
Wet tegenbewijsregeling box 3
Vandaag behandelen wij de Wet tegenbewijsregeling box 3. Het is een goede zaak dat het kabinet in deze zorgt voor rechtsherstel. Sinds het Kerstarrest zijn belastingplichtigen in afwachting van een eerlijker box 3-regime dat niet langer schuurt met het eigendomsrecht. De Wet werkelijk rendement box 3 zit inmiddels al in de parlementaire pijplijn, maar vandaag komt eerst de tussenoplossing aan de orde: de tegenbewijsregeling.
Mijn fractie heeft een dilemma met dit wetsvoorstel. Enerzijds begrijpen we de staatssecretaris en hebben we begrip voor de situatie waarin hij verkeert: wet of niet, de Belastingdienst moet nu eenmaal compensatie bieden aan iedere belastingplichtige die kan aantonen dat zijn werkelijke rendement onder het fictieve rendement uitvalt. Een codificatie van de arresten van de Hoge Raad biedt een beter juridisch fundament om dit op grote schaal te kunnen uitvoeren. Anderzijds vindt mijn fractie dat dit wetsvoorstel nogal wat vragen oproept. Met name het niet meenemen van de mogelijkheid tot kostenaftrek en de stevige gevolgen voor de uitvoering bij de Belastingdienst vormen een dilemma voor mijn fractie.
Kosten onderhoud niet meegenomen in rendement onroerend goed
Het voorliggende wetsvoorstel is voor een groot deel een voortvloeisel uit de gestelde eisen van de Hoge Raad. Aan de hand daarvan kan het werkelijke rendement worden vastgesteld. Toch is hier een cruciaal punt weggelaten. Bij het bepalen van het werkelijke rendement moet namelijk wel de waardestijging van een pand worden opgeteld bij de huurinkomsten, maar kosten, zoals onderhoud en lokale belastingen, mogen hier niet van afgetrokken worden. Dat wringt voor mijn fractie, want daarmee is het berekende werkelijke rendement geen complete, kloppende schets van het werkelijke rendement in de praktijk. Bezitters van verhuurwoningen schieten met dit wetsvoorstel dus niets op hetgeen consequenties kan hebben voor de beschikbaarheid van huurwoningen. Ook kan het leiden tot huurprijsstijgingen: als verhuurders hogere belastingkosten willen compenseren, kunnen ze immers proberen de huren te verhogen, voor zover dat binnen de regelgeving mogelijk is.
In de Wet werkelijk rendement box 3 wordt de mogelijkheid tot kostenaftrek wél opgenomen, maar pogingen om deze toe te voegen aan de voorliggende tegenbewijsregeling zijn door de staatssecretaris ontraden: 'met hoofdletters, dikgedrukt en onderstreept” zo zei hij. Het argument dat dit zou leiden tot vertraging door extra complexiteit in de uitvoering –omdat ICT-systemen hier niet op voorbereid zijn, kan mijn fractie begrijpen. Maar het argument dat er geen dekking beschikbaar is voor de budgettaire derving, voelt scheef; dat zou volgens mijn fractie geen reden zijn om wel of geen volledige mogelijkheid tot rechtsherstel te bieden.
-
Hoe zien de gevolgen van het weglaten van de mogelijkheid tot kostenaftrek in voorliggend voorstel eruit voor beleggers, die dankzij deze methodiek met hun werkelijke rendement wellicht onterecht uitkomen boven het fictieve rendement?
-
Kan de staatssecretaris aangeven wat het mogelijk effect kan zijn van dit wetsvoorstel op huurprijsstijgingen?
Uitvoerbaarheid belastingdienst
Mijn fractie heeft grote zorgen over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. De uitvoeringstoets schetst geen positief beeld: bij elk van de vijf getoetste terreinen heeft de Belastingdienst een rode vlag geplaatst. Het risico op procesverstoringen is groot en er is een groot aantal nieuwe medewerkers nodig. Zo leest mijn fractie in de uitvoeringstoets: 'Indien onvoldoende medewerkers kunnen worden geworven, leidt dit mogelijk tot verdringing van werkzaamheden, dan wel complexe herprioriteringskeuzes, binnen de uitvoeringsdirecties en heeft aanzienlijke gevolgen voor de dienstverlening en het toezicht.' Mijn fractie leest in de beantwoording van onze schriftelijke vragen dat er inmiddels grote stappen zijn gezet. Er wordt rekening gehouden met een tijdelijke overbezetting van de Belastingtelefoon om belastingplichtigen te helpen, en de werving van nieuwe medewerkers is in volle gang.
Voorts vraagt dit wetsvoorstel ook veel van de belastingplichtige. Zij of hij moet immers zelf het tegenbewijs aanleveren en berekenen wat het werkelijke rendement is. Anders dan bij de reguliere belastingaangifte moet alles zelf door de burger aangeleverd en ingevuld worden; iets wat ze in het systeem van het forfaitaire rendement niet gewend waren. Het risico op fouten is dus groot, zo wordt ook gesignaleerd in de uitvoeringstoets.Dat baart mijn fractie zorgen.
-
Kan de staatssecretaris nog eens op de uitvoeringstoets reflecteren? Hoe wordt omgegaan met de gesignaleerde risico's?
-
Verwacht de staatssecretaris de volledige beoogde bezetting bij de Belastingdienst op orde te hebben voor de inwerkingtreding van deze wet?
-
Is de Belastingdienst qua personele capaciteit volgens de staatssecretaris dan voldoende voorbereid op de uitvoering van de tegenbewijsregeling?
Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen.