Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Noodhulp

woensdag 27 januari 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins, die voor deze vergadering Joël Voordewind vervangt, lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, aan een algemeen overleg met minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Noodhulp

Kamerstuk:    33 625          

Datum:           27 januari 2016

De heer Bruins (ChristenUnie): Dank u wel, collega's. Ik zit hier inderdaad namens collega Voordewind, die mij heeft gevraagd hem hier te vervangen. Als u mij hoort praten, hoort u hem praten, zullen wij maar zeggen.

Voorzitter. Ik dank de minister voor de getallen die wij vooraf hebben gekregen. Ze waren heel helder. Het waren goede overzichten. Tijdens de begrotingsbehandeling werd er uitvoerig gesproken over het uitbreiden van de opvang in de regio. Mijn collega Voordewind kaartte de fragiele positie van minderheden in Irak aan. Vele anderen benadrukten hoe belangrijk opvang in de regio is. De beelden van Madaya en de droogte die Ethiopië heeft getroffen herinneren ons eraan hoe belangrijk opvang in de regio en een plek om te schuilen zijn, ook voor de armen, die niet zo veel geld hebben om een boottocht te betalen.

Van opvang in de regio zien wij nog maar weinig terug, zeker in het licht van de al genoemde motie-Slob c.s. Het budget van de DRA (Dutch Relief Alliance) dreigt op te raken. Er is sneller en meer geld nodig dan verwacht. Dat zet de continuïteit van de DRA op het spel en tevens de toekomst na 2017. Hier is de ChristenUnie erg bezorgd over. De DRA heeft getoond effectief te zijn en bewezen een waardige partner te zijn.

Ik heb net al het DGGF genoemd in een interruptiedebatje met collega Van Laar. Het geld dat daar nog op de plank ligt, zou naar de DRA moeten kunnen, ook al is het revolverend. De minister is ook heel creatief omgegaan met de middelen voor de komende jaren, met de 0,7% bbp en de vooruitzichten. Als wij dan zo creatief met geld kunnen omgaan, dan zou die 60 miljoen van het DGGF wel degelijk naar noodhulp kunnen. Daar blijven wij dus achter staan.

Hoe oordeelt zij over de financiële tekorten? Hoe is zij voornemens om dit probleem aan te pakken? Erkent zij het belang van de DRA en de effectieve werking ervan tot nu toe? Ziet zij ook de meerwaarde van de transparantie en bereikbaarheid van de DRA? Zij is grotendeels opgebouwd uit Nederlandse ngo's, die goed controleerbaar zijn. De ChristenUnie vindt dit veel beter uit te leggen aan de Nederlandse belastingbetaler in plaats van de geldstroom naar de VN, die moeilijker te traceren en te controleren is, aldus ook de IOB. Wat doet de minister eraan om die geldstromen transparanter te maken?

Gisteren heeft de ChristenUnie schriftelijke vragen gesteld over de structurele klimaatfinanciering naar aanleiding van het rapport over El Niño. Diezelfde vragen zijn ook toepasbaar op noodhulp. Het is zeker dat de huidige noodsituaties in de wereld nog langere tijd zullen duren, maar wij blijven constateren dat er slechts wordt gereageerd als het eigenlijk al te laat is. Dat zien wij ook bij Ethiopië.

Over Ethiopië gesproken, ik mis budget daarvoor in de lijst met gebieden van 2016. Ethiopië staat ertussen in de lijst van 2015. In 2016 is het verdwenen uit de tabel. Waar is Ethiopië gebleven? Bovendien zie ik dat het bij elkaar opgeteld naar beneden gaat. Dat is in tegenspraak met de motie-Slob c.s. die is ingediend bij de algemene politieke beschouwingen. Waar is dat extra geld nu eigenlijk?

Vroegtijdige structurele financiering (disaster risk reduction) is een stuk goedkoper en een stuk humaner. Nu wordt pas geld uitgetrokken als de problemen dusdanig extreem zijn geworden dat het niet meer goed voelt om je handen ervan af te houden. Dat kost onnodig veel geld. De minister gaf in Het Parool zelf aan dat het denken over financiering anders moet. Voor de ChristenUnie is deze structurele financiering een logische weg om in te slaan. Welke visie heeft de minister op de lange termijn voor OS? In haar brief roept zij op tot het bewandelen van non-traditionele wegen om noodhulp effectiever te maken. Graag horen wij een uitgebreide uitleg van deze nieuwe visie. Heeft zij reeds concrete plannen uitgewerkt op het ministerie?

Dan kom ik op vergeten gebieden. Er is terecht veel aandacht voor de regio rond Syrië, maar laten wij niet de gebieden vergeten die minder in de aandacht van de media staan, bijvoorbeeld Oost-Oekraïne. Daar heerst nog steeds de noodtoestand. Dat is schrijnend. Wij vragen de minister dit gebied niet uit het oog te verliezen. Ook vinden wij het onbegrijpelijk dat er weinig aandacht is voor Jemen. Wij zijn wel heel blij met de brief die wij gisteren kregen, maar wij zien dat Jemen in totaal slechts 56% van het toegezegde geld heeft ontvangen. Nederland is het beste jongetje van de klas. Wij hebben ons deel geleverd. Daar mogen wij trots op zijn, maar wat doet Nederland eraan om de financiële tekorten van Jemen aan te kaarten?

Mijn laatste punt is onderwijs. Uit onderzoek blijkt dat onderwijs een katalyserend effect kan hebben op humanitaire hulp. Kinderen zijn binnen het onderwijs bezig en veilig. Wil de minister zich ervoor inzetten om het aantal leraren in conflictsituaties te verhogen en wil zij er bij overheden op aandringen dat schoolgebouwen goed worden beschermd in conflictsituaties, zoals ook in verdragen is vastgelegd? Graag horen wij welke organisaties zich daar nu reeds mee bezighouden.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug