire wereld met snel opkomende rivaliserende machten zoals China, India, Rusland en Brazilië dienen de lidstaten van de Europese Unie zich opnieuw te bezinnen op het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.
De Hoge Vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor het functioneren van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Deze dienst kan desgewenst lidstaten bijstaan in hun diplomatieke betrekkingen en consulaire bescherming verlenen aan EU-burgers.
De zwakte van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid zien ChristenUnie en SGP in hoge woorden en ambities die niet zelden een Europese eigendunk verraden die op zeer gespannen voet staat met de eigen invloed en het gebrekkige externe acteren van zowel Brussel als de lidstaten op mondiaal vlak. Het resultaat is zelfbeschadiging, reputatieverlies en veronachtzaming van gemeenschappelijke Europese belangen.
Intussen ijveren ChristenUnie en SGP onvermoeibaar voor een eerlijk, bescheiden en solide extern beleid van de EU. Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid is en blijft intergouvernementeel.
De grenzen van de Europese Unie
In de achterliggende decennia zijn er tal van landen toegetreden tot de Europese Unie. De vele financieel-economische problemen waarmee de Unie en de lidstaten worden geconfronteerd nopen nu evenwel tot terughoudendheid bij het toelaten van nieuwe leden.
Inmiddels hebben de bedenkingen bij de gefaseerde uitbreiding van de Unie zich tot ernstige zorgen verdiept. Directe aanleiding daarvoor zijn de voortdurende rechtsstatelijke problemen in de lidstaten Roemenië en Bulgarije, die zich in 2007 aansloten bij de EU. Identieke rechtsstatelijke kritiek uitten ChristenUnie en SGP op de toetreding van Kroatië, die in 2013 haar beslag kreeg.
Vanaf de start van de onderhandelingen moet er nauwlettend op worden toegezien dat de toetredingsvoorwaarden onverkort van toepassing zijn. Terecht heeft de Europese Unie in 2006 deze voorwaarden aangescherpt om in het bijzonder te eisen dat de Europese regels op het terrein van binnenlandse zaken en justitie onverkort worden geïmplementeerd. Toetredingsdata dienen dan ook niet vooraf te worden vastgesteld. Elke toetredende staat dient op zijn eigen merites te worden beoordeeld en – indien aan de voorwaarden is voldaan – individueel te worden toegelaten. De Europese Unie onthoudt zich van het opleggen van een seculier maatschappijmodel, zoals bij een specifieke invulling van het familierecht.
Gegeven deze situatie zijn ChristenUnie en SGP van mening dat het voortgaande uitbreidingsproces op de westelijke Balkan de komende jaren dient te berusten op twee strikte premissen:
- strikte, individuele toepassing van alle toetredingscriteria;
- het absorptievermogen van de Europese Unie zelf, inclusief de financiering van komende uitbreidingen.
Het perspectief op toetreding mag gegeven zijn, onder ogen moet worden gezien dat er nog altijd grote problemen spelen op de westelijke Balkan. Denk aan de nog altijd niet opgeloste (naams)problemen tussen kandidaat-lidstaat Macedonië en buurland EU-lidstaat Griekenland. Neem verder de aanhoudende Europese verdeeldheid over de staatkundige status van twistappel Kosovo. Ten derde oogt de sociaaleconomische situatie in de regio erg slecht, zoals blijkt uit de laatste voortgangsverslagen van de Europese Commissie.
Tegelijkertijd zijn ChristenUnie en SGP van mening dat de Europese instellingen de komende jaren goed de vinger aan de pols moeten houden bij externe of zelfs extremistische invloeden in de staten van de westelijke Balkan. Zie bijvoorbeeld het gevaar van het islamisme/wahabisme in Bosnië-Herzegovina.
Nog verdergaande ambities voor het uitbreiden van de Europese Unie zijn dus vooralsnog niet aan de orde.
Turkije
Evenals in voorgaande programma’s bepleiten wij het beëindigen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Het draagvlak voor een eventueel lidmaatschap van Turkije is volstrekt onvoldoende, zowel in de landen van de Unie als in Turkije zelf. De historische en culturele afstand tussen de landen van de Europese Unie en Turkije staan het deelnemen van Turkije aan het Europese samenwerkingsproces in de weg
De culturele en politieke afstand tussen de Europese Unie en Turkije zijn nog eens versterkt door de dominantie van een regering met een exclusief islamitische politieke agenda.
Ook de onvoldoende vooruitgang op rechtsstatelijk gebied geeft meer dan ooit aanleiding tot grote zorgen. Het steeds meer autoritaire regeerbeleid, in sterke mate geleid door een exclusieve godsdienstige overtuiging, laat zich moeilijk verenigen met het Europese model van de democratische rechtsstaat.
Ook de militair-technologische samenwerking met China en de toenemende distantie tot het Westen, inclusief de NAVO, doen afbreuk aan het vertrouwen dat nodig is om het onderhandelingsproces tot een goed einde te brengen.
Verder kan gewezen worden op de achtergestelde positie van minderheden, zoals die van de christelijke gemeenschap en de Koerden, de onwil van Turkije om met Armenië tot een vergelijk te komen over de Armeense genocide alsmede de bezetting van Noord-Cyprus. De zorgen die hierover bestaan laten geen andere conclusie toe dan dat Turkije zich niet kan kandideren als toekomstig lid van de Europese Unie. Een zaak van zorg is ook dat Turkije de laatste jaren de afspraak dat kandidaat-lidstaten hun externe optreden zo veel mogelijk afstemmen op het beleid van de Unie onvoldoende is nagekomen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de politiek van confrontatie met Israël.
Kortom, alles pleit ervoor dat de Europese Instellingen de realiteit met betrekking tot Turkije eerlijk onder ogen zien en verdere (zelf)beschadiging en benadeling voorkomen door dit toetredingstraject als een dwaalweg te beoordelen.
Wel verdient het aanbeveling om de bijzondere positie van Turkije tot uitdrukking te brengen in het bespreken van een geprivilegieerd partnerschap, dat de gemeenschappelijk belangen van de Europese Unie en Turkije bevestigt. Erkend moet worden dat Turkije, gelet op de geopolitieke betekenis en snelle economische ontwikkeling een belangrijke strategische partner van de Europese Unie dient te zijn. Die betekenis wordt allereerst zichtbaar in het NAVO-lidmaatschap van het land.
Het is ook alle Europese instellingen geboden eerlijk te erkennen dat Turkije een grillige factor is aan de zuidoostelijke grenzen van de Unie. En dat vergt een actualisering van het Europese externe beleid. Die boodschap zullen de vertegenwoordigers van ChristenUnie en SGP de Hoge Vertegenwoordiger en daarmee de Raad voorhouden na de Europese verkiezingen van mei 2014.
Israël
De relaties tussen de Europese Unie en Israël zijn gedurende de achterliggende jaren gecompliceerd geraakt door Europa’s inzet in het vredesproces en de koppeling tussen vooruitgang in dit proces en de handelsbetrekkingen tussen de Unie en Israël. De Unie dreigt zich als betrouwbare partner in het vredesproces buitenspel te zetten door zich eenzijdig te fixeren op de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en vast te houden aan de grenzen van 1967. Daarmee helpt de Europese Unie het vredesproces – waarbij territoriale compromissen tussen Israël en de Palestijnen gesloten moeten worden – niet vooruit. Europa’s houding wordt verder gecompliceerd door de ongewenste koppeling tussen vooruitgang in het vredesproces en de uitbouw van de bilaterale betrekkingen tussen de Unie en Israël, waarbij de Europese Unie de gedachte wekt dat stagnatie slechts aan één partij (Israël) te wijten is.
Leidende gedachte bij alle vredesinspanningen dient te zijn het garanderen van veiligheid voor de democratische, Joodse staat Israël en zijn burgers, alsmede de mensenrechten en het zelfbeschikkingsrecht van Palestijnen. Het is van belang dat we processen van vrede, verzoening en samenwerking stimuleren en niet vanuit de EU met boycots, blauwdrukken en eenzijdige acties frustreren. Er moet tussen Israëli en Palestijnen worden gezocht naar een rechtvaardige vrede met steun van de internationale gemeenschap, waaronder de EU.
Deze doelstelling wordt gerechtvaardigd door de bedreigingen waarmee de staat Israël sinds zijn ontstaan in 1948 is geconfronteerd en ook de grote politieke onzekerheden thans in de regio. De diepe verbondenheid die christenen hebben met het Joodse volk, de herinneringen aan de massamoord op de Joden in de Tweede Wereldoorlog en de noodzaak van het tegengaan van elke vorm van antisemitisme funderen een vastbesloten politieke wil tot steun aan het Joodse volk en de staat Israël. Het Joodse volk heeft recht op een eigen staat waarin het in vrijheid en veilig kan leven en wonen.
Tevens verdient het waardering en steun dat Israël in de regio de enige goed functionerende democratische rechtsstaat met parlementair stelsel is. Deze steun moet vooral zichtbaar worden in harde garanties voor de veiligheid van Israëls grenzen. In Europa’s stellingname klinkt onvoldoende door dat het land omringd wordt door uiterst instabiele landen die er geen van alle voor terugdeinzen om vanwege binnenlandse redenen Israël als de veroorzaker van alle kwaad, ellende en instabiliteit te bestempelen. Europa moet uitstralen – ook in bilaterale betrekkingen met landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika – dat geen enkele ondermijning van het bestaan en de veiligheid van Israël getolereerd wordt. Vanzelfsprekend dient ook Israël, net als andere landen, zich te houden aan het internationaal recht.
Wij pleiten verder voor een constructieve rol van de Unie in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen. Onze verbondenheid met Israël doet niets af aan het feit dat we ons ook het lot van de Palestijnse bevolking aantrekken. Erkenning van een Palestijnse staat kan geen resultaat zijn van een eenzijdige internationale verklaring, maar alleen van succesvolle vredesbesprekingen. Willen vredesonderhandelingen kans van slagen hebben dan dient de Palestijnse partij het staatkundige bestaansrecht van de staat Israël te erkennen, het gebruik van geweld tegen Israël en zijn burgers te beëindigen en elke vorm van terrorisme af te zweren. Daarbij dient de Europese Unie beide partijen ervan te overtuigen dat vredesbesprekingen slechts kans van slagen hebben als de gang naar de onderhandelingstafel wordt gemaakt. Over Europa’s inzet mag geen onduidelijkheid bestaan, namelijk twee staten voor twee volken. De Europese Unie gaat geen betrekkingen aan met de terroristische organisatie Hamas. Waar de Verenigde Staten van Amerika sinds jaar en dag een cruciale rol spelen om dit conflict tot een einde te brengen is het niet verstandig dat de Europese Unie hier een eigen weg gaat.
ChristenUnie en SGP sturen verder aan op praktische steun voor Israël in de vorm van intensievere samenwerking tussen Europese Unie en Israël in de diverse communautaire programma’s. De bilaterale betrekkingen stagneerden te lang en daarom dient de huidige samenwerkingsovereenkomst te worden opgewaardeerd. Dit kan het beste gebeuren door het uitschrijven van een EU-Israëltop.
Daarnaast moet de EU goede betrekkingen onderhouden met de Palestijnse Autoriteit. Een kritische benadering is gewenst als het gaat om de hulpgelden die aan de PA worden verstrekt. Effectieve hulp aan Palestijnse burgers dient uitgangspunt te zijn van beleid.
Europees Nabuurschapsbeleid
Het Europese Nabuurschapsbeleid van de Europese Unie is in potentie een goed instrument om te investeren in betere relaties met aangrenzende landen aan de oostgrens en rond de Middellandse Zee. Wel dienen er meer duidelijke prioriteiten te worden gesteld
ChristenUnie en SGP staan vanzelfsprekend voor goede betrekkingen van de Europese Unie met al haar buurstaten. De Europese instellingen onderscheiden een oostelijke en een zuidelijke dimensie in het Nabuurschapsbeleid. Wij vinden wel dat de Europese Unie de oostelijke buurstaten op grond van hun geografische ligging perspectief dient te bieden.
Precies dit vooruitzicht leidt voortdurend tot spanningen met Rusland, waarbij Moskou er niet voor terugdeinst economische drukmiddelen in te zetten. De Europese instellingen moeten krachtig stelling nemen tegen deze flagrante schendingen van de soevereiniteit van de oostelijke buurlanden.
De verdeling van financiële middelen kan het best plaatsvinden via het principe van loon naar verdienste, dat wil zeggen dat de meeste steun moet gaan naar noodzakelijke hervormingen met de meeste kansen op goede resultaten. Met de oostelijke nabuurstaten kan worden gewerkt aan associatieakkoorden.
In het kader van de handelsbevordering dient ervoor gewaakt te worden dat die landen zich te eenzijdig gaan richten op de Europese markt, met verwaarlozing van de onderlinge handelsbetrekkingen. Een regionale aanpak is dan ook vereist.
Niet minder zorgelijk oogt de situatie in de landen van de zuidelijke dimensie van het Europees nabuurschap. De hoop op een democratisch vervolg van de onstuimige “Arabische Lente” is vervlogen. Zorgwekkende instabiliteit in Libië, militair bestuur in Egypte, een bloedige burgeroorlog in Syrië met grote regionale effecten bepalen het negatieve beeld.
Het is een Europees belang dat de revolutionaire politieke ontwikkelingen in de Arabische landen zich uitkristalliseren in meer stabiliteit, economische ontplooiing en ontwikkeling van een rechtsstaat en democratie. Dit is eerst en vooral een verantwoordelijkheid van die landen zelf. Stimulerende bijdragen van de Unie in het kader van het Nabuurschapsbeleid worden aan strikte voorwaarden van transparantie, monitoring en effectiviteit gebonden.
Ten aanzien van de zuidelijke dimensie van het Nabuurschapsbeleid dient de Europese Unie zich naar vermogen in te zetten voor een politieke en maatschappelijke stabilisering van de situatie, waarbij eigen veiligheidsbelangen nadrukkelijk in het oog worden gehouden.
De vroegtijdige en eenzijdige partijkeuze van EU-lidstaten heeft de kansen op een politiek vergelijk in brandhaard Syrië bepaald niet bevorderd. Voor een gevaarlijke terugslag van de deelname van talloze jihadisten uit Europa aan het geweld in Syrië zullen ChristenUnie en SGP de Hoge Vertegenwoordiger en met haar de Europese Raad blijven waarschuwen.
Globale vraagstukken
Al een decennium lang heeft de Europese Unie leidinggegeven aan de pogingen van de internationale gemeenschap om Iran tot transparantie te bewegen inzake zijn nucleaire programma op grond van Irans deelname aan het Non-Proliferatieverdrag. Tot dusverre heeft Teheran alle bindende resoluties van de Veiligheidsraad van de VN naast zich neergelegd om de verrijking van uranium in eigen reactoren te beëindigen. Integendeel, er zijn sterke indicaties dat de Islamitische Republiek zowel via uraniumverrijking als via de snellere plutoniumroute militaire atomaire capaciteiten doelbewust nastreeft. ChristenUnie en SGP wensen dat de Europese Unie in nauwe samenwerking met de VS de druk op Iran zodanig opvoert dat Teheran zijn nucleaire ambities uiteindelijk opgeeft vanwege alle potentiële gevolgen. De doorwerking van de voorlopige overeenkomst van november 2013 zal zich moeten bewijzen. De Europese Unie geeft steun aan alle internationale inspanningen om Iran ervan te weerhouden eerder geuite dreigingen ten opzichte van Israël ten uitvoer te brengen. Daartoe behoren in elk geval diplomatieke acties, sancties en steun aan het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) om Iran ervan te weerhouden nucleaire wapens te ontwikkelen.
De Europese Unie blijft Rusland aanspreken op zijn internationale verplichtingen op het terrein van de naleving van de mensenrechten, zoals die bijvoorbeeld voortvloeien uit zijn lidmaatschap van de Raad van Europa. bij Rusland op aangedrongen dat het uitspraken van het Europese Hof van de Rechten van de Mens uitvoert. Ook blijft de Europese Unie zich verzetten tegen de politiek van intimidatie van Rusland tegen sommige van zijn buurlanden, zoals Georgië en Oekraïne.
Een helder Europees extern beleid zal zeker niet in dank worden afgenomen door mondiale grootmachten als de Volksrepubliek China en de Russische Federatie. Gegeven het grote belang van de Europees-Chinese en Europees-Russische relaties is echter niet alleen reële Europese eenheid in de verdediging van wezenlijke gemeenschappelijke waarden en belangen geboden. Tevens wordt dat spreken met één stem onderstreept met navenant westers, dat wil zeggen trans-Atlantisch, handelen.
Mensenrechten
Het behoort voor de Europese Unie een erezaak te zijn om erop aan te dringen dat vrijheidsrechten elders in de wereld zo goed mogelijk constitutioneel, wettelijk en in de praktijk worden gewaarborgd. Te denken valt aan de vrijheidsrechten van godsdienst en levensovertuiging, de vrijheid van meningsuiting, de bescherming van burgers tegen vervolging, alsmede de beschermwaardigheid van het (ongeboren) leven. Dit dient daarom een speerpunt te zijn in de mensenrechtenstrategie van de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Een landenstrategie kan daarbij behulpzaam zijn. Bijzondere aandacht is gewenst voor die landen en regio’s waar repressie plaatsvindt om redenen van godsdienst, zoals in delen van de Arabische wereld en in China.
Jaarlijks brengt de Hoge Vertegenwoordiger een landenrapport uit over het niveau van respectering van deze fundamentele rechten in de wereld. Voor deze taken wordt binnen de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) voldoende capaciteit vrijgemaakt. De Speciale Vertegenwoordiger voor Mensenrechten, die door de Hoge Vertegenwoordiger is aangesteld, zoekt in zijn werk een constructieve samenwerking met civiele partijen, die opkomen voor deze rechten.
Binnen en buiten de Europese Unie is onverminderde aandacht voor de bescherming van minderheden van belang. Daartoe wordt er samengewerkt met de Raad van Europa, die een grote staat van dienst heeft opgebouwd bij het codificeren van deze rechten en het toezien op de naleving ervan.
ChristenUnie en SGP blijven zich voortdurend inzetten voor de vrijheid van geloof van christenen wereldwijd. Dat deden zij onder meer in parlementaire rapporten over China en Iran, een hoorzitting over de terreurdaden van Boko Haram tegen Nigeriaanse kerken en christenen, mondelinge en schriftelijke vragen aan Raad en Commissie over schendingen van de vrijheid van godsdienst in Egypte, Iran, Pakistan en Cuba. Met deze parlementaire inzet zal ook in de komende periode worden voortgegaan.
Van onmisbaar belang daarbij is de samenwerking met christelijke hulporganisaties binnen en buiten de landsgrenzen. Een belangrijke clausule in de associatieverdragen van de Europese Unie met derde landen biedt de mogelijkheid beide partijen aan te spreken op schending van de vrijheid van geloof in deze derde landen.
Veiligheid
Het is nodig dat de Europese landen streven naar efficiënte vormen van Europese samenwerking op defensiegebied. De Europese Veiligheidsstrategie van 2003 omvat een nog altijd relevante dreigingsanalyse voor de bestrijding van terrorisme, het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, falende staten, georganiseerde misdaad, klimaatverandering, energiezekerheid en cyberveiligheid. De Europese Unie moet de komende jaren werken aan het vaststellen van belangen die in het geding zijn om die zo goed mogelijk te behartigen.
Naast tal van civiele operaties in het kader van het op intergouvernementele leest geschoeide Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) heeft de Europese Unie ook de eerste schreden gezet op het terrein van de militaire operaties. De bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië is daarvan een goed voorbeeld. Dit moet worden voortgezet in nauwe afstemming met de NAVO.
Met de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie en de NAVO dient de Europee Unie actief betrokken te zijn bij de bestrijding van terrorisme in Mali en mogelijk andere Afrikaanse landen. Inzet van militairen is en blijft de soevereine bevoegdheid van de lidstaten, die blijven streven naar interoperabiliteit van militaire capaciteiten.
Het Europees Defensie Agentschap (EDA) kan lidstaten helpen bij het specialiseren van militaire taken en middelen, efficiëntere samenwerking bij de planning van de aanschaf van militair materieel en het voorkomen van duplicering van materieel, middelen en taken. De rol van de Europese Unie is een faciliterende, veel samenwerkingsvormen zullen ook in de toekomst van onderop moeten worden ontwikkeld en meestal een bilateraal karakter hebben.
Sinds de terugkeer van Frankrijk in de militaire geïntegreerde structuur van de NAVO is het meer dan ooit mogelijk en ook wenselijk dat de Europese Unie en de NAVO waar dat nodig is hun inspanningen zo veel mogelijk op elkaar afstemmen.
De afspraken tussen de Europese Unie en de NAVO over het gebruikmaken van NAVO-hoofdkwartieren in geval van militaire operaties worden voortgezet. Daarnaast dient de Europese Unie te onderzoeken of een eigen civiel-militair hoofdkwartier van toegevoegde waarde kan zijn. Tevens moet worden onderzocht of duurzamere militaire samenwerking met de EU-Battlegroups mogelijk is. Daartoe behoort ook een versterking van het mechanisme voor de gemeenschappelijke financiering van militaire operaties.
Handel
Internationale handelspolitiek is een bevoegdheid van de Europese Unie. Door de interne markt en het grensoverschrijdende karakter is internationale handel bij uitstek een Europees onderwerp. Een gezamenlijk beleid is vele malen sterker dan wanneer de lidstaten ieder een eigen beleid voeren, zeker wanneer je tegenover grote handelsnaties als de VS of China staat.
Voor eerlijke wereldhandel is een sterke Wereldhandelsorganisatie (WTO) nodig. De WTO moet eerlijke internationale handel en het afbouwen van handelsbarrières bevorderen. Belangrijk is dat de WTO niet slechts aandacht besteedt aan economische belangen en regelingen. Handelspolitieke afspraken moeten worden gebonden aan eisen van eerlijke handel, het tegengaan van sociaal onwenselijke situaties zoals kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden en het tegengaan van corruptie. Niet slechts het economisch eigenbelang moet worden gediend, maar ook de bestrijding van armoede in economisch achtergebleven landen. Christenunie en SGP vinden dat dit sterker moet gebeuren. Binnen de WTO moet de Europese Unie daarom blijven pleiten voor het opnemen van dergelijke “non trade concerns” (bijvoorbeeld sociale, milieu- en dierenwelzijnsnormen) in handelsverdragen.
ChristenUnie en SGP zijn tevreden over de vorderingen die gemaakt zijn betreffende een nieuw wereldhandelsakkoord binnen de WTO. De onderhandelingen van de zogenaamde ”Doha-ronde” gaan moeizaam, en pas na dertien jaar is een eerste deelakkoord bereikt. De Doha-ronde is erg belangrijk omdat de huidige regels rondom de handel door alle ontwikkelingen in de wereld niet meer voldoen. Dit moet vooral ontwikkelingslanden ten goede komen.
Toch kan het akkoord van december 2013 beschouwd worden als een eerste stap op een lange weg, waarvan de effecten in de praktijk nog moeten blijken. Wij vinden dat de Europese Unie zich volop moet blijven inzetten voor de voltooiing van de Doha-ronde. Dit is niet alleen in het belang van de wereldhandel, maar ook een signaal dat er nog vertrouwen bestaat in de multilaterale benadering van mondiale vraagstukken. In tijden van recessie kan zo opkomend protectionisme de kop in worden gedrukt.
Bilaterale handelsakkoorden
De realiteit dwingt de Europese Unie echter tot bilaterale onderhandelingen. De Europese Unie is verwoed bezig om handelsakkoorden te sluiten met belangrijke én minder belangrijke handelspartners. Zulke akkoorden worden buiten de WTO om gesloten, wat het belang van de organisatie ondermijnt. Het maakt het internationale speelveld ook niet overzichtelijker, zeker niet voor ondernemers. Vereist is dat deze akkoorden standaard worden ingebed in sterke duurzaamheidbepalingen en mensenrechtenbepalingen. In de afspraken voor meer vrijhandel streven partijen er naar wederzijds de hoogste normen op het gebied van milieu, arbeid, gezondheid en eisen van rechtsstatelijkheid te erkennen en in verdragsteksten op te nemen. De handelsbelangen van ontwikkelingslanden mogen hier niet door worden geschaad.
Bilaterale overeenkomsten hebben echter ook voordelen, en ChristenUnie en SGP steunen de onderhandelingen die de Europese Commissie voert. Dergelijke overeenkomsten moeten de internationale handel vergemakkelijken door het opheffen van douanetarieven, maar ook door het wederzijds erkennen van elkaars veiligheidsstandaarden en het wegnemen van andere non-tarifaire belemmeringen. In dat kader steunen wij de onderhandelingen over een Transatlantic Trade Investment Partnership (TTIP) tussen de Europese Unie en de VS. De Amerikaanse en de Europese economieën zijn sinds decennia nauw met elkaar verbonden. De verwachting is dat in de komende jaren de Chinese economie de grootste van de wereld zal worden en dat ook India zich als een steeds sterkere economische macht zal doen gelden. Mede daarom zijn de inmiddels gestarte onderhandelingen van groot belang. Oogmerk van dit partnerschap is het verder verlagen van tarieven en het afstemmen van regelgeving, standaarden en toelatingsprocedures. Het belang van dit partnerschap is niet slechts handelspolitiek, maar ook algemeen politiek, namelijk het blijvend vitaal houden van de trans-Atlantische verhoudingen op een zo breed mogelijk front.
De Europese Unie dient zich bij de onderhandelingen sterk te maken voor een gelijk speelveld. Europese bedrijven moeten op de Amerikaanse markt gelijke rechten hebben. In het bijzonder willen wij dat de Amerikaanse Jones Act, waardoor Europese scheepsbouwers en rederijen van de Amerikaanse markt worden geweerd, wordt afgeschaft. Daarnaast moet er expliciet aandacht worden besteed aan de “non-trade concerns”, zoals milieukenmerken en GGO-beleid.
De EU onderhandelt met ontwikkelingslanden over Economische Partnerschap Akkoorden. De inzet van Nederland als “honest broker” om eerlijke akkoorden af te sluiten wordt ondersteund vanuit het Europees Parlement.
Handelsbelangen beschermen
De economieën van de OESO-landen zijn in de afgelopen decennia meer met elkaar verweven geraakt. Het wegnemen van economische belemmeringen, het afbreken van vormen van protectionisme en het streven naar gelijke productstandaarden bevorderen de onderlinge handel. Een dergelijke verwevenheid is veel minder tot stand gebracht met de opkomende economieën van landen zoals China, India en Brazilië. Zo is China een actieve handelspartner op wereldschaal geworden, maar is toegang tot de Chinese markt voor buitenlandse investeerders nog slechts mondjesmaat mogelijk. Ook maakt dit land zich soms schuldig aan het veroveren van markten door producten ver onder de kostprijs aan te bieden en het niet respecteren van intellectuele eigendomsrechten. Dit is zeker niet in het belang van de landen van de Europese Unie met hun open economieën. Oneerlijke handelspraktijken zorgen jaarlijks voor vele miljarden euro’s schade bij Europese bedrijven. De Europese Unie moet de handelsbelangen van de lidstaten beschermen. Daarvoor zijn goede instrumenten nodig. Dit is nog niet zo eenvoudig, vanwege interne verdeeldheid in de EU. Verschillende lidstaten hebben vaak tegenstrijdige belangen. Dit verzwakt de positie van de EU. Een goed, werkbaar sanctiesysteem is daarom noodzakelijk.
Handel met ontwikkelingslanden
De Europese Unie heeft, naast haar ontwikkelingsbeleid, een aantal andere instrumenten die zij gebruikt om armoede te verminderen. Deze regelingen waarmee ontwikkelingslanden toegang krijgen tot de Europese markt moeten zo goed mogelijk benut worden. Ontwikkelingslanden mogen niet als doorvoerland worden gebruikt door andere landen die geen gebruik mogen maken van deze regelingen. Aanvaard wordt dat ontwikkelingslanden de mogelijkheid krijgen om hun markten minder vergaand en minder snel te openen dan omgekeerd voor hun producten op de Europese markt zal gelden. Ook moet de Europese Unie technische bijstand geven aan ontwikkelingslanden zodat zij de markttoegang optimaal kunnen benutten.
Ontwikkelingssamenwerking
Bestrijding van armoede is en blijft onderdeel van beleid dat is gericht op het bevorderen van een rechtvaardige internationale rechtsorde. Hoewel de oorzaken van armoede zijn zeer divers zijn, blijft het een schrijnend feit dat een groot deel van de wereldbevolking, in het bijzonder in Afrika, leeft onder een menswaardig bestaansminimum. Daarnaast zijn er bedreigingen door falend overheidsbestuur en corruptie en ook aantasting van het milieu. De Europese Unie zet zich in voor de voortzetting van de Millennium Development Goals in de post-2015-agenda en is diplomatiek actief om hiervoor steun te verwerven bij de opkomende economische machten.
ChristenUnie en SGP vinden dat ontwikkelingsbeleid en armoedebestrijding allereerst nationale taken van de lidstaten zijn. De financiële middelen van de Europese Unie worden alleen dan ingezet wanneer de inzet van de lidstaten onvoldoende is of wanneer de Europese steun meerwaarde heeft, zoals het stimuleren van regionale samenwerking en de coördinatie van hulpinspanningen. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) neemt hierbij het voortouw. Waar mogelijk wordt samengewerkt met regionale verbanden, zoals de Afrikaanse Unie. In stabiele lage- en middeninkomenslanden beperkt de Unie zich tot een meer adviserende en regisserende rol en laat zij uitvoerende taken over aan andere donoren.
Europees ontwikkelingsbeleid mag niet in conflict komen met nationale ontwikkelingsprogramma’s. De ‘scheidslijnen’ tussen ontwikkelde en onderontwikkelde landen zijn niet meer zo eenduidig als eerder. In de besteding van Europese ontwikkelingsgelden moet daarmee nadrukkelijk rekening worden gehouden.
De inzet van ontwikkelingsgelden van de EU richt zich eerst en vooral op de financiering van grote infrastructurele projecten, het zoeken naar “best practices” en het versterken van essentiële diensten van sociale zekerheid, volkshuisvesting, onderwijs en gezondheidszorg.
Armoede en de gesel van hiv/aids gaan in de landen ten zuiden van de Sahara vaak samen. Daarom gaan hier armoedebestrijding en investeren in gezondheidszorg en goed onderwijs hand in hand. Het voorkomen van hiv/aids heeft prioriteit, waarbij er in bewustwordingsprogramma’s gewezen wordt op het belang van trouw in (seksuele) relaties en het tegengaan van wisselende seksuele contacten. In de zogenaamde reproductieve gezondheid staat het welzijn van moeder en kind voorop. In daarop gerichte projecten wordt geen plaats gegeven aan het wettelijk mogelijk maken van abortus provocatus.
Kernpunten
- ChristenUnie en SGP staan een beleid voor waarbij de Europese Unie internationaal de belangen van de nationale lidstaten en hun burgers behartigt op het gebied van veiligheid, mensenrechten en handelspolitiek.
- Bij de toetreding van nieuwe staten tot de Europese Unie wordt strikt de hand gehouden aan alle toetredingscriteria. De onderhandelingen met Turkije worden beëindigd.
- ChristenUnie en SGP steunen een rechtvaardig vredesproces in het Midden-Oosten waarbij zowel recht wordt gedaan aan de veiligheid van Israël als aan de rechten van Palestijnen. Zij aanvaarden niet een eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat.
- De Europese Unie streeft binnen het Europese Nabuurschapsbeleid naar goede relaties met betrouwbare buurlanden die eveneens de standaarden van de democratische rechtsstaat nastreven.
- De Europese Unie werkt samen met de Verenigde Staten van Amerika om Iran ervan te weerhouden nucleaire wapens te ontwikkelen.
- ChristenUnie en SGP staan op de bres voor het respecteren van mensenrechten waar ook ter wereld en geven daarbij in het bijzonder aandacht aan de positie van vervolgde christenen.
De handelspolitiek van de Europese Unie is gericht op de bevordering van haar economisch belang, eerlijke handel, het tegengaan van slechte sociale arbeidsomstandigheden en kinderarbeid.
Hoofdstuk 3 - De begroting en de interne markt
Begroting
Meerjarenbegroting
De Europese Unie heeft voor haar taken en bevoegdheden een passende begroting nodig. In 2013 hebben de Europese instellingen een akkoord bereikt over een meerjarenbegroting die loopt van 2014 tot 2020. Voor het eerst stijgt deze meerjarenbegroting niet ten opzichte van de vorige. ChristenUnie en SGP zijn voorstander van een zuinige Europese meerjarenbegroting, omdat ook de lidstaten door de economische crisis het mes in hun nationale begrotingen moeten zetten. De jaarlijkse indexering van de Europese fondsen aan de inflatie moet achterwege blijven. Bij een eventuele tussentijdse herziening van de huidige meerjarenbegroting blijven ChristenUnie en SGP zich inzetten voor de huidige gekozen koers van een strakke begroting. Bijkomend voordeel daarvan is dat de Europese Unie zich moet richten op haar kerntaken.
De Europese begroting wordt nu nog gefinancierd door een ingewikkeld systeem van douaneheffingen en btw-afdrachten en de betaling van een vast percentage van alle inkomsten van een land in één jaar, het bruto nationaal product (bnp). ChristenUnie en SGP willen het huidige, ingewikkelde systeem vervangen door een eenvoudig systeem waarbij de lidstaten alleen verplicht worden een vast percentage van het bnp aan de Europese Unie af te dragen. Volgens ChristenUnie en SGP is maximaal 1% van het bnp een redelijke norm, vergelijkbaar met de huidige afdracht aan de EU.
Directe Europese belastingen om de Europese Unie te financieren, zoals een Europese financiële transactietaks, zijn voor ChristenUnie en SGP onacceptabel. Het recht om belasting te heffen komt exclusief de lidstaten toe. De EU, als bijzonder samenwerkingsverband van nationale staten, heeft dat recht principieel niet. Daarnaast verliezen de lidstaten door de invoering van Europese belastingen hun greep op de Europese begroting.
ChristenUnie en SGP willen niet dat de Europese Unie tussentijds met Europees geld kan schuiven tussen verschillende beleidsterreinen. Europese middelen die niet tijdig besteed worden gaan terug naar de lidstaten.
Ook moeten de nationale inkomsten en uitgaven aan de Europese Unie in goede verhouding staan. Lidstaten waarvan de inwoners gemiddeld maximaal 80% van het EU-gemiddelde verdienen, mogen geen nettobetaler aan de Europese Unie zijn. Lidstaten waarvan de inwoners gemiddeld meer dan 110% van het EU-gemiddelde verdienen, mogen geen netto-ontvanger van de Europese Unie zijn.
Controle
ChristenUnie en SGP vinden het van het grootste belang dat Europees geld correct wordt besteed. Jaar op jaar constateert de Europese Rekenkamer dat een te hoog percentage van het Europese geld niet op de juiste manier wordt besteed en verantwoord. Dat betekent niet automatisch dat er met dat Europese geld wordt gefraudeerd. Een belangrijke oorzaak van het maken van fouten is namelijk de ingewikkelde regelgeving. ChristenUnie en SGP willen daarom de regels voor EU-subsidie vereenvoudigen en onnodige administratieve lasten schrappen. Echter, het toezicht op de besteding moet wel degelijk worden aangescherpt.
In de eerste plaats moeten lidstaten zelf beter gaan controleren. Meer dan de helft van de fouten kan namelijk door de lidstaten worden ontdekt en gecorrigeerd. Wat ChristenUnie en SGP betreft noemt de Europese Rekenkamer bij de controle op de bestedingen man en paard: lidstaten moeten publiekelijk op de vingers worden getikt voor het niet correct besteden van Europees geld.
De Europese Commissie is eindverantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de Europese begroting. Zij moet streng optreden bij misbruik van EU-geld en tegenwerking bij onderzoek naar de besteding. De Commissie moet EU-subsidies opschorten en terugvorderen van landen die EU-geld niet correct besteden. Ook moet het mogelijk zijn die lidstaten te korten op de in de toekomst te ontvangen Europese subsidies.
Verder moeten lidstaten ertoe worden verplicht jaarlijks nationale beheerverklaringen af te geven aan de EU. Op dit moment hebben slechts vier lidstaten, waaronder Nederland, zich deze verplichting opgelegd. ChristenUnie en SGP willen dat dit een Europese verplichting wordt, waarbij de Europese Commissie erop toeziet dat de nationale verklaringen onderling vergelijkbaar en van goede kwaliteit zijn.
Ook het Europese fraudebestrijdingsorgaan OLAF moet het toezicht verzwaren. Om de slagkracht van OLAF te versterken en politieke inmenging te voorkomen moet OLAF onafhankelijk zijn en opereren van de overige Europese instellingen. Politiek gekleurde benoemingen op leidinggevende posities binnen OLAF zijn uit den boze. Ook kan het als volledig onafhankelijk orgaan beter de identiteit van klokkenluiders afdoende beschermen. Met een versterkt OLAF is het volgens ChristenUnie en SGP niet nodig een Europees openbaar ministerie op te richten dat fraude met EU-subsidies gaat onderzoeken.
Europees geld moet niet alleen correct worden besteed, het moet ook nuttig worden uitgegeven, zoals aan het versterken van de interne markt, aan onderzoek en innovatie. In deze tijd, waarin de Europese begroting onder druk staat, moet de Europese Unie in ieder geval geen geld uitgegeven aan prestigeprojecten zoals het Huis van de Europese Geschiedenis, een nieuw en kostbaar EU-museum. Ook willen ChristenUnie en SGP dat er wordt bezuinigd op de royale communicatiebudgetten van de Europese instellingen, met name op het EP-televisiestation en de EU-voorlichtingsbureaus in de lidstaten. ChristenUnie en SGP willen eveneens bezuinigen op de subsidie voor Europese politieke partijen en allerlei Europese ngo´s en lobbyorganisaties. Ten slotte kan er ook veel geld worden bespaard door Europese agentschappen en adviescomités te laten fuseren, af te schaffen of efficiënter te laten werken.
Europese structuurfondsen
Ruim 30% van de Europese begroting wordt besteed aan de Europese structuurfondsen. ChristenUnie en SGP willen dat deze fondsen worden gebruikt om te investeren in arme Europese regio’s. Dan kunnen die regio’s vlug aansluiting vinden bij de rijkere Europese regio’s, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur. Lidstaten met een welvaartsniveau boven het EU-gemiddelde hoeven geen geld uit de fondsen te ontvangen.
Op dit moment ontvangen echter ook rijke Europese regio’s subsidie uit de fondsen, ook in Nederland. Overal in ons land kom je bordjes tegen dat renovaties van bedrijfspanden, fietspaden en nieuwe buurthuizen mede zijn gefinancierd met Europese subsidie uit de structuur- en investeringsfondsen. Daardoor wordt geld onnodig rondgepompt. Een rijke lidstaat als Nederland is immers nettobetaler aan de Europese Unie en ontvangt in een later stadium het geld weer terug in de vorm van structuurfondsen voor zijn eigen regio’s.
ChristenUnie en SGP willen daarom de Europese structuurfondsen beperken tot steun voor de armste regio’s in lidstaten met een welvaartsniveau onder het EU-gemiddelde. Het geld dat daarmee bespaard wordt moet naar rato van de EU-afdracht terugvloeien naar de lidstaten, die vanaf dat moment geen beroep meer kunnen doen op de fondsen. In de toekomst moet dit leiden tot een blijvende bezuiniging op de EU-begroting en de nationale afdrachten. Die lidstaten kunnen het bespaarde vervolgens, zonder tussenkomst van de EU, in hun eigen regio’s besteden.
De Europese structuurfondsen moeten erop gericht zijn dat de arme regio’s zich economisch in de richting van het EU-gemiddelde begeven. De economie en het investeringsklimaat moeten worden versterkt en de concurrentiekracht moet worden vergroot. Daarbij kan worden gedacht aan nieuwe infrastructuur, ook voor energie en telecommunicatie. Uiteraard moet de investering wel nuttig zijn. Dat lijkt logisch maar helaas wordt er in sommige landen nog steeds geld uitgegeven aan nutteloze projecten, zoals een kilometerslange geluidswal langs weilanden. ChristenUnie en SGP vinden dan ook dat lidstaten met een aangescherpte kosten-batenanalyse het nut van een project moeten kunnen aantonen. Kan de lidstaten niet voldoen aan dit nuttigheidscriterium, dan moet de Europese subsidie als onrechtmatig aangemerkt en teruggevorderd kunnen worden.
Wat ChristenUnie en SGP betreft moeten de fondsen in de armste lidstaten ook worden ingezet om de rechtsstaat te versterken en de zorg en integratie van kwetsbare en achtergestelde groepen te bevorderen. Daarbij moet worden gedacht aan de ontwikkeling van een goed systeem van zorg en onderwijs voor kinderen in Roemeense en Bulgaarse tehuizen. De kinderzorg in deze landen maakt momenteel een ontwikkeling door naar kleinschaligere zorg en opvang in gezinnen. Deze ontwikkeling staat echter nog in de spreekwoordelijke kinderschoenen. De desbetreffende lidstaten moeten meer prioriteit geven aan het belang van het kind en de kwaliteit van de zorg. De Europese Unie stimuleert dit door advies, training en financiële steun uit de Europese structuurfondsen.
Het bescheiden fonds Interreg kan meerwaarde hebben bij de financiering van grensoverschrijdende projecten in grensregio’s. Daarom mogen alle Europese grensregio’s een beroep doen op dit gedeelte van de Europese fondsen.
Interne markt
De interne markt is de belangrijkste pijler van de Europese samenwerking. Hij heeft de Europese landen niet alleen veel welvaart gebracht, maar draagt ook bij aan stabiliteit en vrede in Europa. Het is dan ook van het grootste belang dat de interne markt goed functioneert, gerechtigheid bevordert en oneerlijke concurrentie bestrijdt. Waar nodig moet de interne markt worden verdiept, versterkt en klaargestoomd voor de toekomst. Daarbij kan gedacht worden aan het versterken van de Europese transportsector. Een goed functionerende interne markt draagt ook bij aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de Europa2020-strategie: werkgelegenheid bevorderen, investeren in Europees onderzoek en ontwikkeling om het groeivermogen en de concurrentiekracht van de Europese Unie te versterken en strijden tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering. De focus van de Europa 2020-strategie op onderzoek en ontwikkeling sluit goed aan op het Nederlandse topsectorenbeleid.
Eerst handhaven en minder nieuwe wetgeving
ChristenUnie en SGP pleiten voor betere handhaving van Europese regels op de interne markt. Dit is allereerst een taak voor de lidstaten. Zij moeten de afgesproken Europese regels nakomen. Dat gaat echter nog te vaak mis. Op het gebied van transport, milieu en energie komt het nog veel te vaak voor dat lidstaten Europese regels niet correct toepassen en bedrijven en ondernemers uit andere lidstaten daardoor discrimineren. En dat terwijl eerlijke concurrentie tussen Europese bedrijven en een gelijk speelveld de basisprincipes van de interne markt zijn.
De Europese Commissie moet als hoedster van de verdragen controleren of de lidstaten hun verplichtingen nakomen. ChristenUnie en SGP willen dan ook dat de nieuw te vormen Europese Commissie de controle op de handhaving van Europese wetgeving tot topprioriteit verklaart. De Commissie heeft daar ook de instrumenten voor. Als hoedster van de Europese verdragen heeft zij de plicht om landen die Europese wetgeving aan de laars lappen, voor het Hof van Justitie te brengen.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Op terreinen waar toch nieuwe Europese wetgeving wenselijk is, willen ChristenUnie en SGP dat het subsidiariteitsbeginsel wordt nageleefd. Dat betekent dat nieuwe Europese wetgeving alleen wordt voorgesteld als het probleem regionaal of nationaal niet kan worden opgelost. Ook het proportionaliteitbeginsel (staat het voorgestelde middel nog in verhouding tot het te bereiken doel) moet door de Europese Commissie worden gerespecteerd.
Het is dan ook van het grootste belang dat de Europese Commissie haar bevoegdheid om wetgevingsvoorstellen te doen goed beargumenteert. Algemene noties zoals “veiligheid” en “milieu” betekenen niet automatisch dat de Commissie bevoegd is wetsvoorstellen te doen. Europese wetgeving in de categorie kwaliteit van vloeren in kapperszaken en maximale kromming van komkommers is volgens ChristenUnie en SGP onwenselijk en allesbehalve noodzakelijk.
Transport
Het zenuwstelsel binnen de Europese economie en de interne markt wordt gevormd door de transportsector. ChristenUnie en SGP willen zich als vanouds inzetten voor een sterke Europese transportsector. Dat is in het belang van de Europese economie, maar ook in het belang van Nederland Transportland. Met zijn grote zeehavens, Schiphol, vele wegvervoerders en binnenvaartschippers en met ons druk bereden spoornetwerk heeft Nederland alle belang bij een krachtige, toekomstbestendige Europese transportsector.
Water
ChristenUnie en SGP dragen het vervoer over water een bijzonder warm hart toe. Het is een schone, veilige en betrouwbare vorm van vervoer. Voor zowel de zeevaart als de binnenvaart geldt, dat het een grote uitdaging wordt om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden. Nu al moeten stuurlui en matrozen van de andere kant van de wereld worden ingevlogen. Het is daarom erg belangrijk dat de Europese lidstaten blijven investeren in de opleiding van nieuw personeel voor de zeevaart en de binnenvaart.
De zee- en binnenvaartvaartsector moet ook blijven investeren in verdere vergroening. In de zeevaart is recent de zwaveluitstoot aan banden gelegd, in de binnenvaart biedt de introductie van liquified natural gas (lng) veel mogelijkheden. Het is daartoe belangrijk dat de ontheffingsverplichting voor het gebruik van lng zo snel mogelijk wordt afgeschaft. Lng moet op korte termijn een “gewone” brandstof worden.
Daarnaast willen ChristenUnie en SGP het concept van de “groene haven” in alle Europese havens verplichten. In een “groene haven” worden milieuvriendelijke schepen sneller afgehandeld dan minder schone schepen. Ook krijgen de milieuvriendelijke schepen een korting op het havengeld. ChristenUnie en SGP willen dat dit de concept in Europese havens de standaard wordt.
De binnenvaart heeft te maken met een grote overcapaciteit, met name op het gebied van de droge lading. De Europese Unie moet daarom onderzoeken of de capaciteit van de vloot kan worden terugdrongen. ChristenUnie en SGP willen daarvoor het bestaande sloopfonds gebruiken, maar dat fonds moet dan wel worden aangevuld door de Europese Unie.
De Nederlandse zeehavens hebben te maken met oneerlijke concurrentie uit andere Europese landen. In die landen worden zeehavens met publiek geld gesteund. ChristenUnie en SGP steunen dan ook het voorstel van de Europese Commissie om deze geldstromen transparant te maken en aan banden te leggen. Europese zeehavens moeten op een gelijk speelveld met elkaar concurreren.
Europese zeeschepen moeten op een verantwoorde wijze worden gesloopt. Op dit moment wordt 90% van de Europese schepen illegaal gesloopt op de kusten van de landen zoals Bangladesh en India. De werkomstandigheden daar zijn levensgevaarlijk en zeer milieuverontreinigend. De financiële prikkel om bestaande regelgeving te ontduiken moet worden ondervangen met een sloopfonds, zodat reders gestimuleerd hun schepen op verantwoorde wijze te laten slopen.
Weg
De concurrentie in het Europese wegvervoer is als altijd bikkelhard. Daarom is het bijzonder belangrijk dat de afgesproken Europese wetgeving eerlijk wordt gehandhaafd. Momenteel gaat het goed mis met de Europese handhaving in het wegvervoer. Chauffeurs worden gediscrimineerd bij de handhaving, boetes zijn onredelijk hoog en de wetgeving wordt door handhavers in sommige landen bewust verkeerd geïnterpreteerd. ChristenUnie en SGP willen daarom dat de Europese Commissie onmiddellijk haar controle op de handhaving fors verhoogt. Er moet zo spoedig mogelijk eenduidige handhaving komen van de Europese sociale wetgeving voor het wegvervoer. Enkele lidstaten van de Europese Unie kennen reeds een zondag-rijverbod voor vrachtverkeer. ChristenUnie en SGP bepleiten uitbreiding van dit verbod tot het hele gebied van de Unie. Een dag rust is goed voor de samenleving. Tevens bevordert deze maatregel dat kleinere transportondernemers meer op gelijke voet kunnen concurreren met de grote ondernemingen.
Ook de wetgeving voor het vervoeren van goederen in een ander land, de cabotagewetgeving, moet door de lidstaten beter worden gehandhaafd. Malafide ondernemers profiteren nu van de gebrekkige handhaving, door chauffeurs uit lagelonenlanden permanent aan het werk te zetten in West-Europa. Dat heeft een ernstige verstorende werking op de wegvervoermarkt. De ondernemers die zich keurig aan de afgesproken regels houden, worden gedupeerd.
ChristenUnie en SGP blijven zich inzetten voor het Europees toelaten van de ecocombi, de extra lange en zware vrachtwagen. Deze vrachtwagen verlaagt de totale schadelijke uitstoot per ton vervoerde goederen. In Nederland is de ecocombi toegestaan, met verschillende terechte aanvullende voorwaarden. Wat ChristenUnie en SGP betreft mag de ecocombi de grens over, zodra beide landen aan weerszijden van de grens het gebruik van de ecocombi nationaal toestaan.
De verdere ontwikkeling van elektrisch vervoer en elektrische auto’s steunen ChristenUnie en SGP van harte. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat de Europese landen en industrie voldoende investeren in de aanleg van infrastructuur voor elektrisch vervoer.
Spoor
De Europese spoorsector zal nooit optimaal functioneren zolang de technische verschillen tussen de Europese landen zo groot zijn. Veiligheidssystemen, locomotiefcertificaten en bovenleidingsystemen verschillen van land tot land. Verdere liberalisering van het spoor, en in het bijzonder de opening van de markt voor het binnenlands personenvervoer, is volgens ChristenUnie en SGP dan ook zinloos als er niet tegelijkertijd grote stappen worden gezet in de ontwikkeling van Europabrede technische eisen.
Tegelijkertijd groeit het aantal internationale treinreizigers in Europa. In toenemende mate wordt de trein een concurrent voor de luchtvaart op middellange afstanden. ChristenUnie en SGP steunen dan ook de ontwikkeling van één Europees vervoersbewijs voor het internationale personenvervoer per spoor.
Luchtvaart
De luchtvaartsector is bij uitstek een mondiale markt. Europese luchthavens en luchtvaartmaatschappijen worden geconfronteerd met stevige wereldwijde concurrentie, met name uit het Midden-Oosten. De Europese Unie moet dan ook terughoudend zijn met het voorstellen van eenzijdige Europese maatregelen die de concurrentiekracht van de Europese luchtvaartsector benadelen.
Aan de andere kant moet ook zeker de luchtvaartsector bijdragen aan het terugdringen van de uitstoot van schadelijke stoffen in de Europese Unie. ChristenUnie en SGP steunen dan ook de stappen die de internationale luchtvaartorganisatie ICAO heeft ondernomen om in 2020 tot een mondiaal emissiehandelssysteem te komen.
Net als de Nederlandse zeehavens, heeft ook de Nederlandse luchtvaartsector te maken met oneerlijke concurrentie uit andere Europese landen. ChristenUnie en SGP blijven zich inzetten voor een gelijk speelveld op de Europese luchtvaartmarkt.
De ontwikkeling van één Europees luchtruim kan op steun van ChristenUnie en SGP rekenen. Onnodige CO2 emissies door de luchtvaart en administratieve lasten voor de sector worden hiermee voorkomen.
Oneerlijke concurrentie
De interne markt, met het vrije verkeer van diensten, heeft ook een keerzijde. Zeker ook de transportsector wordt geconfronteerd met schijnfirma’s in Oost-Europese landen en misbruik van de detacheringrichtlijn. Via allerlei constructies wordt geprobeerd binnen een land oneerlijk te concurreren op arbeidskosten. Als gevolg van een woud aan onderaannemers of doordat er bespottelijk hoge huren voor huisvesting worden gevraagd, komen arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van buitenlandse werknemers onder de nationale normen te liggen.
ChristenUnie en SGP willen dat er een einde komt aan deze onacceptabele vorm van concurrentie in de EU. Dat is in het belang van de veiligheid en de gezondheid van zowel de buitenlandse werknemers als de Nederlandse werknemers die hoge kosten maken om zich aan de regels te houden. Gelijk werk op dezelfde plaats moet in principe gelijk beloond worden. Er is in Europese Unie-verband dan ook terecht afgesproken dat nationaal overeengekomen cao’s moeten worden nagekomen. Betere handhaving van deze regels lost een deel van de problemen op, maar verduidelijking van de regelgeving blijft noodzakelijk. Tegelijkertijd moet het voor lidstaten mogelijk zijn om bedrijven of zelfstandigen de toegang tot de markt te weigeren wanneer blijkt dat ze zich niet aan nationale voorschriften houden. Lidstaten moeten op Europees niveau zwarte lijsten kunnen aanleggen om iemand permanent de toegang tot de Europese markt te ontzeggen.
Werkgelegenheid
Door de economische crisis is het extra belangrijk dat misbruik van het vrije verkeer van diensten hard wordt aangepakt. Een groot aantal bedrijven en zelfstandigen is door de crisis in de problemen gekomen en veel werknemers hebben hun baan verloren. Ook is het voor jongeren ongekend moeilijk om de arbeidsmarkt op te komen. Vooral in de Zuid-Europese landen, waar de jeugdwerkloosheid in de tientallen procenten loopt, zijn de arbeidsmarktproblemen enorm.
Gericht beleid om de arbeidsmarkt beter te laten functioneren en het creëren van een gunstig investeringsklimaat zijn voor de landen met (jeugd)werkgelegenheidsproblemen van groot belang. Volgens ChristenUnie en SGP is dit primair de taak van de lidstaten zelf. De Europese Unie kan het nationale beleid wel ondersteunen met de uitwisseling van beste praktijken bij de ontwikkeling van werkgelegenheid en het wederzijds erkennen van diploma’s. Ook kan de Europese Unie financiële en faciliterende steun bieden vanuit de structuurfondsen en het Erasmus-programma, het succesvolle uitwisselingsprogramma voor studenten.
Op het gebied van onderwijs kan de Europese Unie internationale contacten tussen Europese scholen en universiteiten ondersteunen en faciliteren. Volgens ChristenUnie en SGP mag de Europese Unie hieraan geen inhoudelijke, levensbeschouwelijke eisen stellen.
Digitale agenda
De wereld en de economie digitaliseren in een ongekend tempo. Deze ontwikkeling zal alleen nog maar verder gaan. ChristenUnie en SGP pleiten dan ook voor een Europese digitale agenda. In de ontwikkeling van uniforme elektronische formulieren in allerlei economische sectoren en digitale contacten met overheden en douane-instanties moet voldoende worden geïnvesteerd. Ook moet er Europees geld worden vrijgemaakt voor de aanleg van snelle digitale verbindingen in de arme Europese regio’s.
De digitale wereld is volgens ChristenUnie en SGP geen rechtenvrije zone. Intellectueel eigendom moet afdoende worden beschermd; cybercrime en andere strafbare handelingen in de digitale wereld moeten worden bestreden. En ook netwerkaanbieders zijn verantwoordelijk voor de inhoud die via hun netwerkverbindingen digitaal beschikbaar is. Voor ChristenUnie en SGP is het cruciaal dat burgers kunnen blijven kiezen voor gefilterd internet. Ook mag de Europese Unie niet verhinderen dat lidstaten maatregelen nemen om pornografisch materiaal standaard te blokkeren.
Ten slotte moeten lidstaten blijven investeren in de ontwikkeling en opleiding van voldoende hoogwaardig it-personeel. Het groeiend aantal cyberaanvallen op bedrijven en overheidsinstellingen, de recente afluisterschandalen en het toenemend gebruik van internet door terroristen tonen deze noodzaak duidelijk aan.
Productveiligheid en consumentenbescherming
Niet alleen in de digitale wereld, ook in de reële wereld moeten burgers kunnen weten welke producten of diensten ze precies kopen. Ook moet duidelijk zijn waar producten vandaan komen, of ze op duurzame wijze zijn geproduceerd en of ze via eerlijke handel zijn verkregen. Verder moeten consumenten erop kunnen vertrouwen dat een gekocht product voor alle producenten in de keten een redelijke winstmarge oplevert.
Om de kwaliteit en veiligheid van producten uit de Europese Unie en andere landen te verhogen pleiten ChristenUnie en SGP voor duidelijke etiketteringwetgeving. Met name op het gebied van voedsel moet fraude hard worden aangepakt door de Europese landen, omdat hier de volksgezondheid in het geding is.
Staatssteun en eerlijke concurrentie
Scherpe Europese wetgeving en dito handhaving dragen bij aan een gelijk speelveld met goede concurrentieverhoudingen tussen Europese bedrijven. ChristenUnie en SGP willen daarom dat de Europese Commissie kartelvorming en ongeoorloofde staatssteun aanpakt. Door de economische crisis proberen lidstaten vaker zwak presterende ondernemingen financieel te steunen en de Commissie lijkt dit meer en meer oogluikend toe te staan. Dit gaat echter ten koste van de concurrentiepositie en de omzet van goed presterende bedrijven.
Algemeen belang
Bij de aanpak van kartelvorming en de beoordeling van staatssteun moet de Europese Commissie voldoende rekening houden met diensten van algemeen belang. Op terreinen waar een maatschappelijk belang in het geding is, zijn liberalisering en concurrentie soms geen zegen maar een vloek: er is meer tussen markt en overheid! De Europese Commissie moet zich op deze terreinen uiterst terughoudend opstellen, ook wat betreft de gevoelige discussies over het maatschappelijk belang. Daarbij kan gedacht worden aan de discussies over sociale woningbouw en de publieke omroep.
Ook de discussie over de toekomst van het nationale pensioenstelsel moet op nationaal niveau worden gevoerd. Het goed werkende Nederlandse systeem is gebaseerd op solidariteit tussen de generaties in ons land. Het is dan ook niet aan de Europese Unie om te bepalen of en hoe het pensioenstelsel voor de toekomst moet worden aangepast.
Daarnaast moet de Europese Commissie zich terughoudend opstellen ten aanzien van de zorgsector. Het Nederlands zorgstelsel wordt deels publiek gefinancierd op basis van nationale solidariteit en is omringd met gevoelige medisch-ethische discussies. Voorbeelden daarvan zijn abortus en euthanasie.
Kernpunten
- De Europese Unie wordt gefinancierd door een eenvoudig systeem waarbij de lidstaten maximaal 1% van het bnp afdragen aan de EU.
- De Europese Unie heft geen Europese belastingen.
- Lidstaten geven nationale beheerverklaringen af voor de uitgave van Europees geld.
- Controle op handhaving wordt een topprioriteit van de nieuwe Europese Commissie.
- Elke Europese haven wordt een “groene haven”.
- Europese burgers kunnen ook in de toekomst kiezen voor gefilterd internet.
- Beleid rond pensioen en zorg wordt nationaal bepaald.
Hoofdstuk 4 - De euro en de financiële crisis
De financieel-economische crisis heeft het vertrouwen in de euro en de financiële sector ernstig op de proef gesteld en zet de solidariteit binnen de eurozone onder druk. Burgers in alle Europese landen dragen hiervan de consequenties. Zowel banken als overheden hebben de schulden te hoog laten oplopen. Hierdoor hebben we nu een punt bereikt dat er geen goedkope oplossingen meer zijn om uit de crisis te geraken. Het (gedeeltelijk) kwijtschelden van schulden zal onderdeel moeten zijn van elk scenario. ChristenUnie en SGP willen het vertrouwen in de euro en de bankensector herstellen door goede naleving en handhaving van de afspraken van het Stabiliteits- en Groeipact. Dit kan door automatische sancties en het inhouden van subsidies of stemrecht in de Raad van Ministers. Het is aan de lidstaten welk inhoudelijk begrotings- en economisch beleid gevoerd wordt om de doelstellingen te halen. ChristenUnie en SGP zijn voorstander van Europees bankentoezicht, maar wijzen gemeenschappelijke risicodeling en daarmee een volledige bankenunie af. Wanneer lidstaten er onvoldoende in slagen om orde op zaken te stellen, is gecontroleerde uittreding uit de eurozone de beste optie. Het uittredende land moet hierbij hulp krijgen om weer concurrerend te worden.
De huidige economische ontwikkeling in Europa is te eenzijdig geschoeid op neoliberale leest. Dat moet anders. Daarvoor is ook nodig dat een passende, geschikte technologische basisstructuur beschikbaar is die in dienst staat van het leven van burgers en hun samenlevingsverbanden. Evenzeer zal onze strijd tegen de financiële crisis en de bankencrisis alleen dan slagen met een op menselijke waarden toegesneden of aangepaste technologie.
In het internationale en Europese geldverkeer middels computertechniek mogen alleen inzichtelijke computerprogramma’s worden gebruikt. Dit om ongecontroleerde samenballing van financiële macht, met kans op fraude en misleiding, te voorkomen.
Crisis brengt onbalans in eurozone aan het licht
De crisis brengt problemen aan het licht die verergerd zijn door de euro als eenheidsmunt. In de afgelopen twintig jaar zijn de economieën in de eurozone helaas niet naar elkaar toe gegroeid. Het fundamentele probleem is dat in veel Zuid-Europese landen de verdiencapaciteit te laag en de concurrentiepositie zwak is. Door de invoering van de euro hadden economisch zwakke landen geen mogelijkheid meer om de nationale munt te devalueren ten opzichte van sterkere munten en zo de export te stimuleren. Daarnaast konden zwakke landen door de relatief lage rente in de eurozone goedkoop lenen. Dit heeft er mede toe geleid dat de schulden in deze landen hoog zijn opgelopen. Het schuldenprobleem dat hierdoor ontstond is te laat onderkend. In de afgelopen jaren is gebleken dat landen zoals Griekenland de hoge schulden niet meer konden terugbetalen. Daarnaast hebben vooral banken in de Zuid-Europese landen nu veel slechte leningen op de balans staan. Het gaat dan bijvoorbeeld om vastgoed waarvan de waarde sterk is gedaald. Deze banken zullen daarom meer kapitaal moeten krijgen of de leningen zullen deels moeten worden afgeschreven (kwijtgescholden). In beide gevallen gaat redding van deze banken veel geld kosten. Naast het fundamentele probleem van de verdiencapaciteit is er dus het urgente probleem dat banken te weinig kapitaal hebben.
Niet doormodderen
ChristenUnie en SGP vinden doormodderen met de Economische en Monetaire Unie (EMU) geen optie. Bij alle mogelijke oplossingen is gedeeltelijke kwijtschelding van de te hoge schulden van banken en landen met de ernstigste problemen onvermijdelijk. Wel moet eerst zorgvuldig worden nagegaan welke kosten dit met zich meebrengt voor de belastingbetaler. Het overeind houden van noodlijdende banken en zwakke eurolanden door lidstaten met een sterke economie is uiteindelijk geen oplossing. Landen zullen niet naar elkaar toe groeien, maar de EMU zal verworden tot een transferunie die de solidariteit tussen noord en zuid nog verder onder druk zet. De redding van Griekenland en Cyprus en de steunverlening aan andere landen brengen grote risico’s met zich mee voor de overige eurolanden. Daarnaast zijn nieuwe instituties in het leven geroepen, zoals het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM), een permanent noodfonds waarbij de eurolanden samen borg staan voor in totaal 700 miljard euro. Nationale parlementen en lidstaten hebben hierbij bevoegdheden weggegeven. Zo kan Nederland geen veto gebruiken als er via de zogenoemde urgente procedure van het ESM wordt beslist over financiële steun aan lidstaten in acute problemen.
Wel Europees bankentoezicht, geen gemeenschappelijke risicodeling
Voor ChristenUnie en SGP is een volledige Europese bankenunie onacceptabel. Europees bankentoezicht kan wel een nuttige rol vervullen, maar Europese risicodeling via een bankenunie gaat echt een stap te ver. Dit zou betekenen dat omvallende banken en spaartegoeden in de toekomst niet meer door het euroland zelf worden gered, maar door de bankensector in de eurozone als geheel, via een zogenaamd Europees resolutiefonds en een depositogarantiefonds. Het resolutiefonds zal geleidelijk worden gevuld door de banken, maar zeker de komende tien jaar zal het fonds nog over onvoldoende middelen beschikken. Dit betekent dat overheden, en dus de belastingbetaler, moeten bijspringen als een bank gered moet worden. Omdat veel landen in nood niet het geld hebben om hun banken van nieuw kapitaal te voorzien, wordt de rekening verdeeld over de rest van de eurozone.
Europees bankentoezicht is wel een goede stap om meer greep te krijgen op de Europese bankensector. Het juiste toezicht moet waarborgen dat banken niet opnieuw te veel kunnen uitlenen en hun balansen overladen met slechte leningen en discutabele financiële producten. Een probleem is wel dat alleen de grote ‘systeembanken’ direct onder toezicht van de Europese Centrale Bank (ECB) vallen. Middelgrote banken (zoals de Spaanse probleembanken) blijven onder toezicht van de nationale toezichthouder. ChristenUnie en SGP willen dan ook dat de ECB snel toegang kan krijgen tot informatie van de nationale toezichthouders. De ECB moet vervolgens door middel van een aanwijzing nationale toezichthouders kunnen opdragen om in te grijpen. Daarnaast moet de Europese Rekenkamer de mogelijkheid krijgen om onderzoek te doen naar de doelmatigheid van het ECB-toezicht, vergelijkbaar met de mogelijkheden die een aantal nationale rekenkamers al heeft. ChristenUnie en SGP zien geen rol weggelegd voor het Europees Parlement als toezichthouder op de ECB.
ChristenUnie en SGP willen dat banken goed worden doorgelicht voordat ze onder Europees toezicht kunnen vallen. Momenteel is er nog onvoldoende zicht op de omvang van de kapitaalbehoefte van zwakke banken. Er zullen vele miljarden moeten worden afgeschreven en banken zullen extra geld nodig hebben om de bankbalansen gezond te maken. ChristenUnie en SGP vinden dat het urgente probleem dat banken te weinig kapitaal hebben, structureel moet worden opgelost. Herstructurering van banken verdient daarbij de prioriteit. Dat bestaat uit twee elementen: afschrijven van slechte leningen om geleidelijk de schulden af te bouwen, en de banken voorzien van nieuw kapitaal. Als banken gezonde balansen hebben, zullen ze het vertrouwen van andere banken en van bedrijven en consumenten herwinnen. Het primaat voor deze herstructurering behoort bij de lidstaat te liggen. Het kan ook zijn dat banken er zo slecht voorstaan dat herstructurering niet meer helpt. In dat geval pleiten ChristenUnie en SGP ervoor om door te pakken en banken gecontroleerd failliet te laten gaan. Te allen tijde moet het spaargeld van depositohouders tot 100.000 euro ontzien worden. ChristenUnie en SGP willen niet dat geld uit het ESM of andere publieke fondsen wordt gebruikt voor directe herkapitalisatie van banken.
Echt perspectief voor noodlijdende landen
De echte oplossing dient zich pas aan als landen door een gezonde verhouding tussen lonen, prijzen en productie tot economisch herstel komen. Om ervoor te zorgen dat landen weer concurrerend kunnen worden, moeten ze hun munt in waarde laten dalen en dat kan niet zolang ze de euro hebben. Als ze overstappen naar een nationale munt, kunnen ze door een aangepaste wisselkoers devalueren waardoor ze goedkoper kunnen exporteren. De economie van het land kan dan weer gezond worden. Een land dat ook op langere termijn binnen de eurozone niet concurrerend kan worden, heeft er dus belang bij om buiten de eurozone te herstellen van de grote economische schok waardoor het is getroffen. Dit biedt volgens ChristenUnie en SGP een oplossing voor zwakke eurolanden met een hoge schuldenlast die bovendien een dramatisch hoge werkloosheid kennen en waarbij de bevolking zwaar getroffen wordt door de maatregelen uit de steunprogramma’s. Deze landen moeten weer perspectief krijgen, omdat ze maatschappelijk en economisch met hun rug tegen de muur staan. Dit scenario kan werkelijkheid worden voor Griekenland, en in de toekomst mogelijk ook voor andere landen. Een begeleide uittreding voorkomt dat deze eurolanden en de eurozone als geheel van crisis naar crisis blijven doormodderen. Belangrijke randvoorwaarde is dat het in goede samenspraak met het land plaatsvindt en dat het land een hulpplan krijgt. Daarmee kan het de ergste schok opvangen en gericht aan structureel herstel werken. De uittredende lidstaat moet wel lid van de Europese Unie kunnen blijven en daarmee recht houden op structuurfondsen om de economie te versterken. ChristenUnie en SGP pleiten er daarnaast voor dat er exitcriteria worden opgesteld om een uittreding uit de eurozone te faciliteren. Daarnaast moet het automatisme dat nieuwe EU-lidstaten op termijn de euro invoeren uit het Verdrag worden geschrapt.
Begrotingsbeleid en economisch beleid op nationaal niveau
ChristenUnie en SGP zijn geen voorstander van een begrotingsunie en een economische unie, zoals voorgesteld door de raadsvoorzitter. Het is allereerst zaak dat de begrotingsafspraken uit het Stabiliteits- en Groeipact en de aanvullende afspraken over begrotingsdiscipline uit het Begrotingsverdrag worden nageleefd en gehandhaafd. Wat ChristenUnie en SGP betreft, mag de Europese Commissie hierbij waar nodig stevig optreden. Een aparte begrotingsfaciliteit voor de eurozone, buiten het Meerjarig Financieel Kader, waar lidstaten risico’s kunnen delen, is voor ChristenUnie en SGP absoluut niet aan de orde. Het zijn de lidstaten die de nodige bezuinigingen en hervormingen kunnen en moeten doorvoeren met het oog op herstel van de concurrentieverhoudingen en de economie. Op die manier kunnen lidstaten zichzelf financieren op de kapitaalmarkt via staatsobligaties, waardoor Europese gezamenlijke schulduitgifte via zogenoemde euro-obligaties onnodig is.
Ook een economische unie dient er wat ChristenUnie en SGP betreft niet te komen. Economisch beleid en sociaaleconomisch beleid moeten niet bepaald worden door de EU, maar door de lidstaten binnen de grenzen van de convergentiecriteria die zijn afgesproken om te voorkomen dat lidstaten grote onderlinge verschillen vertonen op het vlak van begrotings- en monetair beleid. Wij bepleiten daarmee dat de lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun eigen sociale en economische beleid. Een economische unie, waarbij lidstaten nationale hervormingen (bijvoorbeeld op het gebied van de hypotheekrenteaftrek en de pensioenen) moeten afstemmen met elkaar en met Brussel, is niet wenselijk. Europese landen zijn immers te ongelijksoortig. De verschillen in concurrentiekracht worden niet opgeheven, ook niet door structurele hervormingen te coördineren. Dit laat onverlet dat hervormingen in pensioenstelsels in veel lidstaten dringend geboden zijn, omdat ze onvoldoende zijn voorbereid op de vergrijzing. Dat raakt de overheidsfinanciën en daarmee de criteria van het Stabiliteits- en Groeipact. Maar de wijze waarop de lidstaten hervormen moet een bevoegdheid van de lidstaten blijven. De voorgestelde contracten tussen lidstaten en de Europese Commissie om de invulling van het begrotingsbeleid en het macro-economische beleid vast te leggen gaan voor ChristenUnie en SGP eveneens te ver. Er mag niet getornd worden aan het democratische budgetrecht van de nationale parlementen.
Europese Centrale Bank: terug naar de kerntaak
Sommigen pleiten voor verbreding van het mandaat van de Europese Centrale Bank. Hij zou niet alleen prijsstabiliteit moeten nastreven, maar ook de economie moeten stimuleren. ChristenUnie en SGP vinden dit een riskant idee. Het betekent een verwatering van de eenduidige doelstelling van de ECB om te zorgen voor prijsstabiliteit. Daarnaast vinden ChristenUnie en SGP uitbreiding van het mandaat principieel onwenselijk. De ECB werd tijdens de crisis gedwongen om onconventionele maatregelen te nemen. Het financiële stelsel moest blijven draaien, maar nu dient de ECB terug te keren naar zijn kerntaak: prijsstabiliteit bewaken. Alleen regeringen kunnen namelijk zorgen voor goede overheidsfinanciën en hervormingen om de concurrentiekracht te versterken.
Democratische legitimiteit: primaat bij nationale parlementen
De voortgaande integratie van de EMU dreigt essentiële bevoegdheden van de nationale parlementen uit te hollen, zoals het budgetrecht, het vetorecht en wetgevende bevoegdheden op gebieden zoals sociale zekerheid en pensioenen. Het Europees Parlement is niet in staat dit dreigende gebrek aan democratische legitimiteit te compenseren. ChristenUnie en SGP vrezen dat een overheveling van bevoegdheden naar het Europees Parlement zal leiden tot een verstatelijking van de Europese Unie. Zij vinden dit geen wenselijke ontwikkeling. ChristenUnie en SGP waren vanaf het begin tegen de vorming van de EMU, omdat de economieën van de eurolanden zeer verschillend waren en omdat de vorming van de EMU een opstap vormde naar een politieke unie. ChristenUnie en SGP zijn van mening dat het democratische primaat bij de nationale parlementen behoort te liggen.
Bij de bron aanpakken
De juiste aanpak voor de eurocrisis bestaat kortom uit het gedeeltelijk kwijtschelden van leningen aan overheden, het afschrijven van slechte leningen bij banken, het gezond maken van banken en de uittreding van eurolanden die het te moeilijk hebben met hun concurrentiepositie. De zwakke landen en de eurozone als geheel krijgen dan weer perspectief op duurzaam herstel. Dat moet waarborgen dat de eurozone economisch gezond wordt en blijft. Dat kan niet als landen te ongelijksoortig zijn of zich niet willen toeleggen op de bijbehorende financiën en economie. Alle scenario’s voor crisisbestrijding zullen veel geld kosten, maar deze benadering pakt de problemen bij de bron aan en geeft noodlijdende landen ook echt perspectief op herstel.
Kernpunten
- De naleving van de afspraken uit het Stabiliteits- en Groeipact wordt afdwingbaar door automatische sancties, het inhouden van subsidies of het stemrecht in de Raad van Ministers.
- De lidstaten bepalen zelf het economische en sociale beleid binnen de grenzen van de convergentiecriteria. Een bankenunie, begrotingsunie, economische unie en politieke unie zijn onacceptabel.
- Het noodfonds ESM is bedoeld voor steunverlening aan landen en wordt niet ingezet voor directe bankenherkapitalisatie.
- De Europese Rekenkamer krijgt de mogelijkheid onderzoek te doen naar de doelmatigheid van het Europees bankentoezicht.
- Het primaat voor de herstructurering van zwakke banken ligt bij de lidstaten. Voor slechte banken geldt dat ze gecontroleerd failliet moeten (kunnen) gaan.
- Een aparte begrotingsfaciliteit voor de eurozone en euro-obligaties zijn onnodig en onwenselijk.
- De verantwoordelijkheid voor hervormingen ligt bij de lidstaten. ChristenUnie en SGP verwerpen bindende contracten tussen de Europese Commissie en lidstaten.
- De ECB beperkt zich tot zijn kerntaak: het bewaken van de prijsstabiliteit. Goedkope leningen verhullen de slechte situatie van banken.
- Versterking van de democratische legitimiteit van besluitvorming over de EMU kan het beste via de nationale parlementen.
- Een land dat zich herhaaldelijk niet aan de afspraken houdt en geen perspectief heeft op voldoende concurrentiekracht, moet afscheid nemen van de euro. Als een land de eurozone verlaat, kan het een hulpplan krijgen om de pijn te verzachten en de herstelkracht van de economie gericht te versterken.
- Er worden exit-criteria opgesteld om een gecontroleerde uittreding uit de eurozone te faciliteren. Het automatisme dat nieuwe EU-lidstaten op termijn de euro invoeren wordt uit het Verdrag geschrapt.
Hoofdstuk 5 - Landbouw en Visserij
Het belang van een sterke agrarische en visserijsector is groot. Voldoende voedsel in de wereld is geen vanzelfsprekendheid. De wereldbevolking zal naar schatting toenemen tot 9 miljard mensen in 2050 en de vraag naar voedsel stijgt. De uitdaging die voorligt is dat er meer voedsel geproduceerd moet worden, met een duurzaam gebruik van wat de aarde bezit aan hulpbronnen.
ChristenUnie en SGP hebben grote waardering voor hardwerkende boeren en vissers die zorgen voor de productie van voldoende en veilig voedsel. ChristenUnie en SGP willen ruimte voor deze ondernemers en zetten in op een sterke, duurzame en innovatieve landbouw en visserij. Rentmeesterschap en bijzondere verantwoordelijkheid voor Gods schepping zijn daarbij richtinggevende begrippen.
Landbouw
Boeren zorgen letterlijk en figuurlijk voor brood op de plank. De agrifoodsector zorgt in Nederland voor ongeveer 10% van het nationaal inkomen. De gemeenschappelijke markt in Europa is voor de sector van groot belang. Van de Nederlandse agrarische export vindt namelijk ruim 80% binnen de Europese Unie plaats. De gemeenschappelijke markt brengt echter ook uitdagingen met zich mee. Hoe is verspreiding van dierziekten te voorkomen? Is er een gelijk speelveld? Om die redenen is gemeenschappelijk beleid nodig.
Kortom, de land- en tuinbouwsector speelt in Nederland een wezenlijke rol. Wat door de Europese Unie wordt besloten is van grote invloed op de land- en tuinbouwsector en daarom moeten we die besluitvorming scherp in de gaten houden.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Het Europees landbouwbeleid, een van de oudste beleidsterreinen van de Europese Unie, is voortdurend in ontwikkeling. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) draagt bij aan zaken die van waarde zijn voor de maatschappij als geheel: voldoende veilig en betaalbaar voedsel, duurzaamheid, dierenwelzijn en beheer van het landschap. Voor deze maatschappelijke verdiensten levert de markt niet vanzelfsprekend een passende vergoeding. Via het GLB ontvangen boeren aanvullende inkomenssteun en een vergoeding voor geleverde diensten.
In 2013 is in Europa besloten hoe het landbouwbeleid er de komende jaren uit moet zien. Door herverdeling van steun wil men gaan toewerken naar een ”flat rate”, oftewel eenzelfde bedrag per hectare in heel Europa. Voor de Nederlandse boer zal de inkomenssteun daardoor omlaaggaan. Daarnaast zullen voor het lagere bedrag meer vergroenende diensten geleverd moeten worden, boven op de reeds bestaande “cross compliance”-vereisten inzake milieu en dierenwelzijn. ChristenUnie en SGP vinden dat er bij de herverdeling van inkomenssteun tussen lidstaten rekening moet worden gehouden met factoren zoals gemiddeld inkomensniveau in de lidstaten en de verschillen in kosten voor de te leveren maatschappelijke diensten.
ChristenUnie en SGP zijn van mening dat de extra vergroeningsmaatregelen waartoe is besloten, te weinig speelruimte laten voor de Nederlandse boer. De Europese eis om landbouwgrond uit de productie te nemen pakt ongunstig uit, terwijl Nederlandse boeren wel extra diensten zouden kunnen leveren met precisielandbouw of duurzame stallen. ChristenUnie en SGP willen daarom dat Nederland de marge voor flexibiliteit bij de invulling van de vergroeningsmaatregelen maximaal benut . Er moet ingezet worden op groene groei.
ChristenUnie en SGP zijn geen voorstander het overhevelen van budget van pijler 1 (landbouwsteun) naar pijler 2 (plattelandsontwikkeling). Landbouwgeld uit beide pijlers dient daadwerkelijk op het boerenerf terecht te komen. Het geld kan door boeren dan ook gebruikt worden voor duurzame innovatietoepassingen op bedrijfsniveau, zoals het sluiten van de mineralenkringloop en energie-efficiëntie op het bedrijf.
Markt
Boeren zouden het liefst op de markt een rechtvaardige prijs verdienen voor hun producten, zodat steun overbodig wordt. Alhoewel de Nederlandse boer concurrentiekrachtig is in vergelijking met Europese collega’s, levert de markt nog te vaak geen rechtvaardige prijs. De prijzen voor grondstoffen zijn grillig en het is voor boeren moeilijk om deze door te berekenen aan afnemers. Dit heeft mede te maken met een ongelijke machtsverhouding tussen supermarkten en primaire producenten. Een gedragscode kan machtsmisbruik helpen voorkomen. Als ketenpartijen het niet eens kunnen worden over de handhaving van een vrijwillige gedragscode voor eerlijke handelspraktijken tussen verschillende schakels in de keten, moet er wetgeving komen.
Producentenorganisaties moeten zeker in crisistijd meer ruimte hebben voor het maken van productie- en prijsafspraken. Het is daarnaast goed dat er een vangnet blijft bestaan voor crisismomenten.
Marktwerking dwingt boeren ertoe de kostprijs steeds verder te verlagen. Een kostprijsgedreven model in combinatie met de ongelijke machtsverhouding tussen supermarkten en boeren, kan de zorg voor milieu en dierenwelzijn onder druk zetten en kan ertoe leiden dat voedsel van producent naar consument een langere afstand die voedsel aflegt. De mededingingswetgeving moet daarom boeren, verwerkers en supermarkten voldoende ruimte bieden voor het maken van verticale ketenafspraken in het kader van maatschappelijke belangen zoals dierenwelzijn. Als burgers hoge maatschappelijke eisen stellen aan voedselproductie, moeten zij vervolgens ook bereid zijn om als consument in de supermarkt enige meerkosten daarvoor te betalen.
Duurzaamheid en eerlijke concurrentie
Met het oog op goed rentmeesterschap spreekt het voor zich dat voedselproductie altijd op duurzame wijze moet plaatsvinden. Nederland loopt in Europa voorop als het gaat om bijvoorbeeld dierenwelzijn.
Europese regels moeten in iedere lidstaat even streng gehandhaafd worden, zodat er sprake is van eerlijke concurrentie. De Europese Commissie moet sneller ingrijpen als lidstaten niet aan Europese regelgeving voldoen. Toen enkele Zuid-Europese lidstaten het Europese verbod op legbatterijen bleven overtreden, had de Europese Commissie onmiddellijk een inbreukprocedure moeten starten. Met het oog op dierenwelzijn en het risico op de verspreiding van dierziekten moet transport van dieren beperkt worden tot het maximum van 500 kilometer of acht uur.
Voor het creëren van een gelijk speelveld willen ChristenUnie en SGP dat geïmporteerde producten uit derde landen behalve aan een gegarandeerd niveau van voedselveiligheid ook voldoen aan gelijkwaardige eisen op het gebied van dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden en milieu. Ontwikkelingslanden waarvoor het moeilijk is om aan die handelsnormen te voldoen moeten technische bijstand krijgen van de EU, zodat hun exportmogelijkheden niet in het gedrang komen.
Voor ontwikkelingslanden is de beschikbaarheid van voldoende veilig en betaalbaar voedsel cruciaal. Europa moet coherent optreden in zijn handelsbeleid, zodat voedselzekerheid voor ontwikkelingslanden bevorderd wordt. De laatste exportsubsidies voor Europese landbouwproducten moeten zo snel mogelijk afgeschaft worden.
Respect voor de schepping
ChristenUnie en SGP willen dat het klonen van dieren wordt verboden, aangezien het de grenzen van de scheppingsorde overschrijdt. Zolang klonen nog niet verboden is, moet in ieder geval gewaarborgd worden dat het vlees van gekloonde dieren en hun nakomelingen niet in de voedselketen terechtkomt.
Onder druk van de markt wordt de roep om goedkopere genetisch gemodificeerde organismen (GGO) toe te laten, steeds luider. GGO´s kunnen een bedreiging vormen voor de biodiversiteit, hebben mogelijk risico’s voor de volksgezondheid en daarnaast worden boeren in toenemende mate afhankelijk van enkele multinationale technologiebedrijven. ChristenUnie en SGP hebben principiële bezwaren tegen transgenese (modificatie van planten of dieren waarbij de grenzen tussen soorten overschreden worden). We pleiten voor uiterste terughoudendheid en tenminste de garantie van een GGO-vrije keten, zodat de consument in ieder geval zelf kan kiezen voor GGO-vrij voedsel.
ChristenUnie en SGP benadrukken dat cisgenese een veredelingmethode betreft die soortgrenzen respecteert en zodoende resultaten oplevert die ook met traditionele veredelingsmethoden verkregen kunnen worden. ChristenUnie en SGP pleiten voor het loskoppelen van cisgenese van GGO-regelgeving.
Verantwoord omgaan met voedsel
Fraude met voedsel moet hard worden aangepakt. Het brengt niet alleen de volksgezondheid in gevaar maar zorgt ook voor oneerlijke concurrentie. De Europese Commissie moet erop toezien dat alle lidstaten een goed controlebeleid hebben.
Jaarlijks wordt zeker een derde van het eetbare en gezonde voedsel verspild in huishoudens, supermarkten en restaurants. Voedselverspilling staat in groot contrast met de roep om voedselzekerheid vanuit ontwikkelingslanden en een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De Europese Unie moet ervoor zorgen dat de Europese regels voor levensmiddelen geen stimulansen voor voedselverspilling bevatten, zoals verwarrende houdbaarheidsaanduidingen. Het nemen van initiatieven om door betere voorlichting voedselverspilling tegen te gaan, moet op het niveau van de lidstaten blijven. Het is van belang dat consumenten zich een verantwoord consumptiepatroon eigen maken.
Maatwerk in regelgeving
De nitraatrichtlijn is een voorbeeld van beknellende regelgeving. Brussel mag niet langer het middel voorschrijven om de doelstelling te behalen. Daarnaast moet de Europese Commissie ontheffingsverzoeken een onafhankelijke beoordeling geven, zonder een valse koppeling te maken met het actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Melkveehouders bereiden zich voor op de afschaffing van het melkquotum in 2015. De Commissie heeft een “zachte landing” beloofd. Voor een soepele overgang moet de melkproductie in Nederland in 2014 met een passende stap kunnen toenemen.
De kwekersvrijstelling heeft er in Nederland voor gezorgd dat kwekers vrijelijk nieuwe plantenrassen konden ontwikkelen. Voor het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe rassen vinden ChristenUnie en SGP het van belang dat de kwekersvrijstelling ook Europees gewaarborgd wordt. Het Europees verankeren van de kwekersvrijstelling wordt steeds urgenter nu blijkt dat de bio-octrooirichtlijn onverhoopt ruimte geeft aan patenten op plantenrassen.
Kernpunten Landbouw
- ChristenUnie en SGP pleiten voor een flexibele invulling van de vergroeningsmaatregelen in het nieuwe GLB en willen dat Nederland de marge voor alternatieve invulling maximaal benut.
- Het is van belang dat de herverdeling van inkomenssteun (zowel tussen landen als binnen landen) geleidelijk en weloverwogen plaatsvindt.
- De onderhandelingspositie van de primaire producenten/boeren wordt versterkt om de waardeverdeling in de keten te verbeteren.
- Als ketenpartijen het niet eens kunnen worden over de handhaving van een vrijwillige gedragscode voor eerlijke handelspraktijken, is wetgeving nodig.
- Belemmeringen in Europese wetgeving ten aanzien van cisgenese worden weggenomen.
- De kwekersvrijstelling, waardoor kwekers bestaande plantenrassen vrij mogen gebruiken voor de ontwikkeling van nieuwe rassen, moet Europees gewaarborgd worden.
- Aan geïmporteerde landbouwproducten worden gelijkwaardige eisen gesteld als aan Europese landbouwproducten.
- Gelijke handhaving van Europese regels, onder andere voor dierenwelzijn, in alle lidstaten.
Visserij
ChristenUnie en SGP willen dat Nederlandse vissers een goede boterham kunnen verdienen, nu en in de toekomst. Daarvoor moet worden doorgegaan met een goed beheer van de visbestanden via meerjarenplannen. Het goede beheer werpt namelijk zijn vruchten af. Het scholbestand is historisch hoog, het tongbestand staat er goed voor, en het kabeljauwbestand herstelt zich.
De negatieve beeldvorming waarbij alle visserijtakken in Europa (en daarbuiten) over één kam worden geschoren, doet geen recht aan situaties waarin de bestanden gezond zijn. Onjuiste suggestieve beeldvorming is schadelijk, ook omdat het consumenten onzeker maakt bij de keuze voor zeevis op hun menu. De Nederlandse vissers zetten zich in voor ecologische duurzaamheid. Dit komt onder meer tot uiting in het feit dat veel soorten inmiddels worden verkocht met een duurzaamheidskeurmerk.
Brussels micromanagement
Aangezien visbestanden zich niet bewegen binnen de territoriale wateren van een enkele lidstaat, is het van belang om een Europees visserijbeleid te hebben. Tot op heden heeft Brussel zich echter met te veel details bemoeid. ChristenUnie en SGP zijn van mening dat de eigen verantwoordelijkheid en de kennis van de beroepsgroep een belangrijke rol dienen te vervullen bij de inrichting van het Europees visserijbeleid.
Met het ingaan van het nieuwe visserijbeleid zal de invulling van beleid op regionaal niveau tussen lidstaten kunnen plaatsvinden. Wij hebben ons er sterk voor gemaakt dat stakeholders uit de sector daadwerkelijke invloed hebben in dat proces, en willen erop toezien dat dat in de praktijk zo gebeurt. Lidstaten moeten daarom in het kader van regionalisering serieus invulling geven aan hun samenwerking met de visserijadviesraden (AC's).
Gemeenschappelijk Visserijbeleid
In 2013 is besloten over het nieuwe visserijbeleid voor de komende jaren. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) moet niet alleen ecologisch, maar ook economisch en sociaal solide zijn. De hoeveelheid vis die gevangen mag worden (TAC) streeft naar een Maximale Duurzame Opbrengst. Dit moet wel een doelwaarde zijn, want niet alleen als de hoeveelheid te hoog wordt vastgesteld maar óók als deze te laag wordt vastgesteld, kan dit de balans in de zee verstoren en de visserijsector onnodig in problemen brengen, omdat de quota dan te vroeg in het jaar bereikt zijn. ChristenUnie en SGP willen er dat bij het vaststellen van de TAC rekening wordt gehouden worden met soorten die vaak samen worden gevangen (geassocieerde bestanden) waarbij de doelsoort leidend is. Het is belangrijk dat de praktijkkennis van de vissers wordt meegenomen in wetenschappelijke analyses over de status van de visbestanden.
Aanlandplicht
De Europese Unie heeft niet goed naar de sector geluisterd bij de hervorming van het visserijbeleid. De rigide aanlandplicht, waardoor alle bijvangst aan wal moet worden gebracht, is onuitvoerbaar in de gemengde visserij in de Noordzee. ChristenUnie en SGP zijn vanaf het begin tegen deze onwerkbare aanlandplicht geweest.
In een gemengde visserij is bijvangst nooit helemaal te voorkomen. Stapsgewijze maar nadrukkelijke vermindering van bijvangst kan voor de Noordzeevisserij het best bereikt worden via een realistisch tijdpad in het meerjarenbeheerplan. Een aanlandplicht werkt kostenverhogend. Het is tegennatuurlijk om eerst een volledige infrastructuur te moeten opzetten voor de verwerking van alle ongewenste bijvangst, terwijl het doel is te streven naar vermindering van ongewenste bijvangst van jonge vis.
ChristenUnie en SGP blijven er op wijzen dat een rigide teruggooiverbod per januari 2016 niet kan. De plannen moeten zich alsnog richten op een realistische vermindering van bijvangst. Wij willen niet dat zogenoemde “choke species” (soorten die worden meegevangen met de hoofdsoort en waarvoor een klein quotum beschikbaar is) de Noordzeevisserij kunnen stilleggen. ChristenUnie en SGP willen in ieder geval dat de nieuwe aanlandquota verhoogd worden met de hoeveelheid vis die voorheen als geschatte “teruggooi” van de toegestane vangstquota werd afgetrokken.
Pulskor
Een innovatieve Nederlandse uitvinding als het pulskorvistuig draagt bij aan verduurzaming door een lager energieverbruik en een hogere selectiviteit. Europa moet volledig meewerken aan het gebruik van de pulskor in het Noordzeegebied. De tijdelijke ontheffing voor het gebruik moet zo snel mogelijk omgezet worden in een volledige toelating van de pulskor, conform het advies van het Wetenschappelijk Comité. Zeker nu de Europese Unie de vissers de aanlandplicht heeft opgelegd, mag de pulskor niet tegen gehouden worden omdat het de bijvangst drastisch vermindert.
Evenwichtige regelgeving
ChristenUnie en SGP willen minder regeldruk. Bij de invulling van bijvoorbeeld de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Marine Strategie moet voldoende ruimte worden geboden voor de visserij in de Noordzee, Waddenzee en binnenwateren.
De handhaving van het visserijbeleid moet in alle lidstaten gelijk zijn. Alleen dan kan er sprake zijn van een gelijk speelveld. ChristenUnie en SGP willen dat controleurs de controles binnen een maximumtijd gaan uitvoeren, zodat de vissers niet onnodig hinder ondervinden van een inefficiënte controlemethode.
Voor een gelijk speelveld is het eveneens belangrijk dat importvis aan gelijkwaardige eisen voldoet als Europees gevangen vis. Als een te groot volume aan alternatieve goedkope importvis de marktprijs van bijvoorbeeld verse Noordzeeschol aantoonbaar verstoort, moet de hoeveelheid vis die heffingsvrij geïmporteerd kan worden, weer verminderd worden.
Wat betreft de binnenvisserij, moet het aalbeheerplan voor de uittrek van paling realistische streefcijfers bevatten. Wanneer er in het beheerplan onrealistische streefcijfers worden opgenomen die gebaseerd zijn op onjuiste vooronderstellingen, wordt het onmogelijke gevraagd van de palingvisserijsector.
Europees Visserijfonds
Vanuit het Europees Visserijfonds (EFMZV) kunnen innovaties gestimuleerd worden die gericht zijn op verbetering van het verdienmodel van de visserijsector. Onderzoek naar selectieve en innovatieve vangsttechnieken verdient steun. Ook moet er geld uit het Europees Visserijfonds beschikbaar zijn voor het onderscheidend in de markt zetten van kwaliteitsvis uit bijvoorbeeld de Noordzee. De mogelijkheden die het EFMZV biedt voor ondersteuning van het werk van producentenorganisaties dienen voluit te worden benut. Tevens dient er Europese subsidie vrijgemaakt te worden voor het uitzetten van paling.
Kernpunten Visserij
- ChristenUnie en SGP willen dat de pulskorvisserij zo snel mogelijk toegestaan wordt voor de hele vloot in het Noordzeegebied.
- In plaats van de onuitvoerbare aanlandplicht, dient er alsnog een realistisch tijdpad in het meerjarenbeheerplan te komen voor stapsgewijze vermindering van ongewenste bijvangst.
- De nieuwe aanlandquota moeten worden vastgesteld op basis van de hoeveelheid vis die voorheen als geschatte “teruggooi” in de wetenschappelijke bestandsberekeningen werd meegenomen.
- Over de details van het visserijbeleid wordt regionaal besloten, samen met stakeholders uit de sector.
- Het is van belang dat de handhaving van het visserijbeleid in alle lidstaten even streng is.
- Controleurs gaan controles uitvoeren binnen een maximumtijd, zodat het vissersvaartuig niet onnodig lang stilligt vanwege inefficiënte controlemethodes.
- Aan importvis worden gelijkwaardige eisen gesteld als aan Europese vis.
- Onjuiste suggestieve beeldvorming over visserij in het Europees Parlement en daarbuiten wordt een halt toegeroepen.
Hoofdstuk 6 - Milieu, energie en onderzoek
Als rentmeester op aarde heeft de mens de verantwoordelijkheid om het leven in al zijn diversiteit te beschermen en te onderhouden. Daarom streven ChristenUnie en SGP naar een duurzaam Europa waarin de zorg voor het milieu belangrijk is, en waar tegelijkertijd de lasten voor consumenten, het bedrijfsleven, landbouw en visserij eerlijk worden verdeeld. Het overgrote deel van de milieuproblemen is grensoverschrijdend, wat Europees milieubeleid met een verdere uitwerking door de lidstaten noodzakelijk maakt. Ook verbetert milieubeleid op Europees niveau de concurrentiepositie van bedrijven die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nakomen. Naast specifiek milieubeleid is het belangrijk dat het belang van het milieu meeweegt op andere terreinen.
Doeltreffend klimaatbeleid
Er is onmiskenbaar wetenschappelijk bewijs dat naast de natuurlijke klimaatschommelingen de invloed van de mens op klimaatverandering aanzienlijk is. In 2012 liep het Kyotoverdrag af. De pogingen om tot een opvolger van dit verdrag te komen zijn enkele jaren geleden helaas mislukt. ChristenUnie en SGP steunen de onderhandelingen om tot nieuwe internationale akkoorden te komen. Het amendement van Doha van 2012 (waarbij een deel van de leden van de Verenigde Naties (VN), waaronder de EU-lidstaten, zich conformeerde aan nieuwe eisen voor de periode 2013-2020) is een positieve stap. Teleurstellend is dat dit amendement uiteindelijk maar 15% van de mondiale CO2-emissies dekt omdat landen zoals de VS, Rusland, China en India niet meedoen. Dit zal vooral negatief uitpakken voor ontwikkelingslanden. ChristenUnie en SGP zullen de pogingen om in 2015 tot een nieuw mondiaal akkoord te komen steunen. Het is wel zo eerlijk dat alle VN-leden bijdragen aan een beter klimaat. Ook is het eerlijk om alle sectoren die broeikasgassen uitstoten (inclusief de luchtvaart) te laten bijdragen. De Europese Unie moet in navolging van het advies van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) streven naar een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen van tenminste 30% in 2020 en 80% in 2050.
Eerlijke koolstofmarkt
Emissiehandel is in potentie een doeltreffend instrument waardoor CO2 uitstoot beperkt wordt. ChristenUnie en SGP staan hier volledig achter. In de komende jaren moet worden toegezien op de goede werking van het systeem. Van belang is dat er daadwerkelijke prikkels blijven bestaan om tot emissiereductie te komen. ChristenUnie en SGP waren dan ook voor de tussentijdse ingreep 2013 van de Europese Commissie, waarbij een deel van de emissierechten tijdelijk uit de markt werd gehaald, maar zij benadrukken dat dit soort ingrepen een uitzondering moet blijven. Wanneer er toch ingegrepen moet worden, moet ervoor worden gewaakt dat de langetermijnplanning van bedrijven wordt verstoord. Wereldwijd bestaan er meerdere emissiehandelssystemen. ChristenUnie en SGP zijn er voorstander van dat deze systemen in de toekomst worden geïntegreerd, bij voorkeur onder auspiciën van de UNFCCC, de klimaatconventie van de VN. Op deze manier wordt ook het risico op koolstoflekkage (bedrijven vertrekken uit de Europese Unie en vestigen zich elders om zo onder de wetgeving uit te komen) verder ondervangen.
Schoner transport
De toename van de mobiliteit heeft geleid tot meer luchtvervuiling. Behalve CO2 wordt er veel zwaveldioxide, stikstofdioxide, koolwaterstoffen en fijn stof uitgestoten. Gelukkig bestaan er Europese grenswaarden die lidstaten ertoe verplichten de luchtvervuiling terug te dringen. Deze richtlijnen moeten gehandhaafd en in de toekomst zo nodig verder aangescherpt worden. Het doorberekenen van alle kosten van het wegvervoer draagt bij aan een milieuvriendelijkere transportsector. Wanneer in deze heffing ook de luchtverontreiniging wordt opgenomen zal dit vervoerders ertoe prikkelen beperkende maatregelen te nemen. Niet alleen lidstaten en vervoerders hebben hier een verantwoordelijke rol. Auto- en brandstofproducenten moeten, gestimuleerd door Europese regelgeving, hun inspanningen om schonere auto's te ontwikkelen intensiveren. ChristenUnie en SGP staan positief tegenover de ontwikkeling van meer hybride en elektrische vormen van transport en wil dat de Europese Unie gezamenlijk onderzoek hiernaar financiert en standaardisatie bevordert.
Natuur in evenwicht
Een duurzame leefomgeving verhoogt de kwaliteit van leven van mens en dier. Blijvende inzet voor de kwaliteit van lucht en water is van groot belang. In het raamwerk van de Kaderrichtlijn Water moeten lidstaten dan ook nauw samenwerken om de huidige regelgeving toe te passen, waardoor de waterkwaliteit wordt bevorderd. De inspanningen van de laatste jaren resulteren nu al in merkbaar positieve gevolgen, bijvoorbeeld voor de visstand in de grote rivieren. Behalve naar aandacht voor lucht en water streven ChristenUnie en SGP naar bescherming van de biodiversiteit. In Nederland botst het natuurbeleid soms met andere activiteiten, waarbij agrarische activiteiten nogal eens in het nauw kunnen komen. Het is belangrijk dat er in goed overleg met deze sector afspraken worden gemaakt over de instandhouding van de soortenrijkdom.
Bio-economie in balans
ChristenUnie en SGP zijn voorstander van een economie waarin producten voor een belangrijk deel worden gemaakt van natuurlijke (afval)materialen zoals algen, plantenresten en vleesafval in plaats van fossiele grondstoffen (de zogenaamde bio-economie). Voorwaarde is wel dat de voedselproductie daarbij niet wordt geschaad en het geen negatieve effecten heeft op het landgebruik. Daarom moeten er Europese wettelijke normen worden vastgesteld voor biomassa, evenals die zijn opgesteld voor de productie van biobrandstoffen.
Adequate handhaving
Er kan veel milieubeleid worden ontwikkeld, maar als dit beleid niet wordt gehandhaafd valt er weinig voordeel te halen. ChristenUnie en SGP zien graag een meer geharmoniseerde wijze van nationale milieu-inspecties op EU-niveau om zo de nationale handhaving van milieuwetgeving op een hoger niveau te brengen.
Op weg naar een stabiele, duurzame energievoorziening
Energie is een gedeelde bevoegdheid tussen de lidstaten en de EU. Daarbij moeten grensoverschrijdende problemen door de Europese Unie worden aangepakt, en moet de rest aan de lidstaten worden overgelaten. Energiebeleid blijft in de opvatting van ChristenUnie en SGP primair een nationale aangelegenheid. De Europese Unie heeft geen zeggenschap over bijvoorbeeld onze aardgasreserves, en dat dient zo te blijven. De Europese Unie dient zich te concentreren op de versterking van de interne energiemarkt en de mondiale positie van de lidstaten. Ze staan dan sterker in de onderhandelingen met derde landen. Het voltooien van de interne energiemarkt moet de komende jaren prioriteit hebben. Het koppelen van de energienetwerken van lidstaten bevordert de leveringszekerheid en vermindert de afhankelijkheid van één leverancier. Landen kunnen dan gebruikmaken van elkaars overcapaciteit op het netwerk en fluctuaties in de energiestromen opvangen. Dit is vooral belangrijk bij een sterk groeiend aandeel van wind- en zonne-energie. De aanleg van stroomkabels tussen de lidstaten loopt daarmee niet in de pas en verdient daarom extra aandacht.
Afhankelijkheid verminderen
De Europese Unie is grotendeels afhankelijk van de import van olie en gas. Dit maakt ons kwetsbaar en dat willen we aanpakken door te zoeken naar andere leveranciers en andere, nieuwe energiebronnen. Allereerst moet de afhankelijkheid van Rusland en landen in het Midden-Oosten verminderd worden. Deze landen zijn politiek instabiel en deinzen er niet voor terug om de energielevering als politiek instrument in te zetten. De zogenoemde “Arabische lente” heeft dit probleem nog urgenter gemaakt, vanwege de politieke instabiliteit en toenemende politieke, etnische en religieuze spanningen. Daarnaast is diversificatie van het energiebeleid belangrijk. Meer verschillende energiebronnen maken de lidstaten minder afhankelijk en kwetsbaar in de energievoorziening. Nieuwe gas- en olieleidingen in andere landen in Centraal-Azië, de Kaukasus en de Balkan kunnen hieraan bijdragen. Ook lng, vloeibaar gas, biedt nieuwe mogelijkheden. Daarmee wordt de aanvoer uit een groter aantal landen mogelijk. Uiteraard blijft energiebesparing een belangrijke en meestal relatief goedkope manier om de afhankelijkheid te verminderen.
Nieuwe energiebronnen
Nieuwe energiebronnen kunnen helpen bij het terugdringen van de CO2-uitstoot en diversificatie en dus verminderde afhankelijkheid van energiebronnen en -leveranciers. Daarnaast kunnen ze bijdragen aan het behalen van de Europa 2020-doelstellingen. Deze doelen zijn, naast de vermindering van CO2 -uitstoot, de stijging van energie-efficiency met 20% en een aandeel van 20% hernieuwbare energie in het totale energieverbruik van de Europese Unie in 2020. Hoewel reeds is gebleken dat deze doelen een forse inspanning vereisen, is het toch gewenst nu reeds doelen te stellen voor 2030. Dan kan het bedrijfsleven bij zijn investeringen anticiperen op verder liggende, hogere doelen en zich zo een belangrijke positie verwerven op de internationale markten. Het verder ontwikkelen van hernieuwbare energie, zoals zonne-energie, windenergie, biomassa en energie uit waterkracht, wordt dan sterk gestimuleerd.
Zoeken naar duurzaam
Hernieuwbare energie is echter niet automatisch duurzaam. Voor de productie van windmolens en zonnepanelen zijn veel grondstoffen nodig. Denk aan staal en koper voor windparken. De productie van deze grondstoffen is belastend voor het milieu. Daarnaast zijn er grote investeringen nodig in de infrastructuur. De biobrandstoffen van de eerste generatie blijken geen duurzame energiebron te zijn. De productie ervan kost soms meer energie dan het oplevert. Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen zorgt ook voor nieuwe geopolitieke afhankelijkheid. Zo is 97 procent van de voorraad zeldzame aardmetalen in Chinese handen. Deze metalen zijn nodig bij de onder andere de productie van windmolens en zonnepanelen. Onderzoek naar nieuwe, duurzame energiebronnen is daarom noodzakelijk. De Europese Unie kan hierbij een rol spelen door de financiering van onderzoek en het uitwisselen van beste praktijken. Daarbij verdient onderzoek naar en de benutting van “nieuwe” biomassa (biobrandstoffen van de tweede generatie), aardwarmte en zonne-energie alle aandacht. Andere energiebronnen, zoals olie en gas, blijven vooralsnog eveneens belangrijk. ChristenUnie en SGP vinden daarom ook dat lidstaten vrij moeten zijn om hun eigen energiebronnen te kiezen en een energiemix samen te stellen. De hiervoor genoemde aangescherpte klimaatdoelen zullen landen stimuleren hun energiemix steeds duurzamer te maken. Belangrijk punt van aandacht daarbij is het grote publieke belang van de leveringszekerheid. Dit vereist, behalve goede internationale energienetwerken, voldoende stabiele energiebronnen die als buffer kunnen fungeren voor bronnen zoals wind en zon die naar hun aard een sterke fluctuatie vertonen. In het kader van Euratom zijn er terecht strenge basisnormen vastgesteld voor de veiligheid van kerncentrales. Gelet op de grensoverschrijdende effecten die een ramp zou hebben, is het voor ChristenUnie en SGP vanzelfsprekend dat deze normstelling en de controle daarop op EU-niveau moeten blijven plaatsvinden.
Wetenschappelijk onderzoek
Door onderzoekfondsen tussen onderzoekers te verdelen via een systeem van internationale concurrentie, wordt de kwaliteit van Europees onderzoek sterk verbeterd. Daarom is het goed dat de Europese Unie bijdraagt aan de financiering van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksprogramma Horizon 2020 bevat uitdagende kennisvragen die door de beste onderzoekers in Europa in onderlinge competitie kunnen worden aangepakt. Het voorgestelde onderzoek naar energie, vervoer, klimaat, landbouw, veiligheid, vergrijzing, gezondheidszorg, bio-economie en grondstofgebruik dient multidisciplinair en in samenwerking met belanghebbenden te worden uitgevoerd.
De voorgestelde drastische vereenvoudiging van de bureaucratie wordt toegejuicht en dient nauwlettend te worden gevolgd.
Grenzen aan onderzoek
Wij erkennen het belang van onderzoek, maar maken ons sterk voor ethische begrenzing. Niet alles wat technisch mogelijk is, moet worden onderzocht. Denk bijvoorbeeld aan embryonaal stamcelonderzoek. Wij vinden dat embryo’s niet mogen worden gecreëerd voor wetenschappelijk onderzoek. Ook onderzoek waarvoor embryo’s vernietigd worden, of waarbij menselijk en dierlijk genetisch materiaal wordt gecombineerd, moet verboden worden. Dergelijk onderzoek gaat voorbij aan de waarde van door God gegeven leven en overschrijdt de door God gestelde grenzen tussen mens en dier.
In diverse lidstaten is embryonaal stamcelonderzoek verboden. Toch is er binnen Horizon 2020 ruimte om dit onderzoek te financieren. Wij vinden het onbestaanbaar dat lidstaten meebetalen aan onderzoek dat in hun eigen land verboden is. Embryonaal stamcelonderzoek mag daarom niet door de Europese Unie worden gefinancierd. Daarnaast zijn er veelbelovende wetenschappelijke doorbraken op het gebied van stamcelonderzoek, waarbij volwassen stamcellen verkregen kunnen worden zonder menselijke embryo’s te vernietigen.
Ook nanotechnologie is een terrein waarop nog veel aanvullend onderzoek moet worden gedaan. Er is nog maar weinig bekend over de langetermijngevolgen, risico’s voor de volksgezondheid en het milieu. Dat moet eerst onderzocht worden.
Kernpunten
- De Europese Unie streeft in navolging van het advies van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) naar een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met ten minste 30% in 2020 en 80% in 2050.
- De verschillende emissiehandelsystemen die bestaan in de wereld worden geïntegreerd, bij voorkeur onder auspiciën van de UNFCCC, de klimaatconventie van de VN.
- De omslag naar een bio-economie mag de voedselproductie niet schaden. Daarom stelt de Europese Unie wettelijke normen vast voor biomassa, zoals die ook zijn opgesteld voor de productie van biobrandstoffen.
- Het Europese energiebeleid blijft beperkt tot grensoverschrijdende zaken en concentreert zich op versterking van de interne energiemarkt. De Europese Unie krijgt geen zeggenschap over de energievoorraden in de lidstaten.
- De Europese Unie coördineert en financiert onderzoek naar duurzame en innovatieve alternatieve energiebronnen zoals biobrandstoffen van de tweede generatie, aardwarmte en zonne-energie.
- Euratom blijft een cruciale rol vervullen bij de normstelling ten aanzien van de veiligheid van kerncentrales en de controle daarop.
- De Europese Unie financiert geen embryonaal stamcelonderzoek.
- Aanvullend onderzoek naar de effecten, gevolgen en risico’s van nanotechnologie is noodzakelijk.
Hoofdstuk 7 - Justitie, immigratie en asiel
Een Europa met open grenzen vraagt om samenwerking tussen de lidstaten op het terrein van justitie, immigratie en asiel. De Europese Unie moet een ruimte zijn van vrijheid, veiligheid en recht waarin respect is voor de onderlinge diversiteit. De open grenzen van Schengen creëren in Europa veel mogelijkheden en vereenvoudigen internationale handel en reizen sterk. Tegelijk stellen ze ons voor gezamenlijke uitdagingen die om een gezamenlijke aanpak vragen. Volgens ChristenUnie en SGP moet daarbij het uitgangspunt zijn dat wat door lidstaten zelf geregeld kan worden, ook door lidstaten zelf geregeld moet worden.
Asiel, vluchtelingen en immigratie
We moeten waken voor onverschilligheid als het gaat om de massale komst van asielzoekers en migranten, en de daarmee samenhangende problemen, soms zelfs ellende. Ze kloppen aan bij onze grens. De Nederlandse buitengrens is langer dan onze eigen kustlijn. De Europese buitengrens is door Schengen ook de onze geworden.
Het is niet werkbaar als 28 lidstaten ieder hun eigen asielbeleid voeren. Afstemming en het zo veel mogelijk hanteren van dezelfde minimumnormen is wenselijk. Meer eenheid in de beoordeling van de situatie in herkomstlanden van asielzoekers is nodig. Lidstaten blijven wel zelf verantwoordelijk voor de precieze invulling en uitvoering van het asielbeleid. Voor alles wat in het gemeenschappelijk Europees asielbeleid geregeld wordt, blijven ChristenUnie en SGP streven naar een beleid dat rechtvaardig en humaan is voor de asielzoeker en solidair tussen de verschillende lidstaten. De mensenrechten en de veiligheid van kinderen en volwassenen moeten hierbij gewaarborgd zijn, want deze gelden niet alleen voor burgers van de Europese Unie. Het is nodig dat alle Europese landen hun verantwoordelijkheid nemen bij de hervestiging van asielzoekers.
Vluchtelingen kunnen het beste worden opgevangen in de regio van herkomst. De Europese Unie werkt hiertoe samen met de Verenigde Naties en geeft landen die met de opvang te maken krijgen financiële en materiële steun. Bij vervolging in eigen land moet er volgens ChristenUnie en SGP voor een vluchteling altijd hulp en een veilige plek zijn in Europa.
Bij de migratiestromen naar Europa gaat het vooral om Afrikaanse economische migranten, maar ook om vluchtelingen. Dit onderscheid is cruciaal in de beslissing of mensen in de EU kunnen blijven. Als het gaat om arbeidsmigranten dan is het van belang om in Europees verband afspraken te maken over toelating, waarna lidstaten zelf beslissen over toelating. Het is van belang om deze migratie te reguleren. De Europese vraag moet op een legale manier worden gekoppeld aan het aanbod van migranten.
Voor kennismigranten is er ook plek in Europa, lidstaten moeten daarop hun eigen beleid kunnen bepalen. Kennismigratie biedt veel kansen voor lidstaten en voor het land van herkomst. Maar het permanente verlies van talent voor het land van herkomst moet worden voorkomen. ChristenUnie en SGP willen geen braindrain uit ontwikkelingslanden stimuleren.
Grensbewaking en illegale immigratie
De wereldwijde immigratie is de afgelopen decennia toegenomen. Europa neemt een groot deel daarvan voor zijn rekening. Immigratie zet veel druk op de Europese grenzen. Schengenlidstaten blijven primair zelf verantwoordelijk voor de eigen grensbewaking en de financiering daarvan. Bij falende grenscontroles van een buurland, moet het voor een Schengenlid mogelijk blijven om de binnengrenscontroles tijdelijk weer in te voeren. Voor de bewaking van onze gezamenlijke buitengrens, voor het ondersteunen van lidstaten die (tijdelijk) zelf niet voldoende in de grensbewaking kunnen voorzien en voor de repatriëring van illegale immigranten kunnen altijd voldoende middelen en mensen beschikbaar blijven via Frontex.
Er moet gewerkt worden aan gezamenlijke verlichting van de druk op de Europese buitengrens. Dit is in het belang van de mannen, vrouwen en kinderen die daar soms onder erbarmelijke omstandigheden arriveren. Het is ook in het belang van de zuidelijke lidstaten, die de toestroom op sommige plekken nauwelijks kunnen bolwerken, met schrijnende humanitaire situaties tot gevolg. Tegelijk moet Europa beseffen dat zolang het een vrij en economisch welvarend continent is, het voor velen aantrekkingskracht blijft houden. Illegale immigratie zal daarom niet stoppen. Een middel om met de gevolgen van illegale immigratie om te gaan zijn mobiliteitspartnerschappen. Daarin maken de lidstaten van de Europese Unie afspraken met landen van herkomst over visabeleid, grensbewaking en het terugnemen van illegale migranten.
Justitiesamenwerking
Ook als het om justitie gaat vinden ChristenUnie en SGP het niet nodig verschillen in nationale wetgeving gelijk te trekken als iets geen Europese aanpak nodig heeft. Europese justitiële samenwerking is weer wel noodzakelijk als het grensoverschrijdend karakter van zaken daarom vraagt. Voorbeelden van het eerste zijn het personen- en familierecht, dat blijven zaken voor de lidstaat zelf. Zo mag er bijvoorbeeld geen wijziging van nationale wetgeving worden afgedwongen op het gebied van huwelijk en echtscheiding. Het tegengaan van grensoverschrijdende zaken als drugs- en mensenhandel, gedwongen prostitutie, internationale criminaliteit en terrorisme vereist juist wel samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Nederland heeft daarbij een belangrijke rol, omdat het een transitmarkt en bestemmingsland is voor drugs, mensenhandel, mensensmokkel en vuurwapens. Zo’n positie raakt niet alleen Nederland maar het hele Schengengebied.
Bij de gezamenlijke Europese aanpak zijn en blijven de beginselen van de rechtsstaat leidend. In de Europese Unie is er ruimte voor diversiteit, mensenrechten gelden voor iedereen. Discriminatie van minderheden past niet binnen de Europese Unie. Zo moeten bijvoorbeeld antisemitisme en discriminatie van Roma en Sinti door lidstaten worden tegengegaan.
Bij Europese regelgeving moet voorkomen worden dat inbreuk wordt gemaakt op de zelfstandige vrijheid van kerken verantwoordelijk te zijn voor de eigen interne orde.
Aanpak mensenhandel en moderne slavernij
In Europa zijn volgens een recente schatting van de VN 140.000 mensen slachtoffer van mensenhandel, met seksuele uitbuiting tot gevolg. Elk jaar komen daar tienduizenden nieuwe – voornamelijk vrouwelijk – slachtoffers bij. ChristenUnie en SGP willen dat mensenhandel zo veel mogelijk bij de bron wordt aangepakt. Ook binnen Europa en binnen de lidstaten van de Europese Unie is er sprake van mensenhandel. Lidstaten waar veel slachtoffers vandaan komen moeten werk maken van een preventieprogramma, indien nodig ondersteund met expertise van andere lidstaten. Slachtoffers moeten begeleiding krijgen die zorgt voor veilige terugkeer naar hun thuisland. Het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel binnen en van buiten de Europese Unie vraagt om intensieve coördinatie en samenwerking op dit vlak tussen justitie en politie van de lidstaten en derde landen. Er moeten meer steekproefsgewijze controles komen. ChristenUnie en SGP vinden dat er bij de gezamenlijke aanpak van de gevolgen mensenhandel en mensensmokkel in het bijzonder aandacht moet zijn voor slachtoffers van seksuele uitbuiting, gedwongen prostitutie en arbeid onder mensonterende omstandigheden. Moderne slavernij moeten we nergens tolereren.
Bestrijding drugshandel
ChristenUnie en SGP zijn tegen het huidige gedoogbeleid in Nederland en streven ook in de Europese Unie een strikt drugsbeleid na. Drugs zijn een bron van ellende en hangen in Nederland en daarbuiten samen met allerlei vormen van (georganiseerde) criminaliteit en geweld. Drugstoeristen en drugsrunners kunnen voor veel overlast zorgen. Als ze uit een andere lidstaat komen moeten ze geweerd kunnen worden. Drugsgebruik moet door lidstaten ontmoedigd worden, ook moet het aantal slachtoffers met gezondheidsschade omlaag. Om de drugs op te sporen zijn er ook meer steekproefsgewijze controles nodig aan de buitengrens van het Schengengebied. Transportroutes van drugssmokkel naar Europa lopen onder andere via West-Afrika en hebben daar voor de samenlevingen ontwrichtende effecten. Het tegengaan van de aanvoer van drugs vraagt om een gezamenlijke strijd van de EU-lidstaten en derde landen tegen de internationale drugsproductie en -handel.
Tegengaan van grenzeloze criminaliteit en terrorisme
Criminaliteit houdt geen rekening met landsgrenzen, de bestrijding ervan zou dat dus ook niet moeten doen. De bestrijding van terroristen, cybercriminelen, verspreiders van kinderporno en georganiseerde misdadigers vereist samenwerking en overleg tussen politie- en justitiediensten van verschillende lidstaten. Deze samenwerking verdient de voorkeur boven meer wet- en regelgeving vanuit de Europese Unie. Het is belangrijk dat lidstaten zelf zorgen voor een betrouwbaar en functionerend politie- en justitieapparaat. Voor het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit is de ondersteuning van de lidstaten door Europol en Eurojust noodzakelijk. De lidstaten stellen, onder privacyvoorwaarden, zo veel mogelijk informatie beschikbaar aan deze organisaties.
Internationale criminaliteit komt ook van buiten de Europese Unie. De Europese Unie moet daarom ondersteuning tot opbouw en versterking van de rechtsstaat, politie en justitie geven aan staten die de bron zijn van criminaliteit die de Europese Unie bereiken. Dit moet de Europese Unie in ieder geval doen in landen die grenzen aan de eigen buitengrens waar een (eerdere) volksopstand zorgt voor een politiek instabiele situatie.
Het biljet van 500 euro wordt vooral voor criminele betalingen gebruikt en moet daarom worden afgeschaft. EU-lidstaten mogen onder geen beding meewerken aan marteling, illegale opsluiting of illegale uitlevering van gevangenen.
Fraude- en corruptiebestrijding
Corruptie is een bedreiging voor de rechtsstaat. EU-instituties en de lidstaten moeten de strafbepalingen voor vormen van corruptie zoals omkoping, verduistering, wederrechtelijke toe-eigening en ambtsmisbruik naleven. Belastingontduiking en -fraude kunnen ook grensoverschrijdend zijn. De aanpak daarvan moet nationaal zijn, het overleg Europees en indien nodig internationaal. Fraude met toeslagen en subsidies door inwoners van andere EU-lidstaten moeten door lidstaten zo nodig gezamenlijk worden aangepakt.
De Europese Unie heeft geen Europees openbaar ministerie nodig. De taak die deze dienst zou moeten oppakken, de vervolging van fraude met EU-gelden, moet primair bij de lidstaten blijven en vereist geen extra vorm van strafprocesrecht binnen de Europese Unie. Op het gebied van het strafrecht is informatie-uitwisseling tussen de lidstaten wel van belang, net als wederzijdse erkenning van strafrechtelijke sancties. Voor bijvoorbeeld artsen en kinderdagverblijfmedewerkers met een strafrechtelijk beroepsverbod, moet het niet mogelijk zijn om in een andere lidstaat hun beroep uit te oefenen.
Bescherming privacy en persoonsgegevens
Privacy en de bescherming van persoonsgegevens van burgers zijn een groot goed, maar komen door verschillende zaken onder druk te staan. Het tegengaan van bijvoorbeeld terrorisme, internationale criminaliteit en belastingontduiking vraagt om de overdracht van informatie van bedrijven en organisaties aan overheden en om informatie-uitwisseling tussen overheden onderling. Telkens moet de afweging gemaakt worden wat zwaarder weegt, de privacy van de burger of het doel van de informatieoverdracht of -uitwisseling. Ook technologische ontwikkelingen en commerciële toepassingen daarvan maken het noodzakelijk de privacy en gegevens van burgers te beschermen.
Daarom moet altijd duidelijk zijn wie toegang heeft tot de informatie, waarom die informatie nodig is en in welke vorm ze beschikbaar gesteld moet worden. Dit geldt in het bijzonder voor de bewaring van gegevens van telecommunicatie. Het bewaren van gegevens heeft een formele rechtvaardigingsgrond nodig, wordt aan termijnen gebonden en dient regelmatig te worden beoordeeld op nut en noodzaak. ChristenUnie en SGP vinden dat burgers en bedrijven meer inzicht moeten krijgen in wat er met hun gegevens gebeurt.
Kernpunten
- Binnen de Europese Unie is voor vervolgden altijd een veilige plek.
- De Europese Unie staat garant voor de mensenrechten en de veiligheid voor asielzoekers en vluchtelingen.
- Lidstaten werken samen om mensenhandel vanaf de bron aan te pakken.
- Landen buiten de Europese Unie met een slecht functionerende rechtsstaat worden ondersteund.
- Burgers krijgen inzicht in wat Europese instellingen en nationale overheden met hun gegevens doen.
- De regelgeving tegen fraude en corruptie wordt streng gehandhaafd.
Verklarende woordenlijst
Bankenunie
De constructie waarbij de landen van de Economische en Monetaire Unie een gezamenlijk beleid gaan voeren ten aanzien van banken. Alle banken die gevestigd zijn in de betrokken landen dienen aan dezelfde regelgeving te voldoen en staan onder direct of indirect toezicht door de ECB. Daarnaast vormen de deelnemende banken een fonds voor in de toekomst benodigde reddingsoperaties van banken. Ook is het de bedoeling dat er op termijn een Europees fonds komt dat spaargelden tot 100.000 euro garandeert.
Begrotingsunie
De Europese begrotingsunie verwijst naar de geplande intensievere samenwerking tussen de staten van de Europese Unie op het gebied van de begrotingspolitiek. In een begrotingsunie nemen de regeringen van de deelnemende landen hun beslissingen inzake uitgaven, belastingen en heffingen gezamenlijk. De Europese begrotingsunie omvat twee aspecten. Ten eerste dat landen die zich niet aan de opgelegde begrotingsdiscipline houden en die de in het Stabiliteit- en Groeipact overeengekomen begrotingsdiscipline overtreden, een aantal van hun soevereine bevoegdheden verliezen. Ten tweede wordt er in een begrotingsunie gestreefd naar een convergentie op het gebied van belastingpolitiek, sociale zekerheid en arbeidsmarktwetgeving.
Convergentiecriteria
Dit zijn ijkpunten die zijn bedoeld om grote onderlinge verschillen tussen de EMU-landen te verkleinen. Het betreft de volgende criteria: prijsstabiliteit, situatie van de overheidsfinanciën (begrotingstekort onder de 3% van het bruto binnenlands product en de staatsschuld niet meer dan 60%), wisselkoers en langetermijnrente. Ze worden ook wel Maastricht-criteria genoemd naar het Verdrag van Maastricht, waarin ze voor het eerst werden geformuleerd.
Doha-ronde
Een onderhandelingsronde tussen verschillende landen georganiseerd door de Wereldhandelsorganisatie met als doel handelsbarrières in de wereld op te heffen en vrije internationale handel mogelijk te maken, ook voor ontwikkelingslanden.
Economische en monetaire unie (EMU)
Het project dat is bedoeld om in de Europese Unie een monetaire unie met een geharmoniseerde economische politiek in te richten. Momenteel gebruiken 18 van de 28 EU-lidstaten de euro als betaalmiddel en coördineren zij hun economische en financiële politiek in het raamwerk van de Eurogroep.
Economische Unie
Nauwere samenwerking op economisch gebied, bestaande uit om te beginnen grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en een betere werking van de arbeidsmarkt. In tweede instantie wordt er een sterker kader gepland voor de coördinatie, convergentie en handhaving van structureel beleid. Dat omvat lidstaatcontracten met financiële steun van de EU in ruil voor structurele hervormingen op het gebied van concurrentievermogen, groei en werkgelegenheid.
Emissiehandelssysteem
Handel in emissierechten. Landen en bedrijven mogen maximaal een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uitstoten, het zogenoemde emissieplafond. Deze plafonds komen steeds lager te liggen. Wanneer bedrijven of landen boven hun plafonds uit dreigen te komen, kunnen ze emissierechten kopen bij andere landen of bedrijven die emissierechten over hebben. Op deze manier wordt de hoeveelheid broeikasgassen gereduceerd daar waar dat het meest efficiënt is.
Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM)
Een permanent financieringsprogramma met een leencapaciteit van 500 miljard euro voor de redding van eurolanden in moeilijkheden. Het ESM geeft schuldinstrumenten uit om leningen te financieren en andere vormen van financiële steun.
Nationale beheerverklaring
Een document waarmee een lidstaat aan de Europese Commissie verklaart dat de Europese financiële middelen door de betreffende lidstaat op zijn grondgebied rechtmatig en volgens de regels zijn besteed.
Politieke Unie
Als laatste stap in het plan van Raadsvoorzitter Van Rompuy, ter aanvulling van een geïntegreerd, financieel, budgettair en economisch beleidskader, moeten beslissingen op Europees niveau worden verantwoord tegenover het Europees Parlement en in voorkomend geval het nationaal parlement gehandhaafd.
Stabiliteit- en groeipact
Een pakket aan afspraken waarin de EU-lidstaten zich hebben verplicht tot beperking van hun staatsschuld en begrotingstekort.