Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat inzake wijziging aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen

donderdag 21 januari 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een plenair debat met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen

Kamerstuk:    34 251          

Datum:           21 januari 2016

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Drie van mijn beste vrienden zijn postbode, tuinman en medewerker bij een tankstation. Gewoon heerlijke mensen die met hun handen werken en die wars zijn van status. Iedere avond als zij thuiskomen, is duidelijk wat zij hebben toegevoegd aan onze maatschappij. Als ik met ze praat, zetten ze mij stevig op de grond. Zij leven in een werkelijkheid waarin woorden zoals "beleid", "governance", "checks-and-balances" en "rendement" geen enkele betekenis hebben.

Ook ik wil met mijn werken concreet bijdragen aan onze maatschappij. In mijn vorige baan deed ik dat als financier van technische wetenschap die leidt tot innovaties die onze levens werkelijk veranderen, maar eerlijk gezegd zat ik als directeur van die mooie club vakmensen vooral extern te vergaderen rondom tafels met mannen met stropdassen.

Dankzij mijn vrienden heb ik een antenne gekregen die mij alert maakt wanneer het in zo'n vergadering niet meer gaat over de werkelijkheid. Opeens beginnen de aanwezige vergadertijgers dan holle woorden te gebruiken, moeilijke woorden die geen betekenis hebben. Plotseling zijn er incentives nodig of wordt er gepleit voor een level playing field. Opeens is er een win-winsituatie of een samenhangende strategie nodig. Dan gaat het niet meer om de werkelijkheid, maar om een schijnwerkelijkheid van regels en procedures. Dan hebben wij het niet meer over een levend systeem, waar mensen elkaar in de ogen kijken, maar over een systeem waar dingen niet mogelijk zijn omdat de regels het niet toelaten.

In de film The matrix kreeg hoofdfiguur Neo een keuze voorgelegd: "Do you take the red pill or do you take the blue pill?" Als je eenmaal de rode pil hebt genomen, dan zie je de werkelijkheid. Het is moeilijker en zwaarder om te leven in de werkelijkheid. Het is veel makkelijker om in het systeem te blijven zitten en een beetje je ding te doen. Veel van ons zitten vast in het systeem. Als we eerlijk zijn, worden we daar moe van, want tegelijkertijd kennen we het verlangen om iets te willen betekenen in de werkelijkheid, om bij te dragen aan een goed leven voor de mensen om ons heen en, voor ons als volksvertegenwoordiger, voor de mensen buiten dit gebouw, de mensen in het land. We willen hier allemaal zinvol en van waarde zijn en dat kan als we uit het systeem durven stappen en gezamenlijk dat systeem van regels en procedures willen bevechten. Dan helpen we niet alleen die drie vrienden van mij, maar ook de leraar, de verpleegkundige, de ondernemer, de treinmachinist, de technicus, kortom al die vakmensen, al die vakmannen en vakvrouwen die zich dag in, dag uit inzetten om van dit land iets moois te maken. Voor die vakmensen, die echte mensen die zo waardevol zijn in hun omgeving, wil ik mij inzetten.

Als lid van een kleine fractie heb ik een enorm brede portefeuille, maar dit is wat voor mij alles verbindt. Waar het systeem het wint van de menselijke maat, moeten de mens en de gemeenschap waarin hij leeft, werkt, beweegt en ademt weer centraal komen te staan. Dat geldt voor te grote onderwijsinstellingen, voor uit de hand gelopen privatiseringen, voor openbare aanbestedingen, voor kredietverlening aan kleine ondernemers, voor innovatie in de zorg. Overal waar modellen en procedures het winnen van gezond verstand moeten we elkaar durven aanspreken en moeten we elkaar met beide benen stevig op de grond terugzetten.

Binnen het onderwijs wil ik mij hard maken voor minder administratieve druk voor leraren, scholen met meer invloed voor docenten en een pabo waar je het onderwijsvak leert. In mijn andere portefeuilles wil ik mij hard maken voor innovatieve ondernemers, mkb'ers, een slimme maakindustrie, technici, vissers en al die vakmensen die met hun hoofd, hart en handen werken en die iedere dag bijdragen aan een reële economie met een echte tastbare meerwaarde.

Als ik dan zie dat in het onderwijs hele scholen de vernieling in zijn geholpen door bestuurders die geen contact hadden met de werkvloer en megalomane bouwplannen doordrukten, en door toezichthouders die laakbaar gedrag door de vingers zagen, dan word ik woest. Iedereen wijst naar elkaar en naar de regels, maar niemand neemt de verantwoordelijkheid en niemand wordt ter verantwoording geroepen. Als ik zie dat gewone mensen worden vermorzeld in dat systeem, dan raakt mij dat diep.

Recentelijk hebben wij gesproken over ROC Leiden. Wij kennen de situatie bij Inholland en de UvA. Wij kennen de rapporten over Amarantis met spijkerharde conclusies. De kwaliteit van het onderwijs was ondergeschikt aan de gebouwen en het binnenhalen van leerlingen. Er was "een zeer grote afstand tussen college van bestuur en het onderwijsproces". Het contact met de werkvloer was verdwenen en ook de raad van toezicht stond op grote afstand van het primaire proces. Er waren vraagtekens bij het professioneel en ethisch handelen van bestuurders. Dat kan niet en dat mag niet.

Deze incidenten moeten wij zien in de tijdgeest, de tijdgeest van new public management. Instellingen moesten meer als een bedrijf worden gerund en dan draait het opeens om rendement en concurrentie tussen instellingen. Dan wil je het mooiste gebouw en de organisatie zo groot mogelijk maken. De term "besturen op afstand" raakte in zwang. Dat was oorspronkelijk bedoeld om professioneler te worden, maar het leidde tot een ongewenst grote afstand tot de onderwijswerkvloer. De commissie die de problemen bij Amarantis onderzocht, concludeerde dat bestuurders van onderwijsorganisaties zich te sterk hebben gericht op output, resultaat en rendement. En dat in tegenstelling tot de professionals op de werkvloer, die juist interactie met de leerling en de kwaliteit van het leerproces vooropstelden, maar laat dat nu juist de kern van goed onderwijs zijn.

Na de opsomming van schokkende conclusies is het verleidelijk om het aantal wettelijke maatregelen eens flink op te voeren: meer inspectietoezicht, meer bevoegdheden voor de minister en meer controles. Maar bij deze voorbeelden is sprake van incidenten met laakbaar gedrag van bestuurders. Op veel instellingen is de afstand tussen bestuur, raad van toezicht en werkvloer helemaal niet zo groot. Daar wordt juist elke dag samengewerkt aan goed onderwijs. Bovendien hebben veel instellingen zich al verbeterd en zijn er nieuwe governancecodes gekomen. In meer overheidstoezicht zie ik geen oplossing maar een nieuw probleem.

Meer overheidstoezicht is een oplossing die komt vanuit het systeem van maakbaarheid en schijnzekerheid: take the blue pill. Meer overheidstoezicht zorgt voor toenemend wantrouwen, papieren werkelijkheden en correcties achteraf. Goed onderwijs bereik je juist samen binnen de instelling met iedereen die van belang is in die school of universiteit: bestuur, toezichthouders, leraren, studenten, leerlingen en, in het geval van primair en voortgezet onderwijs, ouders, zoals normaal was toen de meeste bijzondere scholen nog van verenigingen uitgingen.

Maar de oplossing ligt ook niet in de gedachte — ik kijk naar de heer Van Dijk — dat we studenten moeten laten meebesturen. Wat dat betreft gaan de voorstellen van sommige collega's veel te ver. De rollen moeten namelijk helder zijn. Het bestuur moet besturen met de notie "op overeenstemming gericht" erbij. Het bestuur moet besturen, niet op basis van macht maar op basis van overtuiging en steeds vanuit het onderwijs en dus met leerlingen en leraren centraal. Een goede leider creëert weerwoord door eigenwijze individuen om zich heen te verzamelen. In een bestuur waar iedereen op elkaar lijkt, vindt slechte besluitvorming plaats. Dat is de reden waarom diversiteit in een bestuur nodig is. In een bestuur waarin iedereen op elkaar lijkt, wordt geen weerwoord meer gegeven. Men praat elkaar na. Men lacht de problemen weg met een schampere grap en iedereen gaat mee in de schijnwerkelijkheid. En o wat heb ik dit vaak meegemaakt rondom vergadertafels met mannen!

Een gezonde organisatie kenmerkt zich door heldere mandaten, heldere taken, heldere verantwoordelijkheden en het lef om feedback te geven en te kunnen ontvangen. Daarom wil ik een professionele raad van toezicht met een hart voor onderwijs en niet voor bijbanen en vergoedingen. Ik wil een medezeggenschapsraad, die inhoudelijk weerwoord kan bieden en zodanige rechten heeft dat hij serieus genomen wordt. En ik wil een bestuur zonder grootheidswaan en met hetzelfde doel als de professionals op de werkvloer: goed en kleinschalig onderwijs voor iedere leerling en student.

Om een goede interne bestuurscultuur te bereiken hebben we niets aan nieuwe verplichtingen; het zit zelfs vaak in de weg. Het geeft administratieve lasten en perverse prikkels. Het is een cultuurkwestie en altijd betrof het een cultuur waarin weerwoord ontbrak. Laat ik daarom zeggen dat ik blij ben met al die verbeteringen die door de minister de afgelopen jaren zijn doorgevoerd. Enkele jaren geleden is de wet al veranderd: meer bevoegdheden voor de minister om in te grijpen, de Wet goed onderwijs en goed bestuur PO/VO, instemmingsrecht op het instellingsplan en instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting in het hoger onderwijs. Deze nieuwe ontwikkelingen geven samen met de Wet medezeggenschap op scholen volgens de ChristenUnie al voldoende kracht aan de medezeggenschap om een gezond weerwoord te bieden en de werkvloer te verbinden met de top van de instellingen. Wat belangrijk is, is dat we de scholen nu de kans geven om in alle rust met deze versterkte medezeggenschap werkelijk aan de slag te gaan.

De minister wil natuurlijk graag horen hoe de ChristenUnie denkt over de voorgestelde wijzigingen in de onderwijswetten. Daar kom ik nu toe. Ik kan de minister melden dat wij overwegend positief daarover zijn. De grote wijzigingen zijn in de afgelopen jaren al aangebracht en de minister doet daar nog een schepje bovenop. Werving met openbare profielen zal zowel gelden voor toezichtsfuncties alsook voor het bestuur, regelmatig overleg tussen toezicht en medezeggenschap, meer medezeggenschap bij benoeming en ontslag van bestuurders en de garantie dat de medezeggenschap toegang heeft tot opleidingen en faciliteiten.

Prima, maar één onderdeel van de wet moet volgens de ChristenUnie worden geschrapt, namelijk de meldplicht voor de interne toezichthouder. Hierover heb ik een amendement ingediend. Hoewel de tekst in het wetsvoorstel vriendelijk geformuleerd is, is en blijft het een meldplicht die niet leidt tot beter toezicht binnen de onderwijsinstellingen. Ondanks de milde formulering blijft het commentaar van de Raad van State overeind. Het zorgt voor verwarring en vervaging van intern en extern toezicht. De inspectie heeft als taak actief extern toezicht te houden. De informatieplicht vanuit het onderwijs is al heel uitgebreid via het bestuur, en in het hoger onderwijs hebben we naast inspectie ook nog eens accreditatie. Deze extra meldplicht of informatievoorziening wordt eenzijdig opgelegd en draagt daarmee niets bij en komt voort uit gestold wantrouwen.

Iedere toezichthouder kan al naar de inspectie stappen wanneer hij of zij bezorgd is over bepaalde ontwikkelingen. Bovendien kunnen we vaststellen dat in de extreme cases Amarantis en ROC Leiden een meldlicht waarschijnlijk niets had opgelost. Zowel de inspectie als de minister waren al vroegtijdig op de hoogte van negatieve signalen. Graag krijg ik een reactie van de minister op het amendement.

Ik wil op dit punt de minister wel tegemoetkomen. Hoewel ik tegen de eenzijdige meldplicht ben vanwege de verwarring van rollen, stel ik voor dat we het vrijwillig melden van misstanden door toezichthouders beter faciliteren. Ik overweeg een motie die oproept tot het instellen van een klokkenluidersregeling bij de inspectie van het onderwijs. Soms lezen we over leraren die worden weggepest of toezichthouders die hun portefeuille neerleggen wanneer ze misstanden zien gebeuren binnen scholen. En juist deze moedige eenlingen, deze mensen die in de werkelijkheid staan, zijn nodig om weerwoord te bieden tegen megalomane plannen van bestuurders. Zij moeten misstandenvrij en zonder last kunnen melden bij de inspectie en daarbij door een klokkenluidersregeling beschermd worden tegen benadeling. Ik hoor graag hoe de minister over dit idee denkt.

Zoals ik hierboven schetste, zijn docenten en studenten via de medezeggenschap in de afgelopen jaren al veel sterker in stelling gebracht om een gezond weerwoord te kunnen leveren, maar samen met collega Rog heb ik een amendement ingediend om dat nog iets verder uit te breiden. Volgens ons is het goed om de personeelsgeleding van de medezeggenschap sterker te betrekken bij de benoeming van bestuurders, zodat de top van de instelling draagvlak heeft bij de professionals op de werkvloer, een realitycheck van het personeel of die man of vrouw aan de top wel uit het juiste hout is gesneden. Het is goed om het benoemen van bestuurders transparanter te maken en op die manier de betrokkenheid van de medezeggenschap te vergroten. De minister kiest voor een adviesrecht voor opleidingscommissies, maar waarom gaat zij hier niet verder in? Collega's Mohandis en Duisenberg hebben een amendement op dit punt ingediend, waar de ChristenUnie positief tegenover staat.

Goed weerwoord moet je organiseren en opleiden. De ChristenUnie vraagt een andere toelichting op het niveau van de ondersteuning en de faciliteiten van medezeggenschapsorganen, in het bijzonder in het mbo en hoger onderwijs. Graag krijg ik een reactie van de minister in relatie tot het wetsvoorstel op de conclusies van de Medezeggenschapsmonitor dat veel van de ondervraagden vinden dat er te weinig juridische ondersteuning is en te weinig scholingsbudget.

De ChristenUnie hecht waarde aan de inspraak van leerlingen over het onderwijs op hun school en de discussies die dat oplevert. Het belang van leerlingen moet centraal staan en daarom moeten zij dan ook gehoord worden. Samen met collega Duisenberg heb ik een amendement ingediend dat regelt dat elke school in de schoolgids een leerlingenparticipatiebeleid opneemt. In het leerlingenparticipatiebeleid wordt vastgesteld hoe de inspraak van leerlingen is geregeld, bijvoorbeeld door een leerlingenraad in te stellen die periodiek overleg heeft met het schoolbestuur. Dit leerlingenparticipatiebeleid wordt ter instemming voorgelegd — men heeft instemmingsrecht — aan de leerlingengeleding van de medezeggenschapsraad.

Goed weerwoord komt niet alleen van de medezeggenschap, maar ook van de toezichthouders. De Vereniging van Toezichthouders in Onderwijsinstellingen, de VTOI, werkt aan de professionalisering van toezicht, verjonging en diversiteit in toezicht en zij discussieert over een register voor toezichthouders. Hoe staat de minister tegenover deze onderwerpen? Is zij bereid deze ontwikkelingen te steunen en zo mogelijk te versnellen?

Aansprakelijkheid van oud-bestuurders en toezichthouders bij instellingen in de semipublieke sector staat volop in de belangstelling. Belanghebbenden en de overheid hebben echter nauwelijks rechtsmiddelen om hun schade rechtstreeks op oud-bestuurders te verhalen. Het blijft duwen met een touwtje, zoals de Leidse hoogleraar Steef Bartman in december schreef. Als ik mij niet vergis, dan zijn de minister en ik het erover eens dat bestuurders, ook in de publieke sector, persoonlijk aansprakelijk moeten kunnen worden gesteld voor aantoonbaar falen. Kan de minister mij vertellen hoe het nu daarmee staat?

Voorzitter, ik sluit af. Mijn drive en energie haal ik uit mensen; mensen die een vak hebben geleerd en die met hart en ziel vorm geven aan onze samenleving. Laten wij de leraren in hun kracht zetten en in een gezond samenspel met bestuur en toezicht de kans geven levende gemeenschappen te bouwen die de volgende generatie toerusten voor de samenleving van morgen. Besturen op afstand maakt scholen tot fabrieken, maar een overheid op afstand geeft vertrouwen aan de docent en zijn vakkennis. Ik dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Ik feliciteer u van harte met deze mooie en inspirerende speech. Ook dank ik u voor het feit dat u uw achtergrond en persoonlijke ervaringen met ons deelt. U laat zien dat persoonlijke drijfveren een belangrijke motivatie kunnen zijn om politiek actief te zijn. Ik wens u heel veel succes met uw Kamerlidmaatschap. Ik ga u als eerste feliciteren voordat ik de vergadering een paar minuten schors, zodat de collega's u kunnen feliciteren.

« Terug