Implementatie Omgevingswet

Rivier
Maarten Verkerk blog portret.jpg
Door Maarten Verkerk op 7 maart 2023 om 10:45

Implementatie Omgevingswet

Ruim drie jaar geleden hebben we als Kamer gedebatteerd over de Invoeringswet. Ik heb toen verteld - het was mijn maidenspeech - dat ik veel met de Omgevingswet heb. Het dorp waar ik geboren ben en alle landerijen in een straal van vijf kilometer, waren ons speelterrein. Mijn omgeving bestond uit weilanden, stukjes moeras, hutten, sloten en – als het vroor – het ijs waarop we schaatsten.  

Samenleving
In mijn maidenspeech ben ik niet alleen ingegaan op de inhoud van de Omgevingswet zelf maar ook op de vraag naar de relatie tussen deze wet en de samenleving. Die vraag is actueler dan ooit. De combinatie van neoliberalisme, individualisme en populisme blijkt een explosief mengsel te zijn. De tegenstellingen in de samenleving worden groter. De post-politiek heeft haar intrede gedaan: politiek bedrijven zonder respect voor de feiten. Met als grote verliezers: kwetsbare burgers. In dit verband verwijs ik naar analyse van de recent overleden Franse filosoof Bruno Latour die opmerkt dat mensen niet meer met elkaar verbonden zijn en dat de elites geen verantwoordelijkheid meer nemen voor de samenleving als geheel. Tegen deze achtergrond blijft de vraag, die Herman Tjeenk Willink in zijn boekje Groter denken, kleiner doen stelde, actueel: ‘Welke verbindingen houden de samenleving nog bij elkaar?’ 

Complexiteit
Dit soort vragen zijn bijzonder actueel tegen de achtergrond van de Omgevingswet, die wel wordt gezien als de grootste wetgevingsoperatie sinds de Grondwet in 1848. Het geheel van de oude wetten en de oude procedures was complex. Onder de nieuwe wet is veel veranderd. Maar complex is het nog steeds.  

Ik denk dat we eerlijk moeten erkennen dat we van die complexiteit nooit afkomen. Onze samenleving is ingewikkeld geworden en de maatschappelijke opgaven zijn bijzonder lastig. Ik zou zelfs de stelling willen verdedigen dat we die complexiteit met de oude wetten en de oude systemen niet meer aankunnen en dat we de Omgevingswet nodig hebben.  

Waardering
De fractie van de ChristenUnie heeft bij de behandeling van de Invoeringswet haar waardering uitgesproken voor de grote inspanningen van de minister, het ministerie, de overige gezagen, de ambtenaren en alle andere betrokkenen. Zij wil die waardering graag opnieuw uitspreken.   

Het grote verschil
Bij de voorbereiding van dit debat heb ik uitvoerig gesproken met vertegenwoordigers van de VNG, het IPO en de UvW. Ook heb ik een rondje Limburg gemaakt: provincie Limburg, waterschap Limburg en gemeente Heerlen. Uit al die gesprekken kwam steeds weer dezelfde boodschap naar voren: alle belangrijke discussies, alle dialogen tussen overheden en alle burgerparticipatie vindt aan de voorkant plaats en niet aan de achterkant. Dat is het grote verschil. Daarom is de Omgevingswet zo belangrijk.  

Daarmee benadrukken deze vertegenwoordigers en ambtenaren een oud - maar vaak vergeten - inzicht uit de organisatiekunde: complexe vraagstukken kun je niet oplossen in sectoraal of bureaucratisch georganiseerde organisaties maar vraagt om integratief denken en integratief werken. Om een modeterm te gebruiken: het vraagt om co-creatie. Graag een reactie van de minister.  

Meer rechtszekerheid? 
Wat mij opviel in de gesprekken met de genoemde vertegenwoordigers en ambtenaren - heel anders dan drie jaar geleden - dat ze spraken over een toename van de rechtszekerheid voor de burger c.q. het bedrijfsleven. De reden die ze aangaven had betrekking op dat integratief werken. Zoals een ambtenaar het uitdrukte: ‘Vroeger werden problemen vaak niet zichtbaar. Of alleen aan het einde van het traject. Nu worden we aan de voorkant geconfronteerd met het eigen perspectief van de verschillende gezagen, met het belang van participatie, met het gebruik van verschillende definities en met elkaar tegensprekende wetten of regelingen.   

Herkent de minister deze ervaring? Herkent de minister dat integratief werken bij bijdragen aan de rechtszekerheid van burgers en bedrijven?  

Drie uitdagingen
Het zojuist genoemde citaat laat in de visie van onze fractie scherp zien wat de belangrijkste uitdagingen zijn met betrekking tot de omgevingswet:  

  1. Goede samenwerking tussen de verschillende gezagen. Onze fractie is zich ervan bewust dat in de huidige situatie die samenwerking nog niet tot bloei kan komen: we zitten met een half been in het oude systeem en met een half been in het nieuwe systeem. Onze fractie is zich er ook van bewust dat cultuurverandering niet vanzelf gaat. Toch de vraag: Hoe bevordert de minister een cultuur van samenwerking tussen de verschillende gezagen en de daarbij behorende managementstijl? Kan de minister toezeggen dat hij dit onderwerp in het overleg met de verschillende gezagen nadrukkelijk adresseert?  

  2. Hoge kwaliteit van burgerparticipatie. Uit de beantwoording van de vragen door de minister blijkt dat de verschillende gezagen actief bezig zijn met burgerparticipatie. De vraag van onze fractie is: Heeft de minister enig inzicht in de kwaliteit van die burgerparticipatie? Voert de minister hierover dialogen met de verschillende gezagen? Ondersteunen zij complexe burgerparticipaties actief? Wat kan de minister op dit punt toezeggen?  

  3. Elkaar tegensprekende wetten en regelingen. Hoe kan de minister het verbeterproces op dit punt faciliteren? Hoe wil de minister hierop regie voeren? Hoe als het wetgeving betreft die onder verschillende departementen valt? Kan de minister bijvoorbeeld toezeggen dat er een ‘regeringscommissaris’ met doorzettingsmacht komt?   

DSO
Het is goed dat we ons als Eerste Kamer intensief hebben beziggehouden met de werking van het DSO en de duiding van IKT3. Het is voor het eerst dat de Adviescommissie ICT stelde dat het glas niet halfleeg is maar halfvol. Ook de beantwoording van de vele vragen over het DSO geeft vertrouwen. Maar wat misschien wel de doorslag geeft, is de visie van de vertegenwoordigers van de VNG, het IPO en de UvW, en de verschillende gesprekken in mijn eigen provincie.  Voor het eerst in de afgelopen drie jaar proef ik bij alle gezagen vertrouwen in het DSO. Dat vertrouwen is enerzijds gebaseerd op de resultaten van IKT3 en anderzijds op het vermogen van de verschillende partijen om problemen snel op te lossen. Zoals iemand het uitdrukte in mijn eigen provincie: ‘We zijn er klaar voor om ermee te beginnen.’ En weer iemand anders zij: ‘Ik kan er niet op wachten.’ 

In het gesprek met de Adviescommissie ICT is uitvoerig gesproken over het integrale en centrale testomgeving. De minister is hierop uitgebreid ingegaan bij de beantwoording van de vragen. Eigenlijk zegt de minister: we doen het al en waar we het nog niet doen gaan we het doen. Ik begrijp het antwoord van de minister. Toch zou ik daar meer toelichting op willen hebben. Met name over de rol en expertise van Axini. Als ik het goed begrijp heeft dit bureau specifieke expertise voor het testen van complexe systemen. Dat heeft te maken met het feit dat hun aanpak gebaseerd is op zowel bewezen formele procedures als op de modelmatige aanpak. Dit zou leiden tot meer gericht en meer efficiënt testen. Met als gevolg dat meer inzicht wordt verkregen in de kwaliteit van het systeem. Graag een reactie van de minister. 

Tenslotte, zou de minister kunnen reageren op de position papers in het algemeen en die van de gemeente Oude IJsselstreek en de Raad van State in het bijzonder?  

Gewetensvraag 
Dit debat gaat niet alleen over de techniek van de Omgevingswet. Het gaat vooral over de vraag hoe we als burgers en overheden op een verantwoorde manier met onze omgeving omgaan. En dat in het licht van de verschillende urgente opgaven. Het zou kunnen zijn dat de belangrijkste vraag is: draagt het nieuwe stelsel van de Omgevingswet bij tot een betere leefomgeving voor onze kinderen en kleinkinderen? Kan de minister hierop reflecteren?

Labels: ,