Bijdrage Carla Dik aan het algemeen overleg Uitwerking extramuraliseren lichte zorgzwaartepakketten

zaterdag 10 november 2012

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerleden Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Uitwerking extramuraliseren lichte zorgzwaartepakketten

Kamerstuk:   30 597

Datum:            10 oktober 2012

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De trend om langer thuis te blijven wonen en zorg in de eigen omgeving te ontvangen, is al jaren aan de gang. Vandaag spreken we over het scheiden van wonen en zorg. De voorzitter: Excuus, ik vergat nog te zeggen dat het ook voor u de eerste bijdrage in commissieverband is. Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dank u. De extramuralisering – een moeilijk woord – van de zorgwaartepakketten 1 en 2 sluit naadloos aan op die trend. Het versneld uitvoeren van deze maatregel komt voort uit het Lenteakkoord. Voor de zomer hebben wij de staatssecretaris gevraagd om randvoorwaarden voor een verstandige invoeringsstrategie. Ik ben verheugd te kunnen constateren dat de staatssecretaris daar in de zomer ijverig mee aan de slag is gegaan. Het resultaat ligt vandaag voor ons. Wij vinden het heel verstandig dat er meer voorbereidingstijd wordt genomen voor de zwaardere zorgzwaartepakketten (zzp’s). Die fasering biedt de sector kansen om gezamenlijk te zoeken naar een werkbare en verantwoorde invoering. Het was voor de ChristenUnie van groot belang dat de sector uitvoerig bij het uitvoeren en het uitwerken van de maatregel zou worden betrokken. Het is ook mooi dat dit is gebeurd, want er zal op korte termijn nogal het een en ander in de sector veranderen, voor de instellingen, voor het personeel, maar ook voor gemeenten en woningcorporaties. Gemeenten en woningcorporaties moeten zoeken naar mogelijkheden voor het ontwikkelen van voldoende inloopcentra en het geven van voorlichting over gespecialiseerde hulp. Voorkomen moet worden dat bijvoorbeeld ouderen hun dagen weliswaar in eigen huis, maar ook in eenzaamheid doorbrengen. Juist voor de groep zzp 1 en 2 is het van belang dat gemeenten goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden die het compensatiebeginsel in de Wmo biedt. Randvoorwaarden op het gebied van inkomen en huisvesting zijn hiervoor van belang. Voor bijvoorbeeld cliënten die in 2013 uitstromen uit de ggz, een verslavings-kliniek, maatschappelijke opvang of detentie, moet het mogelijk zijn om zich in te schrijven in een gemeente en daar een beroep op woonruimte en inkomen te doen. Hoe wordt ervoor gezorgd dat men ook daar de goede wil heeft om woningen te verhuren aan mensen uit deze doelgroepen? De berekeningen in het rapport van de NZa zijn al een paar keer genoemd. Zij zijn gebaseerd op een worstcasescenario, namelijk op de situatie waarin zorgaanbieders geen alternatieve omzet kunnen genereren. Over het genereren van die alternatieve omzet lees ik niets terug in de brief van de staatssecretaris. Ik hoor heel graag hoe zij dit voor zich ziet. Waar zitten volgens haar de kansen voor instellingen? Het is van belang dat instellingen niet worden belemmerd bij het ontwikkelen van andere woonvormen. De vastgoedvraagstukken kunnen daarbij uiteraard niet over het hoofd worden gezien. Ook vraag ik de staatssecretaris om de sector nadrukkelijk te betrekken bij het verder uitwerken van de maatregelen en bij de monitoring. Dat is de afgelopen maanden gebeurd. Wat ons betreft, gaat de staatssecretaris op die weg voort.

De voorzitter: Ik dank u zeer. Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug