Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat over de effecten van het leenstelsel

Eppo Bruins - Foto: Anne Paul Roukemawoensdag 01 juni 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins aan een plenair debat met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Debat over de effecten van het leenstelsel

Kamerstuk:    24 724         

Datum:           1 juni 2016

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit collegejaar is het leenstelsel van start gegaan. Dat zal deze generatie studenten merken. Zij moeten zich fors in de schulden steken. Sommige studenten zien kans om meer te gaan werken of om hun ouders om een extra financiële bijdrage te vragen, maar die luxe heeft niet iedere student. De minister maakt mooie sier met een investering in het hoger onderwijs, vele, vele jaren na nu, maar legt de rekening neer bij de student van nu.

Nu we de eerste instroomcijfers kennen, verbaast het me niet dat de instroom is gedaald en dat jongeren uit kwetsbare milieus de dupe zijn, maar ik word er wel boos om. Het inkomen van je ouders mag toch niet bepalen welke onderwijskansen je hebt? Waarom moet je meer studieschulden maken als je een lichamelijke beperking hebt of een chronische ziekte? Als je stapelaar bent en van mbo naar hbo wilt, betekent dat toch niet dat ook financiële schulden moet gaan stapelen?

Enkele weken geleden stonden we in het vragenuurtje en de minister leek niet onder de indruk van de effecten van het leenstelsel op de toegankelijkheid van het onderwijs en de toename van schulden. De minister was ook niet bereid om voor kwetsbare groepen maatregelen te nemen voor het nieuwe studiejaar. Zij accepteert daarmee de kans op ongelijkheid, die lijkt te zijn toegenomen door het leenstelsel. Een van de opvallendste groepen die de directe gevolgen merkt, zijn de studenten met een functiebeperking of een chronische ziekte. We zien dat de instroom is gedaald. Deze studenten moeten meer lenen om hun studie succesvol te kunnen afronden. De ChristenUnie heeft destijds bij de behandeling van de wet met een amendement geprobeerd, dit ongewenste effect te repareren. Dat zit ons nog steeds als een graat in de keel. De wet zit namelijk oneerlijk in elkaar voor deze groep. Een uitwonende student met een functiebeperking krijgt een tegemoetkoming voor een extra studiejaar op basis van de thuiswonendenbeurs. Is de minister bereid om dit alsnog te repareren? Ik heb een motie klaarliggen die in lijn is met het amendement-Schouten van destijds.

Deze groep heeft met meer effecten te maken. De Wajong-studieregeling, die per gemeente verschilt, tussen €42 en €340 euro per maand. Dat is een enorm groot verschil. Vindt de minister dat ook?

Deze studenten zijn afhankelijk van het profileringsfonds van de instellingen. De instellingen gaan daar heel verschillend mee om. Moeten instellingen nu deze misser in het leenstelsel gaan dichten of wil de minister ook daar beschikbaar stellen?

Kinderen van minder draagkrachtige ouders krijgen een aanvullende beurs, maar ondanks de verhoging van de aanvullende beurs zijn er na het leenstelsel op achteruit gegaan. We zien ook de effecten bij de overgang van het mbo naar het hbo. Een mbo-diploma is een volwaardig diploma op de arbeidsmarkt. Doorstroom naar het hbo is niet altijd beter. In veel sectoren is er grote behoefte aan goed opgeleide mbo-vakmensen, maar als je een jongere richting het hbo-diploma wil gaan, mag de stapeling van schulden geen blokkade vormen. Nu blijkt dat meer dan 40% van de mbo'ers niet doorstroomt vanwege financiële redenen. Ik weet toch zeker dat dit de minister ook zorgen moet baren. Graag krijg ik hierop een reactie.

In december heb ik vragen gesteld over de informatievoorziening aan toekomstige studenten. Uit onderzoek van het LAKS bleek dat examenkandidaten nauwelijks op de hoogte waren van de effecten van het lenen. Storten we hen op die manier in een schuld van tienduizenden euro's? De minister heeft het vaak over leenaversie, maar zou zij niet beter kunnen wijzen op de risico's van schulden maken? Waarom voert de website van DUO bijvoorbeeld niet de slogan "geld lenen kost geld", terwijl we dit wettelijk wel opleggen aan andere kredietverstrekkers? Ik ben zeer benieuwd naar de antwoorden van de minister.

De heer Duisenberg (VVD):
Ik weet niet of de heer Bruins over 30% of 40% sprak, maar volgens mij zei hij dat 30% van de mbo'ers aangaf financiën als reden te zien om af te zien van doorstuderen. Heb ik dat goed gehoord?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Zoals ik het heb begrepen, is dat in ieder geval een van de redenen die genoemd is.

De heer Duisenberg (VVD):
Dat klopt, maar is de heer Bruins er dan van op de hoogte dat hetzelfde percentage ook voor de invoering van het studievoorschot al aangaf dat financiën een reden waren om niet door te studeren?

De heer Bruins (ChristenUnie):
De percentages zijn hoog en ik weet dat inderdaad ook voor invoering van het leenstelsel mbo'ers dat vaak als reden gaven. Tegelijkertijd zien wij toenames van deze percentages, doordat de doorstroom door het leenstelsel lastiger geworden. Wij vinden dat een ongewenst effect voor degene die wel graag naar het hbo wil doorstromen. Het zou dus niet moeten gebeuren. Wij zouden goed moeten bekijken hoe wij daarin een verbetering kunnen aanbrengen.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik heb een vraag op hetzelfde thema. Ik denk dat de heer Bruins ook goed heeft gekeken naar de cijfers over het effect dat had kunnen optreden voor studenten met ouders met een lager inkomen. Een van de vlakste grafieken in het hele onderzoek is echter juist de grafiek die hierop betrekking heeft. Daaruit blijkt dat nagenoeg geen enkel effect in de vorm van een verminderde instroom van studenten met ouders met een lager inkomen meetbaar is. Nuanceert dat niet in elk geval enigszins de kritiek?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Het liefst had ik twee parallelle universums, waardoor wij één 2016 met een leenstelsel en één 2016 zonder leenstelsel met elkaar zouden kunnen vergelijken. Alleen dan, na dubbelblind onderzoek, kunnen wij heel duidelijk zien wat er precies aan de hand is. Wat wij nu zien, is dat de daling met name plaatsvindt bij opleidingen die wij gewoon zijn om als "lager" te kwalificeren. Dat is niet direct gerelateerd aan een sociale klasse of aan inkomen. Zoals de heer Rog ook al zei, lijkt het effect in het hoger onderwijs kleiner te zijn. Zodra je naar hbo en mbo gaat, lijkt het effect groter te zijn. Dat zijn ongewenste effecten, die wij graag gerepareerd willen zien.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Het heeft dus in elk geval geen betrekking op het inkomen van ouders. Dat zou de heer Bruins toch ook als een lichtpuntje kunnen zien. Dat effect is in elk geval niet gemeten. Er is wel een effect geconstateerd op basis van het opleidingsniveau van de ouders; daar heeft de heer Bruins een punt. Ik stel hem dezelfde vraag als de heer Rog. Is de heer Bruins het met mij eens dat de grafiek over de instroom van mbo naar hbo — dat is gelet op het emancipatoire karakter ervan, een belangrijke instroom; het gaat om de doorbraak van lager naar hoger onderwijs — inderdaad een terugloop laat zien en dat die terugloop al te zien is vanaf 2006-2007? Als je deze lijn, nog even los gezien van het boeggolfeffect, goed doortrekt, dan zie je toch een vloeiende, dalende lijn? Dit kan dan toch niet het gevolg zijn van het studievoorschot?

De heer Bruins (ChristenUnie):
De heer Grashoff zou volledig gelijk hebben als het hierbij ging om een gesloten meetsysteem, maar hier spelen allerlei effecten door elkaar heen een rol. Wij zien dat de lijn daalt. Ik zei het al: wij hebben geen parallel universum. Wij weten niet of die lijn anders meer of minder gedaald zou zijn. Hij is gedaald; dat is wat wij zien. En dat is een ongewenst effect.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2016 > juni