Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat over het vrijhandelsverdrag met Canada (CETA)

dinsdag 07 juni 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins aan een plenair debat met minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Debat over het vrijhandelsverdrag met Canada (CETA)

Kamerstuk:    31 985          

Datum:           7 juni 2016

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Het CETA-verdrag met Canada en het TTIP-verdrag — de tweede afkorting vanavond — met de Verenigde Staten zullen grote impact hebben op onze economie en onze rechtsstaat, maar de kernvraag vandaag is: wat hebben wij als Nederlandse volksvertegenwoordiging überhaupt nog te vertellen over de besluitvorming en ratificatie van deze handelsverdragen? De ChristenUnie maakt zich grote zorgen over de Brusselse mist rondom TTIP en CETA. Is er formeel nog ruimte voor discussie en wijzigingen, of hebben we eigenlijk niets meer te vertellen en zitten we allang vast aan een EU-reclamekaravaan die doordendert? Eurocommissaris Malmström koerst onomwonden aan op een "EU only"-behandeling. Met andere woorden: de formele besluitvorming vindt plaats in Brussel, niet in de lidstaten. De ministers in de Raad zijn unaniem van mening dat het een gemengd verdrag is en dat ook lidstaten zich formeel mogen uitspreken. Maar zelfs als het een gemengd verdrag is, heeft de Commissie het recht om onderdelen voorlopig in werking te laten treden.

In de motie-Grashoff/Vos wordt duidelijk gepleit voor een parlementair voorbehoud bij CETA. Waarom heeft de minister dit standpunt niet ingebracht bij de Handelsraad op 23 mei? Ook heeft de minister niet expliciet voor een gemengd verdrag gepleit namens Nederland. Wel zien we een statement van de minister dat er geen grote belemmeringen zijn voor de goedkeuring van CETA. De ChristenUnie vindt het onbegrijpelijk. Waarom heeft de minister het Nederlandse standpunt niet gewoon kenbaar gemaakt? Als we iets geleerd hebben van het associatieverdrag met Oekraïne, is het wel dat we vooraf helder moeten vastleggen welke onderdelen voorlopig in werking mogen treden. Toen zijn clausules voorlopig van kracht geworden nog voordat sprake was van nationale ratificatie. Dat scenario mag zich bij CETA niet gaan herhalen, maar dat dreigt wel te gaan gebeuren. Want wat is er allemaal onduidelijk? Het is onduidelijk welke onderdelen van CETA voorlopig in werking kunnen treden. Het is onduidelijk wie beslist of het een "EU only"- of een gemengd verdrag zal worden. Het is onduidelijk of lidstaten CETA moeten ratificeren, omdat een "EU only"-verdrag niet geratificeerd hoeft te worden. Het is onduidelijk welke artikelen aan het parlement worden voorgelegd als het een gemengd verdrag is. Het is onduidelijk wat er gebeurt als het parlement in meerderheid tegen zal zijn bij ratificatie. En het is onduidelijk of Nederland een vetorecht heeft over CETA. Ik vraag de minister wanneer deze zes punten duidelijk worden.

In artikel 91 van onze Grondwet staat dat het Koninkrijk niet aan verdragen wordt gebonden zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal. Zowel bij een gemengd verdrag als bij een "EU only"-verdrag komt dit principe in het gedrang. Hoe wil de minister artikel 91 weer serieus gaan nemen? Is zij bereid om bijvoorbeeld de Hoge Raad om advies te vragen?

Het CETA-verdrag is al in een vergevorderd stadium. In de vijf minuten spreektijd lukt het mij niet om alle 1.598 pagina's van CETA te behandelen, maar ik licht er een paar punten uit. Ook deze minister zal zich namelijk inhoudelijk moeten voorbereiden op het Nederlandse standpunt op 20 juni in de Raad. Kan de minister bijvoorbeeld toezeggen dat de zeven uitgangspunten van de SER de randvoorwaarden zijn bij de beoordeling van CETA op 20 juni? Zo ja, wat vindt zij dan van de analyse van de FNV, die vindt dat het CETA-verdrag niet aan deze SER-uitgangspunten voldoet?

De ChristenUnie is en blijft kritisch op investeringsarbitrage voor multinationals. In lijn met de aangenomen motie-Segers zien wij nog steeds geen noodzaak voor een parallel juridisch systeem. Ook is het de vraag of de EU eigenlijk wel de bevoegdheid heeft om een dergelijk arbitragehof op te tuigen. De grote vraag nu is echter: kunnen we ICS eigenlijk nog wel tegenhouden of is het een gelopen race? Zet de minister bij de volgende Handelsraad vol in op een gemengd verdrag, ook op het terrein van ICS dus? En kan zij garanderen dat Nederland niet instemt met de clausule dat ICS maar liefst drie jaar van kracht blijft, ook bij niet-ratificatie?

Bij TTIP zitten we eerder in het proces en toch zijn we ook daarbij in een cruciale fase beland volgens Commissievoorzitter Juncker. Want eind juni zal Juncker opnieuw een mandaat aan de lidstaten vragen voor de TTIP-onderhandelingen. Wat gaat het Nederlandse kabinet daarbij inbrengen? Ik hoor het graag.

CETA en TTIP kunnen we niet beoordelen zonder een goede analyse van de impact op onze economie en op duurzaamheid. Is er nog tijd voor een goede, onafhankelijke impactanalyse voor Nederland en gaat de minister deze analyse ook in gang zetten?

Onlangs werd de motie-Dik-Faber/Klaver aangenomen, over een zogenaamde carve-outbepaling voor het klimaatverdrag in toekomstige en bestaande handelsverdragen. Deze bepaling voorkomt dat bedrijven claims kunnen indienen die tegen de klimaatafspraken ingaan. Daarbij haalt de minister in haar antwoordbrief twee dingen door elkaar. Ze zegt dat het "right to regulate" overeind blijft, maar de kern van de motie is dat investeringsarbitrage niet van toepassing zal worden verklaard op de klimaatafspraken.

Ik sluit af. Ik hoop op duidelijke antwoorden en een duidelijk tijdpad van de minister, want het is niet ondenkbaar dat de Kamer in de zomer terug moet komen van reces. Ik hoop ook op een goede inhoudelijke behandeling in dit parlement van CETA en TTIP, om onze publieke belangen te beschermen en onze duurzame economie te versterken.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2016 > juni