Tweede Kamer 2013-2017
INHOUDSOPGAVE
Inleiding: Een hoopvolle agenda
Inleiding: Een hoopvolle agenda
Het valt moeilijk te ontkennen. We hebben te maken met een diepe schuldencrisis en economische neergang. Daar gaat dit programma natuurlijk op in. Maar deze verkiezingen gaan over veel meer dan een financiële crisis. Of een vastgelopen economie. Deze crisis gaat over meer dan geld en goed, over meer dan werk, inkomen en een huis. De onvrede over Europa gaat over meer dan de euro en de financiële steun aan wankele landen.
Deze verkiezingen gaan over mensen van vlees en bloed. Over onze ouders, onze kinderen, onze buren, over de leerkracht in de school om de hoek, de verpleegkundige en de dokter in onze woonplaats, over onze werkgever en over onze werknemers. Ze gaan over onszelf, onze manier van samenleven, onze onderlinge omgang.
Wij zijn mensen. We zijn geschapen naar Gods beeld met het doel tot eer van Hem te leven en onze naaste lief te hebben als onszelf. Ons leven gaat daarom om veel meer dan geld en goed. We willen niet alleen maar een betaalbaar huis, maar verlangen vooral naar geborgenheid en veiligheid. We willen niet alleen een baan met salaris, maar vooral waardering en mogelijkheden om onze talenten te ontplooien. We willen niet alleen een overheid die op de euro let, maar vooral een samenleving waarin we ruimte krijgen, gehoord worden en zwakkeren beschermd worden. We willen geen samenleving waarin ons tot in detail verteld wordt wat we moeten denken en doen, maar willen vrijheid om zelf verantwoordelijkheid te nemen en van daaruit eigen keuzes te maken. We willen niet een wereld waarin wijzelf misschien rijk zijn, maar vooral een wereld waarin we omzien naar elkaar en die ook leefbaar blijft voor onze kinderen.
Zo staan wij anno 2012 op een kruispunt in de geschiedenis van ons land en van Europa. Geconfronteerd met grote vraagstukken met verreikende gevolgen.
Bij het zoeken naar antwoorden wil de ChristenUnie zich laten leiden door de Bijbel, het gezaghebbende Woord van God. Geïnspireerd door dit Woord maken we politieke keuzes. De Bijbel gaat immers ook over het goede kiezen voor maatschappij en samenleving. En dus ook over de politiek en over het over handelen in tijden van crisis. En over het kiezen van de juiste weg daarin, die er altijd op neerkomt juist dan om te zien naar mensen om ons heen en om elkaar recht te doen. Die weg gaan, zal niet zelden betekenen: het heel anders doen, dan het nu gaat. Dat is misschien niet altijd makkelijk, maar zeker niet vreemd. De God van de Bijbel is bepaald niet van de status quo en van het alles houden zoals het is. Het evangelie houdt ons mensen een soms pijnlijk eerlijke spiegel voor en vertelt dat we misschien nog wel minder deugen dan we zelf denken. En dat het roer dus – inderdaad - om moet.
Tegelijk is het evangelie ook een bevrijdende boodschap die hoop geeft voor de toekomst. God heeft mededogen met deze wereld, houdt van ons en heeft een zwak voor het zwakke. Hij nodigt ons uit om in navolging van Jezus Christus die compassie handen en voeten te geven. En dat is zegenrijk werk gebleken, dat de wereld veranderd heeft. Die inzet leidde in de geschiedenis – naast al te menselijke misslagen en zwarte bladzijdes – onder meer tot strijd tegen slavenhandel, gedwongen prostitutie, drugsverslaving, onvrijheid, armoede, sociaal onrecht, slechte huisvesting, noden dichtbij en ver weg. In de maatschappij en in de politiek.
De ChristenUnie wil voortbouwen op die weg. Op eenzelfde manier pal staan voor een vrije samenleving, een duurzame economie, voor een dienstbare en rechtvaardige overheid, voor de bescherming van het kwetsbare leven, voor zorg voor elkaar en voor Gods schepping. Daarom zijn we er op elk niveau bij als er politieke knopen moeten worden doorgehakt. Zo proberen we in de praktijk te doen waar we heilig in geloven, ons hart een stem te geven. En lopen we ook in deze tijd niet weg als de crisis bestreden moet worden.
Wij vinden daarom dat we ook in het licht van de diepe crisis waarin Nederland en Europa nu verkeren, radicaal moeten durven zijn. Het laatste wat we moeten doen, is blijven doen wat we altijd al deden en wat ons dus de huidige schuldencrisis opleverde. Dat was meer geld uitgeven dan we binnenkregen en schulden aflossen door nieuwe schulden aan te gaan. Te vaak prevaleerde de korte termijn winst en de vroege pensioenleeftijd. Voor een beetje meer welvaart vervuilden we lucht, water en grond en is de relatie tussen economie en ecologie losgelaten. Er zijn te weinig maatregelen getroffen om de zorg niet alleen nu, maar ook in de toekomst toegankelijk en betaalbaar te houden. Te lang heeft een aantal grote politieke partijen de huizenmarkt volledig vast laten lopen. En de Europese Unie heeft dit continent veel gebracht, maar de weeffouten in en verkeerde keuzes van die Unie komen nu onbarmhartig aan het licht.
Alles laten zoals het is, is geen optie. Als we alles bij het oude houden, verandert er niets aan het patroon dat ons in de crisis bracht. De belofte dat alles weer wordt zoals het was, is niet alleen loos, maar is ook vragen om een nieuwe crisis.
Wat we nodig hebben, is verandering. Die verandering, dat is de rode draad in dit programma. We mogen deze crisis niet laten voorbijgaan zonder te werken aan een omslag in onze samenleving.
De verandering waar de ChristenUnie vorm aan wil geven is allereerst om mensen geen verantwoordelijkheid te ontnemen, maar gelegenheid te geven in vrijheid verantwoordelijkheid te dragen. Dat willen we ook doortrekken naar Europa. De oplossing voor de Europese crisis is niet de vlucht naar voren naar meer Europa, maar minder en een beter Europa. Wij willen kansen voor de jongeren en daarom investeren in jeugd, gezin en onderwijs. We willen de zorg van en voor elkaar in stand houden. Betrokken en betaalbaar. We willen knokken voor banen, in het besef dat het de bedrijven en werkgevers zijn die werkgelegenheid bieden. We willen een groene en sterke economie, waarin ondernemerschap en werken lonend is. We willen de woningmarkt lostrekken, zodat betaalbare huizen binnen bereik van woningzoekenden komen. Wij willen ons inzetten voor een samenleving waarin schulden worden afgelost en we er niet in berusten dat mensen werkloos langs de kant blijven staan. Waarin mensen geen nummers voor een bureaucratie zijn, maar we weer mensen voor elkaar kunnen zijn. Waarin het niet langer ieder voor zich is, maar we omzien naar de ander. Waarin we beseffen dat de overheid niet alles aan kan, dat haar taak beperkt is en dat het des te meer aankomt op zorg voor elkaar. Waarin we onze vrijheid zo waarderen dat die ruimte biedt voor verschillende overtuigingen, kerken en religieuze instituties, scholen, omroepen, zorginstellingen. Het is een omslag van ‘ik’ naar ‘wij’.
Deze aanpak van de ChristenUnie krijgt gestalte in zeven fundamentele veranderingen:
1. Samenleving: vrij en verantwoordelijk
2. Jongeren: kundig en kansrijk
3. Zorg: betrokken en betaalbaar
4. Arbeidsmarkt: evenwichtig en toegankelijk
5. Woningmarkt: gezond en rechtvaardig
De ChristenUnie wil er zijn voor alle mensen. Dat motiveert ons om ons in te zetten, in het volle besef dat christenen in de politiek deel uitmaken van een beweging van christenen die ook op tal van andere plekken in de samenleving werk van hun geloof willen maken. Die hun geloof niet bewaren voor de kerk of thuis, maar van daaruit de handen uit de mouwen willen steken. Die bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen voor het bestuur van ons land. Zodat veranderingen mogelijk zijn.
Doe met ons mee. Voor de verandering, ChristenUnie!
Terug naar de inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
1. Samenleving: vrij en verantwoordelijk
De ChristenUnie kiest voor:
-
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. En dat ook elkaar gunnen. Want we kunnen alleen dan goed met botsende overtuigingen omgaan als we elkaar de ruimte gunnen die we zelf ook graag willen hebben.
-
Vertrouwen in de samenleving; vertrouwen in mensen. Omdat de samenleving in de eerste plaats wordt gevormd door mensen die zelf zorg willen dragen voor elkaar, en voor anderen.
-
Waarden in de economie. Want alleen een economie waarin gerechtigheid heerst kan bloeien.
-
Rechtvaardige inkomensverhoudingen als steunpilaar voor de balans in de samenleving. Omdat een sociale tweedeling de samenleving ontwricht.
-
Herstel van het evenwicht tussen schaalvergroting en de waarde van de kleine schaal. Omdat de grote schaal vaak doelmatiger lijkt. Maar het betrekken van mensen door de kleine schaal uiteindelijk beter werkt.
-
Borging van publieke belangen en publieke verantwoordelijkheden. Omdat het privatiseren van een bedrijf met een publieke taak niet betekent dat die publieke taak er niet meer is.
-
Betrouwbare banken en integere financiële instellingen. Omdat behoedzaamheid voorop staat bij het beheer van onze pensioenen, onze spaartegoeden en onze hypotheken.
-
Minder schulden en meer sparen. Omdat hoge schulden een bloeiende samenleving verstikken.
-
Veiligheid en handhaving van het recht. Want alleen in een veilige samenleving kunnen mensen zich in vrijheid ontplooien.
-
Rentmeesterschap. Want wij willen leven van de vruchten van de aarde en afstand nemen van roofbouw.
De uitdagingen waarvoor ons land staat zijn groot. Hoe keren we de economische neergang - niet omdat groei een doel op zich is, maar opdat bedrijven tot bloei komen, mensen werk houden en werk vinden, de schepping niet verder wordt uitgebuit. Hoe kunnen we kansarmen nieuwe kansen bieden, hoe kunnen we zorg blijven bieden aan wie zorg behoeven. Hoe houden we de samenleving leefbaar en garanderen we, bij alle verschillen, ieder daarin een veilige en gerespecteerde plaats.
Wij zijn er van overtuigd dat er antwoorden zijn die ons verder brengen. Maar dan zullen we wel een spa dieper moeten steken dan een bezuiniging hier en een hervormingsmaatregel daar. Want het gaat om meer dan geld en goed. Grote vragen hebben stevige antwoorden nodig. Oplossingen zijn pas solide wanneer we, bij wijze van spreken, van ik naar wij denken. Wij hebben het in dit programma dus over balans in de samenleving. Over het dragen van verantwoordelijkheden door onszelf en ook voor anderen. Over opvoeding en onderwijs. Over veiligheid en diversiteit. Over vrijheid, die je niet in de eerste plaats opeist voor jezelf maar gunt aan de ander. Wij willen die oude Bijbelwoorden van de profeet Micha voor ogen houden: recht doen, trouw betrachten, de weg gaan die God van ons vraagt. Dat bepaalt wat we van onszelf vragen maar ook met welk politiek programma we de overheid tegemoet treden.
1. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging staat voorop
We verschillen allemaal van elkaar. Soms vinden we dat helemaal prima; soms ook helemaal niet. Maar dat wil niet zeggen dat alleen die verschillen acceptabel zijn waarmee gemakkelijk te leven valt. Juist in de omgang met wezenlijke, diepgaande verschillen laat een samenleving zien wat ze waard is. Wij claimen vaak rechten en vrijheden. Een menselijk gezegde luidt: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Maar het betere origineel was een uitspraak van Jezus: ‘Behandel een ander, zoals je zelf behandeld wilt worden.’ Eis rechten, vrijheden en respect niet in de eerste plaats op voor jezelf maar gun ze de ander. Naastenliefde houdt in: royale ruimte en oprechte aandacht voor de ander. In het vertrouwen dat God zelf de weg naar de Waarheid leidt. Daarom, ook al zijn wij als christenen er diep van overtuigd dat de weg die God in zijn Woord wijst een betere weg is dan die van de islam, of de weg van socialisme of liberalisme, staat de ChristenUnie pal voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Dit fundament van alle andere grondrechtelijke vrijheden staat in het verlengde van de vrijheid die God aan mensen geeft. Naar de overheid toe biedt het mensen bescherming tegen te grote inmenging door overheden. Het borgt de gelijke behandeling. Het is de grond onder de onderwijsvrijheid. Maar dit recht kan pas werkelijk functioneren waar burgers elkaar de ruimte geven.
De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging mag niet worden misbruikt. Dat is een destructief gebruik van die vrijheid. Je mag je eigen vrijheid niet misbruiken door die van andere mensen te beperken. Het is geen alibi om in te gaan tegen de rechtsorde of een legitimatie voor bijvoorbeeld eerwraak of vrouwenbesnijdenis.
2. Vertrouwen in de samenleving, vertrouwen in mensen
Wij gaan bij de inrichting van de samenleving niet uit van regels en bureaucratie maar van burgers en hun verbanden. Zij bepalen de kracht van de samenleving. Wij willen bouwen op het inzicht van de verpleegkundige, de leerkracht, de agent. Zij staan voor hun taak en zij kunnen die verantwoordelijkheid aan. Daarom willen wij ook een drastische vermindering van de regeldruk in het onderwijs, de zorg en de veiligheid. En daarnaast kunnen we niet zonder de vrijwillige inzet van burgers en bedrijven voor medeburgers, voor goede doelen, voor het algemeen belang.
3. Een waardenvolle economie is een krachtige economie
De economie is er voor de mens, niet andersom. Bedrijven en hun werknemers hebben ruimte nodig om winst te maken en een inkomen te verdienen en krijgen die ook wat de ChristenUnie betreft. Zij weten ook dat er meer is dan inkomen en winst. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap is ingebed in ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Om die reden spreekt het vanzelf dat banken, verzekeringsmaatschappijen, energiebedrijven, enzovoorts een stuk algemeen maatschappelijk belang behartigen. In de zorgverlening draait het om zorg; in het onderwijs om onderwijs, in het openbaar vervoer om het voorzien in mobiliteit. Die kernactiviteiten zijn en blijven wat de ChristenUnie betreft daarom leidend in deze sectoren. Maatschappelijk ondernemen vergt betrokkenheid en inspraak van cliënten.
4. Rechtvaardige inkomensverhoudingen ondersteunen de balans in de samenleving
Van ieder wordt een bijdrage aan de samenleving gevraagd naar draagkracht. Fiscale maatregelen en eigen bijdragen houden rekening met dit draagkrachtprincipe. Maatregelen die burgers ervan weerhouden verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar, deugen niet. Geen samenlevingsboetes dus. Het uitkeren van topbonussen aan topinkomens wordt ontmoedigd voor zowel de verstrekker als de ontvanger.
5. Herstel van de balans tussen schaalvergroting en de waarde van de kleine schaal
Scholen, huisartsenposten, opvanginstellingen en sportvelden hebben een plek nodig in de directe leefomgeving van wie er op aangewezen zijn. De ChristenUnie wil ook bij de inrichting van het openbaar bestuur, de zorg, de woningcorporaties, het onderwijs en de politiezorg uitgaan van de menselijke maat zodat burgers op lokaal niveau betrokken kunnen zijn: in wijken, buurten en dorpen. Maatschappelijke organisaties zijn er voor de mensen, maar dan ook van de mensen. Desnoods moeten er grenzen gesteld worden aan de omvang van bijvoorbeeld woningcorporaties en zorginstellingen.
6. Publieke verantwoordelijkheden niet wegprivatiseren
Bij het verzelfstandigen en privatiseren van collectieve voorzieningen zijn publieke belangen niet altijd voldoende geborgd. Daardoor werden uitwassen mogelijk, zoals redeloze topbeloningen, of het uit het oog verliezen van de mensen om wie die voorzieningen ooit waren ingesteld. Bij collectieve voorzieningen staat het algemeen belang echter altijd voorop. Ook waar de keuze gemaakt is om de feitelijke uitvoering in handen van particuliere bedrijven te leggen, kan en mag de overheid niet weglopen van haar zorgplicht ten aanzien van onderwijs, zorg, openbaar vervoer, energievoorziening en communicatie.
7. Betrouwbare banken en integere financiële instellingen
Een solide bankwezen, betrouwbare verzekeraars en krachtige pensioenfondsen: dat vergt spaarvormen, verzekeringen en andere financiële producten die transparant zijn en eenvoudig. En een scheiding van nuts- en spaarbanken, zodat mensen kunnen kiezen voor zekerheid en hun spaartegoeden geen onnodige risico’s lopen. Maar ook kostentransparantie en rentebegrenzingen bij leningen. En een zuivere relatie tussen (top)beloningen, werknemersbelangen en klantenbelangen. Pensioenfondsen beheren het vermogen van ons allemaal. Als zij een deel van hun vermogen maatschappelijk verantwoord in eigen land beleggen, profiteren we niet alleen van financieel rendement, maar ook van het maatschappelijk rendement.
8. Minder schulden en meer sparen
Hervormingsmaatregelen rond het eigen huis brengen de schuldenlast omlaag. Maar schulden worden niet alleen in verband met het kopen van een eigen huis gemaakt. Studenten worden door de beperkingen van de basisbeurs te gemakkelijk met hoge schulden geconfronteerd. Schulden zijn zo gemaakt, of het nu komt door gemakkelijke kredietverlening of door dure telefoonabonnementen. Mensen in problematische schuldensituaties komen niet gemakkelijk van de schulden af, terwijl zij maar al te gemakkelijk aan hun schulden zijn gekomen. Daar is een betere bescherming nodig. Om jonge mensen al tot spaarzin te brengen willen we het zilvervlootsparen herintroduceren. En het zorgsparen wordt ingevoerd. Net als bij de inmiddels afgeschafte spaarloonregeling kunnen mensen weer fiscaal aantrekkelijk gaan sparen; deze keer voor voorzienbare zorguitgaven.
9. Een vrije samenleving veronderstelt een veilige samenleving
In een veilige samenleving kunnen mensen hun vrijheden en verantwoordelijkheden ten volle ontplooien. Dan heerst het recht, in plaats van het recht van de sterkste. Of het economisch nu beter of minder gaat, het handhaven van het recht en het beschermen van de rechtsorde blijft daarom van vitaal belang. Dan gaat het om bestrijding van criminaliteit, fraude en economische delicten. Om voldoende inzet van politie en justitie en het beschermen van de samenleving tegen terrorisme. Maar ook om goede toegang tot de rechter voor iedere burger.
10. Leven van de vruchten van de aarde; afstand nemen van roofbouw
Ons huidige welvaartsniveau spreekt niet vanzelf en kan niet koste wat kost verdedigd worden. De druk die het legt op de schepping, op ruimte en milieu, valt niet te rechtvaardigen tegenover de rest van de wereld en tegenover volgende generaties. We moeten onze verantwoordelijkheid hervinden en hernemen rond energiegebruik, mobiliteit, afval, kortom rond het beslag dat we op de milieugebruiksruimte leggen. Dat vergt individuele keuzes die de overheid kan stimuleren. Door vergroening van het belastingstelsel. Door de kringloopeconomie te bevorderen. En door ons niet langer blind te staren op de groei van het bruto binnenlands product.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
Nederland: leefbaar, veilig en vrij
De ChristenUnie kiest voor:
-
Een betrokken samenleving en dus voor ruimte voor gezinnen, verenigingen en bedrijven die aan de slag gaan voor een betrokken samenleving.
-
Samen werken aan veilige en leefbare buurten.
-
Een slagvaardige politieorganisatie.
-
Heldere normen, duidelijke straffen en een tweede kans.
-
Bescherming van vreemdelingen en hun kinderen.
-
Godsdienstvrijheid en ruimte voor religie.
-
Een divers cultureel aanbod, waarin ook plek is voor het bijzondere.
-
Een vrij en veilig internet, met behoud van internetfiltering.
-
Een onafhankelijke, pluriforme en in de samenleving verwortelde publieke omroep.
Talloze mensen zijn actief in vrijwilligersorganisaties, sportverenigingen, kerken, zorgen door ondernemerschap voor werkgelegenheid of helpen mee in de school van hun kinderen of het verzorgingshuis van hun ouders. De ChristenUnie is een bondgenoot van die mensen, maakt zich sterk voor veiligheid en wil ruimte voor de samenleving. Dus óók ruim baan voor bijzonder onderwijs, voor zorginstellingen met een eigen identiteit en voor organisaties die geloven in het welzijnswerk zoals Leger des Heils en Youth for Christ. De ChristenUnie voelt zich aangesproken door de Bijbelse opdracht: zet je in voor de bloei van de stad waarin je woont, want de bloei van de stad is ook jullie bloei (Jeremia 29:7).
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
Veiligheid en leefbaarheid
Veiligheid en leefbaarheid zijn voorwaarden voor een bloeiende samenleving. Maar die leefbaarheid is niet vanzelfsprekend en staat in een groot aantal wijken onder druk. In de grote steden door de snel veranderde samenstelling van wijken, waardoor mensen zich ontheemd voelen in hun eigen buurt, of door de aanwezigheid van jeugdbendes en vormen van zogenaamde ‘kleine’ criminaliteit, die echter grote overlast veroorzaken.
In andere gebieden heeft de leefbaarheid te lijden vanwege krimp van het inwoneraantal en de leegloop van wijken, waardoor voorzieningen als winkels en de zorg onder druk staan. Extra inzet is ook nodig voor steden die zijn gebouwd of fors gegroeid in de jaren ’70 en ’80. Een preventieve aanpak in deze plaatsen is nu nodig om grote problemen in de toekomst te voorkomen. De overheid is een bondgenoot van de wijkbewoners in deze diverse gebieden. Bij het ‘terugwinnen van de straat’ en het werken aan veiligheid en leefbaarheid heeft iedereen een rol. Juist burgers, winkeliers, scholen, politie en woningcorporaties dragen bij aan goede buurten. Dat zijn buurten waarin jongeren veilig naar school gaan en ruimte hebben om te spelen, waarin ouders met een gerust hart wonen, werken en winkelen en waarin ouderen echt van hun oude dag kunnen genieten. De ChristenUnie kiest voor:
-
Een specifiek woningtoewijzingbeleid voor wijken, buurten of woningblokken waar de leefbaarheid onder druk staat.
-
Een strengere aanpak van overlastgevende buren. De dader moet makkelijker uit huis gezet kunnen worden, zodat niet het slachtoffer zich gedwongen voelt een veilig heenkomen te zoeken. Daartoe wordt de huurbescherming aangepast.
-
Het actief betrekken van buurtbewoners bij het werken aan leefbaarheid. In samenwerking met de gemeente en politie, wordt gewerkt aan de inrichting van de eigen buurt en opgetreden tegen overlast, verkeersovertredingen, straatvuil, openbaar drank- en drugsgebruik.
-
Een zorgplicht voor corporaties voor de wijken waar zij een woningvoorraad hebben.
-
Het opnieuw introduceren van bewonersvouchers voor kleinschalige projecten in de wijken, om het ‘samen leven’ in wijken te bevorderen.
-
Een innovatieprogramma stedelijk wonen, dat nieuwe woonvormen stimuleert in hoge dichtheden, mét veel buitenruimte, een veilige en fietsvriendelijke woonomgeving en veel groen. Investeren in ruimte voor groen, in speelplekken, sportvoorzieningen en groene schoolpleinen.
-
Burgernet wordt uitgebreid en gepromoot. Het door de ChristenUnie gelanceerde Burgernet heeft zich bewezen als middel om bewoners en ondernemers actief te betrekken bij het politiewerk en de veiligheid in de eigen buurt.
-
Extra agenten en toezichthouders. Een zichtbare politie, meer blauw op straat.
-
Lik-op-stuk-beleid bij jeugdcriminaliteit, zoals het innemen van scooters en brommers na het plegen van een misdrijf.
-
Een gerichte benadering van ouders van overlastgevende jeugd onder de 12, onder andere door een snelle maar lichte gezagsmaatregel.
-
Het terugdringen van overlast door probleemjongeren. Met name Antilliaanse en Marokkaanse Nederlandse jongeren zijn oververtegenwoordigd in de geregistreerde criminaliteitstatistieken. Specifiek beleid voor deze doelgroepen wordt heringevoerd. Daarbij worden de Antilliaanse en Marokkaanse gemeenschap expliciet betrokken.
-
Samenwerking tussen de (lokale) overheid, woningcorporaties, energiemaatschappijen, politie en justitie. Door krachten te bundelen kunnen misdrijven makkelijker aan het licht komen. Dit mag echter nooit leiden tot een onnodige inperking van de privacy van burgers.
Nu de weg naar de nationale politie eenmaal is ingezet, wordt deze doorgevoerd. Het is van belang dat de politie voor deze nieuwe uitdaging wordt toegerust. Daarbij hoort een robuuste inzet op straat, waar burgers de nabijheid van de politie ervaren. Het is belangrijk om voor informatie de sociale media, zoals Twitter en netwerksites in de gaten te houden. Financiële criminaliteit en discriminatiemisdrijven vinden steeds meer virtueel plaats. Georganiseerde misdaad tiert welig en wordt nog met te weinig resultaat bestreden. Mobiele bendes die transnationaal opereren zijn een nieuwe uitdaging waar de politie soms nog geen raad mee weet. Het opsporingspercentage in Nederland is te laag, het OM werkt aantoonbaar niet efficiënt genoeg met de politie en lokaal gezag samen. Teveel zaken blijven op de plank liggen. Voor een hoger oplossingspercentage zal de politie zich meer moeten richten op de kerntaken: opsporing en openbare orde. Om tot meer operationele inzet te komen, wordt de administratieve lastendruk verminderd en de verhouding operationeel/indirect verbeterd.
Deze uitgangspunten leiden tot de volgende maatregelen:
-
Een wijkagent voor elke wijk. Kortere aanrijtijden op het platteland. Meer inzet van vrijwillige politie.
-
Minder bureaucratie, meer ruimte voor agenten om hun echte werk te doen. De basispolitietaken, dicht bij de burger, vormen de basis voor een betrouwbare en coherente politieorganisatie. Regionale administraties en ICT-systemen worden gestroomlijnd.
-
Grenzenloze criminaliteit, zoals internetcriminaliteit, vrouwenhandel en financiële criminaliteit, worden in gespecialiseerde landelijke eenheden ondergebracht. De kosten van politie-inzet bij sport- en andere grootschalige manifestaties zullen in rekening worden gebracht bij de organisatoren.
-
Politietaken die niet met opsporing of openbare orde van doen hebben (verkeershandhaving, handhaving natuur en milieu) worden overgebracht naar bestuurlijke toezichtorganisaties. Hierbij zijn eenvoudige procedures voorwaarde.
-
Politie en andere toezichtorganisaties als douane, arbeidsinspectie en andere bijzondere opsporingsdiensten werken geïntegreerd samen. Waar mogelijk worden bevoegdheden geharmoniseerd. Inzet met mogelijk effect op de openbare orde wordt vooraf afgestemd met het lokale gezag.
Ook West-Europa heeft de afgelopen jaren te lijden gehad onder terrorisme. Daarbij kwam de aanval vanuit diverse richtingen. Zoals de aanslag op Van Gogh en de aanslagen in Londen en Madrid door fundamentalistische moslims. Daarnaast rechts-extremistische aanslagen in Noorwegen en Duitsland. De moord op Fortuyn werd gepleegd door een links-extremistische activist. Verschrikkelijke aanslagen die hard moeten worden bestreden. Ook acties van gewelddadige dierenactivisten en krakers dienen met harde hand te worden aangepakt. Veel terroristen opereren vanuit informele internationale netwerken. Sommigen, soms in Nederland geboren en opgegroeid, opereren individueel zonder lidmaatschap van een bekende organisatie. Dus dient terrorisme vanuit de breedte te worden onderzocht en bestreden. Daarom zet Nederland zich nationaal en internationaal stevig in voor de bestrijding van dit kwaad. Het gevaar van jongeren die zich elders bij de ‘jihad’ willen voegen is toegenomen, soms met deelname aan terroristische trainingskampen. Dit is strafbaar en moet worden bestreden, ook in het buitenland.
Het is onontkoombaar gebleken dat politie en justitie in de afgelopen tien jaar meer middelen en bevoegdheden hebben gekregen om de samenleving tegen aanslagen te kunnen beschermen. Gelukkig zijn er mede daardoor sinds 2004 meerdere aanslagen verijdeld.
Op dit moment zijn de opsporingsmiddelen op orde. Wellicht moeten bestaande instrumenten aangepast worden aan de nieuwe dreiging. Hoewel een goede samenwerking tussen burgers en overheid in bepaalde omstandigheden nodig kan zijn ter voorkoming van aanslagen, heeft het geen nut om burgers nodeloos lastig te vallen met antiterrorismemaatregelen. De stap om maatregelen te treffen en bevoegdheden te verruimen wordt slechts genomen indien deze aantoonbaar van belang zijn om de informatiepositie van de overheid voor dat doel te verbeteren. Ongericht taps zetten, en het langdurig bewaren van computer- en communicatiegegevens, passen hierin niet.
Deze uitgangspunten leiden tot de volgende maatregelen:
-
De rechtsstatelijke beginselen zijn en blijven leidend bij de strijd tegen terrorisme en radicalisering. Deze beginselen worden niet opgerekt.
-
Aandacht voor terroristische dreiging staart zich niet blind op enkele ideologische stromingen, maar blijft breed georiënteerd.
-
De opbouw van meer kennis en analyse van terrorisme, radicalisme en extremisme wordt ter hand genomen, via de bestaande inrichtingen, instituten en bureaus.
-
Ontneming van het Nederlanderschap, beroepsverboden en de ontneming van democratische rechten en plichten zijn toegevoegde straffen bij een veroordeling wegens terroristische misdrijven. Voor deze maatregelen kan een horizonbepaling worden bijgevoegd, zodat een veroordeelde na het uitzitten van zijn straf weer in de samenleving geïntegreerd kan worden.
-
Inperken van de algemene identificatieplicht en het langdurig bewaren van persoonsgegevens en computer- en communicatiegegevens. Deze maatregelen dragen niet bij aan verbeterde opsporingskansen en kunnen dus worden ingeperkt.
-
Stevig handhaven van de op initiatief van de ChristenUnie ingevoerde anti-kraakwet.
De overheid stelt duidelijke grenzen, hierbij past geen gedoogbeleid. Als de overheid gaat reguleren of gedogen, verdwijnt de ambitie om deze zaken echt aan te pakken. Een stevige aanpak van criminaliteit en overlast is belangrijk. Maar een beleid dat alleen gebaseerd is op repressie of een reflex van verontwaardiging is niet goed. De aanpak die de ChristenUnie voorstaat, is een combinatie van enerzijds handhaving en grenzen stellen en anderzijds de problemen aanpakken die de voedingsbodem zijn voor criminaliteit en onveiligheid. De ChristenUnie kiest voor:
-
Aanpak van financieel-economische criminaliteit volgens het principe: heterdaadaanpak, snelle strafoplegging en verbeurdverklaring van genoten winsten.
-
Introductie van de mogelijkheid voor preventieve verbeurdverklaringen, zodat een eventuele nieuwe wetsovertreding meteen wordt gevolgd door een straf.
-
Publicatie camerabeelden van overvallen of andere misdrijven. Beelden die aan justitie ter beschikking worden gesteld, worden gepubliceerd, tenzij justitie binnen een korte termijn motiveert waarom het onderzoeksbelang of de privacy zich tegen openbaarmaking zou verzetten.
Het tweeslachtige drugsbeleid is de laatste tientallen jaren een bron van ellende geweest. Het doel, softdrugs buiten de criminaliteit houden, is niet bereikt. In plaats daarvan is het beleid een enorme impuls geweest voor de groei van de georganiseerde criminaliteit. Drugs zijn ‘gewoon’ geworden en hebben veel verslaafden tot slachtoffer gemaakt. Gelukkig is mede door invloed van de ChristenUnie ook op deze terreinen een kentering opgetreden. Het aantal coffeeshops is sterk teruggedrongen, zeker in de buurt van scholen. Wietplantages worden stelselmatig opgerold. De ChristenUnie kiest voor een heldere lijn en dus:
-
Er komt een einde aan het gedoogbeleid. Coffeeshops verdwijnen uit het straatbeeld, en op straat en in publieke ruimten geldt een blowverbod.
-
Een nultolerantie voor gebruik van en beschikken over drugs, voor drugstoeristen en drugsrunners.
-
Het onderscheid tussen hard- en softdrugs verdwijnt.
-
Methadonprogramma’s of heroïneverstrekking aan verslaafden zijn alleen toelaatbaar als zij zijn gericht op afkicken.
-
Verbeurdverklaring van huizen en ruimten waarin wietplantages worden aangetroffen, indien dit verwijtbaar is aan de eigenaar.
-
Omdat alleen verbieden het probleem niet oplost blijft de overheid investeren in preventie. Bijvoorbeeld in de vorm van voorlichting op scholen over de gevaren van drugs. Wij laten verslaafden niet in de steek. Zij moeten kunnen blijven rekenen op begeleiding om los te komen van hun verslaving.
Prostitutie is mensonwaardig. Criminaliteit, mensenhandel, uitbuiting, sociale problemen en eenzaamheid zijn de schrijnende werkelijkheid achter de schone schijn van de valse koopromantiek. De prostituees zijn de echte slachtoffers, hun lichaam mag geen koopwaar zijn. Ook de bestrijding van kinderporno moet hoge prioriteit behouden bij de politie. Bezit en bekijken van kinderporno is strafbaar. Providers worden aansprakelijk gesteld voor de inhoud van de sites die zij beheren. Maar hiermee zijn we er niet, en daarom kiest de ChristenUnie voor:
-
Effectief voorlichtingsmateriaal voor scholen over loverboys.
-
Eén duidelijk meldpunt mensenhandel voor meldingen van misstanden in de prostitutie, signalen van mensenhandel en kinderporno.
-
Een meldplicht en inschrijvingsstop voor Kamers van Koophandel, indien zij dwang en mensenhandel vermoeden bij inschrijving van prostituees.
-
Voorlichting door de GGD, om prostituees bewust te maken van het bestaan van misstanden, de risico’s van uitbuiting, de psychische gevolgen van dit werk en de bescherming en opvang die geboden kan worden bij het aangifte doen. Zij maken hierbij gebruik van ervaringen en succesverhalen van ex-prostituees.
-
Prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en kinderporno en het handhaven bij (illegale) prostitutie, ook als het gaat om politiecapaciteit.
-
Veilige opvang voor slachtoffers van loverboys en pooiers. Zij hoeven niet te wachten op een indicatie of opvang, maar worden direct in een veilige omgeving opgevangen.
-
Uitstapprogramma’s voor prostituees als structureel onderdeel van het prostitutiebeleid, met landelijk geborgde dekking.
-
Verhoging van het strafmaximum voor prostitutiegerelateerde mensenhandel naar 12 jaar.
-
Bij de bron aanpakken van mensenhandel. Er komt een effectief preventieprogramma ten aanzien van bronlanden, zoals Hongarije, Roemenië en Bulgarije, door in te zetten op het delen van expertise en op veilige begeleiding richting thuislanden.
-
Naar Zweeds voorbeeld strafbaar stellen van de klanten. Wie gebruikmaakt van de diensten van een prostituee weet dat de kans levensgroot is dat er sprake is van dwangarbeid. Niet de slachtoffers van mensenhandel, de prostituees, maar de klanten worden naar Zweeds voorbeeld strafbaar.
Straffen van daders heeft het karakter van vergelding, afschrikking en genoegdoening. De eerste elementen zijn de afgelopen jaren versterkt. De straffen in Nederland zijn steeds zwaarder geworden. De betaling van uitkeringen tijdens het uitzitten van vrijheidsstraffen is beëindigd en de kosten van het innen van boetes worden in rekening gebracht bij de daders zelf. Snelle strafoplegging is de beste preventie. Tegelijk moeten we ons niet blind staren op het effect van straffen. Het verblijf in de gevangenis heeft een sterke negatieve invloed op jongeren. Het is soms nuttiger om straf te gebruiken als stok achter de deur. Dan maakt de gemeente de afspraak met een jongere om hele concrete stappen te zetten, om herhaling te voorkomen. Als de jongere zich niet aan de afspraken houdt kan de straf alsnog uitgevoerd worden. De ChristenUnie nam al het initiatief voor deze zogenaamde ‘Doe Normaal’-aanpak. Daarbij wordt de hele omgeving van een jongere gebruikt om een gedragsverandering tot stand te brengen, ook ouders en de school worden daarbij betrokken.
Deze uitgangspunten leiden tot de volgende maatregelen:
-
Binnen één maand afdoen van ‘Eenvoudige misdrijven’. Misdrijven waarbij de bewijsvoering overduidelijk is en vervolging naar alle waarschijnlijkheid leidt tot strafoplegging worden van aanhouding tot straf binnen één maand afgedaan. Politie, justitie en rechterlijke organisatie worden hierop ingericht.
-
Een opgelegde straf wordt uitgezeten. De voorwaardelijke invrijheidstelling na het uitzitten van tweederde van de straf is geen recht of automatisme.
-
Wie de straf heeft uitgezeten, krijgt een tweede kans: terug naar school, of werken voor je levensonderhoud. De laatste fase van een straf is daarom gericht op resocialisatie. De hulp om die kans te pakken wordt ook in de eerste fase na de straf voortgezet.
-
Introductie heroverweging na 30 jaar gevangenisstraf. Bij zeer ernstige misdrijven past niet anders dan een levenslange vrijheidsstraf. Mensen kunnen echter tot berouw en inkeer komen. Indien daders door hun opstelling en gedrag, in het bijzonder naar de slachtoffers en hun nabestaanden toe, overtuigend tonen dat zij anders in het leven staan, kan na verloop van 30 jaren een moment voor heroverweging aan de orde zijn. Bij een beoordeling van het verzoek tot heroverweging van de levenslange gevangenisstraf worden slachtoffers en hun nabestaanden betrokken.
Recht doen aan slachtoffers: genoegdoening en - zo mogelijk - verzoening
De straffen in ons land staan niet voldoende in verband met in het bijzonder de slachtoffers van misdrijven. Binnen het rechtssysteem zal naast vergelding genoegdoening een grotere rol moeten spelen. Genoegdoening aan de slachtoffers en zo mogelijk verzoening moeten daarom onderdeel uitmaken van strafproces en strafoplegging. Daarnaast is het van belang om een straf niet alleen in het perspectief te zetten van boetedoening maar ook in het perspectief van het geven van kansen om een nieuw bestaan op te bouwen.
-
De kosten van slachtofferhulp en van schadefonds geweldsmisdrijven worden omgeslagen op wetsovertreders. Tevens dragen veroordeelden bij aan de kosten van de rechtspleging.
-
Verplichting daders gevolgen onder ogen te zien. Daders worden – indien het slachtoffer hierin bewilligt – verplicht, onder begeleiding hun slachtoffers, de eventuele nabestaanden daarvan, of de aangerichte schade onder ogen te zien.
-
Vermogensschade die door criminaliteit is toegebracht wordt gemakkelijker verhaalbaar via de strafrechter. De inning kan via de strafrechter, ten gunste van het slachtoffer, worden overgenomen door het Centraal Justitieel Incasso Bureau.
Nederland is een welvarend land. Maar er zijn veel mensen die geen eigen huis hebben, die rondzwerven of zelfs op straat leven. Wij willen ook naast hen staan, contact leggen en hoop bieden. Ook zij zijn door God gemaakt. Hoewel steeds meer mensen die onvrijwillig dakloos waren de weg naar opvang hebben gevonden, vallen nog steeds veel mensen tussen de wal en het schip. De groep daklozen is zeer divers: drugsverslaafden, alcoholisten, psychiatrisch patiënten, asielzoekers zonder opvang, illegalen en zwerfjongeren. De meesten hebben te maken met een combinatie van problemen. Het beleid voor dak- en thuislozen moet vooral gericht zijn op re-integratie, nazorg en preventie.
-
Het Rijk en de gemeenten dragen gezamenlijk zorg voor een landelijk sluitend netwerk van voorzieningen voor maatschappelijke opvang. Kinderen in de opvang verdienen speciale zorg. In de maatschappelijke opvang is ruimte voor diversiteit op basis van identiteit.
-
Re-integratie, nazorg en preventie krijgen een stevige verankering in de WMO. Er is speciale aandacht voor het opsporen en begeleiden van kwetsbare jongeren – vaak licht verstandelijk gehandicapt – zodat zij niet gaan zwerven.
-
Landelijke en laagdrempelige toegang tot crisisopvang en begeleiding bij huiselijk geweld wordt gewaarborgd.
-
Huisuitzettingen worden zo veel mogelijk voorkomen. Door integrale hulp wordt voorkomen dat gezinnen door schulden zozeer in de problemen geraken dat het tot huisuitzetting komt en ze op straat belanden.
Onder een terugtrekkende overheid die burgers aanspreekt op eigen verantwoordelijkheid, verdient het vrijwilligerswerk een voorname positie. Onbetaalde arbeid en vrijwilligerswerk zijn de smeerolie van de samenleving en verdienen als zodanig erkenning als waardevolle maatschappelijke bijdrage. Zonder vrijwilligers is er voor veel sociale verbanden, zoals sportverenigingen, buurtclubs en scholen, geen toekomst. Het belang van vrijwilligerswerk zal de komende jaren verder toenemen.
-
Vermindering van regeldruk en administratieve lasten voor burgers en maatschappelijke organisaties heeft de structurele aandacht van de overheid.
-
Landelijke projecten voor deskundigheidsbevordering van vrijwilligers worden financieel ondersteund. In het vrijwilligerswerk verworven competenties moeten beter gepromoot worden bij opleidingen en werkgevers.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
De veelkleurige samenleving
De Nederlandse bevolking is divers, Nederland is een veelkleurige samenleving. De komst van migranten heeft de Nederlandse samenleving verrijkt. Maar de komst van migranten heeft ook veel gevraagd van de samenleving. Het is tijd om te investeren in het onderlinge vertrouwen. Nederland is dan ook niet gebaat bij grootschalige immigratie. De gevolgen van de instroom van nieuwkomers zijn vooral merkbaar in wijken die in sociaal en economisch opzicht kwetsbaar zijn. Een grote groep migranten voelt zich nog altijd buitenstaanders, maar ook oorspronkelijke bewoners voelen zich ontheemd in hun eigen buurt. Vanuit de politiek én de samenleving moeten we deze grote sociale kwestie het hoofd bieden. Daarbij heeft de ChristenUnie een samenleving voor ogen waarin voor iedereen plek is, maar waarin ook iedereen meedoet. Aan de zijlijn staan is geen optie.
Ook van nieuwkomers vragen we aanvaarding van de rechtsstaat. Onze rechtsstaat, die sterk beïnvloed is door de waarden van het christendom, maakt alle burgers voor de wet gelijk. Als we het over de rechtsstaat en de kernwaarden van onze samenleving eens zijn, blijft er binnen die rechtstaat ruimte voor diversiteit. We hebben als land van minderheden in dit opzicht een rijke traditie hoog te houden.
Het is dan ook belangrijk dat nieuwkomers zich als burgers van dit land kunnen vormen. Die inburgering houdt niet op bij het afleggen van een examen. Ook daarna is het van groot belang dat nieuwkomers echt deelnemen aan de samenleving. Werk en vrijwilligerswerk spelen daarin een grote rol. Zo kan iedere Nederlander die echt bij deze samenleving wil horen, de taal spreekt en zich verbindt aan de rechtsstaat, deel van de samenleving uitmaken. Voor een leefbare, veelkleurige samenleving staat de ChristenUnie de volgende maatregelen voor:
-
Voorbereiding op de komst naar Nederland vindt zoveel mogelijk plaats in het land van herkomst; vanzelfsprekend zijn vluchtelingen en hun gezinsleden hiervan uitgezonderd.
-
Nieuwkomers leggen een inburgeringsexamen af. Evenwicht tussen eigen verantwoordelijkheid en solidariteit gaat gepaard met het uitgangspunt dat de inburgering zelf wordt bekostigd. Daartoe wordt een sociaal leenstelsel geïntroduceerd. Vluchtelingen zijn van deze maatregel uitgezonderd.
-
Het inburgeringsexamen toetst ook de kennis van centrale Nederlandse waarden, zoals onze politieke en religieuze vrijheden en de basale omgangsnormen.
-
De maatschappelijke begeleiding voor vluchtelingen wordt verankerd in de Wet op de inburgering.
-
Nieuwkomers zijn volwaardige en mondige burgers, zo worden ze ook behandeld. Subsidies in het kader van het integratiebeleid zijn bedoeld als tijdelijke stimulering van participerend burgerschap. Niet voor het permanent in stand houden van multiculturele organisaties.
-
Burgerschapsvorming is makkelijker als je vrijwilligerswerk doet of een betaalde baan hebt. Inburgering wordt een praktijkopleiding die iedere nieuwkomer, die langere tijd wil blijven en geen startkwalificatie heeft, moet doorlopen. Lessen Nederlandse taal en cultuur worden gecombineerd met een vakopleiding, vrijwilligerswerk of een betaalde baan. Hoog opgeleide nieuwkomers volgen een voortraject dat aansluit op hun specifieke situatie.
-
Het Nederlands is de voertaal voor iedere Nederlandse burger. Diensten van de overheid aan de burger worden in het Nederlands aangeboden. Als burgers in hun communicatie met de overheid vertaling nodig hebben, moeten ze een beroep doen op vertalers in hun eigen omgeving of anders zelf een tolk bekostigen. Vluchtelingen kunnen in de eerste periode van hun verblijf in Nederland wel gebruikmaken van gratis tolkendiensten.
-
Nederlands leren wordt gestimuleerd. Er zijn nog steeds veel immigranten die hier al decennia wonen, maar vanwege een taalbarrière nog nauwelijks deelnemen aan de maatschappij. Ook deze mensen worden gestimuleerd de Nederlandse taal te leren, bijvoorbeeld door taalles te stellen als voorwaarde voor een uitkering.
-
Nederlanders die bij hun geboorte een tweede nationaliteit hebben meegekregen hoeven deze niet op te geven. Een dubbel paspoort is onderdeel van hun identiteit. Loyaliteit voor een land wordt niet bepaald door de nationaliteit, maar door de acceptatie van een individu door de maatschappij en van die maatschappij. Dwingen een nationaliteit op te geven werkt averechts.
-
De leges voor verblijfsvergunningen en naturalisatie gaan fors omlaag tot een redelijk niveau.
Kennismigratie biedt kansen. Voor Nederland en voor het land van herkomst. Kennismigranten doen kennis op om toe te passen in hun land van herkomst of leveren een bijdrage als onderzoeker of kenniswerker, noodzakelijk voor de innovatiekracht van Nederland. Zonder kenniswerkers geen kenniseconomie. Het is dan ook noodzakelijk werk te maken van een selectief kennismigratiebeleid.
De bescherming van vreemdelingen
Het opkomen voor vreemdelingen is een christelijke roeping. Als Nederland voor vluchtelingen geen wijkplaats is, werken wij mee aan hun onderdrukking. De ChristenUnie maakt zich dan ook sterk voor een rechtvaardig en barmhartig asielbeleid.
Nederland kan niet onbeperkt mensen opnemen die vooral uit economische motieven naar Nederland willen komen. De overheid zet zich dan ook in voor de verbetering van economische perspectieven in landen van herkomst. Onder andere door een effectieve besteding van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Verder is het van belang dat opvang van vluchtelingen en de toetsing van asielaanvragen zo dicht mogelijk bij de bron plaatsvindt, bij voorkeur in opvangcentra onder beheer van de Verenigde Naties. Nederland stelt daarvoor, vanuit het budget voor ontwikkelingssamenwerking per jaar een substantieel bedrag aan de UNHCR beschikbaar. Nederland verplicht zich tegenover de UNHCR om een substantieel hoger aantal vluchtelingen op te nemen, die uit een gevaarlijke en uitzichtloze situatie dringend herhuisvesting nodig hebben.
Daarnaast blijft er de verantwoordelijkheid voor vluchtelingenbescherming in Nederland. Het vluchtelingenbeleid zal meer in samenwerking tussen en in afstemming met de EU geregeld moeten worden. Uitgangspunt is de beste asielpraktijk en niet de slechtste. Sinds de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet in 2001 is het aantal asielaanvragen substantieel teruggebracht van 60.000 naar minder dan 15.000 in 2011. Het is nu tijd om het steeds strengere asielbeleid om te buigen naar een rechtvaardiger en humaner beleid. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de kritiek van internationale mensenrechtenorganisaties en kan weer royaal invulling worden gegeven aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Rechten van het Kind en de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. In dat kader wordt het volgende 10-puntenplan uitgevoerd:
-
De rechten van asielkinderen krijgen een eigen plaats in het vreemdelingenbeleid. Deze rechten worden expliciet meegewogen in de asielprocedure. De ChristenUnie introduceert een wettelijke verblijfsgrond voor kinderen die na een verblijf van 5 jaar in Nederland geworteld zijn. Het aantal verhuizingen tijdens een asielprocedure wordt beperkt om kinderen stabiliteit te bieden.
-
De ChristenUnie introduceert een ambtshalve toetsmoment voor asielzoekers die meer dan 5 jaar in procedure zitten. Daarbij wordt in ieder geval getoetst aan schrijnendheid en medische gronden.
-
Vreemdelingen die in ons land zijn overgegaan naar een andere godsdienst worden in geen geval gedwongen terug te keren naar het land van herkomst, indien daar in de praktijk sprake is van vervolging van betrokkene. Dit is in het bijzonder een aandachtspunt bij terugkeer naar islamitische landen.
-
Drie maanden na indiening van het asielverzoek gaat het recht op taalonderwijs in en mag de asielzoeker werk zoeken om daarmee in het eigen levensonderhoud te voorzien en het welzijn te verbeteren, zonder dat hieraan verblijfsrechten kunnen worden ontleend.
-
In het vreemdelingenbeleid wordt het recht op gezinsleven gerespecteerd. Gezinnen worden niet gescheiden. Vluchtelingen worden in staat gesteld zo spoedig mogelijk met hun gezinsleden te herenigen. De nareistermijn wordt geschrapt.
-
Het lokale bestuur en de lokale gemeenschap worden betrokken bij de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid door de minister.
-
De feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijke zorg in het land van herkomst is leidend bij de beoordeling van de aanvraag voor een medische verblijfsvergunning.
-
De overheid biedt asielzoekers in procedure in Nederland veilige opvang aan. De overheid heeft een zorgplicht, ook ten aanzien van uitgeprocedeerde asielzoekers, zodat mensen geestelijk en lichamelijk gezond blijven. Kinderen noch volwassenen mogen op straat worden gezet.
-
Er wordt werk gemaakt van het ontwikkelen van alternatieven voor vreemdelingendetentie. Detentie wordt alleen als uiterste middel gebruikt. Kinderen horen niet in detentie.
-
Een effectief terugkeerbeleid. Als na een zorgvuldige asielprocedure is beoordeeld dat er geen bescherming nodig is, komt terugkeer aan de orde. Daarbij is vrijwillige terugkeer de meest duurzame vorm van terugkeer met het beste perspectief op een succesvolle re-integratie. Daarvoor is persoonlijke begeleiding en individueel maatwerk noodzakelijk. Uitgeprocedeerde asielzoekers mogen geen slachtoffer worden van de weigering van hun land van herkomst hen weer op te nemen. Na herhaalde weigering hebben ze op humanitaire gronden recht op een verblijfsvergunning
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Leven met religieuze verschillen
Onze samenleving is ook een multireligieuze samenleving geworden. Met name de komst van de islam plaatst Nederland voor een nieuwe uitdaging. Het christendom en de islam verschillen fundamenteel van elkaar. Islamitische landen hebben veelal een gebrek aan politieke en religieuze vrijheid. Zo is het pijnlijk te constateren dat christenen, Joden en andere minderheden in islamitische landen vervolgd worden of als tweederangsburger worden beschouwd.
Het debat over de gevolgen van de komst van de islam en de identiteit van Nederland moet gevoerd worden. Voor de ChristenUnie zijn in dat gesprek de christelijke waarden die onze cultuur mede hebben gevormd leidend. Onze fundamentele vrijheden, zoals godsdienstvrijheid, zijn van groot belang. Dat is voor de ChristenUnie geen ‘concessie’, maar een kwestie van ‘confessie’. Geloof kan niet worden afgedwongen met geweld. Daarom kan vrijheid niet met onvrijheid worden verdedigd. De ChristenUnie zal nooit instemmen met de inperking van fundamentele vrijheden voor een specifieke groep, of dit nu gaat om christenen of moslims. De ChristenUnie kiest voor:
-
Ruimte voor religie in de publieke ruimte. Iedereen, christen of niet, heeft de vrijheid om ook in het publieke domein zijn hart te laten spreken. Ruimte voor religie in het publieke domein betekent ook dat het gebedshuizen vrij staat om, bijvoorbeeld door het luiden van klokken, gelovigen naar de eredienst te roepen. De bevoegdheid om dit nader in te vullen is aan gemeenten.
-
Het bevorderen van de integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Daartoe wordt de bemoeienis met Nederlandse minderheden vanuit de landen van herkomst, zoals de verplichte dienstplicht in het land van herkomst, ontmoedigd.
-
Een verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding als boerka’s, waar de openbare orde, de veiligheid of de normale sociale interactie wordt belemmerd. Omdat wij elkaar ons gezicht laten zien, verdraagt gelaatsbedekkende kleding zich slecht met normale sociale interactie. Waar de openbare orde, de veiligheid of de normale sociale interactie wordt belemmerd, is een verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding als boerka’s gerechtvaardigd (OV, scholen, openbare gebouwen).
-
Bescherming tegen de import van onvrijheid. Iedere Nederlander heeft de vrijheid van vereniging, godsdienst en meningsuiting. Maar financiële ondersteuning van Nederlandse culturele, politieke en religieuze instellingen vanuit aantoonbaar onvrije landen (zoals Saoedi-Arabië en Iran) is niet toegestaan. Een vrije samenleving mag beschermd worden tegen de import van onvrijheid.
-
De overheid voert noch een religieus noch een seculier voorkeursbeleid. Identiteitsgebonden en niet-identiteitsgebonden maatschappelijke organisaties worden, bijvoorbeeld in het subsidiebeleid, op gelijke voet behandeld. De scheiding tussen kerk en staat betekent ook, dat de overheid zich niet behoort te bemoeien met kerkelijke aangelegenheden.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Ruimte voor creativiteit en diversiteit
Ook in kunst en cultuur zien we de identiteit van een samenleving terug. Daarom zijn kunst en cultuur primair van en voor de samenleving. De rol van de overheid beperkt zich voornamelijk tot die van opdrachtgever en subsidieverstrekker. Ook is de overheid hoeder van ons materiële en immateriële erfgoed. Bijzondere gebouwen, voorwerpen, tradities en verhalen tonen de geschiedenis van ons land en verdienen bescherming.
Het bevorderen van cultureel ondernemerschap is de mantra waarmee veel bezuinigingen op kunst en cultuur verdedigd zijn. Daarmee is vooral bedoeld dat de culturele sector minder afhankelijk wordt van overheidssubsidies en meer eigen inkomsten genereert. De ChristenUnie vindt de focus op cultureel ondernemerschap ook belangrijk, maar het is wel een eenzijdige benadering van de bezuinigingen die geen recht doet aan het culturele veld.
In de eerste plaats mag van de overheid verwacht worden dat zij niet alleen aandacht heeft voor de economische waarde van kunst en cultuur, maar ook voor de maatschappelijke waarde en voor de artistieke of intrinsieke waarde. Bij volledige ‘vermarkting’ van de culturele sector, zal het meer bijzondere culturele aanbod verdwijnen. Het subsidiebeleid zal daarom mede gericht moeten zijn op het in stand houden van een divers aanbod waarin ook voor het bijzondere een plek blijft.
Ook is het belangrijk dat de overheid een omslag in haar denken maakt bij het subsidiebeleid. Als zij verwacht dat de culturele sector ondernemender wordt, moet zij de culturele sector ook als ondernemers benaderen. Dat is: niet langer tekorten financieren, maar subsidie verstrekken aan producten met maatschappelijke waarde en daar heldere afspraken over maken.
Voor de culturele sector zelf geldt dat zij moet samenwerken en bruggen slaan naar de samenleving. Decentrale overheden kunnen een impuls geven aan het bevorderen van cultureel ondernemerschap, door alle betrokken partijen (cultuursector, bedrijfsleven, toerisme en recreatie, maatschappelijke organisaties en inwoners) bij elkaar te brengen en methoden en ervaringen uit te wisselen.
De ChristenUnie vindt het belangrijk dat kinderen en jongeren met kunst en cultuur in aanraking komen. Door beoefening van de amateurkunsten ontdekken en ontplooien zij hun creatieve talenten. Kunst- en cultuureducatie is een belangrijk onderdeel van hun vorming en een waardevolle aanvulling op het reguliere onderwijs. Scholen kunnen heel goed in vrijheid hier een eigen invulling aan geven. Provinciale instellingen voor kunst- en cultuureducatie kunnen hierbij behulpzaam zijn door een breed aanbod van lespakketten samen te stellen.
Kunst weerspiegelt de visie van de kunstenaar op de ons omringende wereld. Uitingen van – veelal moderne – kunst en cultuur kunnen een gevoel van vervreemding oproepen, omdat beschouwers niet het wereldbeeld herkennen dat hun wordt voorgehouden. Kunst kan gewoon mooi zijn, maar kan ook verrassen, mensen uit het vanzelfsprekende trekken en aansporen tot bezinning en reflectie. De overheid past terughoudendheid bij het opstellen van normatieve kaders en stimuleert veeleer het debat in de samenleving over kunst en cultuur. Godslastering en het aanzetten tot geweld en discriminatie zijn nooit acceptabel.
Erfgoed staat niet op zichzelf, maar maakt veelal onderdeel uit van de regionale of lokale geschiedenis. Instandhouding van het cultureel erfgoed kan daarom het beste in samenhang met andere (ruimtelijke) vraagstukken in een gebied opgepakt worden. Nieuwe functies (herbestemming) maken daar nadrukkelijk onderdeel van uit. Kerkgebouwen en industrieel erfgoed uit het recente verleden verdienen meer aandacht in het erfgoedbeleid.
-
Oog voor het bijzondere. De overheid geeft zich in het subsidiebeleid rekenschap van een divers cultureel aanbod en heeft voldoende oog voor het meer bijzondere aanbod, waar de ‘markt’ weinig waarde aan toekent.
-
Minder subsidie, meer creatieve financiering. Financieringsvormen zoals garantieregelingen of leningen die na aflossing opnieuw aan anderen kunnen worden verstrekt kunnen startende getalenteerde kunstenaars helpen hun beroepspraktijk op te bouwen.
-
Kunst- en cultuureducatie op scholen is belangrijk, maar scholen bepalen zelf hoe zij daar invulling aan geven.
-
Bescherming van monumenten, oude kerken en cultureel erfgoed. Ons materiële en immateriële erfgoed verdient bescherming op basis van heldere selectiecriteria. Instandhouding van het cultureel erfgoed wordt in samenhang met andere (ruimtelijke) vraagstukken in een gebied opgepakt.
Een vrij en toegankelijk internet is belangrijk voor de Nederlandse economie en samenleving. Internet biedt grenzeloze mogelijkheden. De internetgebruiker heeft daarbij behoefte aan solide bescherming van de privacy, maar krijgt die onvoldoende. En dat terwijl de ontwikkelingen op het gebied van internet, mobiele telefonie en media in hoog tempo doorgaan. Internetgebruikers moeten de vrijheid hebben om zelf de provider te kiezen die ze willen.
-
Internetfiltering blijft mogelijk. Internetfiltering door providers, zoals Kliksafe, moet mogelijk blijven. Hierdoor kunnen kwalijke internetpraktijken afgeschermd worden, onder andere in het belang van kinderen.
-
Bescherming van de privacy in het digitale tijdperk. Het zorgvuldig omgaan met persoonlijke gegevens blijft belangrijk, juist bij internetverkeer.
-
Tegengaan van internet- en gameverslaving. De hulpverlening wordt beter afgestemd op de problemen van internet- en gameverslaving.
Voor de Nederlandse samenleving is een onafhankelijke, pluriforme en in de samenleving verwortelde publieke omroep van cruciaal belang. De publieke omroep geeft mensen en groepen een stem, draagt bij aan overdracht van kennis en waarden en biedt een forum voor maatschappelijke discussie, waarin we van mening kunnen verschillen. Het publieke bestel blijkt één van de goedkoopste van Europa te zijn en bovendien opgewassen tegen de concurrentie met de commerciële omroepen. De ChristenUnie is dan ook een voorstander van handhaving van dit publieke bestel waar inhoud en bereik hand in hand gaan, met als hart duidelijk geprofileerde ledenomroepen. Dat geeft ook een grote verantwoordelijkheid aan de publieke omroepen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het niveau van de aangeboden programma’s.
De klassieke publieke omroep, met vaste uitzendtijden en een strakke programmering bestaat immers niet meer. Mensen kijken steeds meer op een moment dat het hen uitkomt, of alleen nog via internet. De ChristenUnie wil de Mediawet hierop aanpassen zodat publieke omroepen ook andere vormen van programma-aanbod kunnen ontwikkelen. Ook in het digitale domein kan de publieke omroep een volwaardige rol spelen. Het belang van onafhankelijkheid en pluriformiteit is hier evenzeer van waarde.
-
Omroepbudgetten langer vastleggen. Om de continuïteit te bevorderen wordt de toekenning van het budget voor de publieke omroepen voortaan gekoppeld aan de concessieperiode. Het aantal leden moet zwaarder dan nu meewegen bij de verdeling van het budget. Dit omdat daarmee de verworteling van de omroepverenigingen in de samenleving wordt aangetoond.
-
Ruimte voor levensbeschouwelijke omroepen. In een pluriforme samenleving vindt de ChristenUnie het belangrijk dat er uitdrukkelijk ruimte gemaakt wordt voor programma’s met een duidelijk herkenbare identiteit en kwetsbare genres zoals levensbeschouwing. Wij vinden het belangrijk dat christenen zich kunnen blijven herkennen in de programmering bij de publieke omroep.
-
Beperking van de rol van de Nederlandse Publieke Omroep. De NPO coördineert de programmering en operationele activiteiten worden alleen dan door de NPO gedaan als uitvoering door omroepen niet wenselijk is.
-
Een veilig en verantwoord media aanbod. In de Mediawet zijn hier richtlijnen voor opgenomen. De samenleving kan de ombudsman van de publieke omroep hierop aanspreken.
-
Geen verkapte loterijen op de tv. Er komt een strakke regulering van belprogramma’s. Geen seksreclameblokken op de open commerciële zenders in de nachtelijke uren.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
De overheid: bondgenoot van de burger
De samenleving wordt in de eerste plaats gevormd door burgers zelf en door bedrijven en andere organisaties. Samen nemen ze verantwoordelijkheid, gaan verplichtingen aan en maken de samenleving leefbaar in hun onderlinge relaties. Een vrije samenleving in een democratische rechtsstaat kan alleen bloeien als we er vertrouwen in hebben en ons gedrag richten naar de kernwaarden waar het in de rechtsstaat om draait. Het in stand houden van de rechtsstaat vergt inspanningen van overheid en burger. Iedereen heeft plichten jegens de gemeenschap.
Burgers kunnen een beroep doen op de overheid als hun veiligheid of bestaanszekerheid in het geding is. De overheid doet wat de burger zelf niet tot stand kan brengen en zij is daarmee noodzakelijk voor het goed functioneren van de samenleving. De ChristenUnie kiest voor een beperkte, daadkrachtige overheid, die zich opstelt als bondgenoot van burgers. Dat uit zich allereerst in het voorschrijven en handhaven van het recht. Daarnaast komt dit tot uiting in het opkomen voor kwetsbaarheid, zowel van mensen als de schepping. Dit gaat niet zover dat de overheid verplicht is tot het afdekken van alle risico’s en wensen in het leven van haar burgers. Tot slot geeft de overheid kaders en richting aan ontwikkeling. Daarna komt pas de rol van de overheid als beslisser en afdwinger.
Omdat de overheid besluiten kan afdwingen worden er hoge eisen gesteld aan overheidshandelen. De ChristenUnie staat voor een overheid die betrouwbaar, transparant en herkenbaar is. En daarmee het vertrouwen van de burger waard is. Als goed rentmeester gaat de overheid sober en doelmatig met de publieke middelen om. De ChristenUnie gaat voor een benaderbare overheid, zowel met nieuwe communicatiemiddelen, als in persoonlijk contact aan de balie. De overheid neemt de burger serieus. Daarom worden burgerinitiatieven aangemoedigd. Bij rechten horen plichten en verantwoordelijkheden (handvest burgerschap). Naast het afnemen van diensten door burgers, vraagt de overheid burgers zich in een vroeg stadium uit te spreken (beginspraak, interactief beleid). Een taak kan het beste uitgevoerd worden zo dicht mogelijk bij de burger. De beslissing wordt bij voorkeur genomen op de plaats waar die ook effect heeft.
In de afgelopen jaren zijn ministeries samengevoegd. Dat waren goede beslissingen, maar de indeling van alle ministeries kan logischer en slanker. De in gang gezette decentralisaties worden doorgevoerd. Daarnaast is er veel bestuurlijke drukte rond lokale en regionale samenwerking en opschaling, waardoor de overheid te veel met zichzelf bezig is. Dit belemmert inzet van mensen en middelen om de grote problemen in de samenleving op te lossen. Dus wordt het tijd deze interne discussies af te ronden en aan het werk te gaan voor de gemeenschap. De door vorige kabinetten ingezette bezuinigingen op diverse ministeries wordt doorgezet. Aanvullend daarop moet verder worden gesneden in de overheid (alle overheden), maar dan niet meer met de kaasschaafmethode, maar op inhoudelijke gronden, bijvoorbeeld daar waar taken zijn of worden gedecentraliseerd.
De bestuurlijke inrichting van Nederland blijft in stand. De gemeente is als de meest nabije bestuurslaag het overheidsloket, met als kerntaak het bedienen van de directe leefomgeving en het sociale domein. De provincies hebben een regierol en ontwikkeltaak voor verkeer en vervoer, landschap, recreatie en natuur. Daarnaast gaat de provincie over het ruimtelijk economisch domein en het regionale cultuurbeleid. Het Rijk beperkt zich tot kaderstellend nationaal bestuur en voert alleen die taken zelf uit die van nationaal belang zijn. Beheerstaken in het fysieke domein worden, waar verantwoord, aan provincies of gemeenten overgedragen.
De ChristenUnie kiest voor:
-
Bij een kabinetscrisis eerst proberen zonder verkiezingen een nieuw kabinet te formeren. Na een kabinetscrisis wordt bij voorkeur gezocht naar mogelijkheden om binnen de bestaande verhoudingen in de Tweede Kamer een nieuw kabinet te formeren.De mogelijkheid tot ontbinding van de Tweede Kamer en uitschrijven van vervroegde verkiezingen vervalt hiermee niet, maar wordt wel minder vanzelfsprekend.
-
Minder controle tussen overheden onderling. Raden en staten zijn prima in staat om hun besturen te controleren. Dat hoeft een andere overheid dus niet te doen.
-
Meer algemene regels in plaats van gedetailleerde vergunningen. Om regeldruk te verminderen worden in alle bestuurslagen vergunningstelsels waar mogelijk omgezet in algemene regels. Wie een loopje neemt met de regels, wordt aangepakt. Wie zich daar keurig aan houdt, krijgt minder controle.
-
Eén loket voor burgers. In contacten met burgers en bedrijven is één bestuurslaag het aanspreekpunt per taak.
-
De overheid moet durven loslaten. Daarom wordt gedecentraliseerd zonder ‘gouden koorden’ (specifiek geld en controle).
-
Gemeenten en provincies krijgen een robuust belastinggebied. Vanwege democratische verantwoording krijgen gemeenten en provincies meer mogelijkheden om belastingen te heffen. Dit mag per saldo niet tot lastenverzwaring leiden.
-
Herindeling alleen van onderop. Het opschalen van gemeenten of provincies vindt in beginsel alleen plaats van onderop. Hierbij moet aandacht zijn voor nabijheid via dorps- en wijkraden en decentrale loketten.
-
Minder bestuurlijke drukte. Bestuurlijke samenwerkingsconstructies (zoals WGR’s) worden stevig ingeperkt en taken worden uitgevoerd door de democratisch gelegitimeerde bestuurslaag die het beste past qua aard en/of schaal.
-
Een vervoersautoriteit voor de Randstad. Taken op het gebied van infrastructuur en openbaar vervoer liggen zowel bij provincies, grote steden als regio's. Gebruikers van OV en weginfrastructuur zijn gebaat bij eenduidigheid. Om die reden is het goed dat er een vervoersautoriteit komt voor de Randstad.
-
Minder ministeries. Natuur, volkshuisvesting, infrastructuur en milieu worden samengevoegd tot hét ministerie van de leefomgeving. Economische zaken, landbouw en innovatie wordt hét ministerie voor ondernemers en innovatie.
-
Regionale spreiding Rijksdiensten. Bij concentratie van Rijksdiensten is behoud van regionale werkgelegenheid uitgangspunt.
-
Product- en bedrijfsschappen worden afgeslankt naar kerntaken. Belemmeringen voor leden worden opgeheven.
-
De Balkenendenorm is uitgangspunt. In de publieke en semi-publieke sector verdient niemand méér dan de premier.
-
Wij zijn blij met de brandweervrijwilliger. De brandweerorganisaties worden in 2014 geregionaliseerd. In dit proces is zorg voor de inzet en belangen van de vrijwilliger.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Een samenbindende grondwet
De verankering van het overheidsgezag in het recht is essentieel. Grondrechten beschermen burgers tegen willekeur en overschrijding van de bevoegdheden op terreinen die toebehoren aan burgers, kerken en andere levensbeschouwelijke instellingen, scholen en bedrijven.
De ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse samenleving is bepalend voor de wijze waarop we in een pluriforme gemeenschap in vrede met elkaar omgaan. Het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet spelen hierbij een belangrijke rol. In de Grondwet wordt daarom een algemene bepaling opgenomen. Deze bepaling geeft uitdrukking aan de historische identiteit en de dragende waarden van de Nederlandse samenleving. Kennis van de inhoud van het Statuut en de Grondwet en van de geschiedenis van het Koninkrijk dragen bij aan burgerschapsvorming. Het koningschap belichaamt de verbondenheid van allen in Nederland.
Daarom maakt de ChristenUnie de volgende keuzes:
-
Het recht op leven wordt vastgelegd in de Grondwet. Het menselijk leven heeft volledige rechtsbescherming vanaf de bevruchting tot aan de dood.
-
Geen rangorde tussen grondrechten. Er wordt geen rangorde aangebracht tussen de verschillende vrijheidsrechten in de Grondwet.
-
Het recht op gelijke behandeling wordt uitgebreid. Artikel 1 wordt aangepast zodat ook discriminatie op basis van handicap of geaardheid wordt tegengegaan.
-
De Nederlandse taal wordt grondwettelijk verankerd. Naast opname van Fries in de Grondwet, wordt de decentralisatie van het Friese taalonderwijs in bevoegdheid en middelen overeenkomstig het voorstel van de commissie Hoekstra doorgevoerd. Aan de overige talen in het Koninkrijk, Papiaments en Engels, wordt in het Caribisch deel van Nederland op gelijke wijze recht gedaan.
-
Rechters moeten wetten kunnen toetsen aan de grondwet. Het verbod om wetten rechterlijk te toetsen aan de Grondwet wordt daarom afgeschaft. Dit versterkt het gezag van de Grondwet. In hoogste instantie beslist een Constitutioneel Hof over de uitleg van de Grondwet.
-
Grondwetsuitleg op verzoek parlement. Indien de Raad van State in zijn advies concludeert dat een wetsvoorstel grondwetsuitleg vergt, kan dit wetsvoorstel slechts, als ten minste 30 Kamerleden dit verlangen, worden aangenomen door de Tweede Kamer met een gekwalificeerde meerderheid van tweederde.
-
Het parlement gaat over internationale verdragen. Om het Nederlands parlement intensiever te betrekken bij de totstandkoming van internationale verdragen worden deze met een tweederde meerderheid aangenomen.
-
Het recht op en de toegangsmogelijkheden tot de rechter worden niet ingeperkt.
-
Burgers worden beschermd tegen de nadelige (privacy)effecten van digitalisering.
Dienstbare burgers in een verbonden samenleving
-
Er komt een Handvest verantwoordelijk burgerschap. Deze bepaalt overheid en burger elk bij hun eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden voor de instandhouding van de leefbaarheid van de samenleving.
-
Verschillen in levensovertuiging of godsdienst leiden niet tot uitsluiting. Zoals van de mogelijkheid om bepaalde beroepen uit te oefenen. Werkers in de zorg met bezwaren tegen abortus provocatus en euthanasie mogen geen benadeling ondervinden bij de toelating tot opleidingen en uitvoering van het werk. Waar het dragen van een hoofddoekje niet op functionele bezwaren stuit, vormt dit evenmin een belemmering.
-
De overheid respecteert ieders levensbeschouwing. Gemeenten en andere overheidsorganen houden bij publieke handelingen en manifestaties rekening met de levensbeschouwelijke en religieuze pluriformiteit van de bevolking en gewetensbezwaren van ambtenaren.
-
Zorgvuldig omgaan met opslag van persoonsgegevens. Bewaartermijnen van gegevens van burgers door de overheid en in het bijzonder door bedrijven worden daarom beperkt.
-
Minder boetes bij identificatieplicht. Als burgers door feiten en omstandigheden hun identiteit genoegzaam kunnen aantonen, wordt geen boete opgelegd in verband met de identificatieplicht.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Het nieuwe Koninkrijk na de ontmanteling van de Nederlandse Antillen
Sinds 10 oktober 2010 bestaat het Koninkrijk der Nederlanden uit vier autonome landen: Nederland, Aruba, Curaçao en St. Maarten. Ook is Nederland als land drie ‘gemeenten’ rijker: Bonaire, St. Eustatius en Saba.
Het Caribische deel van het Koninkrijk
Het nieuwe Koninkrijk voldoet nog niet afdoende aan een essentieel vereiste in een rechtsstaat: de gelijkwaardigheid van alle burgers binnen het Koninkrijk. In een nieuw Masterplan voor het Koninkrijk der Nederlanden moet een oplossing worden gevonden voor het ‘democratisch gat’ bij beslissingen die de autonome landen in het Caribische gebied aangaan. Rijkswetgeving die alle landen binnen het Koninkrijk aangaat kan, om recht te doen aan de gelijkwaardige verhoudingen, alleen op basis van consensus tot stand komen. Ondertussen is wel degelijk veel bereikt. De nieuwe staatkundige status geeft energie en elan. Toch is er voor Curaçao en St. Maarten nog een lange weg te gaan. De rechtshandhaving, het democratiseringsproces en de overheidsfinanciën verdienen verdere versterking. De sociale en economische positie vraagt aandacht. Aruba ziet zich na een periode van bloei geconfronteerd met een groot begrotingstekort. In samenwerking met Nederland streven we naar het terugdringen hiervan.
Deze uitgangspunten leiden tot de volgende maatregelen:
-
Respect voor de eigen taal, cultuur en tradities van de eilanden. Alleen dan is instandhouding van de goede relatie tussen de landen binnen het Koninkrijk mogelijk.
-
Vrij verkeer van personen binnen het Koninkrijk, binnen afspraken die hieromtrent tussen landen en landsdelen worden gemaakt. Koninkrijksburgers kunnen niet over en weer tussen de landen en landsdelen worden uitgezet.
-
Het waken over de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur blijft een zaak van het Koninkrijk. In lijn hiermee is ook het waarborgen van kinderrechten een Koninkrijksaangelegenheid; dit zal voor de Koninkrijksconferentie van 2013 worden geagendeerd.
-
Geen nodeloze en eindeloze beperking van de autonomie van de nieuwe landen. Datdraagt niet bij aan een verdere ontwikkeling naar het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Consensusrijkswetten die ontwikkeling van de nieuwe autonome landen in de weg staan krijgen daarom vanaf 2015 een in tijd beperkte geldingskracht van ten hoogste vier jaren.
Het Caribische deel van Nederland
De staatkundige positie van Bonaire, St. Eustatius en Saba binnen Nederland is niet goed geregeld. Als openbare lichamen lijken het gemeenten, maar ze zijn het niet helemaal. Te vaak worden de Caribische inwoners van ons land anders behandeld dan de Nederlandse inwoners. Bijvoorbeeld voor wat betreft een scala van sociale voorzieningen. Zelfs het woonlandbeginsel is op de eilanden van toepassing verklaard zodat binnen één land sommigen meer kinderbijslag ontvangen dan anderen. Dit alles staat op gespannen voet met het principe van Nederland als gedecentraliseerde eenheidsstaat. Tegelijk is onnodig en ontijdig Nederlandse wetgeving opgelegd die strijdt met opvattingen en cultuur op de eilanden, zoals de legalisering van euthanasie en abortus provocatus.
Deze gang van zaken overschaduwt de positieve ontwikkelingen van de integratie die er zeker ook zijn. Zoals kwalitatief onderwijs, gratis schoolboeken en een algemene ziektekostenverzekering. Respect voor de eigen taal en cultuur vereist een soortgelijke grondwettelijke bescherming van Papiaments en Engels als de ChristenUnie voorstaat voor het Fries in het Europees deel van Nederland.
-
Zorgvuldige integratie. Verdere integratie en verankering van de status van de eilanden in de Grondwet kan alleen plaatsvinden na evaluatie van de regelingen van 2010 en nadat de inwoners door middel van een referendum zich hierover hebben kunnen uitspreken.
-
Inspraak eilandsbesturen en eilandbewoners. Conform de wettelijk vastgestelde afspraken (zie artikel 154 en 209 WOLBES) willen wij een reële inspraak door eilandsbesturen en eilandbewoners. Om de belangen van de drie eilanden gedurende de verdere integratie in Nederland goed te waarborgen willen wij een coördinerend bewindspersoon instellen die eindverantwoordelijkheid draagt en zal moeten worden voorzien in een permanente vertegenwoordiger van de eilanden in Den Haag.
-
De vrije uitkering wordt verhoogd. De verhoging is zeer nodig gelet op de middelen die nodig zijn voor onderhoud, infrastructuur, integrale wijkaanpak en armoedebestrijding.
-
Sociale voorzieningen op peil. Een aantal sociale voorzieningen op de eilanden ligt nog ver beneden wat in Nederland acceptabel is. Wij willen dit niveau verhogen en investeren daarom in collectieve voorzieningen als kinderbijslag, kinderopvangtoeslag en arbeidsongeschiktheidsuitkering. De aanpak van laaggeletterdheid heeft prioriteit; het is de beste weg uit armoede. Een flexibel systeem van het ‘invliegen’ van medisch specialisten en tandartsen kan lange wachtlijsten voorkomen.
-
Mogelijkheden voor terugkeer van geschoolde werknemers. Dat draagt bij aan versterking van de lokale economie. Er komt daarom een remigratieplan voor afgestudeerden en professionals afkomstig van Bonaire, St. Eustatius en Saba.
-
Beter investeringsklimaat. Er is een stevige impuls nodig om, in samenwerking met de eilandsbesturen het investeringsklimaat verder te verbeteren en de economie te stimuleren. Hiertoe wordt een fonds in het leven geroepen.
-
De eigenheid en cultuur van Bonaire, St. Eustatius en Saba verdient bescherming. De integratie van de eilanden in Nederlandse wet- en regelgeving gaat uit van dit uitgangspunt.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
2. Jongeren: kundig en kansrijk
Een veilig en gezond opgroeiklimaat voor kinderen in de 21e eeuw. Dat is waar het voor de ChristenUnie om draait in het Jeugd-, Gezins- en Onderwijsbeleid. Dat is in het belang van kinderen zelf en van de samenleving. Door opvoeding en onderwijs ontplooien kinderen hun talenten en bouwen ze aan een goede basis voor de rest van hun leven. Daarvoor zijn sterke gezinnen nodig en een sociale omgeving die de waarden van de opvoeding ondersteunt en niet ondermijnt. Voor een gezond opgroeiklimaat zijn goede scholen nodig. Scholen en leraren krijgen de ruimte om kwaliteit te bieden.
Ouders zijn dus eerst aan zet. Zij beslissen aan de keukentafel hoe zij de zorg voor hun kinderen vormgeven en de taken rond arbeid en zorg verdelen. De ChristenUnie zet in op maximale keuzevrijheid voor ouders met jonge kinderen, door de overdraagbare heffingskorting en de ouderschapsverlofkorting voor hen te behouden. Dus geen ‘boetes’ op gerechtvaardigde keuzes van ouders bij het verdelen van arbeid en zorg.
Als ouders moeite hebben met het opvoeden, moet er via de Centra voor Jeugd en Gezin laagdrempelige opvoedingsondersteuning beschikbaar zijn voor ouders die advies of hulp nodig hebben. Als de problemen hen boven het hoofd groeien, is het noodzakelijk om snel specialistische hulp in te schakelen. Deze hulpverlening zorgt voor een veilige omgeving voor het kind en betrekt de ouders en hun sociale netwerk bij de opstelling van een plan van aanpak, om zo de eigen kracht van het gezin te versterken. Voor ouders die het niet op eigen kracht redden is toegankelijke en effectieve jeugdhulpverlening noodzakelijk.
Talent moet ontwikkeld worden. Onderwijs is daarbij van groot belang. Nederland heeft blijvend behoefte aan goed opgeleid talent. Maar onderwijs heeft meer dan een economische waarde. Het is een randvoorwaarde voor een constructieve deelname aan de samenleving. Onderwijs is dan ook geen kostenpost, maar een investering voor de toekomst. De ChristenUnie investeert in goed onderwijs. De ChristenUnie hecht grote waarde aan Passend Onderwijs en heeft de geplande bezuiniging terug kunnen draaien. Daarnaast investeren we in leerkrachten, want de kwaliteit van leraren is bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs. De ChristenUnie snoeit in de regels, zodat leraren en schoolleiders meer ruimte krijgen om hun echte werk te doen. Het beroepsonderwijs is onmisbaar voor het ontwikkelen van talentvolle jongeren tot goede vakmensen. De ChristenUnie investeert in het tegengaan van schooluitval en verbetert de aansluiting met de arbeidsmarkt. Het hoger onderwijs is van groot belang voor de kenniseconomie, maar heeft een bredere functie. Het Hoger onderwijs ontwikkelt jongeren, het onderzoekt de werkelijkheid en het reflecteert op de samenleving. Het hoger onderwijs blijft dan ook toegankelijk door het behoud van de basisbeurs in de bachelor- én de masterfase. De ChristenUnie kiest voor kundige en kansrijke jongeren.
De ChristenUnie kiest voor:
- Hoe jonger de kinderen, hoe gezinsvriendelijker het beleid. Het bestaansminimum van jonge gezinnen wordt vrijgelaten van belastingheffing door herinvoering van de overdraagbare algemene heffingskorting voor gezinnen met jonge kinderen en instandhouding van de ouderschapsverlofkorting.
- Verhogen kinderbijslag en kindgebonden budget, door het verlagen van de kinderopvangtoeslag. Hierdoor krijgen jonge ouders meer vrijheid om in het spitsuur van hun leven eigen keuzes maken in de verdeling van arbeid en zorg.
- Eén minister voor Jeugd, Gezin en Onderwijs.
- Een gezond opvoedklimaat, dus ook bescherming tegen de schadelijke werking van alcohol en drugs voor de ontwikkeling van jongeren. De leeftijdsgrens voor alcohol wordt verhoogd naar 18 jaar om schadelijk alcoholgebruik onder jongeren aan te pakken.
- De vrijheid van onderwijs. Dit grondrecht geeft ouders de mogelijkheid om een school te kiezen of te stichten die bij hun opvoeding en overtuiging past. De ChristenUnie verzet zich tegen initiatieven die deze vrijheid aantasten, zoals het invoeren van een acceptatieplicht voor scholen.
- Ruimte voor leraren en schoolleiders. De ChristenUnie heeft vertrouwen in de professionaliteit van schoolleiders en leraren. Er wordt fors gesnoeid in het woud van regels, om deze mensen de ruimte te geven hun vak uit te oefenen.
- Passend onderwijs, dus geen bezuiniging en ruimte voor een zorgvuldige invoering.
- Opleiden voor de arbeidsmarkt, door het inzetten op zesjarige vakopleidingen en het beperken van de instroom in opleidingen met weinig arbeidsmarktrelevantie.
- Goedkoop reizen, ook voor MBO studenten. Zij krijgen net als HBO- en universitaire studenten een fikse korting op het reizen met het OV.
- Behoud van de basisbeurs, geen sociaal leenstelsel.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
Kiezen voor jeugd, gezin en onderwijs
De ChristenUnie heeft zich als gezinspartij onderscheiden door het thema Jeugd en gezin de afgelopen jaren hoog op de politieke agenda te plaatsen. Daardoor zijn veel goede ontwikkelingen in gang gezet, die ook de komende jaren de aandacht vragen. Zo ondergaat de jeugdzorg de komende jaren een stelselwijziging, wordt er geïnvesteerd in het voorkomen van schooluitval en het verbeteren van de verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Daarom pleit de ChristenUnie voor één minister voor Jeugd, Gezin en Onderwijs.
Er zijn de afgelopen jaren veel positieve ontwikkelingen geweest: het aantal coffeeshops in de buurt van scholen is verminderd en de verkoop van alcohol aan jongeren is verder aan banden gelegd. Bij seksuele voorlichting gaat het niet alleen meer over het gebruik van voorbehoedsmiddelen, maar is meer aandacht gekomen voor de betekenis van relaties en de weerbaarheid van jongeren tegen ongewenste seksuele omgang. In de jeugdhulpverlening is de focus verlegd van specialistische en verkokerde hulpverlening naar integrale samenwerking rondom multi-probleemgezinnen (één gezin, één plan) en het betrekken van familie en vrienden bij de hulpverlening. Deze ontwikkeling krijgt een impuls door alle provinciale taken binnen de jeugdhulpverlening neer te leggen bij de gemeente, die maatwerk kan leveren omdat zij dichter bij de burgers staat. Inmiddels zijn er in bijna alle gemeenten Centra voor Jeugd en Gezin geopend, om een schakel te zijn bij vroeghulp, preventie en laagdrempelige zorg. Het is een plek waar onderwijs, kinderopvang, zorg, opvoedondersteuning en hulpverlening samenkomen om ouders te helpen bij de opvoeding en waar hulpverleners worden gestimuleerd tot samenwerking.
De balans tussen arbeid en zorg
Opvoeden is een verantwoordelijke taak, waarin ouders elkaar aanvullen. Tijdens het ‘spitsuur’ van het leven combineren jonge ouders vaak een drukke baan met zorgtaken. De keukentafel is de plaats waar uiteindelijk arbeid- en zorgtaken verdeeld worden. Het is niet de taak van de overheid om dit proces sterk te sturen, op door de overheid gewenste uitkomsten. Het is zaak ouders maximale keuzevrijheid te geven in de combinatie van arbeid en zorg.
Daarom kiest de ChristenUnie ervoor om de kinderbijslag te verhogen en gelijk te trekken. Alle kinderen krijgen hetzelfde bedrag, ongeacht leeftijd. Want juist die eerste jaren zijn kostbaar voor ouders, als zij moeten betalen voor opvang of arbeidsuren inleveren. De ChristenUnie herstelt de overdraagbare heffingskorting voor jonge gezinnen om het bestaansminimum voor gezinnen met jonge kinderen vrij te laten van belastingheffing.
-
De ouderschapsverlofkorting blijft bestaan, zodat ook ouders die van hun werkgever geen vergoeding krijgen, verlof kunnen opnemen.
-
De kinderbijslag wordt verhoogd en gelijkgetrokken voor alle leeftijdsgroepen.
-
De mogelijkheid van flexibilisering van arbeidstijden wordt vergroot, bijvoorbeeld door schooltijdbanen en het stimuleren van thuiswerken.
-
Gastouders krijgen de ruimte. Ze worden niet onnodig belast met regelgeving, zodat zij de vorm van opvang kunnen bieden die veel ouders verkiezen.
-
Geen sollicitatieplicht voor alleenstaande bijstandsouders met jonge kinderen. De ChristenUnie wil voorkomen dat deze ouders er niet meer voor hun kinderen kunnen zijn. Voor alleenstaande bijstandsouders met kinderen in de leeftijd tot 5 jaar geldt geen sollicitatieplicht, maar een scholingsplicht. De gemeente kan hen wel helpen met het vinden van een deeltijdbaan of werk dat vanuit huis gedaan kan worden.
-
Nieuwe alimentatieberekening. Problemen rond de alimentatie zijn een bron van conflicten. De ChristenUnie bepleit een uniforme en voor ieder na te rekenen alimentatieberekening. Kinderen houden contact met beide ouders na een scheiding, tenzij dit aantoonbaar schadelijk is voor hun ontwikkeling.
-
Kinderen hebben recht te weten wie hun biologische vader en moeder zijn.
-
Investeren in jeugdwerk. De ChristenUnie gelooft in de potentie van jongeren. Door te investeren in jeugdwerkers/coaches met deskundigheid én hart voor alle jongeren, helpen we jongeren op een positieve wijze zich te ontplooien en helpen we om problemen onder jongeren te voorkomen.
Een gezond opgroeiklimaat is van belang voor de bloei van de jeugd. Jongeren in Nederland drinken nog steeds erg veel, terwijl bekend is dat het gebruik van alcohol leidt tot blijvende schade aan de hersenen. Veel gebruikers van softdrugs zijn jong en zitten nog op school of doen een studie. Blowen vergroot het risico op slechtere school- en studieresultaten en schooluitval: iets wat hun hele verdere leven dramatisch beïnvloedt. Niet alleen blowen, maar elke vorm van roken heeft zeer schadelijke effecten voor de gezondheid en moet daarom blijvend ontmoedigd worden. Seksuele weerbaarheid is niet vanzelfsprekend. Geregeld worden we opgeschrikt door verhalen over meisjes die gedwongen worden tot seks. Het is aan ouders om een gezond opgroeiklimaat te bewerkstelligen, maar waar mogelijk levert ook de overheid een bijdrage.
-
Alcohol naar 18 jaar. Het beschikbaar hebben van alcohol en drugs tot 18 jaar in de publieke ruimte wordt strafbaar gesteld.
-
Voorlichting aan ouders. In preventiecampagnes en voorlichtingsmateriaal wordt ouders gewezen op de risico’s van alcoholmisbruik onder jongeren en de mogelijkheden om dit misbruik terug te dringen.
-
Minder alcoholreclame, meer waarschuwingen op alcoholhoudende dranken en een verbod op stuntaanbiedingen in supermarkten en slijterijen en happy hours in cafés.
-
Scholen en schoolfeesten alcohol- en drugsvrij. In schoolkantines zijn alleen nog gezonde producten verkrijgbaar. Scholen nemen maatregelen om een gezonde levensstijl van jongeren te bevorderen: ze spreken zich expliciet uit dat ze alcohol- en drugsvrij willen zijn, hebben gezonde producten in de schoolkantine, besteden aandacht aan bewegen en sport en promoten een gezonde levensstijl.
-
Gerichte voorlichting tegen internet- en gameverslaving. Jongeren worden geïnformeerd over de gevaren, ouders worden bewust gemaakt van de grens tussen gezond internet- en gamegedrag en verslaving. De hulpverlening wordt beter afgestemd op de problemen van internet- en gameverslaving.
Toegankelijke en effectieve jeugdzorg
Gezin en familie zijn van vitaal belang voor de toekomst van de samenleving. Idealiter groeit een kind op bij de eigen vader en moeder. Maar dat kan niet altijd, want we leven in een gebroken wereld. Daarom heeft de ChristenUnie niet alleen oog voor het ‘traditionele’ gezin, maar zeker ook voor eenoudergezinnen en samengestelde gezinnen, omdat juist zij vaak in een meer kwetsbare positie verkeren. Kinderen die opgroeien in een gebroken gezinssituatie of een eenoudergezin lopen een groter risico op psychosociale of maatschappelijke problemen. Voor deze gezinnen is een sterk sociaal netwerk en de beschikbaarheid van laagdrempelige hulpverlening van groot belang.
De komende jaren worden taken op het gebied van jeugdhulpverlening verplaatst van de provincie naar de gemeente. Zo kan hulp beter onderling worden afgestemd en kan zorg worden afgestemd op de specifieke situatie van de jongere. Gemeenten krijgen vrijheid om een nieuw stelsel vorm te geven, waarin meer ruimte komt voor een professionele inschatting van de situatie en voor oplossingen die protocollen en kaders te buiten kunnen gaan. Hierbij maken de gemeenten gebruik van de diversiteit aan hulpaanbod in de jeugdzorg, ook in levensbeschouwelijke zin. We streven ernaar deze taakoverheveling te koppelen aan de andere geplande taakoverhevelingen vanuit het Rijk naar de gemeente: de decentralisatie van de AWBZ en de sociale werkvoorziening (WWnV). Want dan kan er binnen de gemeente gewerkt worden aan een samenhangende en integrale visie op de preventie van problemen en het begeleiden van kinderen en jongeren naar zorg, hulpverlening en werk. Dan kunnen ook de financieringsstromen gebundeld worden. Daarnaast streven we ernaar dat regio’s waarin het onderwijs en de gezondheidszorg worden georganiseerd, zoveel mogelijk samenvallen.
We stimuleren tijdige signalering en het gebruik van laagdrempelige hulpverlening op plekken waar ouders komen (kinderopvang, scholen, consultatiebureaus), zodat doorverwijzing naar de tweedelijn minder vaak nodig is.
-
Uitgaan van eigen kracht van het gezin. Ouders die hulp nodig hebben, willen tegelijk erkend en gerespecteerd worden als de ouders van hun kind. Daarom wordt samen met hun sociale netwerk een plan van aanpak opgesteld waarin wordt uitgegaan van eigen kracht. Vanuit dit principe proberen hulpverleners de eigen kracht van het gezin te versterken. Elk gezin krijgt één hulpverlener die de zorgcoördinatie ter hand neemt.
-
Centrum voor Jeugd en Gezin centraal. Het Centrum voor Jeugd en Gezin signaleert problemen bij kinderen en gezinnen, geeft ondersteuning, voorlichting en advies, coördineert de zorg en onderhoudt contact met de tweedelijnszorg, politie, justitie en het onderwijs.
-
Ruimte voor instellingen met een eigen identiteit. Ouders moeten voldoende keuzemogelijkheden behouden om hulpverlening te krijgen van identiteitsgebonden instellingen. Landelijk opererende, identiteitsgebonden instellingen die specialistische hulp aanbieden, behouden een plaats in het stelsel, indien zij voldoende kwaliteit leveren.
Niet voor ieder kind is het veilig om in het eigen gezin op te groeien. Als kinderen uit huis geplaatst worden omdat hun ouders niet in staat zijn de nodige zorg te geven, kunnen liefdevolle pleegouders een geweldig verschil betekenen. Hun juridische en financiële positie moet worden versterkt. Zij worden beoordeeld op geschiktheid en een goede match. Geloofsovertuiging mag als zodanig geen reden voor afwijzing van een pleeggezin zijn. Bemiddelende instellingen worden gecontroleerd op kwaliteit en behoren zich ervan te vergewissen dat er geen misbruik plaatsvindt in het pleeggezin.
-
Versterking positie pleegouders. Pleegouders verdienen een adequate vergoeding, minder administratieve rompslomp, meer kennisondersteuning en – indien nodig – zorgverlof. Zij krijgen meer inspraakmogelijkheden via de instelling van pleegouderraden.
-
Sneller duidelijkheid. Als bij langdurig verblijf in feite familiebanden zijn ontstaan, krijgt het pleegkind sneller duidelijkheid over definitieve opname in dat gezin.
In de christelijke traditie is het huwelijk een verbintenis van één man en één vrouw. Daarin onderscheidt het huwelijk zich van andere samenlevingsvormen. Ter voorkoming van onrechtvaardige situaties kan voor niet-huwelijkse samenlevingsvormen een regeling getroffen worden waarin bepaalde rechtsgevolgen, bijvoorbeeld in het belang van eventuele kinderen, worden vastgelegd.
Het Burgerlijk huwelijk wordt in het gemeentehuis gesloten, vaak met een uitgebreide ceremonie door een ambtenaar van de burgerlijke stand die geen nauwe band heeft met het bruidspaar. Niet iedereen zit op deze ceremonie te wachten. De ChristenUnie wil bruidsparen de keuze geven tussen deze ceremonie en de optie om het burgerlijk huwelijk te beperken tot een administratieve handeling bij de balie van het gemeentehuis, waarna het bruidspaar de ceremonie naar eigen wens en op een eigen tijd buiten het stadhuis vorm kan geven.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Onderwijs
Wie onderwijs volgt, wordt daardoor gevormd en kan daardoor zijn door God gegeven talenten ontdekken en ontwikkelen. Onderwijs is een randvoorwaarde voor constructieve deelname aan de samenleving. Daarnaast heeft Nederland als kennisland behoefte aan goed opgeleid talent. Onderwijs is dus een investering, geen kostenpost.
De overheid heeft zich de laatste decennia teveel met de inhoud van het onderwijs bemoeid. Vorming is buiten beeld geraakt en levensbeschouwelijke instellingen krijgen van de inspectie weinig ruimte om leskwaliteit anders in te vullen. De kwaliteit van een school is meer dan een uitslag van meetbare resultaten. Wel moet de meetbare kwaliteit leidend zijn voor bekostiging. De ChristenUnie pleit voor een organisatiestructuur waarbij het management zo laag mogelijk bij de basis wordt gehouden. De positie van kleine scholen in het primair en voortgezet onderwijs die voldoen aan de kwaliteitsnorm moet worden versterkt. De onderwijsgelden dienen vooral de leerlingen ten goede te komen. Als een onderwijsinstelling de menselijke maat bewaart, kan de school niet alleen een leergemeenschap maar ook een waardengemeenschap zijn. Bij fusies in het onderwijs moet in het belang van de leerling/student de menselijke maat weer maatgevend zijn. Eventueel moeten défusies (meer) mogelijk worden.
De ChristenUnie streeft naar onderwijs waar ouders actief betrokken zijn bij de school, waar leerlingen uitgedaagd worden om hun best te doen, waar bevlogen leraren investeren in kinderen, waar enthousiaste schoolbesturen ouders en leerlingen betrekken bij het beleid en waar via maatschappelijke stages inspiratie uit de samenleving geput wordt. De overheid is er om toe te zien op de kwaliteit en de pluriformiteit van het onderwijs: zo komt iedereen tot zijn recht.
Ouders zijn als eersten verantwoordelijk voor de vorming en opvoeding van hun kind. Maar ook onderwijs speelt een belangrijke rol bij het opdoen van levenswijsheid en het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De school is in die hoedanigheid een verlengstuk van de opvoeding door de ouders. Daarom is het belangrijk dat ouders voor hun kinderen onderwijs kunnen kiezen dat bij hun levensvisie past.
De ChristenUnie staat pal voor de vrijheid van onderwijs. De overheid garandeert de vrijheid van stichting, richting en inrichting van onderwijs. In haar recente advies heeft De Onderwijsraad gepleit voor instandhouding van artikel 23. De Onderwijsraad neemt terecht duidelijk stelling tegen aantastingen van de vrijheid van onderwijs, bijvoorbeeld door de vergaande en nodeloos uniformerende regelgeving van de overheid. Want bijzondere scholen dragen bij aan de pluriformiteit van de samenleving en zijn daarom van grote meerwaarde in het onderwijsbestel.
De ChristenUnie is tegen ophoging van de stichtingsnorm en voor handhaving van de kleine-scholentoeslag vanaf 50 leerlingen. Waar geen school van de gewenste richting bereikbaar is, mogen ouders onder voorwaarden thuisonderwijs geven.
Op grond van hun bewuste keuze voor een bepaalde school, mag van ouders worden verwacht dat zij actief betrokken zijn bij de school. Van scholen mag verwacht worden dat zij beleid ontwikkelen om ouders actief bij het onderwijs te betrekken in praktisch en beleidsmatig opzicht.
De ChristenUnie erkent de zelfstandige verantwoordelijkheden van onderwijsinstellingen. Het is daarom zaak dat de overheid een stap terugdoet waar het gaat om de inrichting van het onderwijs en zich beperkt tot het scheppen van ideale voorwaarden waarin vakmensen in het onderwijs hun werk kunnen doen. Om deze eigen verantwoordelijkheid van scholen voor de kwaliteit van het onderwijs te benadrukken is het beter om met lumpsum budgetten te werken dan met projectsubsidies en geoormerkt geld. Scholen moeten wel transparant rapporteren over de besteding hiervan, zodat ouders, docenten en inspectie voldoende inzicht hebben waaraan het geld besteed wordt.
-
Vertrouwen in leraren en schoolleiders. Als we vertrouwen uitspreken in het vakmanschap van schoolbesturen en leraren zullen we ook de moed moeten opbrengen de regeldruk en de verantwoordingsplicht voor ontvangen gelden te verminderen. Dus: geen centrale uniforme toetsing, schrappen van 30 procent van de kerndoelen, meer vrij besteedbare budgetten, vermindering van de postcodebureaucratie in de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs.
-
We vergroten de invloed van ouders op de school. De verantwoording door schoolbesturen over de besteding van gelden naar leraren, ouders en de samenleving moet transparanter en begrijpelijker.
-
Investeren in onderwijskwaliteit in krimpregio’s. De komende jaren heeft het onderwijs met dalende leerlingaantallen te maken. De ChristenUnie kiest er niet voor om het onderwijsbudget mee te laten dalen, maar wil tijdens de transitieperiode het vrijgekomen geld investeren in krimpregio’s. Het doel is: behoud van kwaliteit en behoud van onderwijspersoneel.
-
Nederlands is de voertaal binnen het primair en voortgezet onderwijs. In Fryslân kan naast het Nederlands ook het Fries de voertaal zijn binnen het primair en voortgezet onderwijs.
-
In gemeentes waar gekozen wordt voor een centraal aanmeldsysteem, mag dit de aanmelding alleen faciliteren en niet sturen. Een centraal aanmeldpunt mag de vrije schoolkeuze van ouders en de vrijheid van de school wat betreft de aanname van leerlingen niet belemmeren.
De leraar is bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs. In het beroepsonderwijs blijft voldoende ruimte voor vakmensen uit de praktijk om voor de klas te staan. Ook zullen de leraren kans moeten krijgen om zich te professionaliseren, vooral nu zij steeds meer zorgleerlingen krijgen in de klas. Een volgende stap is dat leraren meer zelf verantwoordelijk zijn in het overdragen van kennis, het bereiken van leerrendement en het zowel inhoudelijk, didactisch als pedagogisch onderhouden van hun vak. Voor dit laatste worden initiatieven als de lerarenbeurs en de lerarenregisters gecontinueerd en krijgen alle leraren een talentenbudget om hun expertise te onderhouden. Om hun bevoegdheid te kunnen behouden dienen leraren zich te laten bijscholen en houden ze zich bijvoorbeeld door een stage in het bedrijfsleven of bij vervolgopleidingen op de hoogte van ontwikkelingen en kunnen ze hun onderwijs beter doen aansluiten bij de vraagkant van de arbeidsmarkt. Er komt geen prestatiebeloning voor leraren.
De bezuinigingen op passend onderwijs van het vorige kabinet zijn met het Lenteakkoord teruggedraaid. Het is goed als zorgleerlingen met extra aanbod op het reguliere onderwijs kunnen blijven, maar dat kan niet altijd. Speciaal onderwijs blijft hard nodig. Scholen dienen de begeleiding van bijzondere leerlingen altijd ter hand te nemen in nauw overleg met de ouders en andere betrokkenen (jeugdzorg, gezinszorg, etc.). Op dit moment is er nog veel dat die samenwerking in de weg zit; de regio’s van passend onderwijs sluiten niet aan bij de GGD- en de veiligheidsregio’s. Er zijn teveel financieringsstromen en het toezicht is georganiseerd op verschillende niveaus. De komende periode zal meer aandacht besteed moeten worden aan effectieve afstemming op dit gebied.
Om kinderen met taalachterstand de kans te geven om deze achterstand snel weg te werken, wordt extra geïnvesteerd in voor- en vroegschoolse educatie. Het opleidingsniveau van leiders en leidsters wordt verbeterd. Deze vorm van educatie werkt echter niet zonder de ouders hierbij te betrekken. Daarom moet ook geïnvesteerd worden in de begeleiding van deze ouders.
Jongeren in een gesloten instelling verliezen vaak de aansluiting met het reguliere onderwijs. Om te voorkomen dat deze jongeren na terugkeer in de maatschappij spijbelen en in de criminaliteit terugvallen, wordt extra geïnvesteerd in het onderwijs aan deze jongeren.
Iedere leerling die het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie (een diploma op MBO-2 niveau of hoger) is een voortijdig schoolverlater. Veel leerlingen vallen uit bij de overgang van het VMBO naar het MBO. Daarom pleiten wij voor een warme overdracht tussen deze beide vormen van onderwijs en zet de ChristenUnie in op alternatieven zoals zesjarige vakopleidingen die direct leiden tot een startkwalificatie. Daarnaast is het noodzakelijk leerlingen beter in beeld te houden en een lik-op-stuk beleid te voeren bij verzuim, waarbij ook de ouders op de hoogte worden gehouden.
-
De ChristenUnie bezuinigt niet op passend onderwijs. Het zorgprofiel van scholen moet aansluiten op de wensen van leraren én ouders. Schoolbesturen hebben de verantwoordelijkheid dat iedere zorgleerling met passende begeleiding, expertise en voorzieningen kan meedraaien in het onderwijs, dat er een aanbod is voor hoogbegaafde leerlingen, dat leraren niet overbelast worden en dat ‘gewone’ leerlingen niet tussen wal en schip vallen.
-
Ouders krijgen instemmingsrecht op het behandelingsplan bij passend onderwijs.
-
Er wordt een uitzondering gemaakt in de nieuwe examennorm voor leerlingen met dyslexie en rekenblindheid. Via deze uitzondering hebben exacte talenten met dyslexie bijvoorbeeld een eerlijke kans om door te stromen naar hun werkelijke opleidingsniveau.
-
Voortijdig schoolverlaten wordt bestreden door een betere aansluiting van VMBO op MBO. Er komt een zesjarige vakopleiding binnen het VMBO, bestaande uit 4 jaar school en 2 jaar begeleiding bij een bedrijf (stage). Er wordt extra geïnvesteerd in leer/werktrajecten, die ook toegankelijk zijn voor MBO’ers.
-
Er is meer aandacht voor de opleiding tot zelfstandige binnen het VMBO en MBO, om studenten optimaal voor te bereiden indien zij later besluiten aan de slag te gaan als zelfstandig ondernemer.
Het aantal verschillende opleidingen en vakken binnen het MBO kan omlaag en de kwaliteit moet omhoog. Dus concentreren en reduceren, met aandacht voor regionale spreiding en identiteit. Ook de aansluiting met de praktijk kan beter. Veel werkgevers klagen dat opleidingen nauwelijks aansluiten bij de wensen van het bedrijfsleven en dat afgestudeerden intern opnieuw moeten worden opgeleid. Er zijn te weinig leerlingen in het techniekonderwijs. Het is duidelijk dat zowel leerlingen als bedrijven baat hebben bij nauwere samenwerking. Er dient aandacht te zijn voor doorgaande leerlijnen tussen verschillende onderwijssoorten, waarbij leerlingen zo min mogelijk overlap, breuken of lacunes in het leerproces ervaren.
-
Verminderen aantal opleidingen. We verminderen het aantal (kleine) opleidingen in het MBO en HBO, opleidingen die sterk op elkaar lijken worden gecombineerd. We beperken de instroom in opleidingen met weinig arbeidsmarktrelevantie, bijvoorbeeld door het invoeren van numerus fixus, en stemmen het aanbod regionaal af met het bedrijfsleven en publieke instellingen. De vraagkant op de arbeidsmarkt is hierin een centraal principe. Leraren lopen geregeld stage in het bedrijfsleven als onderdeel van het op peil houden van hun kerncompetenties en actuele kennis van de arbeidsmarkt.
-
Het techniekonderwijs wordt gestimuleerd op alle onderwijsniveaus.
-
Private betrokkenheid. Het bedrijfsleven wordt aangemoedigd te investeren in de opleidingen, stageplaatsen aan te bieden en onderzoek mede te financieren. Privaat-publieke initiatieven worden gestimuleerd en gefaciliteerd.
-
Twee stromen-MBO: beroepsgericht en theoretisch. De beroepsgerichte opleidingen worden regionaal afgestemd met het bedrijfsleven. Hierbij heeft de onderwijsinstelling het laatste woord. De MBO-opleidingen van niveau 4 worden goed afgestemd op de relevante HBO-instellingen, maar de eisen voor doorstroming worden aangescherpt om latere uitval te voorkomen. Opleidingen die goed aansluiten op de arbeidsmarkt worden goedkoper.
-
We investeren in extra leer/werktrajecten. Als studenten dreigen uit te vallen, kunnen ze in de beroepsgerichte richting een meester/gezel- of leer/werktraject volgen om alsnog een diploma te halen en studieschuld te voorkomen. Specifieke aandacht behoeven de leerlingen die de startkwalificatie niet kunnen halen.
Wetenschappelijk onderwijs en onderzoek leert jongeren de werkelijkheid in de breedste zin te onderzoeken en op de samenleving als geheel te reflecteren. Opleidingen binnen de geesteswetenschappen, de letteren- en cultuurstudies verdienen daarom bescherming. Maar ook technische studies, fundamenteel en innovatief onderzoek worden gestimuleerd, zodat Nederland als kennissamenleving een sterke positie behoudt in de globale economie.
Er moet binnen het hoger onderwijs meer ruimte zijn voor discussies over burgerschap, ethiek, integriteit en de samenleving als geheel. Academische vorming is niet alleen het opdoen van academische kennis en vaardigheden, maar ook het in de breedte ontwikkelen van mensen die in de toekomst veelal leidinggevende functies zullen krijgen.
Op veel HBO-instellingen en universiteiten wordt te weinig uren les gegeven, zijn colleges te massaal en is de staf/student ratio te laag. Hierom is extra investering in het onderwijs noodzakelijk. HBO-instellingen zullen moeten investeren in docenten die goed gekwalificeerd zijn voor hun beroep en die in staat gesteld worden om met voldoende contacttijd leerlingen te begeleiden in individueel opgestelde leerroutes. Tegelijkertijd mag er meer eigen initiatief worden verwacht van studenten ten aanzien van de bekostiging van hun opleiding en van instellingen ten aanzien van begeleiding van studenten.
-
Behoud basisbeurs. De ChristenUnie wil de basisbeurs in stand houden voor de bachelor en de masterstudie, deze wordt dus niet omgezet in een sociaal leenstelsel.
-
Geen onredelijke langstudeerboete. De hoogte van de langstudeerdersboete wordt bepaald door het aantal maanden dat iemand staat ingeschreven en niet door het hanteren van 30 september als peildatum.
-
Meer ruimte voor de ontwikkeling van campus-onderwijs: zo krijgt het hoger onderwijs een kwaliteitsimpuls en wordt het tekort aan studentenhuisvesting deels opgelost. University Colleges dienen geen elitescholen te worden, daarom moet het onderwijs toegankelijker worden voor excellente studenten met minder eigen middelen.
-
Excellente studenten stimuleren; ze kunnen deelnemen aan honoursprogramma’s in het binnen- en buitenland.
-
Goede matching en begeleiding. Om studie-uitval en vertraging tegen te gaan komt er scherper toezicht op studiebegeleiding. Studiebegeleiding blijft onderdeel van de accreditatieprocedure van opleidingen. Opleidingen dienen reële studievoorlichting te geven aan aankomende studenten, ook over het perspectief op banen en salariëring. Tussenjaren, zoals gegeven op de Evangelische Hogeschool, worden gefinancierd om de uitval in het hoger onderwijs tegen te gaan.
-
Selectie aan de poort. Om ervoor te zorgen dat studenten niet automatisch toegelaten worden tot een studie dienen ze vooraf te motiveren waarom ze aan de desbetreffende studie beginnen. Dit kan uitgebreid worden door het tonen van de cijferlijst.
-
Een leven lang leren. Om levenslang leren te stimuleren, worden de financiële drempels voor het volgen van hoger onderwijs verlaagd voor mensen die op latere leeftijd willen studeren, die een tweede studie willen volgen of die in deeltijd willen studeren, als zij hiermee hun positie op de arbeidsmarkt willen verbeteren.
-
Studiebeurs voor arme of onderdrukte studenten. Er komt ruimhartiger steun voor een studiebeurs voor studenten uit ontwikkelingslanden en landen waar weinig onderwijsvrijheid is. Niet alleen de toplaag van de studenten uit deze landen, maar ook minderbedeelden komen hiervoor in aanmerking.
-
Investeren in fundamenteel onderzoek. Vrij en ongebonden wetenschappelijk onderzoek leidt vaak tot innovatie. Binnen een stijgend onderzoeksbudget geeft de ChristenUnie in de tweede geldstroom prioriteit aan fundamenteel toepassingsgericht onderzoek, in het bijzonder voor de bètasectoren om onze internationale kennispositie te versterken.
Sport is een praktische manier om respectvol met elkaar te leren omgaan. Sportverenigingen worden gedragen door de leden, die zich vrijwillig inzetten voor elkaar en daardoor de sociale cohesie in de samenleving bevorderen. De ChristenUnie hecht daarom veel waarde aan sportbeoefening.
-
Inzetten op breedtesport. Om sport voor iedereen toegankelijk te maken, heeft de ChristenUnie speciale aandacht voor de breedtesport. Sport is zeer effectief in het bereiken van een gezonde leefstijl, participatie en integratie. Sportverenigingen kunnen daarom een rol spelen in het welzijns- en gezondheidsbeleid.
-
Overheid is geen sponsor. Overheidsgeld wordt niet gebruikt voor het in stand houden van betaald voetbal. Het organiseren van de Olympische Spelen in Nederland is een te kostbare en niet realistische optie.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
3. Zorg: betrokken en betaalbaar
De ChristenUnie kiest voor:
-
Zorg voor kwetsbaar leven. We willen hulp geven aan vrouwen die ongewenst zwanger zijn en zorg verlenen aan mensen in hun levenseinde.
-
Vertrouwen in zorgverleners. Zij moeten niet belemmerd worden door teveel regels.
-
Eigen regie en zorg in eigen kring. Onder andere door het opzetten van de zorgspaarloonregeling.
-
Zorg voor mensen met beperkingen. We willen hen de plaats geven die hen toekomt.
-
Een afgewogen samenstelling van het basispakket. Als zorg duurder wordt, is het nodig het basispakket te beperken tot noodzakelijke en werkzame zorg.
-
Eigen betalingen en eigen risico naar draagkracht. We laten mensen die veel zorg nodig hebben niet in de kou staan.
-
Niet de markt centraal zetten, maar de zorg centraal houden. De zorg is niet te vergelijken met zomaar een economische sector.
-
Een grotere rol voor gemeenten: van verzekering naar voorziening met behoud van kwaliteit.
-
Keuzevrijheid voor zorgvragers. Zij moeten kunnen kiezen voor bijvoorbeeld identiteitsgebonden zorg.
-
Preventie, om zo niet alleen gezondheidswinst, maar ook kostenbesparingen te bereiken.
Zorgen voor de zieken is een Bijbelse opdracht. Niet alleen het verhaal van de Barmhartige Samaritaan inspireert ons, maar ook de woorden van Jezus in Mattheus 25 als hij mensen prijst die de zieken hebben bezocht: 'Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.'
De waarde van het menselijk leven hangt niet af van prestaties, gezondheid, leeftijd, gewenstheid, geluk of een handicap. Al het leven, in gaafheid en gebrokenheid, verdient bescherming en zorg. Vanaf het ontstaan van het leven tot aan het sterven. Maar ook als je met beperkingen bent geboren of tijdens het leven in de marges van de samenleving bent terechtgekomen. Omdat we weten dat het leven broos is, gaan we er voorzichtig mee om en beschermen we mensen in een kwetsbare positie.
De wetgeving die abortus en euthanasie legaliseerde druist in tegen één van de meest elementaire waarden: de beschermwaardigheid van het leven. Veel beter is het om ons te richten op de hulpvraag achter de roep om abortus of euthanasie. Wij willen voorkomen dat mensen beëindiging van hun eigen of het ongeboren leven als enige uitweg uit een noodsituatie zien.
Ons land heeft een hoogwaardig collectief verzekerd zorgstelsel, dat mensen zekerheid biedt en ‘zorg’ uit handen neemt. Mensen die in de zorgsector werkzaam zijn, werken hard en maken lange dagen. Maar het zorgveld is erg complex geworden en de zorgkosten rijzen de pan uit. Die ongelimiteerde groei van de zorgkosten kan niet zo doorgaan. Dat doen we door het stelsel van curatieve en langdurige zorg te hervormen. Niet door af te doen aan de kwaliteit van de zorg of het verhogen van de werkdruk voor het personeel. Bezuinigen kan ook anders, door budget te verstrekken op basis van uitkomsten en niet op basis van het aantal medische handelingen, door van het verzorgend personeel minder administratieve verantwoording te vragen. Meer fundamentele veranderingen kunnen ook niet uitblijven. Niet alle zorg kan verzekerde zorg blijven op de manier zoals wij dat gewend waren.
Zorg verlenen bestaat niet louter uit het verrichten van medische handelingen. Daarom willen we niet de techniek centraal stellen en alle medische ingrepen toepassen die beschikbaar zijn, maar ook ruimte geven aan reflectie. Wat willen we bereiken en is dat zinvol? Op het sterfbed kan dit betekenen dat niet wordt overgegaan tot zinloos medisch handelen, maar tot palliatieve zorg en geestelijke bijstand bij het naderend afscheid.
Om ook voor de toekomst de zorgkosten betaalbaar te houden, kunnen we er niet omheen om een hogere eigen bijdrage te vragen van mensen die het kunnen betalen. Dat kan gemakkelijker als mensen zich niet alleen door te sparen voorbereiden op hun pensioen, maar ook beter anticiperen op de kosten van het ouder worden. Dit willen we fiscaal bevorderen door een zorgspaarloonregeling op te zetten.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
Waardevol leven, gezonde zorg
De ChristenUnie neemt haar uitgangspunt in het geloof dat God de Schepper van het leven is en dat de mens zich daarom niet mag opstellen als beschikker, maar als ontvanger en hoeder van dat leven. De wetgeving die abortus en euthanasie legaliseerde was een verkeerde weg. Wij erkennen dat een ongewenste zwangerschap of ernstig lijden veel pijn en moeite in het leven brengen. Maar een betere weg dan abortus of euthanasie is het zorgend om mensen heen staan. Door jonge moeders te helpen. Door zorg te verlenen aan mensen in hun levenseinde. Door dementerende ouderen niet af te schrijven, maar uit te gaan van mensen in hun waarde. Misschien wel juist als zij niet (meer) volop meedraaien in deze samenleving. En hen juist daarom te voorzien van de warme aandacht, die zij verdienen. De overheid is als schild voor de zwakken geroepen hen te beschermen die dat zelf niet kunnen.
-
Zorg voor vroeggeborenen. Het is niet goed als de 20-weken echo leidt tot abortus vanwege niet-gewenste eigenschappen of niet-ernstige aandoeningen. Daar komt bij dat er steeds betere mogelijkheden zijn te vroeg geboren baby’s te behandelen. Soms is behandeling in de baarmoeder zelfs al mogelijk. De betere weg dan afbreking van de zwangerschap is ook in deze moeilijke situaties vaak wel degelijk mogelijk. Protocollen en waar aan de orde, wettelijke regels bevorderen dat die weg wordt gekozen. Zo kunnen ouders gewezen worden op organisaties of lotgenotencontacten voor mensen met vergelijkbare afwijkingen en voorlichting krijgen over de mogelijkheden van behandeling.
-
Zorg voor vrouwen die ongewenst zwanger zijn. Hiertoe wil de ChristenUnie een landelijk dekkend netwerk van opvanghuizen oprichten.
-
Donor zijn als naastenliefde. Door het intensiveren van de voorlichting en verbetering van de procedures in ziekenhuizen kan het tekort aan donororganen verminderen. Mensen worden gestimuleerd een keuze te maken of zij orgaandonor willen zijn. Orgaanhandel wordt hard aangepakt.
-
Zorg voor mensen aan het einde van hun leven. De ChristenUnie wil meer investeren in pijnbestrijding en stervensbegeleiding (palliatieve zorg), om zo de kwaliteit van leven te verbeteren en mensen een andere weg te bieden dan euthanasie. Palliatieve zorg is basiszorg en gaat deel uitmaken van het basispakket van de ziektekostenverzekering. Geestelijke verzorging en bijstand vormen een integraal onderdeel van de palliatieve zorg.
-
Gewetensvrijheid. De positie van de artsen moet worden beschermd. Euthanasie is geen recht en artsen kunnen dus nooit worden verplicht tot de uitvoering van euthanasie.
-
Respect voor de humaniteit van de mens betekent ook respect voor het sterven van de mens. Zorg voor zeer vroeg geboren kinderen of zeer ernstig gehandicapte kinderen, terminale patiënten en kwetsbare ouderen moet er altijd zijn. Maar als medische ingrepen geen zorginhoudelijke zin hebben, brengt respect voor mensen met zich dat die ook achterwege moeten kunnen blijven.
-
Investeren in goede verpleegzorg. Steeds meer mensen leven langer, de samenleving zal in komende decennia blijven vergrijzen. Vaker en vaker is daarbij professionele zorg nodig. Verpleeghuizen vormen een cruciale schakel in het verlenen van die zorg en zullen de komende jaren extra financiën en personeel nodig hebben.
2. Vertrouwen in zorgverleners
-
Ruimte voor verplegenden en verzorgenden. Er komt meer ruimte voor professionele zorgverleners om de zorg zelf zo goed mogelijk te organiseren. We moeten weer vertrouwen hebben in de zorgverlener; het is niet nodig alles in regels en protocollen dicht te timmeren en tot in detail verantwoording te vragen. De ChristenUnie wil de huidige regeldruk met zeker 50% terugdringen in vier jaar tijd. Niet frustreren, maar motiveren. Dat zorgverleners de zorg soms prima zelf kunnen organiseren blijkt uit een initiatief als Buurtzorg: managers zijn in deze kleine teams nauwelijks nodig omdat de zorgverleners zelf de afspraken in hun buurt regelen. In de thuiszorg moet de ver doorgeschoten taakdifferentiatie een halt toegeroepen worden. De wijkverpleegkundige komt weer terug. Ook bij de indicatiestelling krijgen zorgprofessionals een grotere rol. Het CIZ vervult de rol van toetsingsautoriteit, blijft complexe gevallen indiceren en wordt betrokken als een ‘second opinion’ nodig is.
3. Eigen regie en zorg in eigen kring
-
Mantelzorgers en familieleden krijgen een belangrijker rol in de hulpverlening. Er moet sprake zijn van een warme overdracht en samenwerking tussen de informele en de formele zorg. Formulieren zijn zo eenvoudig, dat ook mantelzorgers die kunnen invullen. We willen voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken; daarom krijgen ze toegang tot voldoende informatie, ondersteuning en respijtzorg.
-
Eigen regie; eigen inbreng. Patiënten en ouderen krijgen meer keuzevrijheid in het bepalen van de zorg die ze nodig hebben. Zij krijgen inzicht in de nota’s die voor hun behandeling gestuurd worden naar de zorgverzekeraars en worden nauw betrokken bij beslissingen rond behandelingen: verwachte effectiviteit, risico’s en kosten.
-
De zorgspaarloonregeling. We verwachten dat mensen anticiperen op te verwachten zorgkosten, door alvast te sparen voor de kosten van het ouder worden. Wij faciliteren dat via de zorgspaarloonregeling. Mensen kunnen dan gemakkelijker zelf voorzieningen als woningaanpassingen zoals een traplift of een lager aanrechtblad bekostigen.
-
Zelfhulp en zorg in eigen hand. Vaak kunnen mensen zelf actief meewerken aan hun herstel (via zelfmanagement en hulp op afstand via bijvoorbeeld internet) en proberen daarbij hun eigen netwerk in te schakelen. Hierbij worden ouderen en zorgbehoevenden met beperkte financiële armslag of een klein sociaal netwerk wel ontzien.
-
De eigen kracht methode. Bijeenkomsten waarin wordt uitgegaan van de eigen kracht, zoals die al worden gebruikt in de jeugdzorg, kunnen worden uitgebreid naar het terrein van de ouderen- en gehandicaptenzorg.
4. Zorg voor mensen met beperkingen
-
Zorgen dat mensen naar vermogen mee kunnen doen. Wanneer mensen een ziekte of beperking hebben moet dit zoveel mogelijk worden gecompenseerd zodat iedereen in de samenleving mee kan doen. Een adequate vergoeding voor zittend vervoer hoort hierbij. De overheid draagt zorg voor een wettelijke verankering en adequate financiering van patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Tevens moet er ruimte zijn voor kleine en identiteitsgebonden organisaties die een specifieke doelgroep vertegenwoordigen.
-
Verdragsrechtelijke erkenning. De ChristenUnie wil het VN-verdrag voor rechten van mensen met een beperking zo snel mogelijk ratificeren. Zij krijgen dan meer mogelijkheden om de gelijke behandeling in de praktijk daadwerkelijk af te dwingen als bijvoorbeeld gemeenten hierin achter blijven.
5. Een afgewogen samenstelling van het basispakket
-
Gepast gebruik van middelen en voorzieningen. Het basispakket kan zo worden ingericht dat gepast gebruik wordt bevorderd. Behandelmethoden waarvan de werkzaamheid niet vaststaat, dure, nieuwe medische technologieën, behandelingen en medicijnen worden niet automatisch in het pakket opgenomen. Geregeld wordt het pakket beoordeeld aan de hand van een beslismodel waarbij de kosten van de behandeling worden afgewogen tegen de verwachte gezondheidswinst. De behandeling van psychiatrische ziekten blijft in het basispakket, maar behandeling van levensproblemen gaat naar het aanvullende pakket. Preventie – zoals dieetadvisering en hulp bij stoppen met roken – en palliatieve zorg worden wel in het basispakket opgenomen.
-
De aanvullende verzekering los verkrijgbaar. De basisverzekering wordt losgekoppeld van de aanvullende verzekering. Cliënten worden gestimuleerd om kritisch te kijken naar hun aanvullende zorgverzekering en gebruik te maken van de mogelijkheid om deze bij een andere zorgverzekering af te sluiten dan de basisverzekering.
-
Verzekeringsschulden voorkomen. Om te voorkomen dat mensen lang onverzekerd rondlopen en schulden opbouwen, moet de zorgverzekeraar die verantwoordelijk is binnen vier maanden contact opnemen met mensen die hun verzekering niet betalen om de situatie persoonlijk door te spreken en oplossingen aan te dragen. En als mensen toch in het incassotraject van het CVZ terecht zijn gekomen, wordt de bestuurlijke boete grotendeels omgezet in schuldaflossing.
6. Eigen betalingen en eigen risico naar draagkracht
-
Wel eigen bijdragen, geen stapeling. Voor verblijfskosten in een ziekenhuis wordt een eigen bijdrage gevraagd. Dit geldt ook voor een bezoek aan de eerste hulpafdeling in het ziekenhuis zonder medische noodzaak. Hulpmiddelen, hulp en woningaanpassingen die horen bij het ouder worden komen vaker voor eigen rekening. De eigen bijdragen voor verpleging, verblijfskosten in het ziekenhuis, zorg, medicijnen, thuishulp en begeleiding mogen de maximale inkomensafhankelijke eigen bijdrage die door het CAK wordt vastgesteld niet overschrijden. Zo wordt een stapeling van eigen bijdragen voorkomen. Deze eigen bijdragen worden zoveel mogelijk geïnd door de zorgverzekeraar.
7. Niet de markt centraal, maar de zorg centraal
-
Wel competitie, geen marktwerking. In de ziekenhuizen en de curatieve zorg kan competitie op basis van kwaliteit en prijs de betaalbaarheid van de zorg ten goede komen. Marktwerking in de zorg ontspoort echter snel. Omdat dan niet meer de zorg centraal staat, maar geldstromen en verdiensten. Zeker in de eerste lijn, de acute zorg en de langdurige zorg is grote terughoudendheid geboden. Winstuitkeringen van zorgaanbieders aan aandeelhouders passen niet bij het karakter van de zorg.
-
Niet betalen per verrichting, maar op basis van zorg. Het is in ieders belang te zorgen voor een doelmatige besteding van middelen. In het huidige systeem wordt geld vaak ondoelmatig besteed. Daarom kiest de ChristenUnie voor een andere wijze van financiering. Niet meer op basis van een ‘productbenadering’ – hoe meer handelingen, hoe meer geld – maar op basis van functiegerichte aanspraken: wat is de toegevoegde waarde van het medisch handelen of hulpmiddel? Beroepsverenigingen van artsen en specialisten kunnen een actieve rol spelen in het terugdringen van overbehandeling en overdiagnostiek, door bijvoorbeeld het aantal doorverwijzingen naar specialisten van huisartsen met elkaar te vergelijken (spiegelinformatie). Prijsvorming kan het beste gebeuren door een combinatie van een open boekhouding en het belonen van kwaliteit.
-
Specialisten in loondienst. Om dezelfde reden kiezen we ook voor een andere beloningsstructuur van medisch specialisten. Zij komen voortaan in dienst van de ziekenhuizen. Dit hoeft niet ten koste te gaan van de kwaliteit.
-
Gebruikelijke zorg dichtbij; specialismen concentreren. Door een verbeterde ketenzorg en versterking van de eerste lijn kan de zorg dicht bij de patiënt worden geleverd en een ongewenste toestroom naar de duurdere tweede lijn worden afgeremd. Diagnostiek en behandeling kunnen vaker buiten het ziekenhuis plaatsvinden door huisartsen of verpleegkundigen die zich hebben kunnen specialiseren. Het overnemen van zorg uit de tweede lijn leidt niet tot een korting op het huisartsenbudget, als ten gevolge van deze overname binnen de eerste lijn meer zorg wordt geconsumeerd. Ziekenhuizen en poliklinieken in Nederland kunnen zich specialiseren of in aantal teruggebracht worden om kosten te besparen. Maar kleinere ziekenhuislocaties die essentieel zijn voor de bereikbaarheid van basiszorg en/of acute zorg blijven gehandhaafd. Nazorg van specialistische ziekenhuizen moet in regionale ziekenhuizen plaats kunnen vinden. Ook zorg voor chronisch zieken en ouderen blijft lokaal georganiseerd. Daarbuiten kan meer ruimte worden gelaten aan zorgverzekeraars en zorginstellingen om de zorg beter te organiseren rond de criteria kwaliteit, patiëntveiligheid en doelmatigheid.
8. Een grotere rol voor gemeenten
-
Van verzekering naar voorziening. Voor de meest kwetsbare mensen in onze samenleving die levenslang en levensbreed een beroep moeten doen op onverzekerbare zorg blijft de AWBZ bestaan. Het is echter veel doelmatiger een flink deel van de op dit moment via de AWBZ geleverde zorg voortaan in de vorm van een voorziening onder te brengen in de WMO. De gemeenten zijn dan verantwoordelijk voor het leveren van deze zorg. Zij kunnen die zorgvraag samenbrengen met andere voorzieningen, zoals thuiszorg of vervoer. Zo kan met behoud van kwaliteit met minder geld meer zorg aan meer mensen worden verleend. Voor specifieke doelgroepen, zoals ernstig gehandicapten, blijft de aanspraak op AWBZ behouden. Bij de overheveling van zorgtaken naar de gemeenten, krijgen gemeenten voldoende financiële en wettelijke ruimte, want complexe wetgeving en gebrek aan tijd om decentralisaties voor te bereiden zorgen voor een onnodige verhoging van de uitvoeringskosten voor gemeenten.
9. Keuzevrijheid voor zorgvragers
-
Keuzevrijheid voor de soort zorg en keuzevrijheid voor identiteitsgebonden zorg. De ChristenUnie hecht aan de keuzevrijheid van ouders en zorgvragers om zorg te verkrijgen die past bij hun situatie en levensovertuiging. Daarom wordt het persoonsgebonden budget (pgb) wettelijk geborgd. Oneigenlijk gebruik en fraude worden tegengegaan. Voor nieuwe cliënten wordt het pgb-tarief dat wordt betaald aan hulpverleners gemaximeerd op het tarief dat geldt bij zorg in natura. Het budget wordt niet langer op de bankrekening gestort, maar er komt een trekkingsrecht. Het recht op geestelijk verzorging is gegarandeerd en geldt ook voor mensen die buiten een instelling zorg ontvangen.
-
Meer woonzorgcomplexen en levensloopbestendige woningen. Wijkgerichte teams van verpleegkundigen en verzorgenden met voldoende armslag kunnen de zorgverlening aan chronisch zieke mensen en kwetsbare ouderen dan goed aan. Waar mogelijk wordt de zorg thuis gegeven. Dit geldt ook voor mensen met psychische aandoeningen. Het is mogelijk om veel meer cliënten in de wijk in plaats van een instelling te helpen. Er blijft echter een keuze mogelijk voor verblijf in een AWBZ-instelling, bijvoorbeeld voor hen die niet de regie over het eigen leven kunnen voeren.
10. Preventie geeft gezondheidswinst en kostenbesparingen
-
Een gezonde levensstijl. Dat is een belangrijke basisvoorwaarde voor een goede gezondheid en zorgt voor lagere zorguitgaven later. Ook het vroegtijdig opsporen van mensen met een chronische ziekte of aandoening voorkomt veel gezondheidsschade. De ChristenUnie kiest er daarom voor om de versoepeling van het rookverbod terug te draaien en krachtig in te zetten op maatregelen die overgewicht, diabetes en andere leefstijlgerelateerde aandoeningen voorkomen. Onderzoek wijst uit dat hierdoor het gezondheidsverlies dat gepaard gaat met veroudering met een derde kan afnemen. Seksueel welzijn hangt nauw samen met onze algehele gezondheid. In preventiecampagnes en voorlichtingsmateriaal wordt gewezen op het (gezondheids) belang van uitstel van het eerste seksuele contact en het vermijden van wisselende seksuele contacten.
-
De gezondheidszorg meer richten op preventie. Vaak krijgt alleen de behandeling van een ziekte alle aandacht. En te vaak ontvangen ouderen bij (spoed)opnames ondoelmatige (dure) zorg die eerder de kwaliteit van leven aantast dan verbetert. Maar snel handelen kan veel gezondheidsschade voorkomen. Dan moet wel worden voorzien in methoden om aandoeningen in een vroeg stadium snel op te sporen (vroegdiagnostiek en sneldiagnostiek).
-
Overgewicht aanpakken. Bijvoorbeeld door het Jongeren Op Gezond Gewicht programma uit te breiden, zodat meer gemeenten zich hierbij kunnen aansluiten. Bedrijven worden gestimuleerd om minder zout, suiker en andere chemische additieven in bewerkte producten te verwerken.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
4. Arbeidsmarkt: evenwichtig en toegankelijk
Werken doen we in een samenleving waarin ieder persoon van waarde is en zijn talenten mag ontwikkelen en inzetten in het belang van ons land. Iedereen maakt deel uit van de samenleving. Iedereen kan daar op zijn of haar manier aan bijdragen. Of het via betaald werk is of in de vorm van zorg voor anderen. Of je beperkingen hebt, of denkt zonder beperkingen te zijn.
Zo zou het moeten zijn. Maar zo is het niet. Teveel mensen staan aan de kant en kunnen hun talenten niet kwijt. Er is werkloosheid. Die loopt op in deze crisistijd en snel ook. Jongeren krijgen geen vaste baan, waardoor zij geen zekerheid hebben en geen huis kunnen kopen. De jeugdwerkloosheid groeit en is in delen van Europa zelfs schrikbarend hoog. Veel zzp’ers werken zonder inkomens- of arbeidsongeschiktheidsverzekeringen of pensioenenvoorziening. De grenzen van de ‘Flexwet’, de Wet flexibiliteit en zekerheid, zijn wel bereikt. Aanpassingen zijn geboden. Mensen met arbeidsbeperkingen ervaren dat op de reguliere arbeidsmarkt lang niet altijd plek voor hen is. Mensen met zorgtaken hebben het niet makkelijk om werk en zorg op een goede manier met elkaar te combineren. Oudere werklozen met veel ervaring moeten vaststellen dat als het er op aankomt weinig werkgevers op die ervaring lijken te wachten. Een groot probleem is dat vooral ook oudere werklozen op de arbeidsmarkt moeten concurreren tegen goedkopere jongere arbeidskrachten uit binnen- en buitenland. Veel oudere werklozen komen hierdoor na ontslag in financiële moeilijkheden omdat ze wel verplichtingen hebben waar ze niet zomaar vanaf kunnen komen.
De arbeidsmarkt is dus uit het lood geslagen. Er is geen evenwicht tussen arbeidsproductiviteit en de inzet van mensen naar hun vermogen. Tussen ouderen en jongeren. Tussen flexibiliteit en zekerheid. Tussen arbeidstaken en zorg. Tussen een betaalde baan en inzet voor anderen in de vorm van vrijwilligerswerk.
Dit alles stelt ons land voor grote uitdagingen. Mensen kunnen niet meer rekenen op zekere banen en vaste contracten gelet op de toenemende globalisering. Maar zij hebben wel behoefte aan zekerheid. Daarom is het belangrijk te investeren in scholing, beroepsvaardigheden en het voortdurend, een beroepsleven lang, vergaren van nieuwe kwaliteiten. Dat vergroot hun kansen en hun weerbaarheid op de arbeidsmarkt.
Daarnaast is het meer dan ooit van belang zowel fiscale maatregelen, sociale zekerheidsregels, als regels voor de arbeidsmarkt mede ten dienste te stellen van bevordering van de werkgelegenheid. Zo kunnen ontslaggelden mede ingezet worden om te kwalificeren voor een nieuwe baan; WW-rechten kunnen gepaard gaan met opleidingsrechten. In een goede mix tussen werkzekerheid en baanzekerheid. Tegelijk is een goed sociaal en financieel vangnet nodig. Een tweedeling tussen degenen die wel mee kunnen doen en degenen die dat – om uiteenlopende redenen – niet kunnen, kan niet aan de orde zijn.
De ChristenUnie wil dat mensen zich in kunnen zetten voor de samenleving. En kijken naar wat mensen (nog) wél kunnen in plaats van wat ze níet kunnen. We willen een goede toegang tot de arbeidsmarkt voor ouderen en een redelijke mate van zekerheid voor jongeren.Daarbij streven we naar balans in de belasting van werknemers gedurende hun levensloop, mede met het oog op een goed evenwicht tussen werk en zorg. Bij dit alles moet gezinnen de ruimte geboden worden om eigen keuzes te maken in de combinatie van arbeid en zorg. Deze uitdagingen gaan we op de volgende manier aan.
-
Samen kom je verder. We zoeken de samenwerking met de sociale partners (werkgevers en werknemersorganisaties) om samen vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid wegen te zoeken uit de crisis.
-
Werken wordt sneller lonend. Dat doen we door lasten op arbeid te verlagen.
-
Voor wat hoort wat. Als je een uitkering krijgt, verwachten we – als je daartoe in staat bent - ook een tegenprestatie voor de samenleving.
-
Solidariteit komt van twee kanten. Wie misbruik maakt van voorzieningen, wie fraudeert of niet wil werken als dat wel kan, mag worden uitgesloten van uitkeringsrechten.
-
We zijn langer gezond, dus werken we langer. Daartoe gaat de pensioengerechtigde leeftijd in stappen omhoog naar – uiteindelijk – 67 jaar in 2023. Vanaf dat moment is de levensverwachting het ijkpunt.
-
Loonmatiging leidt tot meer werk. Daarom is het beter een tijdje pas op de plaats te maken. Van een herstellende economie kunnen we vervolgens allemaal profiteren.
-
Meer werken loont. Als je dit doet door langer te werken, verbetert dit ook de arbeidsproductiviteit. Als iedereen enkele vrije dagen inlevert, neemt die al met 1 procent toe.
-
Van baanzekerheid naar werkzekerheid. Daarom brengen we de verantwoordelijkheid van de werkgever om te investeren in scholing en vaardigheden en de verantwoordelijkheid van de werknemer om te blijven leren met elkaar in verband. Daartoe wordt ook geïnvesteerd in een leeftijdsbewust personeelsbeleid, wat bijdraagt aan fitte mensen ook op latere leeftijd. Werknemers krijgen een talentenbudget, dat zij ook bij een nieuwe baan kunnen meenemen.
-
Van baan naar baan. Overeenkomstig het Maasland Model zijn werkgever en werknemer bij boventalligheid in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het vinden van een nieuwe baan. Dit zorgt dat een werknemer niet in de WW komt en dit zorgt er ook voor dat een werkgever zich verantwoordelijk blijft voelen voor de werknemer die hij ontslaat. De werkgever houdt deze verantwoordelijkheid maximaal een jaar.
Werken aan evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid
-
Met meer werken inkomen sparen voor als er minder werk is. Daarom komt er een ‘flexibele werktijdenrekening’ om, zoals in Duitsland, in economisch goede tijden voor een bedrijf extra uren te werken. Het aldus apart gezette spaartegoed kan in tijden van laagconjunctuur of werkloosheid gebruikt worden om korter werken of inkomensverlies aan te vullen. Wordt de werknemer toch ontslagen, dan blijft een eventueel positief saldo ter beschikking van de werknemer.
-
Werk gaat voor inkomen. Daarom wordt het makkelijker om op bedrijfsniveau overeen te komen tijdelijk een deel van het loon in te leveren, al dan niet in combinatie met korter werken, zodat werk behouden blijft.
-
We moeten af van zwart werk. De regeling persoonlijke dienstverlening wordt verder vrijgegeven (geen minimumloon; geen opgave voor belastingdienst). Ook werk in ‘kleine baantjes’ moet veel gemakkelijker worden. Wie daarom als – bijvoorbeeld – huishoudster 8 uren of minder werkt, hoeft geen loon- en inkomstenbelasting te betalen en ook geen premies. Fraude wordt streng bestraft.
-
Meer zekerheid voor flexwerkers. Daarom wordt het voor zzp’ers mogelijk, als zij ten minste drie jaren hebben gewerkt en er vooruitzicht is op een volgend jaar werk, zich in te kopen in een arbeidspool die de komende vijf jaren werk garandeert. Inkoop in de pool geeft een minimum aan sociale zekerheidsrechten en de mogelijkheid van collectieve pensioenopbouw. De pool wordt uit de sociale premies gefinancierd. Werkgevers krijgen premiekortingen indien zij werknemers uit de pool in dienst nemen. Dit geeft kansen aan mensen die met de handen werken, maar ook aan academici die projectmatig onderzoekswerk doen.
Kansen en zekerheid bieden aan jongeren
Niet thuis zitten, maar werken. Met 100.000 jongeren tot 25 jaar werkloos is het tijd voor een deltaplan jeugdwerkloosheid. Daarom neemt de ChristenUnie de volgende maatregelen:
-
Jongeren krijgen kansen, ook op vaste contracten. Daarom zullen ook flexibele contracten op enig moment omgezet moeten worden in contracten met meer vastigheid. Dat gebeurt wat ons betreft door tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever in duur te laten oplopen. De tweede duurt ten minste een half jaar langer dan de eerste; de derde duurt ten minste een jaar langer dan de tweede.
-
Goed onderwijs als lange termijn investering. Onderwijs is veel meer dan een voorbereiding op de arbeidsmarkt, maar goed onderwijs staat wel aan de basis van een goed functionerende arbeidsmarkt. Daarom bezuinigen wij daarop niet.
-
Leren van elkaar. Wij investeren in 10.000 extra meester-gezel-plaatsen in de zorg, het onderwijs, ambachtelijke beroepen en de veiligheid. Hier combineren jongeren werk en opleiding.
-
We investeren in de vakmensen voor de toekomst. Vakopleidingen worden verbeterd; in veel meer sectoren wordt het stelsel van de beroepsbegeleidende leerweg ingevoerd in combinatie met relevante MBO-opleidingen.
-
Goede vaklui zijn er nooit genoeg. Vakopleidingen met goede arbeidsmarktkansen worden goedkoper dan andere opleidingen.
-
Begeleiding, ook als je geen uitkering hebt. Niet-uitkeringsgerechtigde jongeren tot 27 jaar willen we ook ondersteunen bij het vinden van werk.
-
Kleine banen zonder regels. De regeling kleine banen wordt geherintroduceerd.
De WW hervormen en toch de positie van oudere werknemers verbeteren
-
Loonkosten oudere werknemers naar beneden brengen. Daarom worden de werkgeverslasten voor 55-plussers substantieel verlaagd. In aanvulling daarop komt er voor werkgevers een no risk-polis oudere werknemers. Dit vermindert de kosten voor loondoorbetaling bij ziekte.
-
Hogere ontslagvergoedingen; uitbetaling in termijnen. Mede in samenhang met het Maasland Model willen wij hogere maximale vergoedingen mogelijk maken dan de halfjaars loonsom die in het Lenteakkoord is voorzien. Een hogere vergoeding is mogelijk wanneer die in termijnen wordt uitbetaald. Als binnen de termijnperiode een baan wordt gevonden, wordt het restant als premie verdeeld over werkgever en werknemer. Zo hebben zij er beiden voordeel bij als die nieuwe baan snel gevonden wordt.
-
Opbouw van WW-rechten iets verlengen. De opbouw van WW-rechten wordt bepaald op driekwart maand per gewerkt jaar. Daar staat tegenover dat wanneer een WW-gerechtigde tijdens de uitkeringsperiode start met een andere, kleinere baan, de verrekening met de WW-uitkering plaatsvindt op basis van het daadwerkelijk verdiende loon in plaats van de gewerkte uren. Zo gaat ook in dat geval werken lonen. Bij het aanvaarden van minder betaald werk blijven ‘oude’ WW-rechten van kracht tot het einde van de duur van de oorspronkelijke uitkering.
-
Werken na je pensioen? Natuurlijk! Belemmeringen die verhinderen dat mensen die dat graag willen, kunnen doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd worden weggenomen. Dat kan ook in deeltijd. Of vooral om vaardigheden door te geven aan jongeren.
-
Niet zomaar kiezen voor buitenlandse werkzoekenden omdat dat goedkoper is. We willen primair kansen geven aan Nederlandse werkzoekenden van oudere leeftijd om aan het werk te blijven. Als ze toch ontslagen worden bieden we kansen om weer werk te vinden.
-
Soms is het beter met minder genoegen te nemen. Het wordt daarom mogelijk met wederzijds goedvinden van werkgever en werknemer bij verminderde productiviteit van de werknemer de arbeidsvoorwaarden aan te passen.
Een betere positie voor mensen met arbeidsbeperkingen
-
Wie kan werken, krijgt kansen. Ook als je arbeidsbeperkingen hebt. Ook in gewone banen. De Wet werken naar vermogen kan helpen, maar niet als het aantal beschermde plaatsen te veel wordt beperkt en te weinig geld, onder ander voor begeleiding, beschikbaar is. We vragen bedrijven mee te werken om mensen kansen te geven. Maar we zadelen werkgevers niet op met (administratieve) rompslomp. Zij moeten er daarom altijd voor kunnen kiezen mensen met arbeidsbeperkingen in detachering aan te nemen. Bedrijven die daar geen kans toe zien, betalen meer premies om daarmee werkaanpassingen en meerkosten van werkgevers die mensen met een beperking in dienst nemen te vergoeden. Werkgevers krijgen een duurzaamheidsbonus, als de mensen die een arbeidsplek hebben gekregen na vijf jaren nog steeds in dienst zijn.
-
Sociaal verantwoord ondernemen mag lonen. Er komt daarom een aparte (fiscale) status voor ondernemingen met een maatschappelijke doelstelling die voor 80 procent gericht is op het tewerkstellen van mensen met een beperking. Startende sociale ondernemers kunnen gebruikmaken van een laagdrempelige Borgstelling MKB.
-
Werk mag lonen. Als je regulier werk verricht, maar gelet op je arbeidsbeperking een lagere productiviteit hebt, krijg je een loonkostensubsidie tot minimaal het wettelijk minimumloon (WML). Dit maakt het mogelijk om ook, al is het beperkt, te werken aan pensioenopbouw.
-
De overheid geeft het goede voorbeeld. Bij de aanbesteding van overheidsopdrachten worden in contracten afspraken gemaakt over de inzet van het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (social return prestatieladder).
-
Soms is hulp en begeleiding meer dan welkom. Baanbegeleiders (jobcoaches, buddy’s) kunnen de positie van jongeren met een arbeidsbeperking in het onderwijs en op de werkvloer verbeteren. Zij kunnen ook helpen bij het starten van een eigen bedrijf. Als baanbegeleiders kunnen ervaren werknemers met kwaliteiten om mensen te begeleiden functioneren, maar ook bijvoorbeeld ouders die zelf de jobcoaching voor hun kind gaan doen.
-
Onderwijs en beperkingen gaan goed samen. Met wat aanpassingen en soms wat meer tijd. Dat moet kunnen. Studerende jongeren met arbeidsbeperkingen kunnen daarom rekenen op een maatwerkaanpak voor de studiefinanciering en kansen op promotie en aanstellingen tot Assistent in Opleiding (AIO) in deeltijd.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
5. Woningmarkt: gezond en rechtvaardig
Onze woningmarkt is ziek. En dat merkt de burger aan zijn of haar (dubbele) woonlasten en het huis dat maar niet wordt verkocht, de ondernemer aan zijn dalende omzet en de overheid aan haar huishoudboekje. De slecht functionerende woningmarkt hangt de Nederlandse economie als een molensteen om de hals.
De woningmarkt werkt door de vele ingrepen van de overheid ronduit slecht, zowel de koop- als de huurmarkt. Bovendien is door de ongelimiteerde hypotheekrenteaftrek, de hoge grondkosten, door het accepteren van hypotheekvormen waarbij het mogelijk werd geheel of voor een deel aflossingsvrij te kunnen lenen en door het rekening houden met twee inkomens bij het maximaal te lenen bedrag, de huizenprijs enorm gestegen, met name in de decennia voor de kredietcrisis. Veel gezinnen zijn overladen met hypotheekschulden. Vaak voor een groot deel in een aflossingsvrije vorm, waardoor de renteaftrek maximaal blijft en de hypotheekschuld onverminderd hoog. Voor veel mensen die de afgelopen jaren voor het eerst een huis hebben gekocht, is die schuld ook nog eens hoger dan de actuele waarde van hun huis. Daarnaast is het, ondanks de huizenprijsdaling de afgelopen jaren, voor starters nog altijd moeilijk een woning te bemachtigen. Banken lenen minder makkelijk geld uit, koopwoningen zijn nog altijd duur en een betaalbare huurwoning is moeilijk te krijgen.
De ChristenUnie pleit voor broodnodige verandering en duidelijkheid. Het woningmarktbeleid moet beter, rechtvaardiger en minder kostbaar worden. Beter, want de woningmarkt werkt niet goed. Rechtvaardiger, want de hoogste inkomensgroepen profiteren buitenproportioneel van de hypotheekrenteaftrek, terwijl starters te weinig kansen hebben op een eigen dak boven hun hoofd. Minder kostbaar, want de uitgaven (misgelopen inkomsten) aan met name de hypotheekrenteaftrek lopen de spuigaten uit. De afgelopen jaren heeft de ChristenUnie - met een niet aflatend pleidooi voor gezonde hervormingen, met een initiatiefwet en met afspraken in het Lenteakkoord - een leidende rol gespeeld bij het op gang brengen van de noodzakelijke hervorming van de woningmarkt.
Voor de ChristenUnie is het belangrijk dat het rijksgeld dat in de woningmarkt gestoken wordt, ten goede komt aan de oorspronkelijke doelen, namelijk het ondersteunen van huurders met lagere inkomens en het bevorderen van eigen woningbezit. De ChristenUnie heft daarom in haar voorstellen niet het onderscheid tussen koop en huur op, zoals in het op zich zeer prijzenswaardige woonakkoord 4.0. Met huren is niets mis, integendeel; maar het is om meerdere redenen verstandig om bezitsvorming te stimuleren. Argumenten daarvoor zijn bijvoorbeeld de kwaliteit van de leefomgeving en sociale samenhang.
Dat de woningmarkt moet worden hervormd, staat buiten kijf, maar daarmee is het nog geen pijnloos proces. Daarom geldt voor de ChristenUnie dat:
-
Wijzigingen behoedzaam en geleidelijk worden doorgevoerd. Anders gezegd: de weg is net zo belangrijk als de bestemming.
-
Mensen voor wie het moeilijk is om huisvesting te bekostigen, zoals starters en huiseigenaren met restschuldproblematiek, een extra steuntje in de rug krijgen.
-
De baten van de overheidsstimulering van het eigen woningbezit evenwichtiger worden verdeeld over hogere en lagere inkomensgroepen.
-
Hypotheekschulden moeten worden afgelost.
-
De overheid haar greep op de woningmarkt vermindert, zodat deze weer beter gaat functioneren en weer in beweging komt.
De ChristenUnie bepleit de volgende tien maatregelen op weg naar een gezonde woningmarkt:
Koop
1. Bij lenen hoort aflossen. Hoewel logischerwijs bij lenen aflossen hoort, zijn in het huidige systeem van hypotheekrenteaftrek lenen en aflossen van elkaar losgeraakt. De ChristenUnie wil dat hypotheekschulden gedurende de looptijd worden afgelost en is daarom voorstander van een systeem waarin een annuïtaire belastingaftrek gedurende 30 jaar (de looptijd van een hypothecaire lening) wordt gehanteerd. Dit voorstel van onder andere de ChristenUnie is in het Lenteakkoord’ doorgevoerd, waarbij is afgesproken dat deze maatregel gaat gelden voor nieuwe gevallen. Dat betekent dat vooral starters hierdoor worden geraakt. Vandaar dat de ChristenUnie starters tegemoet wil komen (zie onder). Met deze maatregel is een forse eerste stap gezet, maar er is meer nodig.
2. Maximaal aftrekbare hypotheekschuld. De hypotheekschuld die in aanmerking komt voor renteaftrek wordt gemaximeerd. Om de gevolgen voor de woningmarkt te beperken, wordt het maximum geleidelijk verlaagd tot € 750.000 de komende kabinetsperiode en vervolgens in jaarlijkse stappen naar € 500.000. Daarnaast pleit de ChristenUnie, om overkreditering te voorkomen, voor een hypotheekschuld die niet hoger is dan 100 procent van de waarde van de woning. In het Lenteakkoord is afgesproken dat deze zogenaamde Loan-to-Value ratio geleidelijk wordt verlaagd van 106 procent in 2013 met 1 procent per jaar naar 100 procent in 2018.
3. Eigen woning naar box 3 en op termijn iedereen 30 procent hypotheekrenteaftrek. De eigen woning zit in belastingbox 1, de ‘arbeidsinkomstenbox’, maar hoort naar zijn aard thuis in box 3, de ‘vermogensbox’. De ChristenUnie wil de eigen woning dan ook op termijn naar box 3 verplaatsen, waarbij de hypotheekschuld niet hoeft te worden gesaldeerd met de andere vermogenscomponenten in box 3. Wanneer de aftrekbare hypotheekrente lager is dan de vermogensrendementsheffing voor de eigen woning vindt geen bijtelling van het positieve saldo plaats. Het eigenwoningforfait verdwijnt en daarvoor in de plaats komt de vermogensrendementsheffing voor de eigen woning op een zodanig wijze dat geen lastenverzwaring optreedt. En de hypotheekrente wordt voor iedereen aftrekbaar tegen 30 procent, het belastingpercentage van box 3.
Om zonder schokken de eigen woning naar box 3 te kunnen verplaatsen, wordt de hypotheekrenteaftrek eerst geleidelijk beperkt. De komende vijf jaar wordt het maximale aftrektarief in stapjes van 2 procent afgebouwd van 52 naar 42 procent, het tarief van de derde schijf. Vervolgens wordt gedurende twaalf jaar de hypotheekrenteaftrek in jaarlijkse stapjes van 1 procent afgebouwd naar een voor ieder gelijk aftrektarief van 30 procent.
4. Kansen voor starters. Starters mogen niet de dupe van deze maatregelen worden. Daarom wil de ChristenUnie de overdrachtsbelasting voor starters geheel schrappen. Daarnaast wil de ChristenUnie bevorderen dat ouders of andere familieleden meer dan nu belastingvrije schenkingen kunnen doen aan starters in verband met de aanschaf van een eigen woning of het vervroegd aflossen van hypotheekschulden.
5. Restschulden wegwerken. Veel twintigers en dertigers hebben een hypotheekschuld die (veel) hoger is dan de waarde van hun huis. De ChristenUnie wil dat banken en verzekeraars geen boeterente in rekening brengen bij huiseigenaren die hun hypotheek willen oversluiten dan wel vervroegd willen aflossen.
De ChristenUnie wil in beginsel geen hypotheekschulden toestaan die hoger zijn dan de woningwaarde (zie 2). Maar aangezien er op dit moment sprake is van een omvangrijke en groeiende restschuldproblematiek, pleit de ChristenUnie ervoor dat huiseigenaren met een hogere hypotheekschuld dan de woningwaarde (bijvoorbeeld 130 procent) de mogelijkheid krijgen hun hypotheek over te sluiten op dit ‘te hoge’ percentage, waarna ze vervolgens wel worden verplicht te gaan aflossen. Door het aanvankelijk meefinancieren van de restschuld, wordt voorkomen dat deze eigenaren gedwongen blijven wonen waar ze nu wonen, terwijl geleidelijk toch een gezonde financiële situatie wordt gecreëerd.
Voorts wil de ChristenUnie het mogelijk maken het werknemersdeel van de pensioenpremie - indien door de werknemer gewenst - niet in te zetten voor pensioenopbouw, maar voor aflossing van de hypotheekschuld. Ten slotte maakt de ChristenUnie het mogelijk dat eventuele kapitaalverzekeringen en -rekeningen zonder fiscale gevolgen kunnen worden aangewend voor aflossing van een hypotheekschuld.
Huur
6. Huren geleidelijk marktconform. De huurmarkt functioneert zo mogelijk nog slechter dan de koopmarkt. Om het gat tussen sociale en particuliere huur te dichten, scheefwonen aan te pakken en de doorstroming te bevorderen is ingrijpen nodig. Daarom wordt de maximale huurprijs voor sociale huurwoningen geleidelijk marktconform gemaakt (4,5 procent van de WOZ-waarde) uitgaande van maximaal 2 procent extra huurstijging per jaar boven inflatie volgens de huursombenadering (gemiddelde huurstijging berekend per corporatie).
7. Huurtoeslag stijgt mee. Ter compensatie van deze huurstijging worden zowel de huurtoeslag als de inkomensgrens voor de huurtoeslag verhoogd. Om een inkomensval te voorkomen neemt de huurtoeslag geleidelijker af bij een hoger inkomen. Ook de huurbeschermingsgrens (die blijft bestaan, zolang de huren nog niet marktconform zijn) wordt voor nieuwe huurcontracten evenredig verhoogd.
De inkomenstoets voor en de uitvoering van de huurtoeslag gebeurt door de fiscus waardoor huurders, behoudens het moment van woningtoewijzing, geen inkomensgegevens hoeven te verstrekken aan de verhuurder.
8. Financiering hogere huurtoeslag. De verhoging van de huurtoeslag wordt gefinancierd door een heffing bij de corporaties, die deze heffing kunnen betalen uit de extra huurinkomsten. Omdat minder mensen in een voor hun inkomen te goedkoop huis wonen, zijn de extra huuropbrengsten hoger dan de extra huurtoeslag. Dat biedt corporaties extra investeringsruimte voor nieuwbouw, herstructurering, onderhoud en verduurzaming van de woningvoorraad in dorpen en steden. Investeringen die hard nodig zijn om de stilgevallen woningbouwproductie weer op gang te brengen.
9. Een woning die bij je past. De huurtoeslag moet geen verkapte objectsubsidie worden. Corporaties worden gestimuleerd om huurders passend en dus niet te duur te huisvesten.Nederland zet zich in om de door de EU opgelegde inkomensgrens voor woningtoewijzing af te schaffen of in ieder geval te verhogen. Nu komen te veel mensen niet meer in aanmerking voor een sociale huurwoning. Zodra de huren marktconform zijn kan deze inkomensgrens vervallen.
10. Stimuleren koop. De ChristenUnie wil het kopen van de huurwoning stimuleren, maar het introduceren van een kooprecht voor de huurder gaat te ver en druist in tegen het eigendomsrecht van de corporatie. Wel worden huurkoopconstructies gestimuleerd, zoals een vrijwillige koopoptie in contracten voor nieuwe huurders.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
6. Economie: groen en sterk
Nederland is een ondernemend land en groot in de internationale handel. Nederland heeft zijn sterke economie te danken aan onze ondernemers: van mondiaal opererende multinationals tot kleine zelfstandigen. Ondernemingen zijn belangrijk voor het nationaal inkomen, voor werkgelegenheid, voor product- en procesinnovatie en vanwege hun maatschappelijke waarde. Iedereen profiteert van een sterk bedrijfsleven. In een gezonde economie doet iedereen mee en nemen ook werknemers hun verantwoordelijkheid.
Maar ook ondernemers hebben last van de schuldencrisis en economische neergang en steeds meer werknemers komen op straat te staan. De ChristenUnie kiest daarom voor de korte termijn onder meer voor een aantal tijdelijke crisismaatregelen en voor het verbeteren van de kredietverlening. Maar om op de lange termijn sterker uit de crisis te komen is meer nodig en moeten de oorzaken van de crisis worden aangepakt. De ChristenUnie is doordrongen van het besef dat we als samenleving een kans verspillen als we klakkeloos overgaan tot de orde van de dag. Te vaak heeft alleen het eigen financiële belang centraal gestaan, in plaats van het gemeenschappelijk belang. Een belang dat verder reikt dan alleen maximalisatie van winst. Van de overheid, de financiële wereld, het bedrijfsleven, werknemers en de burger in zijn of haar rol als consument mag gevraagd worden lessen te trekken uit de crisis waar we nu middenin zitten. Iedereen draagt op zijn of haar terrein een eigen verantwoordelijkheid. Wegschuilen achter de rug en verantwoordelijkheid van een ander kan niet en is ongewenst.
Het belangrijkste antwoord op de verschillende actuele crises en de veelal mondiale vraagstukken is duurzaamheid. Een gezonde economie is een duurzame economie. Duurzaam houdt in dat we kiezen voor kwaliteit van leven voor ieder mens en de aarde, nu en in de toekomst. Dat vraagt bezinning op fundamentele waarden en bezinning op onze werkelijke behoeften. Dat geldt in het privéleven, in het bedrijfsleven en bij het vaststellen van overheidsbeleid. In het christelijk-sociale denken staan verantwoordelijk beheer van de schepping en onderlinge solidariteit centraal. De mens leeft niet voor zichzelf. Economische groei is geen doel op zich, maar een middel. Bedrijven gaan zorgvuldig om met grondstoffen en productiemiddelen, zodat er geen verspilling is en geen schade aan mens en milieu. Ook werknemers nemen daarin hun verantwoordelijkheid.
Een duurzame economie betekent ook solidariteit tussen generaties. De ChristenUnie wil onze kinderen en kleinkinderen niet opzadelen met de grote schulden die de afgelopen jaren zijn gemaakt. De ChristenUnie kiest daarom voor duurzame overheidsfinanciën. Niet alleen op korte termijn, maar ook op lange termijn. De ChristenUnie kiest daarnaast ook voor gezonde private financiën, door het bevorderen van aflossen en sparen. Ook het bankwezen moet flinke stappen zetten op weg naar een gezondere verhouding tussen eigen en vreemd vermogen.
De ChristenUnie toont de ambitie om Nederland tot de meest duurzame en innovatieve economie van Europa te maken. Dat vergt aanhoudende inzet voor een gunstig vestigings- en investeringsklimaat, positionering van Nederland als internationaal logistiek centrum, investeren in onderwijs en duurzame innovatie, kortere en snellere procedures met weinig administratieve rompslomp en ruimte scheppen voor een economische orde waarin maatschappelijke belangen intrinsiek verankerd zijn en ondernemingen kunnen bloeien.
Voor een duurzame en innovatieve economie, een economie die groen en sterk is, zijn een aantal stevige veranderingen en beleidswijzigingen nodig. Deze worden beschreven in de navolgende hoofdstukken.
De ChristenUnie bepleit onder meer:
-
Minder regels en meer ruimte voor ondernemers, boeren en vissers.
-
Bevorderen bedrijfsinvesteringen, ondernemerschap en innovatie.
-
Lagere lasten op ondernemen en werken en hogere lasten op vervuilende productie en consumptie.
-
Solide overheidsfinanciën, gezonde private financiën en dus het bevorderen van aflossen en sparen en betrouwbare banken.
-
Hervormingen in de arbeidsmarkt, pensioenen, woningmarkt en zorg om publieke voorzieningen betaalbaar te houden en de economie te versterken.
-
Verduurzaming van de bouw, de mobiliteit en de energievoorziening.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
Ruimte voor ondernemen
De ChristenUnie kiest voor:
-
Tijdelijke crisismaatregelen, zoals een verlaging van het BTW-tarief in de bouw.
-
Een langjarig industriebeleid.
-
Een sterk MKB, door het schrappen van regels, het verbeteren van kredietverlening en betalingsverkeer, het versnellen van vergunningstrajecten en toegankelijker maken van aanbestedingen van de overheid voor het MKB.
-
Ruimte voor boeren en vissers.
-
Investeren in innovatie.
-
Maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Ruimte voor ondernemers
Nederland is een ondernemend land én een ondernemersland. Ons kleine land is groot in de internationale handel. Nederland heeft zijn sterke economie te danken aan onze ondernemers. Iedereen profiteert van een sterk bedrijfsleven. De ChristenUnie zet zich daarom in voor meer ruimte, minder regels en meer kansen voor ondernemers in het algemeen en het midden- en kleinbedrijf (MKB) in het bijzonder.
Crisismaatregelen en betere kredietverlening
Door de recessie zijn veel bedrijven in de problemen gekomen: de Europese schuldencrisis heeft effect op het vertrouwen en de export. Zonder investeringen geen economische groei. De toegang van ondernemers tot krediet is al sinds het begin van de economische crisis onder de maat. Banken wentelen teveel de schade af op ondernemers die de crisis niet veroorzaakt hebben. Vanuit hun maatschappelijke rol moeten banken ondernemers beter ondersteunen en begeleiden bij hun activiteiten. Tegelijkertijd moet de overheid tijdelijk een actieve rol pakken om de kredietverlening weer op gang te brengen. De ChristenUnie wil de crisis te lijf gaan met hervormingen op lange termijn en impulsen voor bedrijfsleven en werkgelegenheid op korte termijn.
De ChristenUnie kiest voor:
-
Lage BTW. Een tijdelijke verlaging van de BTW in de bouwsector naar 6 procent.
-
Ruimere afschrijvingsmogelijkheden. Een tijdelijke invoering van de willekeurige afschrijving, zodat investeringen fiscaal versneld afgeschreven kunnen worden. Hiermee kan de fiscale winst worden gedrukt, waardoor ondernemers enige lucht krijgen en nieuwe orders kunnen aannemen.
-
Betere kredietverstrekking. Het faciliteren van kredietverstrekking door bestaande garantieregelingen voort te zetten en waar nodig uit te breiden voor kleine ondernemingen.
-
Pensioenfondsen die investeren in Nederland. Het stimuleren dat de middelen van institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, meer worden ingezet ten behoeve van de nationale economie.
Nederland kent een aantal belangrijke industrieën, zoals de scheepsbouw, metaal, biochemie en petrochemische industrie. Deze industrieën leveren veel werkgelegenheid op, ook in de hele toeleveringsketen. De Nederlandse industriesector opereert in een wereldwijde markt en richt zich niet alleen op de Nederlandse en Europese markt, maar ook steeds meer op opkomende markten. Nederland kan de concurrentie met het buitenland aan, vanwege onze ligging, innovatiekracht, rechtszekerheid, efficiency en onze betrouwbare productie. Op deze sterke punten kunnen we verder bouwen.
De ChristenUnie kiest voor:
-
Langjarig industriebeleid. Een langjarig industriebeleid met aandacht voor infrastructuur, concurrentiekracht, instroom en kwaliteit van technisch onderwijs en innovatie. Dankzij publieke en private investeringen in innovatie gaan we de recessie te lijf én bereiken we maatschappelijke meerwaarde.
-
Gelijk Europees speelveld. Een gelijk speelveld in Europa. Europese regels over concurrentie en staatssteun worden geregeld omzeild en geschonden door EU-lidstaten. Nederland maakt zich er hard voor dat deze praktijken worden gestopt, bijvoorbeeld door deze praktijken voor het Europese Hof van Justitie in Luxemburg te brengen.
Het midden- en kleinbedrijf (MKB) is de motor van onze economie. Zes op de tien werknemers is werkzaam in het MKB. Het MKB vormt de basis van het ondernemerschap in Nederland. Na 2009 heeft Nederland in 2012 opnieuw te kampen met een recessie. Het MKB ondervindt de harde gevolgen. Bedrijven gaan failliet, werknemers moeten worden ontslagen en de afname van orders en consumentenaankopen hebben directe gevolgen voor zelfstandigen en hun gezinnen.
Nederlandse MKB’ers werken hard, zijn vernieuwend en voelen zich verantwoordelijk voor de onderneming, hun werknemers en de omgeving. Succesvol ondernemen moet niet geremd, maar beloond worden. Daarom moeten kredietverlening en betalingsverkeer verbeteren, worden regels geschrapt, vergunningstrajecten sneller en aanbestedingen van de overheid toegankelijker voor het MKB. Het MKB bestaat voor een zeer groot deel uit BV's. Zelfs van kleine ondernemingen met 5-10 werknemers is de helft een BV. De ChristenUnie wil daarom bij alle maatregelen die het MKB stimuleren ook nadrukkelijk de BV's betrekken. De ChristenUnie kiest voor:
-
Lagere lasten. Toegankelijkheid van fiscale regelingen voor het MKB. Het verder integreren van de zelfstandigenaftrek in de MKB-winstvrijstelling. Er komt een basisvrijstellingsbedrag met daarboven een winstafhankelijk bedrag. En de lastendruk wordt verminderd door verplichtingen voor de overheid af te schaffen of aan te passen naar ondernemersgrootte. Zo moet de verplichting om mee te werken aan de CBS-enquête en de daar aan gekoppelde boete worden afgeschaft. Kleine BV's krijgen vergelijkbare fiscale voordelen als eenmanszaken en VOF’s.
-
Verdubbeling innovatiefonds MKB. Meer innovatie in het MKB, door het bevorderen van lerende MKB-netwerken en meer toegang voor het MKB tot fiscale faciliteiten en financiering om te innoveren. Het innovatiefonds MKB+ wordt verdubbeld als duw in de rug voor risicovolle innovatie. Doordat dit revolverende fonds zichzelf voor een groot deel kan financieren, biedt het langjarige zekerheid voor ondernemers.
-
Kansen voor MKB bij overheidsaanbestedingen. Meer mogelijkheden voor het MKB om mee te doen aan overheidsaanbestedingen: minder papierwerk, minder clustering van opdrachten en geen onnodig zware gunningseisen. Op initiatief van de ChristenUnie is de nieuwe Aanbestedingswet op deze onderwerpen gewijzigd.
-
Overheden die snel betalen. Een overheid die ondernemers niet frustreert, maar motiveert. De overheid moet haar rekeningen binnen 30 dagen betalen. De ChristenUnie heeft met succes gepleit voor de invoer van een ‘vertragingsrente’ voor overheden als de 30-dagentermijn wordt overschreden.
-
Internationalisering. Het MKB wordt ondersteund in de internationalisering, vooral ook naar landen buiten Europa.
-
Verbeteren van de positie van ondernemers in schuldsanering of met faillissement. De ChristenUnie verbetert de positie van gefailleerden en onder bewindgestelden en de belangenbehartiging van hun zaken.
-
Kansen voor kleine winkeliers. Het verbeteren van de positie van kleine winkeliers, onder meer door de aanpak van winkelcriminaliteit en een goed winkellocatiebeleid. Ook moet misbruik van de renovatiebepaling worden aangepakt, zodat winkeliers niet ten onrechte met huurverhoging of huurbeëindiging te maken krijgen.
Zelfstandigen zonder personeel hebben een belangrijk aandeel in de Nederlandse economie. Zzp’ers zijn professioneel, flexibel en innovatief en verwerven met deze competenties hun plek op de markt. Toch wordt in het beleid nog niet specifiek rekening gehouden met deze groep. Er moet door de overheid oog en aandacht zijn voor de zzp’ers. Pensioenopbouw, het afsluiten van collectieve verzekeringen en scholing door zzp’ers worden beter gefaciliteerd.
Sneller en beter beslissen met minder regels
Voor een slagvaardige economie is het van belang procedures sneller en beter te maken, met minder administratieve rompslomp. Als regels alleen belemmeren, in plaats van belangen te dienen, dan worden ze geschrapt. Op het gebied van infrastructuur, wonen en ruimte moet de insteek van de Crisis- en Herstelwet worden gevolgd. Ondernemers moeten niet dwarsgezeten worden met onnodige of zware vergunningentrajecten, teveel verplichte enquêtes of vergaande welstandseisen. Hiernaast moet de cultuur rondom subsidieregels veranderen naar een cultuur waarin het bieden van vertrouwen en kansen centraal staat en controle achteraf plaatsvindt. De ChristenUnie kiest voor:
-
Vertrouwen in ondernemers. Het op hoofdlijnen vooraf toetsen van subsidieaanvragen en pas achteraf meer gedetailleerd controleren daarvan. Hiernaast wordt het aantal ondernemerssubsidies door middel van samenvoeging sterk beperkt.
-
Minder regels. Het voortzetten van de Commissie Regeldruk Bedrijven, waarbij het kabinet de commissievoorstellen zal gaan voorzien van een duidelijke motivatie waarom een voorstel wel of niet wordt overgenomen.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Ruimte voor boeren en vissers
De ChristenUnie heeft hart voor boeren en vissers. Het zijn hardwerkende ondernemers die zorgen voor de productie van gezond en goed voedsel. Het gaat hierbij om sectoren die naar hun aard een nauwe relatie met de schepping hebben. Een spannende relatie en soms ook een spanningsvolle relatie. De ChristenUnie biedt ruimte aan boeren en vissers en zet daarbij in op een sterke, duurzame en innovatieve land- en tuinbouw en visserij. De ChristenUnie draagt innovatieve vormen van landbouw – precisielandbouw en biologische landbouw – een warm hart toe.
De Nederlandse land- en tuinbouw is toonaangevend in de wereld en levert een belangrijke bijdrage aan onze economie. Dat willen we graag zo houden. Een toekomstbestendige agrarische sector heeft een gezonde economische basis, is medekoploper op het gebied van innovatie, dierenwelzijn, energie en milieu en draagt bij aan behoud van natuur en landschap. Om dat te bereiken is het de uitdaging beter te gaan produceren met gebruikmaking van minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen, op een energie-efficiënte wijze en met minder uitstoot van emissies. Innovatieve vormen van landbouw, zoals precisielandbouw en biologische landbouw, zijn daarbij belangrijk. Verder biedt regionalisering van de voedselproductie, binnen Nederland en op de schaal van Noordwest-Europa, kansen voor het beter verbinden van producent en consument en wordt daarmee de milieudruk verminderd.
Belangrijke uitgangspunten van de ChristenUnie voor het beleid zijn:
-
Bevorderen van regionale en duurzame voedselzekerheid in de wereld.
-
Waarborgen van voedselveiligheid.
-
Respecteren van de aard en het welzijn van het dier.
-
Reële beloning voor boeren.
-
Behoud van landschap en platteland(scultuur) en van milieu en biodiversiteit.
De ChristenUnie ziet daarom in Nederland graag een levensvatbare en duurzame landbouw met kwalitatief goede producten, waarbij gezonde gezinsbedrijven een centrale rol vervullen. De markt daagt boeren uit om te ondernemen, te innoveren en te concurreren. Belangrijk is dat boeren daartoe de ruimte krijgen en dat consumenten een eerlijke prijs betalen, waarin milieukosten zijn verrekend. Tegelijk schiet de benadering van de landbouw als een gewone marktsector te kort. Het streven naar regionale voedselzekerheid op basis van een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het duurzame beheer van grond, mineralen, dieren en planten vragen om beleid van de overheid.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
De ChristenUnie is altijd terughoudend geweest ten aanzien van verdere liberalisering van het landbouwbeleid. Dit dwingt boeren meer dan ooit tot het produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Daardoor komt de zorg voor milieu, dierenwelzijn en landschap in het gedrang en wordt verdere schaalvergroting noodzakelijk. Daarom is het ook van belang dat we in de intensieve veehouderij niet overhaast afscheid nemen van een reguleringssysteem als dierrechten. Een dergelijk systeem hebben we nodig, zolang er nog geen evenwicht op de mestmarkt is bereikt.
Het Europese landbouwbeleid, waarin zaken rondom de marktordening van grote delen van de Europese landbouw zijn geregeld, wordt met het oog op de periode 2014-2020 hervormd. Bij deze hervorming is het wat betreft de ChristenUnie van belang dat vooruitgang wordt geboekt met betrekking tot de verduurzaming van de landbouw, voedselzekerheid en rechtvaardige handel. De plannen die voorliggen moeten beter, bijvoorbeeld door te kiezen voor:
-
Actief producerende boeren. Het GLB richt zich primair op boeren die zich bezighouden met voedselproductie. Agrarisch natuurbeheer is een nevenactiviteit en wordt betaald uit de middelen voor vergroening of uit de tweede pijler.
-
Geleidelijker herverdeling van GLB-middelen. In de voorliggende voorstellen worden de Nederlandse boeren onevenredig hard geraakt. De herverdeling van financiële middelen over de lidstaten wordt geleidelijker doorgevoerd.
-
Een verstandige hectarepremie. De directe inkomensondersteuning, die gebaseerd gaat worden op een premie per hectare (flat rate), wordt geleidelijk ingevoerd. Het voorstel om een hectarepremie in te voeren is op zich een goed voorstel dat aansluit bij het principe van grondgebonden landbouw. Invoering hiervan betekent ook dat een goede overgangsregeling nodig is voor de intensieve melkveehouderij, vleeskalverhouderij en zetmeelaardappelteelt.
-
Een flexibel keuzemenu voor vergroening. Betalingen aan boeren in het kader van vergroening worden niet alleen gekoppeld aan omgevingsmaatregelen, maar ook aan dierenwelzijn, weidegang, duurzame stallen en precisielandbouw.
-
Aftopping van de inkomenssteun. Het maximale steunbedrag per boerenbedrijf wordt verlaagd. Hierdoor kan de basispremie voor kleinere boerenbedrijven omhoog. Zo komt het geld terecht bij de boeren die de steun het meest nodig hebben, en niet bij de boeren met de meeste grond.
Daarnaast pleit de ChristenUnie voor:
-
Gelijk speelveld. De mogelijkheid om binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) eisen te stellen aan import ten aanzien van duurzaamheid en dierenwelzijn. Als binnen Europa bepaalde minimumstandaarden gelden op het gebied van milieu en dierenwelzijn, terwijl die standaarden op de wereldmarkt lager liggen, kunnen onze boeren niet op een gelijk speelveld concurreren. De tariefmuren op de Europese markt mogen niet worden aangewend om import die voldoet aan de minimumstandaarden op oneigenlijke gronden tegen te houden.
-
Sterke glastuinbouw. Het greenportbeleid, waarin wordt gefocust op een aantal sterke glastuinbouwgebieden, wordt onverminderd voortgezet. De glastuinbouw is een belangrijke groene energieproducent geworden. Ook op het gebied van innovatie en voedselkwaliteit zijn grote stappen gezet. De overheid biedt in haar beleid en regelgeving ruimte voor het voortzetten hiervan.
De veehouderij in Nederland ontwikkelt zich steeds meer richting een intensieve, niet grondgebonden sector met de daarbij behorende mestproblematiek en import van veevoer van ver buiten Europa. Tegelijk groeit het maatschappelijk ongemak over het toenemend aantal dieren in een klein land als het onze. Dus kiest de ChristenUnie voor:
-
Grondgebondenheid en regionalisering. Grondgebondenheid en regionale productie van veevoer wordt gestimuleerd. Soja die wordt geïmporteerd, moet voldoen aan duurzaamheidscriteria. Regionale (nutriënten)kringlopen worden zo veel mogelijk gesloten. Transparante informatie over de productiewijze richting de consument is noodzakelijk voor maatschappelijke acceptatie en draagvlak.
-
Lagere milieudruk. De veehouderij verkleint de milieudruk door gebruik te maken van nieuwe stalontwerpen en de best beschikbare technieken voor de gecombineerde reductie van fijn stof, ammoniak, methaan, stikstof en CO2.
-
Energie-efficiëntie. De overheid stimuleert dat de landbouw energieleverancier wordt in plaats van grootverbruiker.
-
Spelregels voor stallen. Risico’s voor de volksgezondheid worden beheerst door beperkingen te stellen aan nieuwbouw en uitbreidingen van stallen. Stallen mogen niet meer dan één bouwlaag hebben en het bouwblok mag niet groter worden dan 1,5 ha (inclusief groen). Provincies hebben de mogelijkheid om ontheffing te verlenen tot maximaal 2,5 ha. Dit geldt voor landbouwontwikkelingsgebieden, of voor situaties waarbij schaalvergroting hand in hand gaat met extra prestaties op het gebied van landschap, milieu, dierenwelzijn en/of volksgezondheid.
-
Minder antibioticagebruik. Het antibioticagebruik is duidelijk op de weg terug. Deze lijn wordt krachtig voortgezet, zodat er een einde komt aan preventief gebruik van antibiotica in de veeteelt. Ook wordt niet langer antibiotica in een te grote groep dieren gebruikt.
-
Oplossen problemen perceelsregistratie. De ChristenUnie wil dat de problemen met Dienst Regelingen met betrekking tot perceelsregistratie worden opgelost vanuit het uitgangspunt: grond is grond.
De ChristenUnie ziet dieren als schepselen van God. Uitgangspunt is een ambitieuze, maar haalbare basisnormering voor dierenwelzijn door de overheid. De plus op wettelijke eisen voor dierenwelzijn komt vanuit de markt, zodat vraag, aanbod en prijs bij elkaar komen en de boer betaald wordt voor de extra eisen van de consument. De ChristenUnie kiest voor:
-
Diervriendelijke innovatie. De overheid stimuleert innovaties en investeringen voor verbetering van dierenwelzijn, zowel qua stal(inrichting), behandeling als foklijnen. Focus voor innovatie komende jaren is verbetering van het dierenwelzijn die hand in hand gaat met verlaging van de milieudruk.
-
Dierenwelzijn in heel Europa. Nederland behoort qua dierenwelzijn tot de Europese kopgroep. De overheid zet in op het verhogen van de Europese standaarden, zodat de Nederlandse prestaties algemene normen worden. De consument wordt via goede labeling gestimuleerd tot duurzame en diervriendelijke aankopen.
-
Beperking diertransport. Diertransport wordt beperkt tot een maximum van 500 kilometer of acht uur, vanwege dierenwelzijn en risicovermindering van verspreiding van dierziekten.
De ChristenUnie staat kritisch tegenover de toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). De ChristenUnie kiest voor:
-
Maatschappelijk verantwoord afwegingskader. Een breed afwegingskader voor import en teelt van ggo’s wordt ontwikkeld met aandacht voor het doel van het ggo, de veiligheid voor mens, dier en milieu, sociaal-economische gevolgen van ggo’s en alternatievenonderzoek.
-
Keuzevrijheid. Consument en producent behouden keuzevrijheid. EU-lidstaten krijgen het recht om teelt op eigen bodem te weren.
-
Herstel kwekersrecht. Er komt meer ruimte voor nieuwe technieken die geen inbreuk maken op de soorteigenheid van planten. Klassieke veredeling is hierbij belangrijk. De balans tussen kwekersrecht en het octrooirecht wordt hersteld, zodat innovatie en ontwikkeling in plantveredeling niet wordt belemmerd.
De ChristenUnie gaat voor een goede toekomst voor zowel de Noordzeevisserij als de binnenvisserij. Tegelijk zijn we bezorgd over de druk op onze eeuwenoude visserij en de dalende visstanden. Lichtpunt is dat de bestanden van de voor Nederland belangrijke commerciële vissoorten tong, schol, kabeljauw, haring, makreel en garnalen een positieve trend vertonen. Het is een bewijs dat goed beheer positief kan bijdragen aan de visstand.
Verduurzaming moet plaatsvinden in internationale context. Het (Europese) visserijbeleid dient gericht te zijn op het scheppen van stabiele randvoorwaarden en volop in te zetten op een gelijk speelveld als het gaat om handhaving. De Nederlandse werkwijze kan hiervoor als voorbeeld dienen. De eigen verantwoordelijkheid en kennis van de beroepsgroep dient een belangrijke rol in de inrichting van het Europese visserijbeleid te vervullen. En op dit punt schiet dat visserijbeleid ernstig tekort, met meer dan 1.000 Brusselse geboden en verboden.
De ChristenUnie kiest voor:
-
Een duurzame vloot. Het Masterplan Duurzame Visserij (MDV) is binnen vijf jaar gerealiseerd, met steun vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. De kottervloot vaart dan duurzaam en rendabel en heeft een goede marktpositie in Nederland, vanwege goede samenwerking in de visserijketen en een positieve onderscheiding van de wildgevangen Noordzeevis op de Europese markt.
-
Certificaten duurzame vangst. Binnen vier jaar zijn alle schepen MSC gecertificeerd. De overheid ondersteunt indien nodig bij certificering.
-
Een goede verhouding tussen visserij en natuur. Meerjarige beheerplannen worden opgesteld voor een duurzame exploitatie van de zee. Visserijsector en wetenschap werken samen in bestandsopnamen en het opstellen van beheerplannen.
-
Minder (Europese) regels. Bij visquota wordt meer rekening gehouden met soorten die vaak samen worden gevangen (geassocieerde bestanden) en er wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de regionale beheergroepen. De administratieve lasten van Natura 2000 wetgeving voor vissers moeten omlaag door onder meer het schrappen van de omgekeerde bewijslast voor ondernemers, waardoor met name voor de IJsselmeervisserij grote knelpunten zijn ontstaan. Visserijwetgeving en de provinciale kaders van de Natuurbeschermingswet dienen te worden geharmoniseerd.
-
Minder bijvangsten, geen aanlandplicht. De visserij dient gericht te zijn op het terugdringen van de bijvangsten. Bijvangst is echter nooit helemaal te voorkomen. Een aanlandplicht werkt onnodig kostenverhogend. Daarom moet maximaal worden ingezet op verbetering van vistechnieken en preventie.
-
Internationaal samenwerken. Nederland blijft zich sterk maken voor een internationale samenwerking op het gebied van visserijbeheer, bescherming van de traditionele visgebieden van ontwikkelingslanden, een verbod op de walvisvangst en een algeheel verbod op het gebruik van drijfnetten.
-
Sluiten van visgebieden niet gewenst. Bij de planning van windmolenparken op zee moet rekening gehouden worden met de belangen van de vissers.
-
Duurzame vistuigen. De pulsvisserij lijkt een goed alternatief voor de traditionele bodemvisserij. Doorontwikkeling en onderzoek naar de effecten zijn nodig, maar vaststaat dat deze methodiek goed scoort door selectiviteit, minder bodemcontact en lager brandstofverbruik. Deze visserijmethodiek dient in Europa zo snel mogelijk te worden vrijgegeven voor algemeen gebruik als alternatief voor de boomkorvisserij.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Bedrijven die verantwoord ondernemen hebben oog voor het belang van de samenleving op korte en lange termijn en voor rechtvaardige verhoudingen wereldwijd. De ChristenUnie wil een gelijk speelveld voor verantwoorde producten. De recent herziene OESO-richtlijnen vragen van overheden en bedrijven om onder meer kinderarbeid uit de gehele productieketen te weren en een leefbaar loon te betalen aan werknemers in productielanden. Voor consumenten moet duidelijk zijn hoe producten tot stand zijn gekomen, zodat zij een verantwoorde keus kunnen maken. Daarnaast moet onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om fiscale instrumenten, accijnzen, en schaarsterechten in te zetten om MVO te stimuleren.
Ondanks armoede en ondervoeding groeit de voedselexport van arme landen naar rijke(re) landen en stroomt geld en waarde weg uit deze landen. De vrije markt heeft hier geen antwoord op omdat aanbod zoekt naar de meest koopkrachtige vraag. Helaas maken kinderarbeid en schending van mensenrechten nog te vaak onderdeel uit van de productieketens. De WTO-akkoorden leggen onacceptabele beperkingen op aan het stellen van maatschappelijk verantwoorde eisen aan producten en diensten.
Sociale rechtvaardigheid en zorg voor de schepping zijn kernwaarden voor de ChristenUnie. De normen van ethisch verantwoord leven beperken zich niet tot ons privéleven, maar strekken zich uit over ons leven als burger, consument, werknemer en ondernemer. Bedrijven ondernemen menswaardig en milieubewust en zijn het vertrouwen van hun klanten waard.
De ChristenUnie kiest voor:
-
Het betrekken van de omgang met mensenrechten bij de evaluatie van handelsovereenkomsten en subsidieregelingen.
-
Het uitgangspunt dat bedrijven die van overheidssteun gebruikmaken, de OESO-normen onderschrijven en naleven. Bedrijven worden uitgesloten van overheidssteun en aanbestedingen, als zij geen actie ondernemen om mensenrechtenschendingen, zoals kinder- en dwangarbeid, in de productieketen te voorkomen.
-
Eerlijke toegang tot recht en genoegdoening voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen via een rechtsbijstandfonds en versterking van de rechtsorde in landen waar mensenrechten worden geschonden.
-
De productie van betaalbaar voedsel voor armen als onderdeel van internationale MVO-overeenkomsten.
-
Heldere codes betreffende de (internationale) zorgplicht en rapportageplicht van bedrijven op het gebied van arbeid, mensenrechten, milieu en eerlijke handelspraktijken. Wettelijke regelgeving van deze zorgplicht als een sector onredelijk lang geen stappen onderneemt of als er een grote groep van achterblijvers is.
-
Een omgekeerde bewijslast: betrekt een ondernemer grondstoffen of producten uit een sterk verdachte regio, dan kan de overheid eisen dat de ondernemer aantoont dat het de keten op orde heeft.
-
Het ondersteunen van de voortgang op het gebied van MVO, door innovatief inkoopbeleid van de overheid via een agentschap Duurzaam Inkopen.
-
Eerlijke producten tegen eerlijke prijzen in de schappen van de winkels, door duurzame en sociale waarden waar mogelijk in de prijs van de producten te verwerken.
-
Het zichtbaar maken van de geschiedenis van de producten op het gebied van duurzaamheid en sociale impact traceerbaar en zichtbaar maken, zodat de consument een eerlijke keuze kan maken.
-
Producten uit de winkels weren waarvan de productie in strijd is met internationale afspraken op het gebied van mensenrechten, kinderarbeid of milieubelasting.
Arbeid kan niet bestaan zonder rust. Vanuit onze christelijke overtuiging is de zondag een daarvoor gegeven en aangewezen dag, zoals ook vastgelegd in de Winkeltijdenwet. Toch komt er meer en meer druk te staan op ondernemers en werknemers om op zondag te werken. Het argument dat winkelen ook ontspanning is, wordt daarbij vaak genoemd. Maar voor de ontspanning van de één levert de ander een inspanning. Kleine ondernemers komen steeds meer in de verdrukking als zij gedwongen worden om op zondag te werken, omdat zij het personeel niet hebben om zeven dagen per week open te zijn. Een collectieve rustdag doet een samenleving goed. Het biedt, naast de mogelijkheid van kerkgang, tijd voor gezin en sociale relaties. In een economie waarin langer moet worden doorgewerkt is de verhouding tussen arbeid en rust zeer belangrijk. De ChristenUnie staat voor de zondagsrust. Op zondag wordt niemand gedwongen om te werken of de winkel te openen. De Winkeltijdenwet en Arbeidstijdenwet worden strikt gehandhaafd.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Innovatie en onderzoek
Onderzoek, innovatie en kennisontwikkeling zijn van vitaal belang voor Nederland als kenniseconomie. Innovatie is de sleutel tot duurzame groei van de Nederlandse economie en het versterken van onze concurrentiepositie. Innovatie biedt ons ook nieuwe mogelijkheden om maatschappelijke problemen aan te pakken en te werken aan duurzame productie of betere gezondheidszorg.
Nederland moet niet in alles willen excelleren maar zich concentreren op een selectief aantal innovatiegebieden die vanuit economische en duurzaamheidoptiek kansrijk zijn om volop in te investeren. Het topsectorenbeleid wordt voortgezet. Door gericht te investeren kunnen kennisinstellingen fundamenteel en radicaal innovatief onderzoek doen. Het Nederlandse MKB is bovendien een wereldwijde speler in baanbrekende innovaties.
Tegelijkertijd moet er oog zijn voor de keerzijde van technieken. Zo kan de privacy in het geding zijn, maar kan er ook sprake zijn van nieuwe vormen van afwenteling of overlast. Het uitgangspunt is dat techniek ten dienste moet staan van mensen en mensen niet ten dienste staan van techniek.
De ChristenUnie kiest voor:
-
Het van de grond krijgen van onderzoek en innovatie. Het stimuleren van private onderzoek- en ontwikkelingsinvesteringen door fiscale aftrekmogelijkheden voor innovatie te koppelen aan private O&O-uitgaven. Door de beginfase van onderzoek te stimuleren, kan het risico voor bedrijven teruggedrongen worden.
-
Stimulering innovatie in het MKB. Het handhaven van de WBSO-subsidie, die heel effectief is gebleken voor het MKB. Omdat de WBSO is bedoeld om nieuw O&O te stimuleren en niet om kosten te drukken van multinationals, wordt het plafond in de WBSO verlaagd. De ChristenUnie wil de samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en MKB binnen de EU faciliteren en bestaande hindernissen in de financiering van internationale samenwerking wegnemen.
Kennistoepassing en arbeidsmarkt
Hoewel het in tijden van laagconjunctuur niet meteen zichtbaar is, zijn de dreigende tekorten op de arbeidsmarkt zorgwekkend. De beschikbaarheid van goed opgeleide medewerkers is bepalend voor de omzetgroei van een onderneming. De overheid moet ervoor zorgen dat onderwijs en arbeidsmarkt elkaar op alle niveaus vinden. Ook is het nodig om meer in te zetten op de ontwikkeling van toponderzoekers van eigen bodem. De ChristenUnie kiest voor:
-
Het flexibiliseren van de regeling voor kennismigranten om meer maatwerk te kunnen leveren.
-
Het stimuleren van regionale verbinding tussen bedrijven en onderwijsinstellingen.
-
Een aantrekkelijk investeringsklimaat voor buitenlandse technologische bedrijven en investeringen.
-
Een innovatieagenda die tot stand komt in nauw overleg met technologiebedrijven.
-
Investeren in laboratoriumonderzoek en internationaal onderscheidende onderzoekscentra.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Toezicht op banken en bedrijfsleven
Bedrijven en banken zijn van groot belang voor economische ontwikkeling, werkgelegenheid en innovatie. Het bedrijfsleven heeft bovendien direct invloed op natuur en milieu, op de samenleving en op het consumentenvertrouwen in de economie. Via zelfregulering maken bedrijven zelf al afspraken over een positieve aanwending van deze invloed, onder andere via de Corporate Governance Code. Tegelijkertijd moet de overheid randvoorwaarden scheppen waarbinnen ondernemingen opereren. Dit geldt in het bijzonder voor sectoren die een algemene nutsfunctie vervullen, zoals banken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Van deze organisaties mag extra zorgvuldigheid en transparantie richting de samenleving worden verwacht.
De financiële en economische crisis heeft echter pijnlijk duidelijk gemaakt dat er fundamentele tekortkomingen in ons huidige economische systeem bestaan. Zo zijn er perverse prikkels die risicovol korte termijnbeleid aanmoedigen, in plaats van verstandig langetermijnbeleid. In de jacht naar steeds meer geld en bezit, ook van klanten, werden te complexe producten bedacht en verkocht, terwijl het toezicht daar niet op inspeelde. De banken die wél op eigen benen zijn blijven staan in de crisis, kenmerken zich door strikte risicoafwegingen en goede interne controlemechanismen, waarbij geen sprake is van exorbitante bonussen. Deze uitgangspunten moeten dan ook de basis vormen voor een nieuw kader van verantwoord economisch handelen.
In een verantwoord economisch systeem is het toezicht op orde. Omdat Nederland onderdeel uitmaakt van een monetaire unie dient het toezicht op banken in Europese afstemming tussen de verschillende nationale toezichthouders plaats te vinden. Voor de Nederlandse belastingbetaler levert dit een stabieler en beter gecontroleerd systeem op.
De boetes die de AFM oplegt zijn minimaal en allesbehalve pijnlijk voor de bedrijven die ze krijgen. Hooguit wordt er schade geleden op het gebied van reputatie. Nu veel consumenten thuis via internet of via tussenpersonen een hypotheek afsluiten, is het belangrijk dat het toezicht op de intermediairs en andere aanbieders scherper wordt. Mensen moeten beschermd worden.
De ChristenUnie kiest voor:
-
Hogere boetes. Het verhogen van boetes die in het kader van de uitoefening van financieel toezicht kunnen worden opgelegd.
-
Scherper toezicht. Het verscherpen van het toezicht op de zorgplicht waaraan financiële instellingen zich moeten houden.
Beloningsbeleid voor toezichthouders
Veel zorginstellingen, woningcorporaties en onderwijsinstellingen volgen bepalingen rondom bestuur en toezicht. Dit leidt in veel gevallen tot een ‘titelinflatie’: de functie van een bestuurder wijzigt niet substantieel, het salaris wel. Bedrijven moeten transparant zijn over hun beloningsgebouw en hierover jaarlijks verslag doen in hun financieel jaarverslag.
Van commissarissen in de financiële sector mag ten aanzien van hun expertise meer verwacht worden dan tot op heden het geval was. Daarom pleit de ChristenUnie in navolging van de commissie Maas voor invoering van de Bankeneed, wordt de variabele beloning van bankbestuurders voor minimaal 50 procent gekoppeld aan niet-financiële doelstellingen, en de totale variabele beloning beperkt tot maximaal een kwart van het vaste jaarsalaris.
In overleg met het Nederlands centrum voor directeuren en commissarissen wordt een actieplan opgesteld om te werken aan kwaliteitsbevordering van bestuurders en commissarissen. Publiekprivate instellingen houden vast aan de ‘Balkenendenorm’.
Voor de financiële stabiliteit van Nederland is het van belang dat er stabiele systeembanken zijn die stabiele geldstromen garanderen. Negatieve gevolgen van investeringen met een hoog risico mogen daarom niet gedragen worden door systeemproducten: laat het risico daar waar het hoort. Het kan niet zo zijn dat risicovolle producten het systeemdeel van de bank omver kunnen werpen. De ChristenUnie kiest voor:
-
Betere solvabiliteit. Het mogelijk verhogen van de solvabiliteitsnorm om hoge risico’s niet door systeemproducten te laten dragen. Naarmate een bank meer risico’s loopt, zal de solvabiliteitsnorm hoger moeten zijn.
-
Een toekomstvast depositogarantiestelsel. Het herzien van het depositogarantiestelsel. Banken met een hoger risicoprofiel of een lagere rating dragen meer bij aan het garantiestelsel dan banken met een laag risicoprofiel of een hoge rating. Deze bijdrage wordt gekoppeld aan het totale leen- en spaarportfolio. De garantie wordt verlaagd naar 50.000 euro.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Solide financiën en solidaire belastingen
De ChristenUnie kiest voor:
- Onze kinderen en kleinkinderen en dus voor solide en houdbare overheidsfinanciën.
- Uitgaven die structureel niet hoger zijn dan de inkomsten en dus gestaag op weg naar begrotingsevenwicht.
- Fundamentele hervormingen in de arbeidsmarkt, pensioenen, woningmarkt en zorg om publieke voorzieningen betaalbaar te houden en de economie te versterken.
- Gezonde private financiën en dus voor aflossen en sparen en niet voor het bevorderen van schulden.
- Een betrouwbaar financieel stelsel en het beëindigen van de perverse bonuscultuur.
- Een eerlijk, gezinsvriendelijk, groen en eenvoudig belastingstelsel.
Solide overheidsfinanciën
Geld is een middel, geen doel. Maar wel een middel waar heel zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Zeker met belastinggeld. En wat in het klein voor een huishouden geldt, geldt evenzeer in het groot voor het huishouden van de overheid. Langere tijd meer uitgeven dan er binnenkomt leidt tot een ongezonde financiële situatie en op de lange duur wordt de financiële situatie zelfs onhoudbaar. Als de kredietcrisis en de daarop volgende schuldencrisis iets pijnlijk duidelijk heeft gemaakt, is het dat wel.
De ChristenUnie staat voor een samenleving waarin we naar elkaar omzien. Voor solidariteit tussen arm en rijk, tussen ziek en gezond, maar ook tussen de huidige generatie en de toekomstige generaties. De ChristenUnie wil onze kinderen en kleinkinderen niet opzadelen met de grote schulden die de afgelopen jaren zijn gemaakt.
De ChristenUnie kiest daarom voor solide overheidsfinanciën. Niet alleen op korte termijn, maar ook op lange termijn moeten de overheidsfinanciën houdbaar zijn. Dat betekent dat uitgavenposten die veel sneller toenemen dan de groei van de economie en/of een steeds groter deel gaan uitmaken van het bruto binnenlands product, zoals de zorg en de pensioenen, hervormd moeten worden, zodat de zorg en de pensioenen betaalbaar blijven en er ruimte blijft om te investeren in bijvoorbeeld het onderwijs.
De ChristenUnie kiest daarnaast voor gezonde private financiën. De financiële situatie van de overheid is op dit moment niet gezond, maar die van veel gezinnen en zeker van de banken is ronduit ongezond. Ons land is daarmee kwetsbaar voor een volgende bankencrisis en verdergaande huizenprijsdalingen. Het decennialang bevorderen van hypotheekschulden via de ongelimiteerde hypotheekrenteaftrek heeft, naast tot hoge huizenprijzen, ook tot een gigantische nationale hypotheekschuld geleid. De ChristenUnie kiest daarom voor het bevorderen van aflossen en sparen. Ook het bankwezen moet flinke stappen zetten op weg naar een gezondere verhouding tussen eigen en vreemd vermogen.
-
Vastberaden naar begrotingsevenwicht. De ChristenUnie zal met haar voorstellen de komende kabinetsperiode toewerken naar structureel begrotingsevenwicht, te beginnen met een maximaal tekort van 3 procent in 2013. Er staat ons, na de inspanningen van de afgelopen tijd, nog een grote en ingrijpende bezuinigingsopgave te wachten. De ChristenUnie streeft daarbij naar een weloverwogen mix van stevige bezuinigingen op de uitgaven, investeringen en een verantwoorde lastenontwikkeling. Daarnaast wil de ChristenUnie investeringen die de economie versterken en verduurzamen ontzien, zoals investeringen in onderwijs, onderzoek, innovatie, infrastructuur en dammen, duinen en dijken die het mogelijk maken dat we veilig in ons land kunnen blijven wonen en werken.
-
Voor de verandering: arbeidsmarkt, pensioenen, woningmarkt en zorg. Om de pensioenen en de zorg ook in de toekomst betaalbaar te houden, om de woningmarkt weer beter te laten functioneren en de arbeidsmarkt weer toegankelijk te maken voor jong en oud en om de in de laatste jaren toegenomen greep van de overheid op de economie te verminderen kiest de ChristenUnie voor hervormingen.
Zo gaat de AOW-leeftijd conform de afspraak in het Lenteakkoord de komende jaren geleidelijk omhoog via 66 in 2019 naar 67 in 2023 en ontwikkelt deze zich vervolgens in lijn met de levensverwachting. De hervormingen zullen geleidelijk worden doorgevoerd, zodat een ieder zich erop kan voorbereiden. De hervormingen dragen deels ook al bij aan het terugdringen van het tekort de komende kabinetsperiode, maar vooral wordt de houdbaarheid van de overheidsfinanciën erdoor verbeterd. -
Strikte begrotingsregels. De ChristenUnie hecht aan handhaving van de spelregels voor de rijksbegroting, zoals die de afgelopen decennia zijn ontwikkeld (trendmatig begrotingsbeleid, scheiding uitgaven en inkomsten, werking van de automatische stabilisatoren). De ChristenUnie wil uitgaan van een behoedzaam scenario. En mocht het EMU-saldo zich onverhoopt toch negatiever ontwikkelen dan in het afgesproken saldopad, dan dient bij een negatieve afwijking van 1 procentpunt of meer aanvullend te worden ingegrepen. De invulling van deze ingreep dient tijdens de kabinetsformatie globaal te worden bepaald, zodat eindeloze en soms vruchteloze onderhandelingen tijdens de kabinetsperiode worden voorkomen.
-
Betrouwbare banken. Banken hebben een belangrijke maatschappelijke functie en dienen dus bij uitstek maatschappelijk verantwoord te ondernemen en het belang van hun klanten voorop te zetten.
De financiële sector moet weer een toonbeeld van degelijkheid worden. Daarvoor is nodig dat veel evenwichtiger wordt omgegaan met risico’s en dat bonussen effectief aan banden worden gelegd, bijvoorbeeld door ze te maximeren en de fiscale aftrekbaarheid van salariëring te beperken tot het vaste deel van het salaris en het variabele deel – met name de bonussen – daarvan uit te sluiten (zie voor andere voorstellen over het beloningsbeleid bij banken en het toezicht op banken hoofdstuk 5).
De ChristenUnie wil strengere eisen aan banken opleggen dan ‘Basel III’ (dat is een set afspraken over met name de kapitaalseisen aan banken). De eigen vermogenspositie van veel banken is onvoldoende om nieuwe schokken te kunnen opvangen. Daarom moet de zogenoemde ‘core tier one capital ratio’ van een bank niet slechts 7 procent bedragen, zoals ‘Basel III’ eist, maar veeleer het dubbele. Daarnaast dienen banken transparanter te worden over hun financiële situatie. Zo zouden staatsleningen op de balansen realistischer gewaardeerd moeten worden, bijvoorbeeld tegen marktkoersen, zodat mogelijke tekorten direct zichtbaar worden. -
Leren van het verleden: geen nieuwe kredietbubbel. Tijdens de krediet- en de daarop volgende schuldencrisis zijn de korte rentes door onder andere de Europese Centrale Bank extreem verlaagd. Hiermee is geld erg goedkoop geworden en wordt het maken van schulden bevorderd. Juist dit beleid heeft tot de crisis geleid. De ChristenUnie vreest dat geld te lang goedkoop wordt gehouden, waardoor de kiem voor een volgende crisis weer is gelegd. Dit moet worden voorkomen.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Solidair belastingstelsel
Belasting betalen vinden we misschien niet leuk, maar het is wel noodzakelijk. De overheid mag via belastingheffing de middelen innen die ze nodig heeft voor het uitvoeren van publieke taken. Denk aan salarissen in onderwijs, zorg, politie, de krijgsmacht, aan het aanleggen en onderhouden van infrastructuur en de openbare ruimte, het beschermen van ons land tegen het water, de kosten van het openbaar bestuur, enzovoorts. Burgers mogen van de overheid daarbij verwachten dat de overheid zuinig en efficiënt omgaat met belastinggeld en dit besteedt in het algemeen belang.
Het huidige belastingstelsel is complex en zit niet helemaal samenhangend in elkaar. Vereenvoudigen is dus het devies. Daarbij moet niet worden vergeten dat belastingheffing grote sturende economische en inkomenspolitieke effecten heeft en tevens een effectief instrument is om gewenste keuzes te stimuleren en ongewenst gedrag te ontmoedigen.
De ChristenUnie kiest voor een belastingstelsel waarbij geldt dat:
-
Belasting op inkomen wordt geheven naar draagkracht. Zo draagt ieder naar vermogen bij aan de bekostiging van publieke taken.
-
De belastingen meer dan nu gezins- en familievriendelijk zijn. Bij belastingheffing dient rekening te worden gehouden met de gezinssituatie en de gezinsomvang en moet zoveel mogelijk de feitelijke draagkracht per huishouden in aanmerking worden genomen. Als dat weer meer dan nu gebeurt, gaan de lasten voor veel gezinnen omlaag.
-
De belastingen op arbeid omlaag gaan en ondernemerschap wordt gestimuleerd. Belastingen zijn een effectief middel om arbeid en ondernemerschap te stimuleren (zie voor de voorstellen van de ChristenUnie hoofdstuk 5).
-
Groene keuzes worden gestimuleerd. Milieukosten moeten zoveel mogelijk tot uitdrukking komen in de prijzen van producten. De belastingvergroening wordt daarom voortgezet, waarbij de overheid niet alleen milieuonvriendelijk gedrag ontmoedigt, maar ook milieuvriendelijk gedrag stimuleert. Ter illustratie van het grote effect dat fiscale stimulering kan hebben, kan de fiscaal gedreven verduurzaming van de automobiliteit worden genoemd.
-
Het stelsel eenvoudiger en robuuster wordt. Door de vele heffingskortingen en aftrekposten enerzijds en toeslagen anderzijds is het huidige stelsel te complex geworden. Een voor burgers, bedrijven en Belastingdienst robuuster stelsel maakt tevens een effectievere aanpak van belastingontduiking en fraude mogelijk.
-
Belastingvrij bestaansminimum voor gezinnen met jonge kinderen. Hoe jonger de kinderen hoe gezins- en kindvriendelijker het beleid volgens de ChristenUnie dient te zijn. Daarom dient de overheid het bestaansminimum voor gezinnen met jonge kinderen vrij te laten van belastingheffing. De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting wordt voor hen hersteld.
-
Het maken van schulden tegengaan en aflossen, sparen en de opbouw van eigen vermogen bevorderen. De ChristenUnie moedigt mensen aan spaarzaam te zijn. Jongeren moeten weer kunnen sparen zonder dat de ouders daarover belasting hoeven te betalen. Daarom voert de ChristenUnie het door het kabinet afgeschafte heffingvrije vermogen voor minderjarige kinderen weer in.
Huiseigenaren worden gestimuleerd om hypotheekschulden af te lossen (zie verder de paragraaf over de hervorming van de woningmarkt).
Voor bedrijven moet de behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen meer worden gelijkgetrokken. De ingezette beperking van de aftrekbaarheid van rentekosten voor bedrijven die met relatief veel vreemd vermogen zijn gefinancierd wordt verder uitgebouwd. -
Betaal de echte prijs. Producten en diensten die een relatief grote ‘ecologische voetafdruk’ hebben, zoals vlees, worden ondergebracht in het hoge BTW-tarief (zie voor de andere groene voorstellen van de ChristenUnie hoofdstuk 7).
-
Uniform loonbegrip. De inkomensbegrippen in de inkomsten- en loonbelasting en de sociale wetgeving moeten verder worden geüniformeerd. Nu wordt soms naar het gemeenschappelijk inkomen gekeken en dan weer naar het individuele inkomen. Alle regelingen zouden moeten uitgaan van gemeenschappelijk inkomen. Of iemand is fiscaal partner en dat werkt door in alle fiscale en overige financiële regelingen, of iemand is geen fiscaal partner en wordt individueel behandeld voor fiscaliteit en overige inkomensgerelateerde regelingen.
-
Belastingontduiking en fraude effectief bestrijden. Voor het toezicht worden voldoende middelen voor personeel en materieel (automatisering) ter beschikking gesteld. Het toezicht is soepel waar het kan, en streng waar het moet. Alle vormen van belastingontduiking en fraude worden hard aangepakt. Nederland spant zich in om te voorkomen dat multinationale bedrijven belastingbetaling ontwijken of ontduiken, zodat ontwikkelingslanden niet langer jaarlijks tientallen miljarden euro’s mislopen aan belastinginkomsten.
-
BTW-fraude in de kiem smoren. Een groot bedrag aan BTW wordt jaarlijks niet afgedragen aan de fiscus. Het gaat hier om de zogenoemde BTW carrouselfraude. De ChristenUnie wil deze vorm van fraude stoppen door de wijze waarop BTW door de Belastingdienst wordt geïnd te wijzigen.
-
Meer geven aan meer goede doelen. Particulieren worden voortaan fiscaal niet alleen gestimuleerd om aan ANBI’s (Algemeen Nut Beogende Instelling) te geven, maar ook aan SBBI´s (Sociaal Belang Behartigende Instelling). Daarmee worden giften aan sportverenigingen en buurthuizen e.d., afgezien van contributies, aftrekbaar en wordt de fiscale behandeling van ANBI’s en SBBI’s gelijk getrokken.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Armoede en schulden
Ook jongeren bouwen steeds hogere schulden op door het veelvuldig gebruik van mobiel internet en telefonie, door het kopen op krediet of doordat zij hun studiefinanciering moeten terugbetalen als zij geen diploma hebben behaald. Veel jongeren hebben weinig verstand van geldzaken.
Uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheden teruggelegd moeten worden bij kredietvrager en kredietverstrekker. Gemeentelijke schuldhulpverlening moet er weer zijn voor mensen die een sociaal vangnet nodig hebben. De schuldhulpverlening moet daarom efficiënter en eenvoudiger worden.
-
Voorkom schulden. De ChristenUnie zet sterk in op preventie. Er komt een vroegsignaleringssysteem, zodat wordt voorkomen dat mensen te veel lenen. Hiervoor wordt medewerking geëist van o.a. de Belastingdienst, energiebedrijven, woningbouwverenigingen en DUO. Ook schulden die ontstaan bij providers van mobiele telefonie en internet worden hierbij betrokken.
-
Stimuleer sparen. Sparen wordt bevorderd door herintroductie van het zilvervlootsparen voor kinderen. Jongeren moeten beter leren omgaan met geld. Hiervoor ligt een belangrijke taak in de opvoeding door ouders en school.
-
Stabiele financiële situatie. Schuldhulpverlening moet zich richten op het bereiken van een duurzaam stabiele financiële situatie voor hulpvragers. De intake en screening van nieuwe hulpvragers kan een goed beeld geven van de reële mogelijkheden. Als aflossing van de gehele schuld niet mogelijk is en een schuldsaneringstraject van drie jaar te zwaar is, kan stabilisatie plaatsvinden door mensen te leren om te leven met schulden, totdat bijvoorbeeld een verslaving of depressie onder controle is. Omdat elke situatie uniek is, is de hulpverlening effectiever als de hulp op maat wordt aangeboden.
-
Ruimte voor schuldbemiddeling. Het verbod op particuliere schuldbemiddeling wordt opgeheven. Bij schuldhulpverlening kan gebruikgemaakt worden van gekwalificeerde vrijwilligersorganisaties zoals Schuldhulpmaatje en Humanitas. Deze moeten wel onder toezicht staan en aan strengere kwaliteitsnormen voldoen. Transparantie en kwaliteit moeten voorop staan. Malafide praktijken dienen te worden voorkomen.
-
Zet vrijwilligers in. Bij de schuldhulpverlening kunnen meer vrijwilligers worden ingezet om te werken aan de versterking van de financiële vaardigheden van mensen met schulden. Zij kunnen jongeren en volwassenen budgetcursussen geven, bij mensen thuis komen om de administratie op orde te brengen, hen coachen tijdens en na een schuldhulpverleningstraject en gastlessen geven op scholen.
-
Aflossen, maar niet ten koste van alles. Schuldeisers (ook de overheid) mogen geld niet zo opeisen dat er onvoldoende middelen overblijven om de meest noodzakelijke vaste lasten te betalen en er een escalatie van schulden dreigt plaats te vinden. Ook voor beslaglegging door de overheid is een rechterlijke toetsing noodzakelijk. Er mag geen beslag gelegd worden op beheerrekeningen voor cliënten die in een schuldhulptraject zitten. De gemeentelijke overheid krijgt meer vrijheid om mensen met schulden onder voorwaarden inkomensondersteuning of kwijtschelding te verlenen.
-
Omzetten bestuurlijke boete in schuldaflossing. De bestuurlijke boete van 30 procent van de basisverzekering, die door zorgverzekeraars maandelijks wordt ingehouden op het inkomen als de premie minstens zes maanden niet is betaald, moet grotendeels worden omgezet in schuldaflossing. Het aantal organisaties waarmee een wanbetaler te maken krijgt (zorgverzekeraar, CVZ, CJIB, incassobureaus, gerechtsdeurwaarders) moet verminderen om een stapeling van incassokosten en miscommunicatie te vermijden.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Kiezen voor kwaliteit
De ChristenUnie kiest voor:
-
Bundelen van bebouwing en behoud van open landschappen.
-
Kansen voor krimpgebieden.
-
Hergebruik van gebouwen en gebouwde omgeving.
-
Toekomstgericht bouwen en duurzaam wonen
-
Een nationaal natuurnetwerk om van te genieten en voor behoud van de soortenrijkdom in ons land.
-
Nieuwe natuur realiseren met draagvlak en inzet van boeren en natuurorganisaties.
-
Ruimte om geld te verdienen in het landschap.
-
Bescherming tegen hoogwater en genoeg zoet water en dus een sterk Deltaprogramma.
-
Verduurzaming van de mobiliteit.
-
Een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening.
-
Omslag naar duurzame energie en ruim baan voor decentrale energieopwekking.
-
Hergebruik van afval als grondstof voor nieuwe producten.
Het antwoord op de verschillende actuele crises en de veelal mondiale vraagstukken is duurzaamheid. Duurzaamheid houdt in dat we kiezen voor kwaliteit van leven voor ieder mens en de aarde, nu en in de toekomst. Dat vraagt bezinning op fundamentele waarden en bezinning op onze werkelijke behoeften. Dat geldt in het privéleven, in het bedrijfsleven en bij het vaststellen van overheidsbeleid. In het christelijk-sociale denken staan verantwoordelijk beheer van de schepping en onderlinge solidariteit centraal. De mens leeft niet voor zichzelf. Economische groei is geen doel op zich, maar een middel. Bovendien vertegenwoordigen zaken als gemeenschapszin, arbeidsvreugde, biodiversiteit en een mooi landschap een waarde die we niet of nauwelijks terugvinden in ons bruto nationaal product, omdat ze niet of nauwelijks een economische prijs kennen.
We hebben een omslag nodig naar een duurzame en eerlijke consumptie, transparante productieprocessen en duurzame en strategisch verstandige opwekking van energie. Dit vraagt om goede samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaring tussen overheden, bedrijven en burgers. Ieder heeft een eigen rol en verantwoordelijkheid. Duurzaamheid geeft veel nieuwe kansen voor innovatie, die al goed worden opgepakt door het bedrijfsleven. Ook bewonersinitiatieven gericht op duurzaamheid stemmen hoopvol, zoals coöperaties voor windenergie, stadslandbouw en nauwere betrokkenheid van burgers bij agrarische bedrijven. Er zit veel kracht en creativiteit in de samenleving om duurzaamheid vorm te geven.
De ChristenUnie zet zich in voor de schepping. Niet omdat ze maakbaar is, maar omdat ze waardevol en tegelijk kwetsbaar is. De ChristenUnie wil dat we als goede rentmeesters op een verantwoordelijke manier omgaan met de leefomgeving. Dat bepaalt de keuzes van de ChristenUnie op terreinen als ruimte, natuur en water, maar ook op het gebied van wonen, mobiliteit, energie en economie.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Ruimte
De inrichting van Nederland is vrijwel geheel tot stand gekomen door menselijk ingrijpen. De overheid heeft in ruimtelijke ontwikkelingen een belangrijke kaderstellende taak. Nederland is te divers voor één blauwdruk. Inrichting van de ruimte vergt aansluiting bij het eigen karakter van landschappen, dorpen en steden. Daarom is het belangrijk dat ruimtelijke beslissingen op lokaal niveau worden genomen, dicht bij burgers en bedrijven. De provincies spelen een regisserende rol, zodat gemeenten in een regio elkaar ruimtelijk versterken en niet beconcurreren. De Rijksoverheid is alleen aan zet als het gaat om projecten van nationaal belang.
Het ruimtelijke beleid moet mede ten dienste staan van de opdracht aan de mens om als rentmeester de aarde op een verantwoorde wijze te ontwikkelen en te beheren. Economische, ecologische en demografische ontwikkelingen maken het mogelijk en noodzakelijk om een omslag te maken: van sloop en nieuwbouw naar hergebruik, van bebouwen van de open ruimte naar hergebruik en herstructurering van al bebouwd gebied. Kwaliteit en duurzaamheid staan daarbij voorop. Er liggen grote ruimtelijke opgaven op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Deze zijn mede sturend voor de ruimtelijke inrichting. Ook de noodzaak van een duurzame energievoorziening heeft een grote ruimtelijke impact.
De ChristenUnie wil de volgende onderwerpen prominent op de ruimtelijke agenda plaatsen:
-
hergebruik van leegstaande gebouwen;
-
herstructurering van verouderde (bedrijven)terreinen;
-
een toekomstbestendig waterbeheer in stad en land;
-
duurzame energievoorziening.
Bouwen binnen stad en dorp wordt de norm en waar dat niet realistisch is, wordt gekozen voor uitbreiding nabij bestaande wegen en OV voorzieningen. Door te bouwen bij bestaande stations en knooppunten van OV, kan het aantal files worden beperkt en het rendement van het openbaar vervoer worden verbeterd. Binnenstedelijk bouwen moet hand in hand gaan met vergroening, om steden en dorpen leefbaar te houden.
Deze omslag in het ruimtelijk beleid vraagt om een integrale aanpak, waarbij alle betrokken overheden, burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, woningcorporaties, investeerders en grondeigenaren hun inzet leveren en de overheid toeziet op een eerlijke en transparante afweging van alle belangen. Deze werkwijze is intensief, maar verdient zichzelf meer dan terug doordat de gemaakte keuzes gericht zijn op een duurzame toekomst en op draagvlak kunnen rekenen.
In steeds meer regio’s is de komende jaren geen sprake meer van bevolkingsgroei, maar van bevolkingskrimp. Dit heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid; voorzieningen komen onder druk te staan; de bedrijvigheid loopt gevaar. Krimp biedt echter ook kansen voor de ontwikkeling van leefomgeving en milieu, nieuwe bestemmingen voor oude wijken, bedrijventerreinen en industriegebieden. Lokale overheden moeten in staat worden gesteld die kansen te grijpen.
Het ruimtelijk beleid van de ChristenUnie in acties:
-
Bundelen en verdichten. Prioriteit wordt gegeven aan binnenstedelijk bouwen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Dat is goed voor de draagkracht van voorzieningen en het openbaar vervoer. Compact bouwen en slim verdichten zijn uitgangspunt, omdat intensief ruimtegebruik niet ten koste mag gaan van schaars groen. Verstedelijking en bedrijvigheid worden gebundeld rond bestaande kernen en daarbinnen bij OV-knooppunten.
-
Open landschappen behouden, versnippering voorkomen. Open landschappen, zoals het Groene Hart, mogen via de kaasschaafmethode niet steeds kleiner worden. Verrommeling, versnippering en bouwen op opdringerige zichtlocaties langs wegen moeten worden tegengegaan. De provincies sturen bindend de bovenlokale samenwerking bij de bouw van woningen en de aanleg van bedrijventerreinen aan. Via een vereveningsfonds worden opbrengsten uit rood en investeringen in groen evenwichtig verdeeld.
-
Nette inpassing. Er komt meer aandacht voor de ruimtelijke inpassing van nationale infrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen over visuele aspecten, maar zeker ook over de gevolgen voor de leefomgeving (geluidsoverlast en luchtverontreiniging).
-
Ruimtelijke ordening bevordert energietransitie. Het ruimtelijk beleid moet de transitie naar ‘schone’ energie mogelijk maken. De Rijksoverheid en decentrale overheden houden in hun ruimtelijk beleid rekening met windenergie, zonne-energie, biomassacentrales en andere vormen van duurzame energieopwekking. Waar mogelijk worden energievragers en –aanbieders in elkaars omgeving gesitueerd.
-
Deltaprogramma sturend voor ruimtelijke ontwikkeling. Het ruimtelijk beleid van de Rijksoverheid en decentrale overheden anticipeert met behulp van het Deltaprogramma op de veranderende omstandigheden, zoals bodemdaling en de gevolgen van klimaatverandering. Belangrijke voorbeelden daarvan zijn de toekomstige zoetwatervoorziening, de bescherming tegen hoogwater en het voorkomen van hittestress in steden door bijvoorbeeld meer groen in de stad.
-
Verantwoorde ruimte voor plattelandsgemeenten. Uitbreidingen van steden en dorpskernen (‘rode functies’) worden op regionaal niveau afgewogen. Plattelandsgemeenten krijgen voldoende ruimte om te bouwen voor de eigen bevolkingsaanwas. Gelet op het nog veel aanwezige groeidenken, wordt daarbij gewaakt voor overproductie in krimpregio’s en voor het bebouwen van waardevolle landschappen. Clustering van voorzieningen is nodig om het voorzieningenniveau in krimpgebieden op peil te houden.
-
Krimpen zonder financiële kramp. Krimpregio’s en -gemeenten komen niet voor opgaven te staan die hun financiële of organisatorische kracht te boven gaan. Daarom is krimp een belangrijk wegingscriterium voor gemeente- en provinciefonds. Regio’s die anticiperen op krimp (‘anticipeerregio’s) moeten gebruik kunnen maken van dezelfde faciliteiten van de Rijksoverheid als de zogenoemde top krimpregio’s (Noordoost-Groningen, Zeeland en Parkstad Limburg).
-
Sneller, beter, anders. In de nieuwe in voorbereiding zijnde Omgevingswet wordt niet alleen de besluitvorming versneld en vereenvoudigd, maar wordt ook meer en beter gebruikgemaakt van de inspraak van burgers en belangenorganisaties. Goede ideeën uit de samenleving worden serieus meegewogen bij een integrale afweging door de politiek.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Duurzaam bouwen en wonen
Niet alleen functioneert de woningmarkt slecht (zie voor de voorstellen van de ChristenUnie ‘Woningmarkt: gezond en rechtvaardig’), logischerwijs heeft de daaraan nauw verbonden bouwsector het moeilijk. En ook in de kantorenmarkt is veel mis en faalt de marktwerking; terwijl de leegstand enorm is, worden er toch nog veel nieuwe kantoren bijgebouwd.
De grotendeels stilgevallen woningbouw is een groot probleem. Niet alleen voor werkgevers en werknemers in de bouwsector en voor de economie als geheel, maar ook gelet op het feit dat nieuwbouw gewoon noodzakelijk blijft. Met name in de noordelijke Randstad is de vraag naar woningen op middellange termijn onverminderd groot. In die vraag hoeft overigens niet alleen te worden voorzien door nieuwbouw en herstructurering van verouderde woonwijken, maar ook door het verbouwen van leegstaande kantoren tot woningen en herstructureren van verouderde bedrijventerreinen. Naast het weer op gang brengen van de woningbouw en de transformatie van de kantorenmarkt is de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad een grote maatschappelijke opgave.
In reactie op de crisis in de woningbouw en utiliteitsbouw is door veel betrokkenen nagedacht hoe de woningbouw en de kantorenmarkt weer beter, duurzamer en meer maatschappelijk verantwoord zou kunnen functioneren. De ChristenUnie waardeert deze initiatieven zeer en pleit ervoor de aanbevelingen en voorstellen van zowel de zogenoemde ‘Taskforce transformatie’ als van het ‘Bouwteam’ over te nemen en snel in de praktijk te brengen.
-
Overaanbod kantoorgebouwen drastisch terugdringen. Door instelling van regionale sloop- en herstructureringsfondsen kan het overaanbod van kantoorgebouwen worden aangepakt. Deze fondsen dienen te worden gefinancierd door marktpartijen en bijvoorbeeld door uitbreiding van de in de Leegstandswet mogelijk gemaakte leegstandsheffing met betrekking tot de eigenaren van leegstaande kantoren en ontwikkelaars van nieuwe kantoren. Het moet voor eigenaren financieel onaantrekkelijk worden om winkel- en kantoorpanden langdurig leeg te laten staan. Met deze aanpak kan bovendien de binnenstedelijke woningbouw weer op gang worden gebracht.
-
Maak kantoren geschikt voor bewoning. De ChristenUnie wil de transformatie van kantoorgebouwen naar woningen krachtig bevorderen. Daarvoor worden de regels rondom hergebruik en herbestemming vereenvoudigd. Ook wordt de BTW voor (verbouw)activiteiten voor transformatie van bestaand vastgoed tijdelijk verlaagd naar 6%.
-
Neem je verlies. Een grote belemmering voor transformatie van kantoorgebouwen en voor andere vormen van innovatief (ver)bouwen is de boekwaarde van grond en gebouwen. Die is meestal veel hoger dan de actuele waarde. Gemeenten, ontwikkelaars en woningcorporaties zullen hun verliezen snel moeten nemen.
-
Ruimte voor innovatief en vraaggericht bouwen. Gemeenten dienen in het bijzonder woningcorporaties de ruimte te geven om innovatief, vraaggericht en toekomstvast te kunnen bouwen. Denk hierbij met het oog op de veranderende samenstelling van de bevolking aan innovatieve concepten als de bouw van twee kleine starterswoningen die later gemakkelijk zijn samen te voegen tot één grotere woning.
Er is een wereld te winnen waar het gaat om het duurzamer en energiezuiniger maken van bestaande en nieuwe woningen. Daar maakt de ChristenUnie werk van.
-
Scherpe normen. Er wordt een afrekenbare doelstelling voor energiebesparing in de bestaande bouw voor 2020 vastgesteld. Doel is 30 procent energiereductie in 2020 in de bestaande woningen en vanaf 2015 energieneutraal bouwen in de nieuwbouw. De energieprestatie van woningen kan door nieuwe technieken verder verbeteren en strengere normen zorgen ervoor dat deze technieken breed worden toegepast. Hierbij wordt de kwaliteit van het binnenklimaat van woningen bewaakt. Een eerste stap is de strengere isolatienorm voor de gebouwschil die over twee jaar zal worden ingevoerd.
-
Gebruik duurzame bouwmaterialen. De toepassing van duurzame bouwmaterialen en duurzaam bouwen wordt minder vrijblijvend. Er wordt ingezet op zowel isolatie als het toepassen van zuinige installaties.
-
Samen verbouwen is goedkoper. Daarom wordt bij koopwoningen een aanpak voor energiebesparing voor verenigingen van eigenaren, hele woningblokken of buurten gestimuleerd.
-
Energiebesparingsaftrek en een verduurzamingsfonds. Ter stimulering van energiebesparing door particulieren komt er een energiebesparingsaftrek. Daarnaast worden met het verduurzamingsfonds, dat is afgesproken in het Lenteakkoord, zowel woningcorporaties als particuliere huiseigenaren door goedkope leningen gestimuleerd om te investeren in betere isolatie en zuiniger installaties.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Natuur
De ChristenUnie hecht grote waarde aan natuur en landschap. Juist hier herkennen we iets van de grootsheid van Gods schepping. Een groene leefomgeving draagt aantoonbaar bij aan gezondheid en welzijn van mensen. Bovendien zorgt groen niet alleen voor een mooie leefomgeving, maar biedt het ook een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Grote aangesloten natuurgebieden dragen ook bij aan behoud van de soortenrijkdom in ons land. In alle monitors loopt de soortenrijkdom achteruit. Die teruggang moet tot staan worden gebracht.
De ChristenUnie wil de bijzondere kwaliteiten van natuur en landschap behouden en waar mogelijk versterken. Ook met het oog op volgende generaties. Ons nationale natuurnetwerk, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), en het Europese netwerk van natuurgebieden (Natura 2000) zijn de belangrijkste pijlers voor een goed natuurbeleid en behoud van de soortenrijkdom. De ChristenUnie wil het beleid voor natuurontwikkeling realiseren op basis van draagvlak (bottom-up) en vanuit de passie van mensen voor hun omgeving. Dat begint met een goede communicatie, veelal met natuurbeheerorganisaties en agrariërs. Een goed natuurbeleid kan niet zonder adequate ruimtelijke sturing, een passende beloning voor geleverde diensten, samenwerking tussen overheid, terreinbeherende organisaties, boeren en particulieren, en langjarige kaders voor doelen en vergoedingen.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is ons nationale natuurnetwerk: een groen raamwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden, die onderling zijn verbonden door een netwerk van ecologische verbindingszones. Op plaatsen waar bebouwing of infrastructuur barrières vormen, moeten passages of ecoducten ervoor zorgen dat dieren zich ongehinderd binnen de EHS kunnen verplaatsen.
De ChristenUnie is voor een herijking van de EHS. Na 20 jaar is het goed om de doelen nog eens tegen het licht te houden. De nu ingezette herijking is echter zo drastisch dat ze het functioneren van de EHS vrijwel onmogelijk maakt. De ChristenUnie houdt het doel van een kwalitatief goed functionerende EHS recht overeind. Ecologische verbindingszones blijven nodig om natuurgebieden met elkaar te verbinden. Tegelijk zijn we realistisch en willen we voor de feitelijke realisatie meer tijd nemen dan tot 2018. Bovendien pleit de ChristenUnie voor zonering en meer flexibiliteit in de realisatie: hoe minder kwetsbaar de natuur, hoe meer ruimte in beheer en begrenzing. Het is belangrijker te werken aan draagvlak en een realistische EHS, dan dat de EHS conform de tekentafel wordt uitgevoerd. Regiegroepen van boeren, natuurbeheerorganisaties, recreatieondernemers en andere belanghebbenden worden daar actief bij betrokken.
Mede dankzij de ChristenUnie zijn in het Lenteakkoord de bezuinigingen op natuur met 200 miljoen euro verzacht. De ChristenUnie wil een nationaal natuurnetwerk realiseren door:
-
Het faseren van de uitvoering tot 2025.
-
Alle reeds aangekochte gronden in te zetten om het netwerk van de EHS af te maken (dus niet een derde daarvan).
-
De hoeveelheid te verwerven gronden kritisch te onderzoeken, waarbij gefocust wordt op ontbrekende schakels voor afronding van een robuust EHS-gebied.
-
Te blijven inzetten op robuuste verbindingszones voor ontsnippering van natuurgebieden.
-
Meer flexibiliteit in realisatie en beheer, waarbij er voor agrariërs, natuurbeheerders en andere belanghebbenden een belangrijke rol is weggelegd.
-
In grote gebieden zonering toe te passen, zodat er ruimte is voor een divers aanbod van doeleinden (recreatie, ondernemerschap), zonder kwetsbare natuur te beschadigen.
Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met bijzondere en veelal kwetsbare natuurwaarden die bescherming verdienen. De uitvoering van Natura 2000 is echter niet eenvoudig. Juist hier dringt zich een spanningsveld op tussen natuurbelangen enerzijds en sociaaleconomische belangen anderzijds. Heldere regels, goede communicatie, snel handelen en boter bij de vis zullen het devies moeten zijn. De beheerplannen voor Natura 2000 en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) laten echter op zich wachten. Dat geeft veel onduidelijkheid voor – veelal – agrarische ondernemers en belemmert hen in de bedrijfsvoering. In de PAS wordt vastgelegd hoeveel ‘ruimte’ er is voor de uitstoot van stikstof zonder dat er schade wordt toegebracht aan het natuurgebied. Voor de beheerplannen moet een deadline worden gesteld, die er nu niet is.
De filosofie van Natura 2000 schiet deels tekort. Deze filosofie is gericht op het in stand houden van de bestaande natuur en niet op het ontwikkelen van nieuwe natuur. Door de nadruk op het behoud van bestaande natuur schiet Natura 2000 door in het compensatiedenken. Als er ergens door een project een soort verdwijnt, ook al komen daar bijvoorbeeld drie andere waardevolle soorten voor terug, moet toch die ene soort koste wat het kost worden gecompenseerd. Dat is niet logisch, tenzij het cruciaal is voor de biodiversiteit in Europa of daarbuiten. En het is niet bevorderlijk voor natuurontwikkeling, het belemmert de realisatie van projecten en maakt het draagvlak voor Natura 2000 kleiner.
Bedrijven die innoveren of hun bedrijfstype omschakelen in het kader van een goede kwaliteit van Natura 2000-gebieden moeten daar waar nodig ondersteuning in kunnen krijgen, zowel financieel als niet-financieel. Bedrijven die verplaatst moeten worden zijn gebaat bij snel handelen van de overheid, een goede prijs en actieve ondersteuning in hervestiging.
Door het langdurig uitblijven van duidelijkheid over Natura 2000 en de PAS en de weeffouten in Natura 2000 zit Nederland ‘op slot’. De ChristenUnie wil daar verandering in brengen door:
-
Een snelle uitwerking van de beheerplannen en de PAS, waarbij de ruimte wordt toebedeeld op grond van specifieke gebieds- en bedrijfsomstandigheden.
-
Stikstofdepositie ook bij andere bronnen aan te pakken, zoals de industrie en het verkeer.
-
Over te gaan tot herbegrenzing van Natura 2000-gebieden als dat nodig blijkt na een integrale afweging van alle belangen.
-
In Brussel aan te dringen op herijking van Natura 2000 en wel zodanig dat Natura 2000 niet langer alleen gericht is op het in stand houden van het bestaande, maar ook inspeelt op het dynamische karakter van de natuur en ruimte geeft aan (natuur)ontwikkeling.
Boeren zijn nodig voor beheer van natuur, landschap en water. Maar agrarisch natuurbeheer pakt niet overal even gunstig uit. Alleen de grondsoorten bepalen al voor een groot deel in welke mate agrarisch natuurbeheer succesvol kan zijn, en er moet onderscheid worden gemaakt tussen akkerbouw en veeteelt. Daarom is het belangrijk dat er in het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014-2020 meer ruimte komt voor vergroeningsmaatregelen, passend bij de karakteristieken van bedrijf en gebied. De ChristenUnie omarmt het manifest ‘Natuur, landschap en economie in een vitaal platteland’ van onder andere LTO en groene organisaties. Dit manifest toont dat samenwerking kansen biedt en verschillende belangen elkaar kunnen versterken.
Op het snijvlak van landbouw en natuur doen zich regelmatig spanningen voor. Het sociaal kapitaal dat is opgebouwd tussen boeren- en natuurorganisaties staat onder druk. Dat moet worden hersteld, door inzet voor:
-
De landbouw nadrukkelijk te benaderen als drager van cultuurlandschappen en een adequate vergoeding voor het onderhoud te verstrekken.
-
De uitvoering van de Europese Landschapsconventie voor een integraal landschapsbeleid (biodiversiteit, cultuurhistorie, geologie).
-
Meer ruimte in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (EU) voor agrarisch natuurbeheer, weidegang en weidevogelbeheer (vergroening en plattelandsontwikkeling).
-
Zonering aan te brengen in landbouwgebieden rond natuur: van extensieve landbouw naar intensieve landbouw verder weg.
-
De instelling van streekfondsen voor financiering van diensten aan de natuur.
-
Mogelijkheden om landbouw, natuur, energie, zorg, recreatie en ontspanning te combineren op het boerenbedrijf.
-
De soms doorschietende bescherming vanwege de Faunawet leidt tot voor boeren en natuurbeschermers ongewenste situaties, zoals bij de omgang met uitheemse soorten als de Canadese gans en de Nijlgans. Schade aan natuur én gewassen moet nadrukkelijker een plaats krijgen in onze omgang met deze soorten.
Inrichting en beheer van landschap en natuur kost geld. Dit vraagt om de ontwikkeling van economische dragers en alternatieve financieringsconstructies. Het landschap heeft wel een economische waarde, maar dat laat zich moeilijk in geld uitdrukken. Kansen liggen er op het gebied van verevening tussen ‘groene’ en ‘rode’ projecten: opbrengsten van woningbouw worden via vereveningsfondsen ingezet voor extra natuur. Ook moet er ruimte zijn voor kleinschalige bebouwing in de EHS, bijvoorbeeld woningen of recreatieve voorzieningen, die (financiële) ruimte bieden om de EHS te realiseren en te beheren. Andere mogelijkheden zijn het combineren van functies, zoals zorgboerderijen, of landschapsveilingen. Op regionaal niveau zijn op veel plaatsen in het land streekfondsen geopend, waarin publieke en private partijen samenwerken. Nieuwe financieringsvormen en economische dragers zijn belangrijk voor inrichting en beheer van natuur en landschap en voor het creëren van draagvlak en betrokkenheid.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Waterbeheer: veilig en duurzaam
Nederland, waterland. Als iets in het DNA van de Nederlander zit, is het water. Water, het heeft ons veel gegeven, maar van tijd tot tijd ook veel genomen. De laatste grote watersnoodramp is al weer bijna 60 jaar geleden en sindsdien is er met de Deltawerken veel aan gedaan om onze delta goed te beschermen, maar dat wil niet zeggen dat onze bescherming tegen het water een rustig bezit is. Integendeel, veilig leven in deze dichtbevolkte delta vereist continue inzet en investeren. En ook al zijn we een waterrijk land, toch behoeft onze zoetwatervoorziening aandacht en hebben sommige gebieden in ons land te kampen met verdroging. Water is bron van leven en om dat zo te houden moet de kwaliteit ervan op orde zijn. De ChristenUnie zet zich in voor een land waar we goed beschermd tegen hoogwater en voorzien van voldoende zoet water van hoge kwaliteit kunnen blijven wonen en werken.
Daarom kiest de ChristenUnie voor:
-
Robuuste waterschappen. Waterschappen spelen een cruciale rol bij het beschermen van ons land tegen hoogwater, het voorzien in voldoende zoetwater en het zorgen voor waterkwaliteit en afvalwaterzuivering. De ChristenUnie is vanouds een voorstander van democratisch gelegitimeerde waterschappen. Wel zou het goed zijn als waterschappen met elkaar fuseren en het aantal dus verder vermindert. Daarnaast dient het Nationaal Bestuursakkoord Water, waarin tussen alle overheden afspraken zijn gemaakt om tot een effectiever en efficiënter waterbeheer te komen, onverkort te worden uitgevoerd.
-
Het Deltaprogramma, Deltaplan voor de 21e eeuw. Om er voor te zorgen dat we nu en in de toekomst in een veilig en aantrekkelijk land kunnen blijven wonen en werken, moet het nationale Deltaprogramma voortvarend worden uitgevoerd. Dat geldt zowel voor de huidige grote projecten, zoals Ruimte voor de Rivier, als voor de waterveiligheids- en zoetwatermaatregelen die nu in het Deltaprogramma worden voorbereid. Gelet op de grote wateropgaven waar ons land voor staat, wordt er niet bezuinigd op het Deltafonds.
-
Geconstateerde gebreken in de bescherming tegen hoogwater snel op orde brengen. De zwakke plekken in dammen, duinen en dijken (bijvoorbeeld de Afsluitdijk) worden versterkt. Om te voorkomen dat dit decennia gaat duren, wil de ChristenUnie dat het Rijk en de waterschappen, aanvullend op de reeds gemaakte afspraken, gezamenlijk extra investeren in hoogwaterbeschermingsmaatregelen.
-
Kwaliteit, waterkwaliteit. De kwaliteit van ons oppervlaktewater is de afgelopen decennia sterk verbeterd, maar we zijn er nog niet. Schoon water is belangrijk, niet alleen voor mens en dier, maar ook voor de economie en de ecologie. Er is de laatste paar jaar veel bezuinigd op het verbeteren van de waterkwaliteit, waardoor er bijna geen geld meer is om de voor de komende jaren benodigde investeringen te doen. De ChristenUnie investeert in de beschikbaarheid van goed zoet water.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Mobiliteit in beweging
Mobiliteit brengt mensen bij elkaar en is essentieel om echt samen te kunnen leven. Mobiliteit is bewegingsvrijheid, maar stelt ons ook voor vragen op het gebied van leefomgeving en leefbaarheid. De ChristenUnie wil dat de groeiende mobiliteit niet ten koste gaat van onze leefomgeving en de leefbaarheid daarvan. We kiezen daarom voor verduurzaming van de mobiliteit, vermijden van overbodig verkeer, een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het beter met elkaar verbinden van de verschillende vervoersmodaliteiten: auto, openbaar vervoer en fiets bij het personenvervoer en scheep- en binnenvaart, spoor en weg bij het goederenvervoer.
Door schaalvergroting zijn de gemiddelde afstanden voor goederen- en personenverkeer enorm toegenomen, wat méér verkeer maar juist mínder bereikbaarheid tot gevolg heeft (men moet immers verder rijden voor hetzelfde doel). Integratie van ruimtelijke ordening en verkeer, stimuleren van lokale economie én realistische beprijzing van verkeer moeten deze trend keren.
De ChristenUnie wil meer dan ooit het vervoerssysteem als één geheel zien en benaderen en niet de verschillende modaliteiten tegen elkaar uitspelen. In deze tijden van financiële krapte kiest de ChristenUnie ervoor om de verschillende vormen van vervoer te ontwikkelen op hun sterke punten. Zo is het spoor uitermate geschikt voor het verbinden van stedelijke centra met elkaar, de zogenoemde hart op hart relaties, en de weg voor de kriskras relaties. Deze benadering vraagt om gerichte investeringen in het openbaar vervoer, in fietsvoorzieningen, in wegen, maar vooral ook in voorzieningen die de samenhang tussen de verschillende vervoersmodaliteiten versterken, zoals betere fysieke aansluitingen binnen en tussen de verschillende vormen van vervoer en een veel betere informatievoorziening.
Het openbaar vervoer moet aantrekkelijker worden, de Reiziger moet weer met een hoofdletter R worden geschreven. Openbaar vervoer is niet overal een bruikbaar alternatief voor de auto, maar ook op het platteland is door een slimmere organisatie een aanzienlijke verbetering mogelijk.
-
Ambitie en actie. De OV-ambities moeten hoger. Aanzienlijke groei van het aantal reizigers is mogelijk als wordt geïnvesteerd in reistijdverbetering.
-
Prestaties openbaar. Vervoerders worden verplicht cijfers over bezettingsgraad, reistijd en klanttevredenheid te publiceren.
-
Investeren in lightrail en busbanen. Binnen het Infrafonds wordt structureel ruimte gereserveerd voor grote regionale OV-projecten met een nationaal belang, zoals de IJmeerverbinding, de metro tussen Schiedam en Kralingse Zoom via Rotterdam-Zuid, de uitbouw van het tramnetwerk in Utrecht en meer vrije busbanen. De snelwegbus biedt voor veel forenzen kortere reistijden.
-
Reiziger centraal. De OV-chipkaart wordt meer klantgericht door meer verkooppunten en makkelijker overstappen. Het moet een brede mobiliteitskaart worden. De actuele reisinformatie op haltes, stations en internet wordt aanzienlijk verbeterd.
De ChristenUnie stelt een actieplan spoor voor. Kernpunten zijn:
-
Capaciteitsuitbreiding. Inhaalsporen of spoorverdubbeling, extra perrons en ongelijkvloerse kruisingen zijn op een aantal punten noodzakelijk, zodat intercity’s en sprinters elkaar niet in de weg zitten en de frequentie kan worden verhoogd. De enkelsporige regionale spoorlijnen en grensoverschrijdende spoorlijnen worden opgewaardeerd door (gedeeltelijke) spoorverdubbeling, elektrificatie en verhoging van de baanvaksnelheid.
-
Nieuwe spoorbeveiliging. Het nieuwe beveiligingssysteem ERTMS wordt snel ingevoerd, zodat treinen korter op elkaar kunnen rijden, de spoorveiligheid verbetert en op langere termijn onderhoudskosten worden bespaard.
-
Kortere reistijden. Het spoor wordt waar mogelijk stapsgewijs geschikt gemaakt voor hogere snelheden. De maximum snelheid wordt op regionale spoorlijnen verhoogd van 140 naar 160 km per uur en op de meeste intercity corridors naar 200 km per uur, te beginnen met Almere-Groningen/Leeuwarden en Amsterdam-Maastricht.
-
Kortere routes. Oude spoorverbindingen, zoals Veendam-Stadskanaal en Apeldoorn-Dieren worden opnieuw geopend. Bij de verbreding van de A27 wordt rekening gehouden met een toekomstige spoorlijn Breda-Utrecht-Almere. Er wordt geïnvesteerd in de OV-relatie Drachten-Heerenveen, bij voorkeur in een spoorverbinding.
-
Meer stations. Er moet ruimte komen voor stadsgewestelijk vervoer op het spoor. Er worden tot 2028 ten minste vijftig nieuwe stations geopend.
-
Scherpere eisen aan NS en ProRail. De voor reizigers belangrijke criteria worden opgenomen in de nieuwe NS vervoersconcessie voor het hoofdrailnet. De maximaal toegestane prijsverhoging wordt afhankelijk van de prestaties van NS. De toeslag voor de HSL-Zuid vervalt nu deze onderdeel wordt van het hoofdrailnet. ProRail moet zorgen voor minder verstoringen en het sneller oplossen van verstoringen.
-
Goed onderhoud, robuuste knooppunten. Op spooronderhoud wordt niet bezuinigd. De capaciteit op knooppunten, zoals Utrecht Centraal, wordt vergroot, zodat grote storingen makkelijker kunnen worden opgevangen.
-
Minister regie over ProRail. ProRail komt onder directe leiding van de minister en wordt op termijn samengevoegd met Rijkswaterstaat. Hierdoor wordt synergie afgedwongen tussen weg- en spoorprojecten en wordt de minister beter aanspreekbaar op het spoorbeheer. De samenwerking tussen ProRail, NS en de andere spoorvervoerders wordt geïntensiveerd.
-
Goederencorridors. Bij groeiend transportvolume moet ingezet worden op aparte goederencorridors om steden en dorpen te ontlasten. Wij zijn daarom voor de Noordtak van de Betuweroute en de ROBEL-lijn tussen Rotterdam en Antwerpen. De Betuweroute wordt meer gebruikt. De ChristenUnie is tegen een spoorboog bij Deventer, omdat dit geen toekomstvaste oplossing is die bovendien ten koste gaat van de capaciteit voor het reizigersvervoer in deze regio. Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is uiterlijk in 2020 uitgevoerd.
-
120 km/uur is hard zat. De verhoging van de maximum snelheid naar 130 km/uur wordt teruggedraaid vanwege negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid en het milieu en het feit dat in de praktijk nauwelijks sprake is van reistijdwinst.
-
Veilig verkeer. Het aantal verkeersslachtoffers kan en moet fors lager. De ChristenUnie zet in op minimaal 50 procent minder verkeersdoden- en gewonden in 2020 ten opzichte van 2010. Daarbij moet met name worden ingezet op het terugdringen van ongelukken met kwetsbare verkeersdeelnemers: kinderen en ouderen. Overtredingen binnen de bebouwde kom worden harder aangepakt. Stelselmatige overtreders worden strenger gestraft. Hiervoor wordt naast het alcoholslot ook het snelheidsslot ingevoerd voor deze groep. Ook wordt het puntenrijbewijs uitgebreid. Voor een effectieve aanpak is een betere registratie van verkeersongevallen nodig.
-
Niet meer, maar anders betalen voor mobiliteit. Door grotendeels te betalen naar gebruik in plaats van naar bezit wordt recht gedaan aan het principe ‘de vervuiler betaalt’. De ChristenUnie kiest voor een geleidelijke en zorgvuldige invoering van de kilometerprijs gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieukenmerken. De komende kabinetsperiode wordt, in navolging van de ons omringende landen, in ieder geval de kilometerbeprijzing voor vrachtwagens ingevoerd. Voor personenauto’s wordt in eerste instantie alleen een tarief naar milieukenmerken ingevoerd op basis van een jaarlijks opgenomen kilometerstand.
-
Grotendeels terugdraaien schrappen onbelaste reiskostenvergoeding. De onbelaste reiskostenvergoeding voor het openbaar vervoer blijft bestaan. Wel komt er een maximum aan de te vergoeden afstand. De onbelaste kilometervergoeding blijft ook bestaan, maar de kilometervergoeding wordt wel lager.
-
Eerlijker bijtelling leaseauto. De bijtellingregeling voor de auto van de zaak wordt niet alleen gedifferentieerd naar zuinigheid, maar ook naar het verreden aantal privékilometers.
-
Scherpe normen. Technische mogelijkheden om voertuigen zuiniger te maken, overlast en vervuiling te beperken en de veiligheid te bevorderen worden maximaal benut. Nederland zet zich in voor het aanscherpen van de Europese CO2-normen voor personenauto’s. Dit mogen geen theoretische waarden zijn, ze worden getoetst via een test die de praktijk goed nabootst.
-
Handhaving 80 kilometerzones. De 80 kilometerzones rond de grote steden blijven van belang gelet op de milieu- en geluidsvoordelen daarvan. Bij een rustig verkeersbeeld kan de snelheid op 100 kilometer worden gebracht (dynamische snelheidsbegrenzing).
-
Meer maatregelen voor verbetering luchtkwaliteit vier grote steden. Er moeten meer maatregelen worden genomen om de luchtkwaliteit in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht te verbeteren. Hier hebben de lokale, regionale en Rijksoverheid ieder een eigen verantwoordelijkheid.
-
Nederland Elektroland. Hoewel de overheid wat betreft de ChristenUnie terughoudend moet zijn met het ondersteunen van specifieke technologieën en beter kan sturen op scherpe uitstootnormen, maakt de ChristenUnie een uitzondering voor elektrisch rijden. Dat wordt gestimuleerd door realisatie van voldoende oplaadpunten; het handhaven van de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting; en 0 procent bijtelling zolang de elektrische auto in de introductiefase zit; dus ook nog na 2014.
-
Prioriteit voor goed beheer en onderhoud. Het wegwerken van de onderhoudsachterstand van bruggen en viaducten heeft prioriteit; hierop wordt niet bezuinigd.
-
Focus op beter benutten. Om knelpunten op de weg op te lossen wordt er eerst gekeken welke winst kan worden geboekt door beter benutten, door mobiliteitsmanagement en door invoering van de kilometerprijs. Pas waar er daarna nog een structureel knelpunt is, kan weguitbreiding aan de orde zijn.
-
Weg in combinatie met OV. Bij knelpunten op de weg, moet bij het oplossen daarvan niet alleen worden gefocust op aanleg van wegen, maar wordt voortaan ook gekeken naar de mogelijkheden van OV en fiets. Bij nieuwe weginfrastructuurprojecten wordt standaard gekeken in hoeverre deze gecombineerd kunnen worden met verbetering van het openbaar vervoer.
-
Kiezen voor kwaliteit. Bij realisatie van nieuwe wegen sparen we het landschap waar mogelijk. De ChristenUnie kiest voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding bij Rotterdam voor het westelijk gelegen Oranjetunneltracé. Het Blankenburgtracé is alleen acceptabel als er wordt gekozen voor een volledig geboorde tunnel, zodat het groene gebied tussen Vlaardingen en Maassluis wordt gespaard.
Nederland heeft een sterke positie in het internationale goederenvervoer. Rotterdam zou nooit tot de top van de wereldhavens behoren zonder het totaalpakket van aanvoer, (gedeeltelijke) bewerking, logistieke dienstverlening en doorvoer. Die positie is het waard om te behouden, maar wel met verbetering van de luchtkwaliteit en de veiligheid, en een betere benutting van milieuvriendelijke vervoersmogelijkheden.
-
Goede achterlandverbindingen. De vollopende achterlandverbindingen krijgen meer mogelijkheden. De A15 wordt aangepakt en de Betuweroute wordt doorgetrokken in Duitsland. Om de binnenvaart te bevorderen is de realisatie van een verbinding tussen het Twentekanaal en het Mittellandkanaal in Duitsland van belang.
-
Sterke en schone binnenvaart. De ChristenUnie wil het gebruik van schonere motoren in de binnenvaart bevorderen, het aantal ligplaatsvoorzieningen uitbreiden en naast de grote ook de kleine vaarwegen open houden. Het vaarwegennet kan meer worden gebruikt voor distributie van goederen voor het Midden- en Kleinbedrijf. De realisatie van overslagterminals voor water, weg en spoor wordt gestimuleerd en er wordt geïnvesteerd in sluiskolken om de wachttijden te reduceren en het vaarwegennet robuuster te maken. Daarnaast moet het achterstallig onderhoud van de vaarwegen in 2016 zijn weggewerkt.
-
Havens werken samen. De Nederlandse zeehavens werken samen om sterk te staan tegenover buitenlandse concurrenten. Nederland zet zich in Europa in voor gelijke regels voor overheidsfinanciering van haveninfrastructuur. Het concept van de ‘groene havens’ wordt standaard praktijk in Europa; schone schepen worden sneller afgehandeld en/of betalen minder havengeld. Zeehavens en drukke overslagpunten voor de binnenvaart krijgen walstroomvoorzieningen.
-
Bevorder de Nederlandse zeescheepvaart. Omdat de zeescheepvaart met mondiale concurrentie te maken heeft, wordt de fiscale faciliteit voor schepen en zeevarenden voortgezet om uitvlaggen te voorkomen.
-
Schone brandstoffen. Bevorder de beschikbaarheid van schone (zwavelarme) brandstoffen voor het goederenvervoer over water. Zowel in de zeescheepvaart als in de binnenvaart is daarmee nog veel winst te behalen voor de luchtkwaliteit.
De luchtvaart is van belang voor het intercontinentale vervoer. Binnen Europa wordt het netwerk van hogesnelheidslijnen echter een steeds beter en vooral ook duurzamer alternatief voor afstanden tot 600 km. Indien overtuigend kan worden aangetoond dat een uitbreiding van een regionale luchthaven rendabel is, kan deze plaatsvinden. Schiphol kan slechts ten dele de groei van het intercontinentale vervoer opvangen. De bescherming van de regio tegen geluidsoverlast heeft prioriteit. Het is niet meer dan redelijk dat de luchtvaart gaat bijdragen in de vervuilingskosten die zij veroorzaakt.
-
Prettig wonen, ook in de buurt van Schiphol. Het nieuwe handhavingsstelsel om het vliegverkeer bij Schiphol binnen de perken te houden, het zogenaamde Vliegen Volgens Afspraak, is niet transparant en beschermt omwonenden onvoldoende. Uiterlijk in 2014 is er een nieuw transparant stelsel dat bewoners duidelijkheid geeft voor de toekomst. Er wordt spoed gezet achter het toepassen van glijvluchten zoals beloofd aan de omwonenden.
-
Strenge doelstellingen en normen. Nederland stelt samen met andere Europese landen (maar bij voorkeur op mondiaal niveau) strenge emissiereductiedoelstellingen (ETS) op en ontwikkelt strenge normen voor geluidsbelasting. Deze gelden voor alle luchtvaartmaatschappijen die in het luchtruim van de Europese Unie willen vliegen.
-
Regionale luchthavens worden geen mini-Schiphol. De plannen voor uitplaatsing van vluchten van Schiphol naar regionale luchthavens worden geschrapt. Regionale luchthavens blijven gesloten tussen 23.00 en 07.00 uur. Om omwonenden zekerheid en bescherming te bieden worden bij deze luchthavens lokale geluidsnormen vastgesteld voor alle woonwijken waar een substantiële geluidsbelasting kan optreden.
Fietsen en wandelen worden als duurzame, goedkope en gezonde vorm van mobiliteit krachtig gestimuleerd. Hierdoor worden steden leefbaarder en bereikbaarheidsproblemen beperkt. De ChristenUnie streeft naar 25 procent meer fietsgebruik in 2020 en 50 procent minder dodelijke fietsslachtoffers. Hiervoor zijn investeringen in fietsvoorzieningen nodig. Deze kosten relatief weinig.
-
Snelle fietsverbindingen. Het netwerk van fietssnelwegen tussen woon- en werklocaties wordt uitgebreid. Er komen twintig nieuwe routes in de periode 2012-2016. Doel is een samenhangend netwerk van doorgaande hoofdfietsroutes in het gehele land.
-
Veiliger op de fiets. Het Rijk ondersteunt kansrijke onderzoeken naar technieken om voertuigen veiliger te maken voor fietsers en wandelaars zoals dodehoek-detectie.
-
Overal met de OV-fiets. Het OV-fietssysteem wordt uitgebreid tot alle stations en andere belangrijke OV-knooppunten.
-
Fatsoenlijke fietsparkeervoorzieningen. De mogelijkheid van fietsparkeren bij voorzieningen en bedrijventerreinen wordt opgenomen in ruimtelijke ordeningsvoorschriften. Bij stations moeten voldoende en kwalitatief goede gratis fietsparkeerplekken zijn. Er komt in samenwerking met gemeenten en provincies een programma om 250.000 extra plaatsen te realiseren tot 2020.
-
Brommers- en snorfietsen milieuvriendelijker. Nederland zet zich in voor strengere Europese emissie- en geluidnormen voor brom- en snorfietsen.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Duurzame energie
Onze huidige (fossiele) energiebronnen zijn eindig, veroorzaken gezondheidsproblemen, vervuilen onze leefomgeving en zijn veelal afkomstig uit landen met instabiele regimes. De groeiende vraag naar energie en grondstoffen leidt tot prijsstijgingen. En invloed op het klimaat is zeker niet uit te sluiten, integendeel. Genoeg redenen om nu de omslag te maken naar een strategisch verantwoorde en duurzame energievoorziening en hergebruik van grondstoffen. Dat is niet alleen goed voor onze leefomgeving en portemonnee, maar geeft ook een impuls aan onderzoek en innovatie en verbetert onze internationale concurrentiepositie. De ChristenUnie is er van overtuigd dat de enige florerende economie een circulaire economie is, waarin grondstoffen worden hergebruikt en hernieuwbare energie de standaard is. Om dat te bereiken is een gezamenlijke inspanning nodig van overheid, ondernemers, onderzoeksinstellingen, onderwijs en burgers.
Energie, grondstoffen en klimaatverandering vormen een mondiaal vraagstuk. Het lijkt voorlopig echter het meest haalbaar om hier in Europees verband bindende afspraken over te maken. De ChristenUnie onderschrijft de Europese doelstellingen voor energie: jaarlijks 2 procent energiebesparing, ten minste 14 procent duurzame energie in 2020, 30 procent CO2 reductie in 2020 (t.o.v. 1990) en 80-95 procent CO2 reductie in 2050. De ambitie van de ChristenUnie blijft 20 procent duurzame energie in 2020. De ChristenUnie vindt dat het principe ‘de vervuiler betaalt’ veel beter uit de verf moet komen bij het Europese emissiehandelssysteem ETS. Het systeem is niet effectief, doordat het emissieplafond te hoog is en de CO2-prijs te laag.
De overheid moet een duidelijke, langjarige keuze maken voor duurzame energie. Een lange termijn doelstelling (2050), waar nu beleid voor wordt ontwikkeld en waar de politiek zich aan committeert. Te vaak zijn burgers en bedrijfsleven geconfronteerd met een instabiele overheid die halfslachtige maatregelen treft, waardoor de zo noodzakelijke energietransitie nog nauwelijks van de grond is gekomen. Het is nu belangrijk dat de overheid zich opstelt als betrouwbare partner van de samenleving, om samen werk te maken van duurzame energie. Wet- en regelgeving moeten langjarige duidelijkheid bieden, zodat burgers en bedrijven bereid zijn om te investeren.
Het uiteindelijke doel is een duurzame energievoorziening die op eigen benen staat, maar in de aanloop daar naartoe is het belangrijk dat de overheid dit gericht stimuleert. Mogelijkheden daarvoor zijn, indien nodig, investeringssubsidies (in plaats van exploitatiesubsidies) of een revolverend fonds voor innovaties. Ook kan de overheid procedures en regels vereenvoudigen, bijvoorbeeld door doelvoorschriften te stellen aan installaties (en de invulling vrij te laten). In het Lenteakkoord zijn belangrijke stappen gezet in de richting van vergroening van onze economie. Een belangrijke afspraak is de afbouw van fiscale subsidies op fossiele energie.
Decentrale energie en energiebesparing
De wet- en regelgeving is vooral gericht op grootschalige centrale opwekking van energie. Doordat grote energiemaatschappijen belastingvoordelen hebben, wordt (grijze) energie te goedkoop aangeboden. Hierdoor wordt het ‘gat’ met duurzame energie kunstmatig groot gehouden. Het is belangrijk dat deze ‘subsidies’ voor grijze energie worden afgebouwd. Tegelijkertijd moet de wet- en regelgeving worden aangepast op decentrale opwekking van energie. Decentrale energieopwekking vergroot het aandeel duurzame energie, zorgt voor een robuust en betrouwbaar energienetwerk en geeft bovendien een impuls aan economie en innovatie.
Zorgvuldig omgaan met energie begint met energiebesparing. Bedrijven kunnen gebruikmaken van de EnergieInvesteringsAftrek en de SDE+. Voor energiebedrijven geldt een verplichte energiebesparing met een systeem van onderlinge handel in behaalde energiebesparing (witte certificaten). De ChristenUnie wil dat er ook voor particulieren een energiebesparingsaftrek komt. Met woningcorporaties is een convenant afgesloten voor verduurzaming van hun woningvoorraad, een mooie stap in de goede richting. De ChristenUnie heeft de ambitie dat uiterlijk in 2040 alle woningen en (overheids)gebouwen energieneutraal zijn.
Naar een volledig duurzame energievoorziening
-
Minimumprijs CO2. De marktwerking voor energie faalt. Toekomstige kosten maken geen onderdeel uit van de energieprijs. Een goede manier om dit te herstellen is, om in navolging van de op CO2 gebaseerde aanschafbelasting bij auto’s (BPM), ook andere belastingen, zoals de regulerende energiebelasting, te baseren op CO2. Een CO2-heffing is effectiever dan welk ander instrument ook als het gaat om de transitie naar een duurzame energievoorziening. Om te beginnen wordt een minimumprijs voor CO2 ingevoerd.
-
Een werkend ETS. Het Europese emissiehandelssysteem ETS moet worden aangepast (hogere CO2 prijs en lager emissieplafond), zodat het efficiënt kan worden ingezet om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen.
-
Subsidies grijze stroom afbouwen. Directe en indirecte overheidssteun voor fossiele energie wordt geleidelijk en verantwoord afgebouwd.
-
Afspraken over aandeel hernieuwbare energie. Energieleveranciers worden verplicht een vast aandeel duurzame energie te leveren en hierover worden bij voorkeur in Europees verband afspraken gemaakt.
-
Bevorderen bio-energie. Bij voorkeur in Europees verband, mits dit geen verlies van habitat voor zeldzame dieren en planten veroorzaakt, geen dierlijk of menselijk voedsel of grondstoffen daarvoor wordt gebruikt als brandstof en dit niet ten koste gaat van vruchtbare agrarische gronden.
-
Duurzame biomassa. Grootschalige (bij)stook van biomassa is alleen realistisch met grootschalige aanvoer vanuit het buitenland. Hierbij moet worden afgewogen of de CO2 balans van de aangevoerde biomassa positief uitpakt.
-
Energiebesparing aantrekkelijk. Een energieke samenleving: voor burgers en bedrijven wordt het makkelijker en aantrekkelijker om energiebesparingsmaatregelen uit te voeren en zelf energie op te wekken. Particulieren krijgen een energiebesparingsaftrek. De salderingsregels worden fors verruimd, zodat het aantrekkelijker wordt om te investeren in duurzame energie, en moeten ook gelden voor samenwerkingsvormen.
-
Aanscherping normen. Zoals verhoging van de grens voor de terugverdientijd voor het treffen van energiebesparingsmaatregelen door bedrijven en instellingen van 5 naar 7 jaar.
-
Geen nieuwe kern- en kolencentrales. Geen nieuwe kerncentrales, niet alleen vanwege het veiligheids- en afvalissue, maar ook omdat het bij kerncentrales gaat om door de mens gecreëerde risico’s die groter zijn dan de mens kan beteugelen. Ook worden geen nieuwe vergunningen meer verstrekt voor de bouw van kolencentrales.
-
Geen prioriteit voor ondergrondse opslag van CO2. Omdat CCS (Carbon Capture and Storage) een dure techniek is die veel energie kost, wordt deze uitsluitend ingezet als er geen betere (en goedkopere) methoden zijn om tijdig de reductiedoelstellingen voor CO2 te halen. CCS levert geen bijdrage aan de definitieve oplossing voor het vraagstuk van energie en klimaat.
-
Kritisch over schaliegas. Geen winning van schaliegas, want dit is een techniek waarbij chemicaliën in de bodem achterblijven die in het drinkwater terecht kunnen komen.
-
Warmte beter benutten. Warmte, vooral restwarmte, wordt veel effectiever ingezet. Door verlies van warmte slim te koppelen aan warmtevragers, wordt voorkomen dat warmte weglekt. Kansen liggen er bijvoorbeeld bij de herontwikkeling en modernisering van industrieterreinen.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
Kringloopeconomie
Produceren is waarde creëren. De nieuwe aandacht voor ‘local for local’ is inspirerend. Hoe korter de lijnen tussen productie en consumptie, des te kleiner de kans op afwenteling van milieudruk naar andere gebieden en naar de toekomst. Kortere lijnen bieden ook meer kansen voor het sluiten van kringlopen van producten en grondstoffen (C2C, Craddle to Craddle). Daar wordt eco-efficiënt en eco-effectief geproduceerd: meer waarde gecreëerd met minder afval. Het onvermijdelijke afval wordt zelfs weer ingezet in andere productieprocessen. En in alle processen wordt slechts de energie gebruikt die in de levensduur van de producten weer opgewekt wordt. Terwijl de producten aan het eind van hun levensduur ook weer grondstoffen worden voor nieuwe producten. Zo'n circulaire economie past in een rechtvaardige toekomst.
Nederland is aantrekkelijk voor het internationale bedrijfsleven. De normstelling in Nederland loopt soms vooruit op normstelling in andere landen. Dat maakt onderdeel uit van ons vestigingsklimaat en kan ook de innovatie bevorderen. In een internationale markt is de context van de transitie naar een circulaire economie Europa. Nederland zal dus voor deze transitie ook op Europees niveau krachtig moeten inzetten. Op Europees niveau wil de ChristenUnie afspraken maken over:
-
Het stoppen of afbouwen van milieuschadelijke subsidies en niet-duurzaam stimuleringsbeleid, zoals de subsidies op energie- of watergebruik.
-
Het weren van niet-duurzame producten.
-
Er moet veel meer aandacht komen voor een duurzame winning van grondstoffen. Nog te vaak gebeurt dit onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden en worden ecosystemen onherstelbaar aangetast. Nederland geeft hierin het goede voorbeeld en dringt in Europees verband aan op afspraken over import van onder andere hout en soja, maar ook elektronica.
-
Gaswinning en zoutwinning in ons land veroorzaken bodemdaling. Maatschappijen die hiervoor concessies krijgen, worden verplicht de schade (aan landbouw, watersystemen, gebouwen, etc.) als gevolg van bodemdaling te vergoeden.
Milieubewust produceren en afvalpreventie
-
Door materiaalketenbeleid worden producten vaker hergebruikt en materialen gerecycled.
-
Nederland maakt zich in Europa sterk voor 50 procent reductie van afval in Europese zeeën in 2020 door een totaalverbod voor het dumpen van afval door zeeschepen.
-
Het gebruik van microplastics in consumentenproducten, zoals scrubs, shampoos, tandpasta moet worden verboden, omdat deze de zeeën vervuilen.
-
Het aanpakken van het probleem van de ‘plastic soep’, een enorme massa plastic afval die de oceanen vervuilt, wordt hoog op de internationale agenda gezet.
-
De verpakkingsindustrie en de supermarktketens krijgen samen een resultaatverplichting het gebruik van kunststof verpakkingen met 25% terug te dringen in de periode 2013-2017.
De consument bepaalt of de inspanningen van bedrijven op het gebied van milieubewust produceren worden beloond. Als iedere wereldburger hetzelfde bestedingsniveau en –patroon zou hebben als in Nederland, zouden we drie aardbollen nodig hebben. De ChristenUnie wil dit zichtbaar maken voor consumenten door producten een duurzaamheidslabel te geven. Daarnaast wil de ChristenUnie dat:
-
In Europees verband afspraken worden gemaakt om productieketens transparanter te maken, door uitbreiding en harmonisering van productlabeling.
-
Overheidsinstanties het goede voorbeeld geven: 100 procent duurzaam wordt de norm bij hun inkoop- en aanbestedingsbeleid.
Afval is grondstof. De ChristenUnie wil op de volgende manieren hergebruik van afval stimuleren:
-
Hergebruikdoelen voor materialen worden regelmatig aangescherpt om hoogwaardige recycling te stimuleren.
-
Door recycling neemt de hoeveelheid afval af en zal er overcapaciteit in de afvalverbranding ontstaan. Afval uit het buitenland wordt alleen in Nederland verbrand als dit eco-efficiënt is.
-
Hergebruik van materialen wordt door de overheid meegenomen in aanbestedingseisen.
-
De inzamelingspercentages van kunststof zijn nog te laag. Het plastic heroes systeem moet zich de komende jaren bewijzen. Producenten moeten investeren door het plaatsen van meer inzamelbakken.
-
Het succesvolle statiegeld systeem is zeer eco-efficiënt en wordt daarom niet afgeschaft, maar juist uitgebreid naar kleine PET-flesjes om zo ook zwerfafval te bestrijden.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf
7. Europa: minder en beter
De ChristenUnie kiest voor:
-
Europa van de lidstaten. Goede samenwerking tussen zelfstandige lidstaten, dat is de kern van de Europese Unie. Daarbij passen geen verdere stappen naar een politieke unie.
-
EU terug naar de kerntaken. De ChristenUnie wil een Europese Unie die de interne markt bevordert en grensoverschrijdende problemen doortastend aanpakt. Zaken die prima op nationaal niveau uitgevoerd kunnen worden, behoren tot het domein van de lidstaten.
-
Versterking democratie. De Tweede Kamer moet inspraak houden bij het aanpakken van de schuldencrisis in Europa. Nederland heeft, ondanks verzet van de ChristenUnie, het budgetrecht en vetorecht m.b.t. het permanente noodfonds overboord gezet.
-
Minder kostbaar, lagere begroting. De EU moet stoppen met het rondpompen van geld. De alsmaar stijgende begroting moet fors omlaag. Voor Europese ambtenaren geldt loonmatiging. De ChristenUnie wil geen Europese belasting en geen Europese obligaties (eurobonds).
-
Oplossingen die perspectief bieden. Koste wat kost de eurozone in stand houden is niet per definitie de beste oplossing. Alle mogelijkheden moeten worden onderzocht om tot oplossingen te komen, waarbij er weer echt perspectief komt voor alle eurolanden.
-
Onderzoek naar het opsplitsen van de eurozone. Nederland kan andere landen niet dwingen de eurozone te verlaten, maar Nederland kan en moet voor zichzelf wel de alternatieven snel en serieus onderzoeken.
-
Minder regels en richtlijnen. Er moet worden gesnoeid in het woud aan richtlijnen en verordeningen. Een regel erbij, dan minimaal één eraf. Daarbij komt in ieder voorstel voor een richtlijn of verordening een hoofdstuk, waarin duidelijk wordt gemaakt welke bijdrage daaraan geleverd wordt.
-
Geen uitbreiding van de EU. We maken een pas op de plaats met de uitbreiding van de EU. Turkije kan geen lid worden van de Europese Unie. Er worden onderhandelingen gestart over een geprivilegieerd partnerschap.
-
Minder Europese agentschappen. Met de groei van het aantal lidstaten is ook het aantal Europese agentschappen gegroeid. De agentschappen die zich niet richten op Europese kerntaken kunnen worden gesloten.
-
Het Europees Parlement in Brussel. De verhuiskaravaan tussen Brussel en Straatsburg moet stoppen.
Europa: samenwerken tussen zelfstandige lidstaten
De ChristenUnie staat voor een sterke samenwerking tussen zelfstandige lidstaten en het zich houden aan gemaakte afspraken in Europa. Deze samenwerking is gefundeerd op gedeelde waarden waarvan de christelijke wortels erkend moeten worden. De christelijke waarden zijn van groot belang om de crises in Europa aan te pakken. Nederland heeft binnen de Europese Unie de mogelijkheid om te werken aan gezamenlijke belangen en oplossingen voor grensoverschrijdende problemen. Dat betekent echter niet dat de Europese Unie steeds meer taken naar zich toe moet trekken die de lidstaten prima zelf kunnen regelen. Met een groeiend gebrek aan draagvlak onder de bevolking zijn de afgelopen decennia stappen gezet naar een politieke unie. Op een aantal terreinen moet de Europese Unie juist een stap terug doen. Tegenover machtsconcentratie zet de ChristenUnie versterking van de democratische legitimatie en meer transparantie van Europese instellingen om de samenwerking te verbeteren. Vanuit een nuchtere en realistische kijk op Europa willen we de eurocrisis aanpakken.
De ChristenUnie is groot voorstander van samenwerking tussen zelfstandige lidstaten. Het door de individuele lidstaten ingerichte democratisch bestel is en blijft de belangrijkste drager van legitimiteit en democratische verantwoording. Besluiten moeten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen en door een meerderheid van burgers worden gedragen. Dit verhoudt zich slecht tot machtsconcentratie en een politieke unie. De ChristenUnie staat voor Eurorealisme. De ChristenUnie wil de Europese samenwerking terugbrengen naar rationele en realistische proporties.
Europese samenwerking heeft veel gebracht. Na de Tweede Wereldoorlog bestendigde het de vrede en veiligheid. En die vrede, stabiliteit en later de interne markt hebben veel voorspoed gebracht. Die doelen staan niet op het spel met het pleidooi van de ChristenUnie om nu een stap terug te doen. Het is van groot belang dat de Europese Unie zich richt op de kerntaken. Deze taken zijn het bevorderen van de interne markt en het aanpakken van grensoverschrijdende problemen, die op nationaal niveau niet effectief kunnen worden aangepakt, zoals mensenhandel en prostitutie, asiel- en migratiebeleid, en terrorisme. Samenwerking op het gebied van milieu, transport, landbouw en visserij en het buitenlands beleid (waaronder het opkomen voor mensenrechten) moet worden verbeterd. Dat geldt in het bijzonder voor energie en klimaat, met het oog op internationale afspraken.
Bij dat alles moet volgens de ChristenUnie de democratische legitimatie van de samenwerking gewaarborgd zijn. Iets wat het nu allesbehalve is. Het Europese Parlement heeft met het Verdrag van Lissabon weliswaar een sterkere positie gekregen, maar kan niet de rol van de nationale parlementen overnemen. Eerder heeft de ChristenUnie bij wet een parlementair behandelvoorbehoud geregeld om de rol van het Nederlandse parlement bij Europese besluitvorming te versterken. De Kamer kan hierdoor in een vroeg stadium aangeven bij welke onderwerpen zij betrokken wil zijn, en waarover eerst met de regering gesproken moet worden voordat de regering een definitief standpunt in kan nemen in de Europese Raad.
Alles wat effectief op nationaal niveau kan worden geregeld, mag geen Europees beleid worden. Daarom moet de Europese Unie een stap terug doen als het gaat om sociaal beleid, pensioenen, belastingen, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en gezinsbeleid. Hier kunnen de lidstaten zelfstandig beleid op voeren. Wel kunnen hierbij randvoorwaarden (zoals sociale minimumstandaarden), afstemming en wederzijdse erkenning van elkaars systemen van belang zijn. Dit om te voorkomen dat alleen de logica van de markt het op Europees niveau voor het zeggen heeft.
De ChristenUnie was tegen de vorming van een monetaire unie in Europa, omdat deze werd gevormd door landen met zeer ongelijksoortige en ongelijkwaardige economieën. Bovendien zou een monetaire unie gemakkelijk kunnen leiden tot een politieke unie, wat de ChristenUnie ongewenst acht. De ChristenUnie heeft daarom als één van de weinige Nederlandse politieke partijen tegen de invoering van de euro gestemd en tegen de toetreding tot de eurozone van landen als Griekenland en Italië. Een muntunie met leden die economisch zo verschillend zijn, dat kon niet goed gaan en dat is na het uitbreken van de kredietcrisis gebleken. Economisch zwakke landen hebben sinds de invoering van de euro niet meer de mogelijkheid ‘hun’ munt te devalueren ten opzichte van landen als Duitsland en Nederland. De oplopende schulden in deze landen leiden tot dramatische gevolgen voor de bevolking. Er moet worden gezocht naar een oplossing met perspectief voor alle eurolanden.
De ChristenUnie is bereid verantwoordelijkheid te nemen in het aanpakken van de eurocrisis. Afgelopen jaar hebben we dat laten zien door ons uit te spreken voor het afwaarderen van schulden van Griekenland en voor het begrotingspact. Het begrotingspact betreft Europese maatregelen die de begrotingsdiscipline van lidstaten versterken en de mogelijkheid bieden voor toezicht en sancties als landen zich niet aan de begrotingsafspraken (het Stabiliteits- en Groeipact) houden. Het is onvermijdelijk dat landen uit de eurozone die zich niet aan de regels houden, financiële sancties vanuit Brussel opgelegd krijgen, maar ook dat internationaal nieuwe afspraken gemaakt zullen moeten worden rond de regulering van de kapitaalmarkten en de handel in derivaten.
We zien dat de democratische legitimatie onder druk staat bij de pogingen om de euro te redden. De Tweede Kamer heeft bij zowel het tijdelijke noodfonds als bij het permanente noodfonds – ondanks amendementen en moties van de ChristenUnie – met een ruime meerderheid bevoegdheden weggegeven. Terwijl het over vele tientallen miljarden gaat, heeft de Tweede Kamer hier deels het budgetrecht en vetorecht op ingeleverd. De ChristenUnie is niet tegen een noodfonds, maar door op deze manier parlementaire bevoegdheden weg te geven wordt de democratische controle geweld aangedaan, en dat ondermijnt bovendien de steun van de bevolking voor de Europese Unie.
De ChristenUnie wil de werkelijkheid nuchter onder ogen zien. Wij willen in het debat over het aanpakken van de eurocrisis alle opties onderzoeken. We beseffen dat elke stap, elke poging tot een oplossing, veel (financiële) pijn zal doen. Dat geldt ook voor het in stand houden van de euro. De ChristenUnie vindt doormodderen geen optie. Het overeind houden van banken en zwakke eurolanden door lidstaten met een sterke economie, waardoor in feite de schuldenlast in stand blijft, is uiteindelijk geen oplossing. Ook niet voor die landen zelf. De Europese Centrale Bank (ECB) is een reddingboot die overvol is en moet stoppen met het opkopen van schuldpapieren van Zuid-Europese landen. De schulden die zijn gemaakt moeten uiteindelijk worden afgelost en waar nodig ook worden kwijtgescholden.
De ChristenUnie wil alle mogelijkheden onderzoeken om tot oplossingen te komen waarbij er weer echt perspectief is voor alle eurolanden. Een Nederlandse ‘Alleingang’ is zeer onverstandig. Daarom wil de ChristenUnie ook in beeld brengen wat de gevolgen zijn van het verkleinen, het opsplitsen of het met gelijkgezinde landen uit de eurozone stappen in vergelijking met het in stand houden van de huidige eurozone.
Europese regels, begroting en uitbreiding
-
De alsmaar stijgende EU-begroting moet vanaf nu fors omlaag. Dat kan als de Europese Unie zich weer richt op haar kerntaken. Het aantal Europese fondsen moet in aantal en omvang afnemen. De Europese fondsen zijn primair bedoeld om armere Europese regio’s vooruit te helpen. Zolang deze fondsen er ook voor Nederland zijn, moet ook Nederland er gebruik van maken, zodat de netto betalingspositie niet nog verder verslechtert. Bovendien heeft de regionale economie hier veel profijt van. Het perspectief blijft wel dat er een einde komt aan het rondpompen van geld via fondsen voor zaken die prima op ons nationale niveau kunnen worden afgewikkeld.
-
De Nederlandse betalingspositie aan de EU moet verbeteren. De huidige afdrachtkorting moet in elk geval worden gehandhaafd.
-
Het is nu belangrijker dat de bestaande richtlijnen door de lidstaten worden geïmplementeerd en gehandhaafd, dan dat er nieuwe regels bijkomen. Uiteraard is ook Nederland gehouden bestaande richtlijnen snel en zorgvuldig te implementeren en correct te handhaven. De ChristenUnie bepleit uiterste terughoudendheid als het gaat om nieuwe regels en waakt voor extra regels op nationaal niveau, bovenop de Europese regels. Vooral het bedrijfsleven ervaart veel hinder van de snelheid waarmee (soms tegengestelde) regels elkaar opvolgen. De visserijsector is daar een sprekend voorbeeld van.
-
Toezeggingen die aan diverse landen zijn gedaan over toetreding blijven recht overeind, maar we constateren ook dat de spankracht van de EU op dit moment onder druk staat. Daarom wil de ChristenUnie voorlopig een pas op de plaats waar het gaat om uitbreiden. Wel is het belangrijk om intensief te blijven samenwerken met landen die uiteindelijk kunnen toetreden.
-
Turkije - een gewaardeerde NAVO-bondgenoot - mag geen lid worden van de EU. De toetredingsonderhandelingen met Turkije moeten worden gestaakt. Turkije is strategisch gelegen, op het kruispunt van Europa en Azië en in de nabijheid van Rusland, en is een belangrijke handelspartner van Europa. Een geprivilegieerd partnerschap behoort wellicht tot de mogelijkheden, maar dan wel met garanties over erkenning van mensenrechten en inzet voor goede internationale verhoudingen in het Middellandse Zeegebied.
-
De Europese Unie zet zich maximaal in voor de naleving van mensenrechten wereldwijd, waaronder godsdienstvrijheid, en schuwt het inzetten van diplomatieke en economische sancties daarvoor niet. Deze inzet in het buitenlands beleid is alleen geloofwaardig met een even grote inzet voor de vrijheid van godsdienst en geweten binnen Europa.
-
Er wordt blijvend geïnvesteerd in goede samenwerking binnen de Raad van Europa, waar 47 landen deel van uitmaken. Deze raad biedt het forum voor een gezamenlijk mensenrechtenbeleid. Effectieve naleving van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft hierbij prioriteit.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk
Dienstbaar in de wereld
De ChristenUnie kiest voor:
-
Mensenrechten als speerpunt voor buitenlands beleid
-
Steun aan geloofsvervolgden, strijden tegen discriminatie
-
Een sterk en zelfbewust Nederland in een globaliserende wereld
-
Maatschappelijke verantwoordelijkheid, ook in handelsrelaties
-
Ontwikkelingsrelaties op basis van gelijkwaardigheid
-
Ontwikkelingssamenwerking als zaak van de samenleving
-
Inzet van een veelzijdige krijgsmacht ten dienste van de internationale rechtsorde
-
Zorg van en zorg voor onze militairen
-
Een democratische rechtsstaat en vrijheid voor minderheden in de islamitische landen
-
Rechtvaardige vrede voor Israël en de Palestijnen
Deze wereld is in beweging. We zien de gevolgen van de uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen van deze wereld. Vluchtelingen en migranten kloppen aan de deur. De klimaatverandering en de stijgende grondstoffen- en energieprijzen doen zich gelden. We zien de gevolgen van armoede, honger en mondiale ongelijkheid in het besef van onze eigen rol in het bestaan daarvan. We weten dat onrust, oorlog, terrorisme en spanningen tussen landen of bevolkingsgroepen niet zomaar aan ons voorbij gaan.
Dit vraagt om een actieve houding van Nederland op het internationale toneel. Ons land is veel meer dan een BV Nederland. Gedreven door de christelijke opdracht te streven naar recht en gerechtigheid wil de ChristenUnie de buitenlandse betrekkingen ten dienste stellen van het werk aan vrede en veiligheid en niet alleen ten dienste van economie en geld. Van rechtvaardige verhoudingen en mensenrechten. Wij doen dat samen met onze partners binnen de Europese samenwerkingsverbanden als de EU en de Raad van Europa en onze bondgenoten in de NAVO. Hiertoe gebruiken we ook onze stem in de VN.
De verschillende instrumenten van het buitenlandse beleid willen we op deze doelen afstemmen. Er is ten diepste geen onderscheid in het motief om met onze militairen te werken aan vrede en veiligheid in Afghanistan, en in het motief om met de gelden voor ontwikkelingssamenwerking mensen van kansen te voorzien. Om dezelfde reden staan in het buitenlands beleid het belang van de rechtsstaat en de mensenrechten voorop, in het bijzonder de godsdienstvrijheid. Dit besef tekent ook de inzet van ons land bij internationale economische samenwerking. Een standvastig buitenlands beleid, een stevig budget voor ontwikkelingssamenwerking, een actiegericht defensieapparaat en goede handelsbetrekkingen gaan daarom hand in hand.
Internationale gerechtigheid is veel meer dan alleen het zorgen voor de armen in bijvoorbeeld Afrika. Het impliceert ook een aanpassing van ons eigen gedrag en uitgavenpatroon. Ons gebruik van biobrandstoffen, goedkoop vlees of mobieltjes heeft directe gevolgen voor de plattelandsbevolking in de Derde Wereld. Inzet op bewustwording van de complexiteit van mondiale vraagstukken, en het leven in een geglobaliseerde wereld, is dan ook een belangrijke ondersteunende taak om onze betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor onze wereld (en hen die daarop wonen) te verstevigen. Niet eigenbelang en ongebreidelde winsten op korte termijn kunnen voorop staan, maar gedeelde belangen en duurzame investeringen in mondiale publieke goederen. Het traditionele ontwikkelingsbeleid was aan hervorming toe, zoals andere onderdelen van het buitenlands beleid, bijvoorbeeld defensie, al eerder. Niet vanwege onze portemonnee, maar vanwege de nieuwe context van een geglobaliseerde wereld, waarin de Westerse landen, voor zover ooit al, het niet meer alleen voor het zeggen hebben. Daarbij hoeven wij onze idealen niet te verliezen. Wij willen daar juist aan vasthouden en werken daarom aan de volgende tien speerpunten van de ChristenUnie in het buitenlands beleid:
1. Mensenrechten als speerpunt voor buitenlands beleid
-
Consequent zijn tussen mensenrechtenbeleid en handelsbelangen. Bij het optreden van Nederland in internationale instellingen als de VN, de Europese Unie, de OVSE en de Raad van Europa, willen we ons laten leiden door het belang van de rechtsstaat, de bescherming van de mensenrechten en het tegengaan van kinderarbeid en mensenhandel. Wij willen daarin consequent zijn. Je kunt niet enerzijds je kritisch uitlaten over landen die de doodstraf hanteren voor afvalligheid, bekering en/of homoseksualiteit maar vervolgens wel allerlei handelsmissies faciliteren. In de relaties met opkomende grootmachten als Brazilië, Rusland, India en China willen we bevorderen dat ook deze landen een goede plaats geven aan mensenrechten en arbeidsnormen in hun handelsrelaties met Afrikaanse landen.
-
Sociale rechten zijn ook mensenrechten. De bevordering van sociale rechten wereldwijd, zoals het recht op een gezond milieu en goede zorg vormt een onlosmakelijk deel van het mensenrechtenbeleid.
-
Fragiele staten niet links laten liggen. Eén miljard mensen en een derde van de allerarmsten leeft in landen waar de overheid niet of nauwelijks functioneert en waar allerlei basisvoorzieningen ontbreken. Waar sprake is van ernstige politieke en sociale spanningen en grote veiligheidsrisico’s voor de eigen inwoners, de regio, en de rest van de wereld. Om al deze redenen behouden deze ‘fragiele staten’ een prominente plek in het Nederlandse buitenland-, veiligheids- en ontwikkelingsbeleid.
2. Steun aan geloofsvervolgden, strijden tegen discriminatie
-
Vrijheid begint met ruimte om te leven naar je overtuiging. Wij willen daarom opkomen voor godsdienstvrijheid; daaronder begrepen de vrijheid van geloof te veranderen. De positie van christenen krijgt hierbij bijzondere aandacht omdat vooral zij slachtoffer zijn van vervolging. Met name in islamitische landen, maar ook in Noord-Korea. Godsdienstvrijheid en een gelijkwaardige behandeling van minderheidsgroepen zijn onderdeel van de criteria voor toetreding tot de EU en voor het aangaan van bilaterale relaties.
-
Strijden tegen discriminatie. Vrijheid is ook vrijwaring van verdrukking om wie je bent of om wat je doet. Bescherming tegen vervolging wegens ras, geslacht of geaardheid.
3. Werken aan een sterk en zelfbewust Nederland in een globaliserende wereld
-
Samenwerking maakt je sterker. Nederland blijft investeren in een krachtige internationale positie, zowel politiek als economisch. Samenwerking in de Europese verbanden, waaronder met name de EU, is hiertoe van groot belang, mede gelet op het internationaal opererende Nederlandse bedrijfsleven. We zijn daarbij alert op kansen voor het bedrijfsleven en op uitdagingen aan en bedreigingen voor de Nederlandse economie.
-
Nederland als thuisbasis voor het recht. We streven naar versterking van de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld.
-
Banden van vroeger hebben betekenis voor nu. Nederland heeft historische verplichtingen tegenover de Molukkers en de Papoea’s. Wij willen dat daaraan recht wordt gedaan.
-
Goed bestuur in Suriname. De betrekkingen met Suriname staan in het teken van een goed functioneren van de parlementaire democratie, de eerbiediging van de internationale samenwerking en de mensenrechten en het wederzijds benutten van economische kansen.
4. Maatschappelijke verantwoordelijkheid, ook in handelsrelaties
-
Maatschappelijk verantwoord ondernemen internationaal. Het bedrijfsleven wordt gestimuleerd om de ethiek van het maatschappelijk verantwoord ondernemen ook in de internationale handelsrelaties vorm te geven. Aan internationale bedrijven wordt gevraagd zich publiek te verantwoorden over de omgang met werknemers, het vermijden van kinderarbeid, de rechtsorde in het land van vestiging en het milieu, inclusief het beheer van grondstoffen.
-
Voedselvoorraden nuttig inzetten. Ze behoren primair te worden ingezet voor hun eerste doel: geen speculatie, of machtsvorming, maar tot vervulling van de basisbehoeften van de eigen burgers en een garantie van betaalbaar voedsel voor de armen bij droogtes, misoogsten en rampen. De handelsverdragen van de EU met ontwikkelingslanden behoren niet alleen de onderlinge handel als zodanig te dienen, maar ook bij te dragen aan economische diversificatie, naleving van arbeidsrechten, regionale integratie en duurzame ontwikkeling in deze landen.
5. Ontwikkelingsrelaties op basis van gelijkwaardigheid
-
Ontwikkelingssamenwerking werkt, als je het goed doet. Ook na het geleidelijk verdwijnen van de klassieke Noord-Zuid tegenstellingen, is dit een doeltreffend instrument om acute noden, maar ook armoede, ziekten als HIV/aids te lenigen, kinderen en vrouwen in een betere positie te brengen en ongelijkheid aan te pakken. Tegelijk moet ontwikkelingssamenwerking wel werken. Hulp heeft niet altijd effect en geld komt niet zomaar goed terecht. Daar trekken we lering uit, bijvoorbeeld door armoede en ongelijkheid breder aan te pakken dan via ontwikkelingssamenwerking alleen en in beginsel geen begrotingssteun te verstrekken. Aan landen waar een zwak overheidsapparaat een zorgvuldige omgang met de verstrekte gelden niet kan waarborgen, verstrekt Nederland ontwikkelingshulp niet via de overheid maar via andere kanalen, zoals het maatschappelijk middenveld.
-
Ontwikkelingssamenwerking breder inbedden. Onze relaties met de ontvangende landen zijn, waar mogelijk op basis van gelijkwaardigheid, niet alleen gericht op armoedebestrijding, maar ook op rechtszekerheid en versterking van de economie. Ons land richt zich hierbij op waar het bij uitstek kan bijdragen: landbouw en voedselzekerheid, verbetering van de positie van vrouwen, recht en veiligheid, milieu en water, onderwijs en goed bestuur. In landen waar de staat niet of nauwelijks functioneert, richten we ons ook op maatschappijopbouw.
-
Een minister voor Ontwikkelingssamenwerking met een budget van 0.8% BNP. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking blijft ten minste 0,7 procent van het BNP en groeit geleidelijk weer naar 0,8 procent. Daar bovenop verstrekken we laagrentende leningen. Het ontwikkelingssamenwerkingsbudget wordt meer verbonden met andere departementen die internationaal actief zijn en een substantieel deel wordt besteed aan klimaat- en milieudoelen. Het beleid wordt uitgevoerd door een minister voor ontwikkelingssamenwerking.
6. Samenwerking is een zaak van de samenleving
-
Hulp primair via particuliere hulporganisaties. Zij staan immers dicht bij de lokale bevolking. Zij zijn, veelal in samenwerking met particuliere organisaties ter plekke, bij uitstek in staat om kwetsbare groepen deel te laten uitmaken van de samenleving, zoals gehandicapten, kinderen, ouderen en etnische en religieuze minderheden. Zij zijn sterk in lokale armoedebestrijding. Zij kunnen hulp geven waar bilaterale programma’s niet mogelijk zijn. Aan Nederlandse kant hebben zij draagvlak, via hun donateurs en leden. Daarom komt een derde deel van het budget voor ontwikkelingssamenwerking ten goede aan deze particuliere ontwikkelingsorganisaties.
-
Giften stimuleren. Donaties door burgers aan ontwikkelingsorganisaties worden ondersteund met een ruimere giftenaftrekregeling. Bedrijven met participaties in maatschappelijke initiatieven zullen worden aangemoedigd met fiscale tegemoetkomingen voor hun investeringen en ondersteuning in de uitvoering.
-
Multilaterale en bilaterale hulp gerichter inzetten. Hulp via organisaties als VN, Wereldbank en EU en hulp van overheid naar overheid willen we gerichter inzetten op noodhulpoperaties en het versterken van internationale afspraken. Donaties van Nederland aan multilaterale instellingen worden aan randvoorwaarden verbonden: meer terugkoppeling en rapportage, minder bureaucratie, evenwichtige stemverdeling. De bilaterale hulp die Nederland geeft wordt, mede met inschakeling van het bedrijfsleven, ingezet op terreinen waarin Nederland vanuit het perspectief van de partnerlanden een toegevoegde waarde heeft: watermanagement, milieu, voeding en landbouw, onderwijs, en goed bestuur. Nederland neemt in maximaal tien landen de rol van leidende donor op zich.
7. We stellen een veelzijdige krijgsmacht ten dienste van de internationale rechtsorde
-
Veelzijdige inzetbaarheid van de krijgsmacht kost geld. Alleen een veelzijdig inzetbare krijgsmacht kan de primaire opdracht die regering en parlement voor ogen hebben - bevordering en handhaving van de internationale rechtsorde en de borging van onze nationale economische en maatschappelijke belangen – goed uitvoeren. Of het nu is door de piraterij te bestrijden in de Golf van Aden, of door vredestaken uit te voeren in Kunduz. Of het nu gaat om terrorismebestrijding, of hulp bij rampenbestrijding. Wij kunnen deze taken alleen vragen van de mannen en vrouwen die uiteindelijk hun leven daarvoor willen inzetten, als we hen van voldoende middelen voorzien. Dat verdraagt zich niet met verdere bezuinigingen. De bezuiniging van ruim 600 miljoen die de gedoogcoalitie van VVD/CDA/PVV heeft doorgevoerd, heeft de slagkracht van de krijgsmacht zwaar aangetast. Missies die de daardoor beperkte mogelijkheden van defensie te boven gaan, worden alleen verricht als eerst daartoe voldoende middelen beschikbaar komen. Er gaat meer geld naar defensie wat de ChristenUnie betreft.
-
Samenwerking met anderen. Aan de inzet van militairen voor crisisbeheersing en vredesoperaties ligt in beginsel een adequaat volkenrechtelijk mandaat ten grondslag, waar de bescherming van burgers een belangrijk onderdeel van uitmaakt. De NAVO blijft het belangrijkste veiligheidsverband voor Europa en Noord-Amerika. Samenwerking met Europese landen kan prima en is vaak nodig, maar wij streven geen Europees leger na. Samenvoeging van legers of tornen aan de nationale soevereiniteit over onze eigen manschappen is een stap te ver.
-
Inzet van wapens is altijd een laatste redmiddel. Er zijn wapens die niet behoren te worden gebruikt. Zoals gifgassen, clustermunitie, of kernwapens. Daarom streven we naar verdere vermindering van deze wapens, in het bijzonder in Europa. We verhandelen geen wapens naar landen die de mensenrechten niet respecteren en niet schromen om wapens in te zetten tegen de eigen bevolking.
8. Zorg van en zorg voor onze militairen
-
Militairen hebben een voorbeeldfunctie daarbuiten. Ethische en morele vorming maakt daarom deel uit van de opleiding. Mede met dat doel voor ogen blijft de overheid ook zorg dragen voor het in stand houden van de geestelijke verzorging binnen de krijgsmacht.
-
Een goed veteranenbeleid. De nazorg aan uitgezonden militairen, onder wie in het bijzonder gewonden en getraumatiseerden, blijft een punt van voortdurende aandacht. Hun zorg drukt niet langer op het budget van defensie maar op dat van VWS. Hun zorg gaat immers ons allen aan.
9. Democratie en rechtsstaat in de islamitische landen, vrijheid voor minderheden
-
Omwentelingen brengen niet zomaar een rechtsstaat. De Arabische omwenteling, het verjagen van dictators die al te lang ongemoeid zijn gelaten ook door de westerse democratische landen, heeft nog niet gebracht wat velen er van gehoopt hadden: vrijheid, een echte rechtsstaat, rechten voor christenen en andere minderheden, economische voorspoed en werkgelegenheid. In een aantal landen hebben radicale islamitische groeperingen de ‘revolutie’ zelfs gekaapt. Deze landen zullen steun moeten ontvangen in het opbouwen van een maatschappelijk middenveld en bij hun eerste stappen op weg naar een democratische rechtsstaat met respect voor grondrechten van iedereen.
-
Vrijheden voor minderheden. In Irak is het nog altijd onrustig, de nucleaire dreiging van Iran baart velen zorgen; vrede voor Israël is nog ver te zoeken. Radicale moslimgroeperingen in onder andere Saoedi-Arabië prediken een haatdragende versie van de islam. We willen ons daarom des te meer inzetten voor mensenrechten en vrijheden voor christenen en andere minderheden. Geweld en doodsbedreigingen, gedwongen bekeringen en erger, moeten stoppen. Bilaterale betrekkingen, handels- en ontwikkelingsrelaties en het aangaan van EU-associatie-akkoorden worden mede afhankelijk gemaakt van een betere omgang met politieke en religieuze minderheden in deze landen, het werken aan democratische hervormingen en (handhaving van) diplomatieke betrekkingen met Israël.
-
Geen kernwapens voor Iran. Iran vormt niet alleen een bedreiging voor Israël en het Midden-Oosten, maar ook voor Europa en de vrede in de rest van de wereld. Nederland steunt de internationale inspanningen om te voorkomen dat Iran de beschikking krijgt over kernwapens. In de betrekkingen met Iran vormt de verbetering van de positie van christenen en andere religieuze minderheden in Iran een speerpunt.
10. Rechtvaardige vrede voor Israël en de Palestijnen
-
Israël als thuishaven. Israël, één van de weinige democratieën in het Midden-Oosten, vormt het nationaal tehuis voor Joden wereldwijd. Daar konden zij zich vestigen na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. En nog komen Joden daar ‘thuis’. Op Bijbelse gronden weten christenen zich met het Joodse volk verbonden (zie bijvoorbeeld Romeinen 9 t/m 11). De ChristenUnie staat, gelet op historische en morele gronden, voor politieke steun aan dit land, met inachtneming van internationale rechtsbeginselen. De Nederlandse ambassade wordt gevestigd in Jeruzalem, de ongedeelde hoofdstad van de staat Israël.
-
Rechtvaardige vrede, erkende grenzen. Een duurzame vredesregeling kan pas standhouden met veilige en erkende grenzen voor Israël en erkenning door Israël van de Palestijnse aspiraties om tot een eigen staat te komen. Die vrede komt alleen dan in zicht als Israël zich met oog voor de belangen van de Palestijnen opstelt in het nederzettingenbeleid en als de Palestijnen Israël als staat zonder voorwaarden vooraf accepteren en erkennen. Financiële hulp aan de Palestijnse Autoriteit wordt gestopt als deze erkenning de facto uitblijft, bijvoorbeeld omdat het verheerlijken van geweld en terrorisme gewoon doorgaat. Verbetering van de leefomstandigheden in Gaza is urgent, maar de opening van de grensovergangen is pas mogelijk na een definitief afzien van raketbeschietingen en andere agressieve acties richting Israël.
-
Menswaardig bestaan, menswaardige behandeling. Inwoners van de Palestijnse gebieden hebben recht op een menswaardig bestaan. Respect voor en het garanderen van mensenrechten (waaronder godsdienstvrijheidvoor christelijke Palestijnen) en democratische waarden door de Palestijnse Autoriteit horen daar bij. Zoals ook Israël gehouden is de bewegingsvrijheid naar en van de Palestijnse gebieden en het economisch verkeer te bevorderen en de ruimte en vrijheden van minderheden zoals de christelijke Palestijnen en Messiasbelijdende Joden te waarborgen.
-
Economische samenwerking tot wederzijds voordeel. Israël en de Palestijnen hebben beide profijt bij samenwerken ten behoeve van economische vooruitgang, een duurzame water- en energievoorziening, hervorming van de veiligheidsdiensten en het bestrijden van corruptie en terrorisme. Om dit proces te ondersteunen is uitbouw van het Europese associatieakkoord met Israël van groot belang.
Terug naar inhoudsopgave | Ga naar begin van hoofdstuk | Ga naar begin van paragraaf