Een onvergetelijke herdenking en vrijheid als opdracht
Het is de 5e mei, de dag na de meest bijzondere 4e mei die ik ooit heb meegemaakt. Het lege plein sprak veel sterker dan alles wat ik ooit eerder op een volle Dam hoorde. En ik heb de koning nog nooit zo krachtig horen spreken als hij nu deed. Je merkte aan alles, dit waren zijn eigen woorden en ze kwamen recht uit zijn hart. Dit was niet wat een ander hem vroeg voor te dragen, maar wat hij zelf wilde zeggen.
Eerlijk gezegd zat ik gisteravond van tevoren al op het puntje van mijn stoel. Ik hoopte zo dat hij meer zou zeggen dan hij tot nu toe heeft gedaan. Eind januari heeft premier Rutte namens de regering excuses aan de Joodse gemeenschap aangeboden. Het was een ontroerende finale van een reis die voor mijzelf vorig jaar juni begon. In Trouw van afgelopen zaterdag heb ik verteld over de bijeenkomst in een snikhete Ridderzaal, over de ontmoetingen in Tübingen en Oekraïne. Daarna wist ik dat ik Rutte moest vragen een historische stap te zetten. Het leidde eind januari tot een onvergetelijke zondagmorgen in het Wertheimpark in Amsterdam. Dat waren ook excuses namens de koning, die immers deel uitmaakt van de regering. Daarna heeft de koning een bezoek aan Israël en Yad Vashem gebracht en sprak hij daar de laatste generatie overlevenden van de Holocaust. Ik hoopte zo dat het ook bij hem nu tot historische woorden zou leiden.
De koning heeft ons niet teleurgesteld. Hij erkende gisteravond dat slachtoffers niet gehoord zijn, niet gesteund, zelfs niet met woorden. En ook niet door zijn overgrootmoeder in Londen. Hoe fel koningin Wilhelmina ook was in haar verzet tegen de bezetting, als haar werd gevraagd om zich tegen de Jodenvervolging uit te spreken, zei ze: ‘Ik ken alleen maar Nederlanders en ze zijn me allemaal even lief.’ En hoe nobel het ook klinkt, ze heeft daarmee geen recht gedaan aan de Nederlandse Joodse gemeenschap die bijna helemaal is uitgemoord. De koning heeft het hardop erkend en daarmee iets heilzaams en grootmoedigs gedaan. En zoals het evangelie ons leert, is de erkenning van tekortkomingen en schuld de aangewezen weg naar vergeving en verzoening..
Het vraagt ook van ons om een ruiterlijke erkenning van schuld. Onze ouders en grootouders waren soms verzetshelden, maar veel vaker probeerden ze alleen maar te overleven. Mijn ene opa verborg verzetsmensen in zijn bollenschuur, de andere had niets gedaan. Zo zal het in veel families het geval zijn. Er is door ons hele land veel te veel weggekeken, veel te veel gezwegen, veel te weinig verzet gepleegd. We moeten het erkennen en slachtoffers en nabestaanden vragen om vergeving. En we moeten God vragen om deze schandvlek op ons nationale blazoen ons te vergeven. Want het was uitgerekend het volk waar God een speciale band mee heeft dat in wijken bijeengedreven is, dat met verboden in parken en winkels is vernederd, dat is opgejaagd, opgepakt, weggevoerd en vernietigd. Het is zoals de koning het zei: ‘Sobibor begon in Vondelpark.’ Vergeef het ons, Heer, vergeef het ons..
Tegelijk doet de erkenning van schuld ook een appèl op ons hier en nu. Het was gisteravond Arnon Grunberg die ons daarbij op een buitengewoon indringende manier aansprak. Hij zoomde even op de belichaming van het helse kwaad in de persoon van Oberscharführer Voss die in Auschwitz een kind doodschoot waarna de wanhopige moeder het kind in zijn gezicht gooide. Een aangrijpend tafereel. Maar aan deze hartverscheurende moordpartij ‘gingen verkiezingen vooraf, ambtelijke orders van helpers van wie de meesten nooit in een concentratiekamp waren, nooit iemand gedood hebben.’
Arnon Grunburg sprak in de lege Nieuwe Kerk over een ‘speciale verantwoordelijkheid die rust op Kamerleden en ministers, om het woord géén gif te laten zijn.’ Hij richtte zich daarmee ook tot mij. En hij vroeg ook van mij om met mijn woorden niet af te breken en geen haat aan te wakkeren, maar om op te bouwen, te helen, te zegenen.
Het is 5 mei. Bevrijdingsdag. We zijn vrij. Vrij om te haten, anderen onrecht te doen, te kleineren, te heulen met het kwaad. Maar ook vrij om het goede te doen, om te geloven, vrij om vrijheid te verdedigen, andere minderheden te beschermen en ook nu te strijden tegen antisemitisme. We zijn vrij om mensen dichter bij elkaar en dichter bij God te brengen.
Meer dan ooit ben ik me bewust van het onmetelijke kwaad dat nog maar zo kortgeleden de Joden, andere minderheden en miljoenen mensen wereldwijd is aangedaan. Meer dan ooit voel ik de zwaarte van onze collectieve schuld. Meer dan ooit zie ik dat de erkenning ervan de weg effent naar vergeving en verzoening. En meer dan ooit realiseer ik me dat het er ook nu op aankomt. Want ‘alles wat het kwaad nodig heeft om te overwinnen, zijn goede mensen die niets doen’ (Burke).
Bevrijdingsdag 2020 in de woorden van Paulus: overwin het kwade door het goede, leve de vrijheid!