Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg MVO en arbeidsomstandigheden in Bangladesh

donderdag 19 september 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan een algemeen overleg met minister Kamp van Economische Zaken en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en arbeidsomstandigheden in Bangladesh

Kamerstuk:    26 485

Datum:            19 september 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat wij vandaag weer over het mvo-beleid komen te spreken. Daar is alle aanleiding toe. De ramp in Bangladesh is bekend. Gelukkig is daarna het safety-akkoord gekomen. Het is een belangrijke doorbraak dat bedrijven hiertoe zijn gekomen. Het is nog maar een beperkt aantal bedrijven. Ik begreep uit de laatste stand dat het een stuk of tien bedrijven zijn van de honderd. Ik vraag de Minister dan ook meteen wat zij eraan doet om de andere bedrijven ook te motiveren om dat safety-akkoord te ondertekenen. Er zitten heel gerenommeerde bedrijven bij: Bijenkorf, Coolcat, Prénatal en ga zo maar door. De Bijenkorf is bekend van de Dolle Dwaze Dagen. Misschien moeten wij hier het woord «dwaas» maar eens letterlijk nemen. Zo’n groot warenhuis behoort zich aan te sluiten bij dit safety-akkoord. Ik roep de Minister dan ook om deze bedrijven dat akkoord te laten tekenen.

Ik heb vanmorgen in de krant gelezen dat de compensatie slecht van de grond komt. Dat ligt in eerste instantie aan de bedrijven die moeten meebetalen. Daar zit een mankement, maar het zit ook bij de overheid van Bangladesh. Mensen die zich daar aanmelden, worden niet erkend als familielid van de slachtoffers. 300 slachtoffers zijn nog onbekend en hun nabestaanden worden ook niet erkend. Ik heb begrepen dat er een DNA-probleem is. De Minister is er nu nauw bij betrokken. Wat kan zij nog doen om te komen tot compensatie voor de nabestaanden? Ik mocht net voor het reces bij de presentatie van het Plan van Aanpak Verduurzaming Textielsector aanwezig zijn. De Minister kwam na mij. Ik heb begrepen dat de Minister ongeveer dezelfde woorden heeft gebruikt in reactie op dat plan van aanpak, namelijk dat het nog een stuk concreter kan wat het tijdpad betreft, dat er nog specifiekere afrekenbare doelstellingen in kunnen komen en dat de ambities ook hoger mogen. Ik lees dat 50% van de bedrijven zou moeten meedoen. Het moet toch een ambitie zijn om alle bedrijven te laten meedoen. Het zou natuurlijk nog veel beter zijn dat ook dit plan van aanpak wordt omgezet in een breed convenant tussen bedrijven, ngo’s en overheden. Dat betekent dat er niet zo vrijblijvend over dit soort zaken kan worden gesproken, maar dat er onderling concrete verplichtende afspraken worden gemaakt. De bedrijven kunnen dan niet zomaar wel of niet tekenen of gemakkelijk wegkomen, als het gaat om andere criteria zoals leefbaar loon et cetera. Ik roep de Minister daartoe op. Ik heb eventueel een motie. Ik hoop dat het niet zo ver hoeft te komen, maar ik heb bij de collega’s al gepeild dat er brede steun zou zijn voor zo’n convenant voor de kledingsector, wereldwijd en ook als het gaat om alle ILO-normen.

Ik heb begrepen dat wij met Duitsland samenwerken op het gebied van leefbaar loon. Die samenwerking loopt af. Althans, er komt een conferentie in november en dan zou er een actieplan moeten zijn. Wat is de volgende stap na die conferentie? Kan de Minister er het een en ander over zeggen?

Ik kom bij de beleidsbrief van de Minister inzake transparantie. Ik dank haar daarvoor. Zij zegt dat je eigenlijk twee opties hebt. Je moet de Nederlandse bedrijven aan de wet houden en over de grens moet je vooral het toezicht versterken via de internationale afspraken EU, WTO, ILO, VN en OESO. Het Ruggie-framework vraagt echter nog meer van ons. Ik wil de Minister daartoe aanzetten. Het gaat niet alleen om convenanten en risicoanalyses, maar wij moeten een stap verder. Wij moeten de vrijblijvendheid voorbij. Ruggie roept ons ook daartoe op. Het gaat met name over compensatie, toezicht en recht doen aan slachtoffers. Het zijn allemaal oproepen vanuit het Ruggie-framework. Het zijn geen vrijblijvende oproepen richting het bedrijfsleven. Het is een oproep richting overheden om dit wettelijk vast te leggen. Ik vraag de Minister om, naast de convenanten waarmee zij nu mogelijk aan de slag gaat en de risicoanalyses die daaraan voorafgaan, ook te bekijken welke uitvloeisels van het Ruggie-framework de overheid wettelijk kan vastleggen.

Ik maak meteen een sprong naar het Nationaal Contact Punt (NCP). Wij hebben er in de hoorzitting ook het een en ander over gehoord. Het toezicht is cruciaal, als het gaat om de convenanten en eventueel de regels die nog worden vastgelegd. Het NCP houdt toezicht, maar het heeft geen eigen onafhankelijk onderzoeksmandaat. Ik heb begrepen dat het NCP alleen onderzoek kan doen als er een klacht is ingediend. Kan de Minister dat bevestigen? Het zou zo goed zijn – ik denk even aan de kledingsector – om het NCP eigen zelfstandig onderzoek te laten doen. De Minister is ook naar India geweest. Daar is toegezegd dat er wordt gesproken over kinderarbeid, over Sumangali. Er zou nog een terugkoppeling komen richting de organisaties in Nederland. Kan de Minister er iets over zeggen?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug