Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Zwangerschap en geboorte

donderdag 29 november 2018

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuknr. 29 323

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Deze week is het de Week van het Leven, waarin de ChristenUnie, samen met andere organisaties, aandacht vraagt voor het ongeboren leven. In het politieke en maatschappelijke debat wordt vaak de nadruk gelegd op de keuzevrijheid voor vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, maar net zo belangrijk is de beschermwaardigheid van het ongeboren leven. De Wet afbreking zwangerschap rust op deze twee uitgangspunten. Dat staat ook in de memorie van toelichting: de rechtsbescherming waarop ongeboren menselijk leven aanspraak heeft, maar ook het recht van de vrouw op een passende, op elk individueel geval afgestemde hulpverlening bij een door haar ongewenste zwangerschap. Vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, staan voor een levensgroot dilemma. Daarom is het van belang dat zij goede zorg en ondersteuning krijgen op een moeilijk moment in hun leven.

De manier waarop de discussie de afgelopen tijd is gevoerd, voelt voor mij nogal ongemakkelijk. Tegelijkertijd zie ik het als belangrijke winst dat deze staatssecretaris aan de slag gaat met het verder professionaliseren van de keuzehulpverlening. Naast de stevige criteria voor de openhouseconstructie komt er een verplichte opleiding, een gespreksleidraad, extra toezicht boven op het reguliere toezicht door de inspectie, door onafhankelijke deskundigen, een centraal register en een centraal informatiepunt. Hiermee komt de staatssecretaris volgens de ChristenUniefractie meer dan tegemoet aan alle zorgen die er waren over de onafhankelijkheid van keuzehulp. Wat mij betreft krijgt de staatssecretaris nu dan ook de ruimte om dit in de praktijk verder uit te werken.

Ik heb nog wel een aantal vragen over de opzet die de staatssecretaris voorstelt. Niet alleen de GGD en organisaties als Siriz bieden keuzehulpverlening aan. De meeste vrouwen gaan naar de huisarts of direct naar de abortuskliniek. Ook daar worden keuzehulpgesprekken gevoerd. Moeten ze daar aan dezelfde kwaliteitscriteria en opleidingseisen voldoen? Het streven is de financiering van het open house per 1 april 2019 te laten starten. Hoe wordt dan de financiering voor de eerste drie maanden geregeld? De GGD heeft als enige keuzehulpverlener al voor drie jaar financiering gekregen. Is de staatssecretaris bereid om met de GGD in gesprek te gaan, met als doel dat zij ook al in 2019 meegaan in het open house? Uit de brief van 10 oktober over de financiering blijkt dat er de komende drie jaar 1,9 miljoen euro per jaar beschikbaar is voor de keuzehulpgesprekken. Kan de staatssecretaris aangeven waar deze middelen voor bestemd zijn? Mag ik aannemen dat er extra geld komt voor de opleiding en voor het centrale informatiepunt?

Voorzitter. De staatssecretaris wil onderzoek laten doen naar de voor- en nadelen van een 13 wekenecho. Invoering van een dergelijke echo zou betekenen dat er straks een termijnecho is met negen tot twaalf weken, een 13 wekenecho en een 18 wekenecho. Dat zijn dus drie echo's kort op elkaar.

De voorzitter:
Voordat u uw vraag gaat stellen, heeft mevrouw Ellemeet een vraag voor u op het vorige punt.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Mevrouw Dik geeft aan dat zij de discussie over keuzehulp ongemakkelijk vond. Ik ben benieuwd waarom ze dat een ongemakkelijke discussie vond, maar mijn voornaamste vraag gaat hierover. Zij zegt: volgens mij komt de staatssecretaris nu, met zijn brief en zijn voorstellen, voldoende tegemoet aan de zorgen over de onafhankelijkheid van de keuzehulp. Ik heb net in mijn inbreng een aantal teksten voorgelezen die op de website van de Week van het Leven staan. Ik zal de teksten niet herhalen, maar ik vond ze echt niet te verenigen met het feit dat Siriz, die medeverantwoordelijk is voor deze teksten, ook onafhankelijke keuzehulp kan bieden. Hoe ziet mevrouw Dik dat?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb goed geluisterd naar de teksten die geciteerd zijn. Als er op websites verkeerde informatie staat, denk ik dat die aangepast moet worden. Ik weet op dit moment niet of dat aan de orde is. Tegelijkertijd snap ik de vraag van mevrouw Ellemeet wel. Ik heb ook de brief van de staatssecretaris gelezen. Als ik kijk naar het totaalpakket dat er nu ligt, staat het voor mij als een paal boven water dat de keuzehulpgesprekken die worden gevoerd door organisaties als Siriz, maar ook door andere organisaties, niet sturend mogen zijn. Ik denk dat daar, door de route die de staatssecretaris voorstelt, goede waarborgen voor zijn ingebouwd. De vraag die mevrouw Ellemeet stelt, begrijp ik, maar ik zou eigenlijk willen voorstellen dat zij haar vraag dan aan de betreffende organisatie voorlegt, om hun visie op dit verhaal te horen.

De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Verkeerde informatie op websites hebben we eerder langs zien komen, want er stond verkeerde informatie op de website van Siriz, informatie die misleidend en feitelijk onjuist was. Die is er inmiddels afgehaald. Maar nu herhaalt het zich. We zien nu op de website van de Week van het Leven allemaal informatie die zeer sturend en zeer suggestief is. Ik heb vanochtend gebeld met het bestuur van de abortusartsen. Die zijn er heel helder over. Ze zeggen: dit is volstrekt onethisch; de manier waarop er gestuurd wordt, is volstrekt onethisch. Op een gegeven moment is het vertrouwen wel op. Je kan één keer misleidende informatie van je website halen, maar als je met de informatie op zo'n website heel duidelijk één kant opstuurt, namelijk dat abortus verwerpelijk is, dan moet toch ook de ChristenUnie zeggen: dat moet deze organisatie niet doen. Ik vind het prima om te kijken of er organisaties met een christelijke grondslag zijn die die keuzehulp kunnen bieden — daar ben ik niet per definitie tegen — maar deze organisatie moet dat zo niet doen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Als er onjuiste informatie op websites staat, vind ik dat die aangepast moet worden, maar op dit moment kan ik niet beoordelen of dat aan de orde is. Ik heb niet het gesprek gehad met abortusartsen, in ieder geval niet vrij recent. Ik ben graag bereid om dat alsnog te doen. Maar ik heb zelf niet meegetikt aan de teksten die op die website staan. Nogmaals, als er verkeerde informatie op staat, moet die worden aangepast. Tegelijkertijd vind ik — ik kom even terug op het eerste deel van de vragen van mevrouw Ellemeet — dat het onderwerp waar we vandaag over spreken, ethisch ingewikkeld is. Ik merk dat de emoties in het maatschappelijke en politieke debat hoog oplopen, waarbij er gesproken wordt over voors of tegens en waarbij er richting bepaalde organisaties beschuldigingen worden geuit. De emoties lopen hoog op en het valt mij op, in de manier waarop het debat nu gevoerd wordt, dat het hele debat zich richt op organisaties, terwijl het zich volgens mij zou moeten richten op de allerbeste hulp voor vrouwen op een van de meest kwetsbare momenten van hun leven. Dat lijkt soms — ik zeg: lijkt soms — een beetje achter de horizon te verdwijnen, doordat we continu focussen op één organisatie, die bovendien maar een aantal procent van de zwangere vrouwen helpt. De meeste vrouwen gaan naar abortusklinieken of huisartsen of komen bij andere hulpverleningsinstanties terecht. Laten we het ook daarover hebben: hoe is die hulp in ons land geregeld, hoe kunnen we die op een professioneel niveau brengen? Daar gaat de staatssecretaris mee aan de slag. Ik vind het goed dat hij dat doet. Daar heb ik vertrouwen in.

De voorzitter:
Uw punt is duidelijk. U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Even kijken, ik had het over de drie echo's kort op elkaar. Is er op basis van criteria die worden gehanteerd voor de invoering van nieuwe screenings wel voldoende grond voor een 13 wekenecho? Een extra echo brengt niet alleen extra kosten met zich mee, maar kan ook leiden tot extra en onnodige bezorgdheid en ongerustheid als er sprake is van onterechte, onduidelijke bevindingen. Graag een reactie.

In veel screeningsprogramma's — denk aan baarmoederhalskanker — ligt de nadruk op vroegtijdige opsporing en de mogelijkheid van vroegtijdige behandeling. Is de staatssecretaris bereid om bij prenatale screening ook het accent te leggen op behandelingsmogelijkheden gedurende de zwangerschap en direct bij de geboorte?

Dan de NIPT. Na introductie van …

De voorzitter:
Voordat u daarmee verdergaat, heeft mevrouw Agema een vraag.

Mevrouw Agema (PVV):
Mevrouw Dik-Faber was net nog bezig met de echo's. Volgens mij heeft ze dat blokje net niet helemaal afgemaakt, of kan ze herhalen wat ze zei over de drie echo's?

De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber, was uw blokje af of niet?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, mijn blokje was afgerond. Ik heb gezegd dat er dan drie echo's kort na elkaar zijn. Ik heb de staatssecretaris de vraag voorgelegd hoe dat wordt gewogen. Het brengt extra kosten met zich mee, en aan de ene kant is er mogelijk gezondheidswinst, maar aan de andere kant kan het ook leiden tot extra en onnodige bezorgdheid en ongerustheid. Ik wil graag van de staatssecretaris weten hoe hij dat allemaal weegt.

Mevrouw Agema (PVV):
Wat ik hieruit opmaak, is dat mevrouw Dik-Faber niet zo'n warm voorstander is van een 13 wekenecho. Mijn vraag aan mevrouw Dik-Faber is: als je zaken eerder op kunt sporen, zou het dan niet goed zijn om er dan ook zo vroeg mogelijk bij te zijn? Want als er overgegaan moet worden tot het afbreken van een zwangerschap, krijg je een hoe-eerder-hoe-betersituatie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Die laatste woorden zal ik voor mezelf in ieder geval niet herhalen. Ik vind het wel heel belangrijk dat op het moment dat we besluiten tot een extra echo alle voors en tegens goed worden afgewogen. Mevrouw Agema legt de nadruk op de mogelijkheden van het afbreken van een zwangerschap. Ik leg er de vinger bij dat het ook gezondheidswinst kan opleveren. Op het moment dat een kindje een bepaalde aandoening heeft, kun je je ook voorbereiden op de geboorte van een kindje met een bepaalde aandoening. Je kunt wellicht al starten met behandelingen. We zien dat de meeste technologie voortgaat; denk bijvoorbeeld aan kinderen met een open ruggetje die al in de baarmoeder geopereerd worden. Ook daarvoor is het belangrijk dat we het zo vroeg mogelijk opsporen. Ik aarzel dus over extra echo's — ik zal niet zeggen dat ik tegen ben — omdat ik zie dat we gezondheidswinst kunnen boeken, maar de keerzijde is de extra ongerustheid. Het hele kader van de mogelijkheid om dan maar eerder de zwangerschap af te breken vind ik ingewikkeld.

De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik denk dat we daarover van mening verschillen. Ik denk dat áls het gebeurt, het zo vroeg mogelijk moet gebeuren, omdat je anders de feitelijke situatie krijgt die mevrouw Ellemeet zojuist aangaf. Zij gaf aan hoe dat dan in z'n werk gaat. Hoe later in de zwangerschap die beslissing genomen wordt, hoe meer je te maken krijgt met dat soort zaken. Ik denk dus dat we er van mening over verschillen, maar het gebeurt wel vaker in dit huis dat partijen van mening verschillen.

De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber, wilt u daar nog kort op reageren? Anders is er nog een vraag voor u.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij is screening in Nederland altijd ingezet met als doel vroeg opsporen en behandelen. Daar is screening van ongeboren kinderen in principe voor bedoeld. Ik zie dat de discussie nu steeds vaker gaat over de rechten van vrouwen om de zwangerschap al dan niet af te breken. Je ziet die balans de andere kant opgaan. Ik snap dat mevrouw Agema dat hier naar voren brengt. Ik hoor ook goed wat zij zegt over de reproductieve mogelijkheden voor vrouwen, zoals dat met een mooi woord heet, maar daarnaast wil ik vanuit de ChristenUnie vooral de nadruk leggen op de mogelijkheid om gezondheidswinst te boeken. Die mogelijkheid is er namelijk ook. Bij alle gesprekken over de reproductieve mogelijkheden voor vrouwen die er zijn in ons land, leg ik de nadruk op die andere kant, de mogelijkheid van vroegtijdig behandelen.

De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Nog even op ditzelfde onderwerp. De Gezondheidsraad heeft een advies gegeven. Ze zeggen: de resultaten zijn veelbelovend, maar het zou heel goed zijn om een landelijk wetenschappelijk onderzoek uit te voeren, om de voors en tegens beter in kaart te brengen. Is de ChristenUnie voor een landelijk wetenschappelijk onderzoek, zoals de Gezondheidsraad adviseert?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Een onderzoek, daar kan je nooit tegen zijn, vooral omdat ik zelf ook het dilemma heb geschetst. Aan de ene kant: ja, we kunnen hier bepaalde winst mee bereiken, zeker op het gebied van de gezondheid van ongeboren kinderen. Aan de andere kant: er zijn ook extra zorgen en mogelijk ook onnodige ongerustheid bij ouders die zwanger zijn. Dat vind ik een hele lastige afweging. Daar moeten we goed over nadenken. Ik ben geen dokter. Ik heb heel veel behoefte aan het maatschappelijk debat hierover — dat uitgangspunt is ook in het regeerakkoord opgenomen — en aan onderzoek hierover door mensen die er verstand van hebben, zodat we uiteindelijk op basis van alle informatie die we hebben tot een afgewogen standpunt kunnen komen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ben blij dat de ChristenUnie een landelijk wetenschappelijk onderzoek zou steunen, omdat ik het antwoord van het kabinet op de vraag of het het advies van de Gezondheidsraad wil uitvoeren, eerlijk gezegd niet erg helder vond. Maar ik ben blij dat de ChristenUnie aangeeft dat het goed is om de voors en tegens wetenschappelijk in kaart te brengen.

De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber, misschien een hele korte reactie; anders vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, ik ga verder met mijn betoog.

Na de introductie van de NIPT hebben verloskundigen zich geschoold in counselinggesprekken bij prenatale screening, maar zij trekken nu aan de bel over het verplichte minimumaantal gesprekken dat ze moeten voeren. Ze hebben liever een kwalitatieve dan een kwantitatieve norm. Is de minister bereid hierover in gesprek te gaan met de KNOV?

Dan nog een paar andere punten. Bij de begroting is een motie van mij aangenomen om lactatiekundige zorg beter in te bedden in de jeugdgezondheidszorg en ook te kijken of hulp bij borstvoeding vanaf de geboorte via de jeugdgezondheidszorg kan worden aangeboden. Hoe gaat de minister uitvoering geven aan deze motie? Is hij bereid om borstvoeding ook een plek te geven in het programma Kansrijke Start? In het preventieakkoord zijn ook maatregelen opgenomen, gericht op zwangere vrouwen. Neemt de minister deze maatregelen mee in de uitwerking van Kansrijke Start?

Dan mijn allerlaatste punt. Het is belangrijk dat ook in de geboortezorg de substitutie van de tweede naar de eerste lijn stevig wordt opgepakt, mede in het licht van de hoofdlijnenakkoorden. Dat betekent tegelijkertijd dat er wel altijd voldoende plekken in ziekenhuizen beschikbaar moeten zijn. Volgens de KNOV zorgen capaciteitsproblemen ervoor dat 80% van de vrouwen nu niet bevalt op de plek van hun keuze. Ik vind dat zorgelijk. Hoe gaat de minister er nu concreet voor zorgen dat verloskundigen met hun patiënten sneller in een ziekenhuis terechtkunnen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

Meer informatie

« Terug