De Omgevingswet: Aanvullingswetten bodem en geluid

Rivier
Maarten Verkerk blog portret.jpg
Door Maarten Verkerk op 11 februari 2020 om 14:45

De Omgevingswet: Aanvullingswetten bodem en geluid

Met een woord van dank begint Senator Maarten Verkerk zijn twee bijdrages over de Aanvullingswetten bodem en geluid op de Omgevingswet. Er is door het ministerie, de provincies, waterschappen, gemeenten en ambtenaren hard gewerkt om een toegankelijk en eenvoudiger stelsel op te zetten. Hierbij plaatst Maarten Verkerk wel de kritische noot dat het niet alleen om de structuur van de wetgeving gaat. Juist de politiek-democratische cultuur waarin die wetgeving moet functioneren is van groot belang. Hieronder vindt u beide bijdrages van Maarten Verkerk. 

Aanvullingswet bodem Omgevingswet

Waardering
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben bij de behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet hun waardering uitgesproken voor de grote inspanning die geleverd wordt door het ministerie, de provincies, de waterschappen en de gemeenten om een helder, toegankelijk en eenvoudiger stelsel voor het omgevingsrecht te creëren waarin vertrouwen en ruimte voor initiatief fundamenteel uitgangspunt zijn. Zij willen deze waardering graag opnieuw uitspreken. Zowel met betrekking tot het stelsel in het algemeen, als tot de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem in het bijzonder. Deze waardering spreken we ook uit naar alle ambtenaren die zich inzetten en ingezet hebben om tot een goed stelsel te komen en dit te implementeren. Ik denk ook aan de ambtenaren van het ministerie: de memorie van antwoord was 45 pagina’s en de nadere memorie van antwoord 38 pagina’s!

De fractie van de ChristenUnie stemt in met de drie pijlers onder het bodembeleid. Te weten:

  1. Voorkomen nieuwe verontreiniging of aantasting 
  2. Meewegen van bodemkwaliteit als onderdeel van de kwaliteit van de fysieke omgeving
  3. Duurzaam en doelmatig beheren van resterende historische verontreinigingen

Zij benadrukt dat deze pijlers gezien moeten worden in samenhang met een afgewogen visie op natuur en duurzaamheid.  

Betere kwaliteit van de wetgeving?
Voorzitter, in het voorlopig verslag van de vaste commissie heeft de fractie van de ChristenUnie gevraagd of de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem leiden tot betere kwaliteit van, en meer samenhang in, de wetgeving met betrekking tot de bodem. Het antwoord van de minister – ik verwijs naar de Memorie van antwoord (p39) – is ons inziens overtuigend. Terecht wijst de minister er op dat de kwaliteit van wetgeving en regels niet alleen bepaald wordt door de ordening van wetten en regels, maar ook door het instrumentenpakket en de gebruikte terminologie.

Voorzitter, ik zou graag hier dezelfde vragen over de relatie met het ILT-rapport willen stellen als bij het debat over de Aanvullingswet geluid:

  1. Hoe beoordeelt de minister de complexiteit van de Aanvullende wet bodem in het licht van het ILT rapport? Kan de minister toezeggen dat bij de evaluatie van de Aanvullende wet bodem ook onderzocht wordt hoe de complexiteit van de wet door ambtenaren wordt ervaren?
  2. Hoe beoordeelt de minister de verschillende belangen en rolopvattingen m.b.t. de bodem? Wordt deze oorzaak voldoende ondervangen door het programma ‘Anders werken’?

Bescherming versus lokaal maatwerk
Voorzitter, als je al die stukken weer eens leest – en de meeste voor de tweede keer – dan valt op hoeveel kritische vragen er zijn gesteld met betrekking tot het beschermingsniveau van de bodem in vergelijking met het huidige recht. Alle fracties hebben hierover vragen gesteld.

Onze fractie heeft zich afgevraagd: Waarom zijn er zoveel kritische vragen over het beschermingsniveau van de bodem en over het gebruik van maatwerk door overheden? En waarom blijven die vragen maar terug komen? Ook in dit debat. Het eerste antwoord op deze vraag is te vinden in onze taak als Eerste Kamer: het gaat om rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van wetten en besluiten. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat een tweede antwoord ook een rol speelt. Namelijk, we vinden het moeilijk om macht uit handen te geven en naar lagere overheden te delegeren. Als dat zo is, dan roept dit meteen de vraag op: Hoe kunnen we vruchtbaar met dit tweede antwoord omgaan?

In de visie van de ChristenUnie is daar maar één goed antwoord op: in dialoog gaan over delegatie. Anders gezegd: het gaat niet alleen om de structuur van wetgeving maar ook om de politiek-democratische cultuur waarin die wetgeving moet functioneren. En als ik de woorden ‘politiek-democratische cultuur’ gebruik, dan denk ik meteen aan de discussie met minister Knops over het rapport Lage drempels, hoge dijken van de commissie Remkes over onze democratie. In dit debat heeft de minister aan onze fractie toegezegd dat in de totale of finale reactie van het kabinet de politiek-democratische cultuur als belangrijk aandachtspunt of rode draad in de versterking van onze rechtsstaat wordt benoemd.  

Wij hebben de volgende vragen aan de minister:

  1. Herkent de minister dat het in het debat over de Aanvullingswet bodem Omgevingswet niet alleen gaat om de structuur van de wet, maar ook om de politiek-democratische cultuur waarbinnen de genoemde wet moet functioneren?
  2. Zo ja, herkent de minister het belang van dialogen over macht en tegenmacht om de bodem maximaal te kunnen beschermen en zelfs te komen tot verbetering van kwaliteit van de bodem?
  3. Op welke manier kan de minister dit soort vragen op een vruchtbare wijze in het overleg met gemeenten, provincies en waterschappen inbrengen? Welke toezegging kan zij op dit punt doen?

Graag wil ik nog een nuancering geven. Op pagina 11 van de memorie van antwoord lezen we, ik citeer, ‘’.. kan het uitgangspunt van vertrouwen nog steeds als vertrekpunt worden genomen bij deze stelselherziening, ook als het gaat om de centrale en decentrale overheden. Het feit dat dit vertrouwen in incidentele gevallen wordt beschaamd, maakt dit niet anders’, einde citaat. Voorzitter, dit is een mooi uitgangspunt in tijden waarin politici – zonder enig bewijs – wantrouwen zaaien richting overheid, rechtsstaat en rechterlijke macht.

Stikstof
Voorzitter, in de afgelopen week zijn er – alweer – verontrustende artikelen in de krant verschenen over een afname van de bodemkwaliteit onder invloed van ‘stikstof’. Onder andere hebben ze een grote invloed op de zuurgraad van de bodem. De zuurgraad van de bodem heeft een effect op de groei van planten, struiken en bomen. Met name via de beworteling, opname van mineralen en de beschikbaarheid van voedingsstoffen. In het memorie van antwoord lezen we op pagina 13, ik citeer, ‘het verbeteren van de bodemkwaliteit, waaronder voor planten en dieren, krijgt gestalte met behulp van instrumenten van de Omgevingswet waar dit voorstel bij aansluit’. De vraag van onze fractie is: Hoe gaat de minister deze verbetering van de bodemkwaliteit vormgeven? Heeft de minister hiervoor een beleid ontwikkeld? Zo nee, kan de minister toezeggen dat ze beleid gaat ontwikkelen? Met nadruk: deze vragen gaan niet over de PAS discussie en ook niet over Natura 2000 gebieden.  

Evaluatie
Voorzitter, de Raad van State geeft in haar advies aan dat het niet duidelijk is in hoeverre het wetsvoorstel voldoet aan het uitgangspunt van gelijkwaardige bescherming. Uit alle stukken blijkt dat de minister van mening is dat dit wel het geval is. In het debat over de Invoeringswet Omgevingswet heeft de minister toegezegd om tot een onafhankelijke evaluatie van de Omgevingswet te komen. Kan de minister toezeggen dat dit ook geldt voor de Aanvullende wet bodem? Kan de minister ook toezeggen dat in deze evaluatie expliciet aandacht gegeven wordt aan de invloed van deze wet op de bescherming van de burger? En aan de balans tussen benutten en beschermen?

Algemeen
Voorzitter, in de nader memorie van antwoord lezen we op pagina 10 dat het ontwerp-Aanvullingsbesluit bodem is besproken met de VNG en dat er geen openstaande punten zijn. De vraag van onze fractie is: Geldt dit ook voor het IPO en de Unie van Waterschappen?

Onze fractie ziet uit naar de antwoorden van de minister.

Aanvullingswet geluid Omgevingswet

Waardering
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben bij de behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet hun waardering uitgesproken voor de grote inspanning die geleverd wordt door het ministerie, de provincies, de waterschappen en de gemeenten om een helder, toegankelijk en eenvoudiger stelsel voor het omgevingsrecht te creëren waarin vertrouwen en ruimte voor initiatief fundamenteel uitgangspunt zijn. Zij willen deze waardering graag opnieuw uitspreken. Zowel met betrekking tot het stelsel in het algemeen, als tot de Aanvullingswet geluid en het Aanvullingsbesluit geluid in het bijzonder. Deze waardering spreken we ook uit naar alle ambtenaren die zich inzetten en ingezet hebben om tot een goed stelsel te komen en dit te implementeren.

De fractie van de ChristenUnie stemt in met de drie pijlers onder het geluidbeleid:  

  1. Het tegengaan van de onbeheerste groei van geluidbelastingen op geluidgevoelige gebouwen en locaties 
  2. Het reduceren van bestaande hoge geluidsbelastingen op geluidgevoelige gebouwen 
  3. Het bevorderen van bronbeleid

Betere kwaliteit van de wetgeving?
Voorzitter, in het voorlopig verslag van de vaste commissie heeft de fractie van de ChristenUnie gevraagd of de Aanvullingswet geluid en het Aanvullingsbesluit geluid leiden tot betere kwaliteit van en meer samenhang in de wetgeving met betrekking tot geluid. Het antwoord van de minister – ik verwijs naar de Memorie van antwoord (pagina 39) – is ons inziens overtuigend. Terecht wijst de minister er op dat de kwaliteit van wetgeving en regels niet alleen bepaald wordt door de ordening van wetten en regels, maar ook door het instrumentenpakket en de gebruikte terminologie.

Voorzitter, ik zou graag hier een verband willen leggen met het ILT-rapport dat gisteren opdook in verband met een publicatie in het NRC. Dit rapport raakt de uitvoeringspraktijk van de lagere overheden. Er worden twee oorzaken voor de  feitelijke gebreken genoemd: 1) dat de regelgeving als ingewikkeld wordt ervaren en 2) dat er verschillende belangen en rolopvattingen zijn.

Dit brengt de fractie tot de volgende vragen:

  1. Hoe beoordeelt de minister de complexiteit van de Aanvullende wet geluid in het licht van het ILT rapport? Kan de minister toezeggen om bij de evaluatie van de Aanvullende wet geluid ook onderzocht wordt hoe de complexiteit van de wet door ambtenaren wordt ervaren?
  2. Hoe beoordeelt de minister de verschillende belangen en rolopvattingen m.b.t. geluid? Wordt deze oorzaak voldoende ondervangen door het programma ‘Anders werken’?

Regionale industrieterreinen
In de Memorie van antwoord en in de Nota naar aanleiding van het verslag is veel aandacht besteed aan de veranderingen met betrekking tot de geluidproductieplafonds van regionale industrieterreinen. In de oude wet heeft de provincie de bevoegdheid om de besluitvorming m.b.t. geluidproductieplafonds  naar zich toe te trekken. In de nieuwe wet kan dat alleen op verzoek van de gemeenteraad. De regering heeft aangegeven (Memorie van antwoord pagina 23, 40) dat dit voor haar geen zwaar punt is en dat ze bereid is om in overleg met het IPO en de VNG tot een alternatieve bevoegdheidsregeling te komen. Onze vraag is: Wat is de stand van zaken van het overleg met het IPO en de VNG? Ik vraag dit ook omdat er in mijn thuisprovincie zorgen zijn over dit punt. Onder andere gaat het om het grote industrieterrein Chemelot dat maar liefst 800 hectare beslaat.

Elektrificatie verkeer
Voorzitter, naar verwachting zal de elektrificatie van het verkeer snel toenemen. De algemene verwachting is dat dit zal leiden tot een verlaging van de geluidsproductie van het wegverkeer. Onze fractie heeft daar twee vragen over:

  1. Deelt de minister deze algemene verwachting?
  2. Op welk moment zal dit leiden tot een verlaging van de geluidsproductie?
  3. Is de minister van plan om deze verlaging van de geluidsproductie gepaard te laten gaan met het verlagen van de normen voor geluidshinder door verkeer? Wij vragen dit met name gezien het belang voor de volksgezondheid.

Evaluatie
Voorzitter, de Raad van State geeft in haar advies aan dat het niet duidelijk is in hoeverre het wetsvoorstel voldoet aan het uitgangspunt van gelijkwaardige bescherming. Uit alle stukken blijkt dat de minister van mening is dat dit wel het geval is. In het debat over de Invoeringswet Omgevingswet heeft de minister toegezegd om tot een onafhankelijke evaluatie van de Omgevingswet te komen. Kan de minister toezeggen dat dit ook geldt voor de Aanvullende wet geluid? Kan de minister ook toezeggen dat in deze evaluatie expliciet aandacht gegeven wordt aan de invloed van deze wet op de bescherming van burger? En aan de balans tussen benutten en beschermen?

Algemeen
Voorzitter, in de Nota naar aanleiding van het verslag lezen we op pagina 2 dat samen met de koepels overeenstemming is bereikt m.b.t. de laatste uitvoeringstechnische punten voor het aanvullingsspoor geluid. De afspraken zouden op 4 februari bevestigd worden. Mijn vraag is: Wat is de stand van zaken?

Onze fractie ziet uit naar de antwoorden van de minister.

 

Labels: ,