Bijdrage Joël Voordewind aan een plenair debat over wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap

woensdag 08 juni 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind aan plenair debat met staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap

Kamerstuk:    33 852          

Datum:           8 juni 2016

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik heet de bijzondere gedelegeerden van harte welkom. Het is inderdaad bijzonder om te zien dat de naturalisatietermijn bij hen op tien jaar staat, terwijl wij hier een heftige discussie hebben over een verlenging van vijf naar zeven jaar. Namens de ChristenUnie-fractie heb ik hard mijn best gedaan om op zoek te gaan naar nut en noodzaak van de voorgenomen verlenging van de termijn waarop iemand mag naturaliseren. Wie is hier nu mee gediend en welke problemen lossen we daar eigenlijk mee op, anders dan vast te stellen dat het nu eenmaal zo in het regeerakkoord is afgesproken? In navolging van de Raad van State, de ACVZ, de VNG, maar ook in de geest van het Vluchtelingenverdrag is mijn fractie nog niet overtuigd van de toegevoegde waarde van die verlenging van de naturalisatietermijn. Ik hoop meer duidelijkheid van de staatssecretaris te krijgen.

Mensen die hier ten minste vijf jaar legaal verblijven, willen worden genaturaliseerd. Ze hebben voldoende binding met Nederland en willen volwaardig meedraaien in de Nederlandse samenleving. Ze willen kunnen trouwen, ze willen verkiesbaar kunnen zijn en ze willen kunnen stemmen. Uit dit wetsvoorstel blijkt echter op geen enkele manier hoe deze mensen verder kunnen integreren. Bij de inleiding kun je nog denken dat dit uiteindelijk moet uitmonden in het bevorderen van de integratie en het versnellen van de participatie van vreemdelingen, maar daarna komt er een opmerkelijk zinsdeel, namelijk: "thans is het gevoelen dat …". In de afgelopen tien jaar heb ik aardig wat wetsvoorstellen behandeld, maar "thans is het gevoelen dat" ben ik nog niet tegengekomen in beargumenteerde wetsvoorstellen van het kabinet. Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat dit een moetje is geweest voor de staatssecretaris. We zien ook de naam van de vorige staatssecretaris er nog onder staan. Ik hoop toch echt meer redenen te krijgen dan dat.

Ik vraag speciaal aandacht voor de positie van vluchtelingen. Met het verlengen van de naturalisatietermijn naar zeven jaar geeft het kabinet een negatief signaal richting vluchtelingen die volwaardig willen meedraaien. Eerdere evaluaties over de integratie van vluchtelingen en het toeleiden naar werk van VluchtelingenWerk Nederland laten zien dat dit een grote belemmering kan vormen voor deze mensen om te integreren en om dus op hun eigen benen te kunnen staan. Dat laatste is zeer belangrijk voor de integratie van vluchtelingen, wat ook blijkt uit de afgelopen tien jaar.

We hebben de staatssecretaris eerder horen reageren op, ik meen, een motie van de heer Van der Staaij. Hierin werd gevraagd om de permanente status niet na vijf maar na zeven jaar te verlenen. De staatssecretaris zei in dat debat dat hij dat geen goede zaak vond. Als reden hiervoor gaf hij aan dat dit de integratie niet zou bevorderen. Daarom heeft mijn fractie een amendement van D66 meeondertekend, om in ieder geval de vluchtelingen uit te sluiten van het wetsvoorstel.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik begrijp dat de ChristenUnie de termijn voor het verkrijgen van een definitieve, permanente verblijfsvergunning niet wil verlengen van vijf naar zeven jaar. Hoe verhoudt zich dat tot het voorstel van de heer Voordewind uit november 2014, waaruit blijkt dat de ChristenUnie er voorstander van is dat de termijn voor oorlogsvluchtelingen van vijf naar zeven jaar gaat?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb daar wel eens een suggestie toe gedaan en heb er ook verder onderzoek naar gedaan. Ik heb toen ook gekeken naar wat de impact zou zijn op de kinderen. Zoals u weet, hebben we toentertijd met de PvdA de kinderpardonwet gemaakt. Ik ben daar toen niet mee verdergegaan, omdat ik ervan overtuigd raakte dat op het moment dat je de termijn verlengt naar zeven jaar, dit juist raakt aan de asielkinderen en hun verworteling. Vandaar dat ik tot de overtuiging ben gekomen om het toch op die vijf jaar te houden. Ik begrijp ook dat het door veel verdragen en door Europese richtlijnen gestimuleerd wordt om die vijf jaar te handhaven. Ik begrijp bovendien dat ten aanzien van naturalisatie ook de omliggende landen de termijn op vijf jaar willen houden. Het is niet alleen voor asielkinderen maar ook voor vluchtelingen cruciaal om goed te integreren en om aan werk te komen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Heel veel landen hebben een langere termijn dan vijf jaar, zelfs de meerderheid van de Europese landen, zoals blijkt uit de nota naar aanleiding van het verslag. Hoe weegt de ChristenUnie-fractie dan het argument dat de heer Voordewind zelf in het interview in 2014 aangeeft, dat het ook gelet op het enorme aantal oorlogsvluchtelingen dat naar Europa komt — dat argument dat hij toen noemde is alleen maar sterker geworden — helpt voor het draagvlak, namelijk: we kunnen heel veel tijdelijk aan, maar dat is iets anders dan dat iedereen hier ook permanent in Nederland moet verblijven? Is dat argument dat de heer Voordewind toen noemde, eigenlijk niet nog veel steviger geworden in de loop van de tijd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Als we de situatie van vandaag de dag bekijken is dat weer niet het geval. We zien juist de instroom afnemen. Dat heeft weer met de maatregelen van Europa te maken. Nogmaals, ik heb er toen stevig onderzoek naar gedaan en heb inderdaad overwogen dat je mogelijk ruimhartiger zou kunnen zijn aan de voorkant als je ook aan de achterkant weer stimuleert om weer terug te gaan. Ik heb mij echter ook laten overtuigen door de onderzoeken die er lagen. Als je kijkt naar het beperkte aantal mensen dat in de afgelopen tien, vijftien jaar aan het werk is gekomen, dan moet je daar niet nog een stapje bovenop doen door die termijn te verlengen naar zeven jaar. Het betreft hier overigens twee aparte zaken. In dit geval gaat het om naturalisatie en de heer Van der Staaij doelt op het verlengen van de termijn wat betreft de permanente verblijfsstatus. In beide gevallen zeggen onderzoeken overigens wel dat die termijn van zeven jaar belemmerend werkt voor de integratie en voor het aan het werk komen van die mensen, zodat ze ook een zelfstandig bestaan kunnen opbouwen. Dat was voor mij een overtuigend argument, gekoppeld aan het feit dat het heel lastig was om het uit te sluiten voor kinderen. Als je het uitzondert voor asielkinderen dan zou het voor alleenstaanden of voor samenwonenden of getrouwde echtparen een stimulans kunnen zijn om te hopen zo snel mogelijk een kind te krijgen, omdat dat het ticket zou kunnen zijn voor een permanente status binnen vijf jaar. Dus ik kwam daar niet uit. Zowel bij de naturalisatie als bij de permanente status blijf ik dus vasthouden aan de termijn van vijf jaar voor een permanente status. Ik hoop dan ook van harte dat we in ieder geval de Kamer kunnen overtuigen met het amendement van D66 om vluchtelingen hiervan uit te sluiten.

Dan kom ik te spreken over de positie van minderjarige kinderen, dus de kinderen van 12 tot 16 jaar. Die vallen inmiddels onder deze wet. Dat betekent dat als kinderen een geldboete of transactie vanaf €810 krijgen toegewezen, ze dan niet meer recht hebben op naturalisatie, althans die wordt dan op z'n minst vier jaar uitgesteld totdat er een evaluatiemoment plaatsvindt. Dat vindt mijn fractie toch een aantasting van de kinderrechten, zoals ook vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag. Dat verdrag stelt dat zelfs indien er sprake is van overtredingen, van dit soort schendingen, er alsnog een bijzondere plicht is om de rechten van kinderen te beschermen, dus zelfs als er sprake is van een misdrijf. Het gaat hier namelijk wel om kinderen. Ik heb hierover een amendement ingediend, dat volgens mij net is rondgedeeld, dat ertoe strekt om minderjarige kinderen uit te sluiten. Als dat de Kamer niet kan overtuigen, heb ik nog een terugvaloptie met een ander amendement dat tot doel heeft om in ieder geval kan-bepalingen in de wet op te nemen. Met dat amendement wordt ernaar gestreefd dit middel als ultimumremediumbeginsel toe te passen. Met het amendement wordt verankerd dat aan de hand van precies dat beginsel door middel van drie concrete punten — ik zal ze nog aanhalen; het gaat daarbij om de kan-bepalingen — een naturalisatieverzoek kan worden afgewezen na een negatieve openbareordetoets, maar dat is geen automatisme. Een naturalisatieverzoek kan alleen worden afgewezen wanneer de rechter jeugddetentie heeft opgelegd voor de maximale termijn, namelijk twaalf maanden, in plaats van de boete van €810.

Het wetsvoorstel voorziet ook in de mogelijkheid dat een naturalisatieverzoek kan worden afgewezen in het geval van ernstige verdenking waarbij nog geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling. In dat geval regelt het amendement dat het naturalisatieverzoek wordt aangehouden indien het misdrijf inderdaad bestraft kan worden met de maximale termijn voor jeugddetentie. Dat amendement zal straks worden rondgedeeld.

Ik sluit af met de constatering waarmee ik begon. Het is voor de ChristenUnie-fractie erg lastig om overtuigd te raken van het nut en de noodzaak van dit wetsvoorstel. De verlenging van de naturalisatietermijn bevordert het integratieproces op geen enkele wijze en staat met name voor vluchtelingen op gespannen voet met internationale verplichtingen. Daarnaast wordt er getornd aan de rechtspositie van minderjarige vreemdelingen in de leeftijdscategorie 12 tot 15 jaar. De onderbouwing van het wetsvoorstel blijft dus zeer mager. Om in asielrechtelijke termen te spreken: dit wetsvoorstel ontbeert vooralsnog een positieve overtuigingskracht. Maar ik wacht de reactie van de staatssecretaris af.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2016 > juni