Bijdrage Joël Voordewind aan het plenair debat over sluiting van de islamitische school IBN Ghaldoun

donderdag 12 september 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een plenair debat met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap   

Onderwerp:   Debat over sluiting van de islamitische school IBN Ghaldoun

Kamerstuk:    31 289

Datum:            12 september 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. De kwaliteit van het onderwijs was uiterst kwetsbaar, de financiële situatie zorgwekkend, er waren gevoelens van onveiligheid en de kwaliteit van het personeel en het personeelsbeleid liet te wensen over. Het aandeel onbevoegde leraren was bij het vmbo 45% en bij havo/vwo bijna 80%, en niet altijd werd er in de Nederlandse taal onderwezen. De ChristenUnie sluit zich dan ook aan bij de conclusie van de staatssecretaris om deze school te sluiten.

De vraag is nu wel hoe deze 670 leerlingen zo snel mogelijk weer goed onderwijs kunnen krijgen. Op dit moment is er een impasse, omdat andere scholen geen leerlingen aannemen zolang niet duidelijk is welke oplossingen er zullen worden gekozen. Gezien de grote aantallen leerlingen mogen we van de staatssecretaris verwachten dat hij een actieve rol speelt om tot een voor alle partijen bevredigend alternatief voor de sluiting te komen. We horen graag welke oplossingen de staatssecretaris daarvoor heeft bedacht.

Dan nog een kanttekening als het gaat om de timing. De timing lijkt ongelukkig. Het inspectierapport is van begin augustus. Pas enkele weken na de zomervakantie is het definitieve besluit genomen. De school is weer opgestart en de leerlingen zijn aan een nieuw schooljaar begonnen. Zij moeten feitelijk weer opnieuw beginnen. Waarom heeft dat besluit dan zo lang op zich laten wachten?

De examendiefstal die eerder al door andere collega's is genoemd, was uiteindelijk de reden voor een diepgravend onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs. Dat roept natuurlijk wel de vraag op waarom deze fraude uiteindelijk de aanleiding moet zijn voor het vergaande besluit om de school te sluiten. Uit het rapport van de onderwijsinspectie blijkt immers dat de school al in 2008 van vmbo tot vwo als zeer zwak te boek stond. In 2010 was er een opgaande lijn, maar in 2012 bleek opnieuw dat met name het vmbo ver onder de maat was. In 2010 is er bovendien een incident geweest bij de correctie van een examen Engels en kwam de school onder verscherpt toezicht te staan. Welke signalen waren aanleiding om in 2010 en 2012 te verwachten dat de school zich voldoende zou verbeteren?

De onderwijsvrijheid is ook voor de ChristenUnie een zeer groot goed. Ouders moeten de mogelijkheid hebben om een school te stichten of om te kiezen voor een school die aansluit bij de eigen opvoeding, religie en opvattingen. Ook moslims mogen daar een beroep op doen. In Rotterdam is echter de grens duidelijk overschreden, omdat men zich structureel niet heeft gehouden aan de kwaliteitseisen die daarvoor in de wet en in de regelgeving gesteld zijn. Andersom is het voorbeeld van Ibn Ghadoun ook geen reden om de druk op andere scholen te vergroten. Het gaat immers om een incident. Het voortgezet onderwijs in Nederland is goed en verbetert zich, misschien wel dankzij de vrijheid van onderwijs. Via risicogericht toezicht moeten wij deze incidenten zien op te sporen.

Ik rond af. De staatssecretaris meldde dat de schoolleiding geen toekomst in de school zag. Nu is er toch sprake van een mogelijke doorstart. Een doorstart van dezelfde school levert mogelijk geen rooskleurig toekomstbeeld op. In het verleden is gebleken dat elk aantreden van een nieuw bestuur uiteindelijk leidde tot een negatieve spiraal voor de kwaliteit. Welke scenario's voorziet de staatssecretaris? Is er een serieuze mogelijkheid voor islamitisch voortgezet onderwijs in Rotterdam dat wel aan de wettelijke eisen voldoet?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.


« Terug