Intrekken van het Nederlanderschap

berend-van-rossum-tucWr6DLZn8-unsplash.jpg
Senator Hendrik-Jan Talsma - portret.jpg
Door Hendrik-Jan Talsma op 21 februari 2022 om 15:00

Intrekken van het Nederlanderschap

Een landend vliegtuig en even later een telefoontje met de mededeling: “we hebben hem”. Twee momenten die ik nooit zal vergeten. Niet lang daarvoor was in de omgeving van Den Haag een zeer ernstig strafbaar feit gepleegd waarnaar een rechercheteam en ik als officier van justitie opsporingsonderzoek deden. Letterlijk dag en nacht werd er aan de zaak gewerkt, zo bloedserieus was het.

Al snel bleek de verdachte de wijk te hebben genomen naar het buitenland, maar op zeker moment kregen wij informatie dat hij – wellicht tijdelijk – terug zou keren. Op een zondagavond was het zover. Op een politiebureau volgden we via internet de vlucht waar onze verdachte aan boord moest zijn en kort na de landing belde de Marechaussee mij met het goede nieuws van zijn arrestatie.  

Wellicht is het naïef, maar op geen enkel moment heb ik ook maar overwogen dat het voor de veiligheid van de burgers in dit land beter zou kunnen zijn als deze verdachte in dat buitenland gebleven zou zijn en hem was belet aan boord van dat vliegtuig te stappen. En eerlijk gezegd bespeurde ik een dergelijke reactie ook van regeringszijde niet toen enige tijd geleden twee hoofdverdachten in het Marengo-proces in verre buitenlanden werden aangehouden en uiteindelijk overgebracht naar Nederland. Over nationale veiligheid gesproken… 

Het ongerijmde gevoel waarvan het voorgaande een illustratie is krijgt mijn fractie nog altijd niet klein waar het gaat om het wetsvoorstel dat wij nu bespreken. Terrorismebestrijding kan rekenen op ruimhartige steun van onze kant, maar bij dit wetsvoorstel hebben we toch echt nog altijd grote vragen. Enkele hoofdpunten licht ik eruit. 

Straffeloosheid
Uitgangspunt voor mijn fractie is dat Nederlanders die deelnemen aan een terroristische organisatie opgepakt, zo nodig naar Nederland gebracht en berecht moeten worden. In antwoord op de schriftelijke vragen vanuit deze Kamer laat de Staatssecretaris weten ook zeer te hechten aan berechting en in te zetten op het voorkomen van straffeloosheid en op berechting, bij voorkeur in de regio. Twee regels verderop erkent hij echter: “
er zijn op dit moment nog geen opties om ISIS-strijders internationaal of in de regio te berechten”. Dan is straffeloosheid toch het enig denkbare gevolg van het op het nachtslot doen van de nationale voordeur? 

Een beetje tegen beter weten in vraag ik het kabinet namens mijn fractie of nationale veiligheid en rechtsstaat niet veel meer gebaat zouden zijn bij opsporing, vervolging, berechting, executie van een opgelegde straf en eventueel vervolgens intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14 lid 2 sub b van de Rijkswet op het Nederlanderschap en ongewenstverklaring?

Artikel 7 van het Europees Verdrag inzake nationaliteit noemt enkele situaties waarin het staten bij uitzondering is toegestaan iemands nationaliteit in te trekken. Het vrijwillig in vreemde krijgsdienst treden is zo’n situatie, waaraan de RWN toevoegt dat het moet gaan om een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is. Een andere uitzondering is gedrag dat de essentiële belangen van de Staat ernstig schaadt. Gezien de vergaande gevolgen van intrekking van de nationaliteit vraagt dat om een indringende - wat ons betreft rechterlijke - toets vooraf en het hanteren van heldere en hoge drempels. Hoe ziet het kabinet in het licht van het verdrag de proportionaliteit en subsidiariteit van dit wetsvoorstel? En mag ik het kabinet vragen in de beantwoording concreter te zijn dan in het tot nu toe veel herhaalde antwoord dat intrekking slechts plaatsvindt “als dat in het individuele geval noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid”?

Rechtsbescherming
Ook waar het gaat om de rechtsbescherming heeft mijn fractie nog aarzelingen. In een beroepszaak die wij het kabinet hebben voorgehouden kon de rechter de onderliggende stukken van de AIVD niet inzien omdat de advocaat daarvoor geen toestemming meende te mogen geven. De rechter oordeelde daarop dat dat voor risico van eiser bleef en stelde: “
De rechtbank dient, op grond van het vorenstaande, uit te gaan van de juistheid van het ambtsbericht.” Hoe verhoudt zich dat tot de stelling van het kabinet dat “élk besluit tot intrekking, zonder uitzondering, volledig en zonder terughoudendheid getoetst [wordt] door de bestuursrechter”? En staat een uitspraak als deze niet in heel schril contrast met de rechtsbescherming die iemand als verdachte in een strafzaak geniet?

Mijn laatste vraag betreft de advisering door het Openbaar Ministerie voorafgaande aan intrekking van het Nederlanderschap. In geen enkel geval is tot nu toe het advies van het OM over een voorgenomen intrekkingsbesluit gevolgd. Onze vraag aan de Staatssecretaris om heel concreet aan te geven waar dit aan lag en – dus – onder welke omstandigheden deze adviezen wél zouden zijn – of zullen worden - gevolgd is inhoudelijk nog niet beantwoord en leg ik nadrukkelijk opnieuw op tafel.

Labels: ,