Bijdrage Gert-Jan Segers aan de plenaire behandeling van de Begroting Veiligheid en Justitie (VI)

dinsdag 25 november 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan de plenaire behandeling van de Begroting Veiligheid en Justitie (VI)

Onderwerp:   Begroting Veiligheid en Justitie (VI)

Kamerstuk:    34 000 – VI

Datum:           25 november 2014

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. "Als buren elkaar de kop inslaan, moeten ze morgen weer met elkaar verder. Dat gaat beter als je je met elkaar verzoent, dan wanneer je vijandig tegenover elkaar blijft staan". Dat zei scheidend president van de Hoge Raad Geert Corstens. Hij constateert dat er te weinig ruimte is voor excuses, vergeving en verzoening en hij pleit voor meer ruimte voor herstelrecht. Dat is een pleidooi waar ik mij graag bij aansluit en het is ook een pleidooi dat in lijn is met wat hier eerder is gepresenteerd in de vorm van een initiatiefnota van collega Recourt.

Deze bewindslieden gaan over schuld en boete. Schuldigen moeten worden gestraft en slachtoffers moeten genoegdoening krijgen. Het is steeds de overheid die daarvoor zorgt. Daarbij staat zij vaak tussen dader en slachtoffer in, waarmee zij verzoening in de weg staat. Veel meer dan nu al gebeurt, kan het juist de overheid zijn die het mogelijk maakt dat dader en slachtoffer en soms ook hun familieleden elkaar ontmoeten. Verzoening is niet altijd mogelijk, maar waar zij wel mogelijk is, is zij heilzaam voor slachtoffer, dader en de hele samenleving. Ter voorbereiding van deze begrotingsbehandeling heb ik verschillende gesprekken gevoerd met mensen uit het veld. Daar leeft heel sterk de behoefte om meer ruimte te geven aan herstelrecht, bijvoorbeeld door het veel meer een plek te geven in de advisering aan het Openbaar Ministerie en de rechter, en het een eigenstandig product te maken bij de reclassering en bij re-integratie. Ook kan meer waarde worden gehecht aan excuses van een dader. Verder kunnen wij herstelrecht een plek geven bij de aangifte van slachtoffers, bij de uitvoering van taakstraffen en bij het belangrijke werk van geestelijk verzorgers. Ik vraag de bewindslieden of zij de waarde van het herstelrecht erkennen en of zij bereid zijn om hieraan in samenspraak met de Kamer, mede op basis van de initiatiefnota van collega Recourt, verdere invulling te geven.

Ik kom op de mensenhandel. Wereldwijd leven 36 miljoen mensen in slavernij. Dat zorgt voor onwaarschijnlijk veel leed, ver weg, maar ook dichtbij. Nederland kreeg deze week complimenten voor de opvang van slachtoffers en het bestaan van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Dat is mooi, maar zolang er slavernij is in ons land, is er alle reden om hard te werken aan de bestrijding daarvan en aan herstel van de menselijke waardigheid bij slachtoffers. Daarom stel ik de volgende vier vragen, waarvan drie aan de minister en een aan de staatssecretaris. Mijn eerste vraag betreft de politieliaison in Boekarest. Deze verricht belangrijk werk bij de gezamenlijke aanpak van mensenhandel in de samenwerking tussen Roemenië en Nederland. De liaisonspost staat onder druk. Is de minister bereid om deze in stand te houden? Ik kom bij mijn tweede vraag. Wij moeten steeds op zoek naar het beleid dat het kleinste aantal slachtoffers oplevert. Zoals ik al vaker heb gezegd — ik herhaal het indringend — hebben wij daarvoor een eerlijke, onafhankelijke vergelijking nodig van het prostitutiebeleid in landen als Duitsland, België, Zweden, Noorwegen, Frankrijk en Nederland — dat zijn min of meer vergelijkbare landen met elk een heel verschillende aanpak — met de mate van succes van die landen in hun strijd tegen mensenhandel. Is de minister bereid om dit wetenschappelijke onderzoek te laten uitvoeren? Mijn derde vraag betreft de strafbaarstelling van slavernij. In het tijdschrift voor strafrecht Delikt en Delinkwent is deze maand geschreven over het ontbreken van een expliciete strafbaarstelling van slavernij. Nederland voldoet niet aan slavernijverdragen, noch aan artikel 4 van het EVRM. Is de minister bereid hierin verandering aan te brengen? Mijn laatste vraag — ik heb hierover al schriftelijke vragen gesteld — richt ik tot de staatssecretaris. Een slachtoffer van gedwongen prostitutie ontdekte tot haar verrassing dat de dader, de mensenhandelaar, in een open inrichting zat en de weekenden vrij kreeg. Volgens de staatssecretaris is zij daarover geïnformeerd, maar dat is pas gebeurd nadat de dader het eerste weekend vrij had gekregen. Daar zijn geen verdere voorwaarden aan verbonden. Zou het ter bescherming van het slachtoffer niet van belang zijn om in zo'n geval bijvoorbeeld ook een gebiedsverbod van toepassing te laten zijn?

Ik kom op de bezuinigingen. Het ministerie van V en J steekt mager in zijn vel. Er moet op veel onderdelen bezuinigd worden — dat is helder — maar is dat haalbaar? Welke prijs mag dat hebben? Ik begin met de toegang tot het recht. Van alle kanten wordt terecht gewaarschuwd voor stapeling van maatregelen, mede in verband met de voornemens voor na 2015. De staatssecretaris zal op mijn verzoek inzicht geven in de gevolgen voor de verschillende inkomensgroepen. Wil hij hieraan toevoegen hoe dit uitwerkt voor de doelgroepen die nog steeds buiten beeld blijven, zoals jeugdigen en vreemdelingen? Ik denk ook aan het familierecht en het eigen risico, waardoor vrouwen soms in een heel kwetsbare situatie zitten.

Ik ga in op het Openbaar Ministerie. Gelukkig heeft het begrotingstekort 20 miljoen extra opgeleverd. Graag krijg ik van de minister de garantie dat dit geld niet gebruikt zal worden om extra prioriteiten te stellen, maar om meer lucht te geven aan het Openbaar Ministerie om het werk te doen dat het nu al doet.

Het zijn drukke tijden voor de reclassering. Collega Oskam heeft daar ook aan gerefereerd. Er zijn inmiddels zelfs wachtlijsten. Het slechtste wat kan gebeuren, is dat de kwaliteit van de begeleiding nu omlaaggaat. Dan zijn er geen wachtlijsten, maar wordt echt herstel belemmerd, namelijk door een stijging van de recidive, een ingedutte reclasseringsorganisatie en minder draagvlak voor de taakstraf. Hoe lost de staatssecretaris het probleem van het stijgende aantal taakstraffen duurzaam op? Hoe voorkomen we dat Nederland minder veilig wordt door slecht toezicht?

In Japan is onlangs het fenomeen wraakporno strafbaar gesteld. Dat is het doorsturen van naaktfoto's van ex-geliefden. Dat is uiteraard een heel pijnlijke situatie. Mijn vraag is of het Nederlandse strafrecht afdoende is om dit te bestrijden en er paal en perk aan te stellen. Dit ligt in het verlengde van wat ook wel sexting heet, het doorsturen van naaktfoto's door jongeren, wat ook tot veel sociale ellende leidt waarvan mensen nog lang last hebben. Is ons strafrecht op dit punt toereikend?

In Nederland hebben we een goedwerkend systeem als het gaat om vermiste kinderen, die snel kunnen worden gesignaleerd via een zogenaamd AMBER Alert. Europese samenwerking is echter hard nodig. Daarvoor zijn goede voornemens. In twaalf landen zou het functioneren, alleen wordt het in zeven landen echt actief gebruikt. Dat is nog veel te weinig. Kunnen de bewindslieden bij de Europese collega's aandringen op een goedwerkend waarschuwingssysteem voor vermiste kinderen, zodat er zeker ook in grensregio's een goede aansluiting is tussen de verschillende systemen?

Collega's hebben het al gehad over de buitengewoon opsporingsambtenaar. Ook ik heb daarover een vraag. De minister heeft besloten om de vergoeding die gemeenten kunnen ontvangen voor de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren te schrappen. Is de minister bereid om met de VNG hierover in overleg te gaan? Het effect zou namelijk weleens kunnen zijn dat zij niet langer worden betaald en niet langer worden ingezet. Dan zijn wij verder van huis. Is de minister bereid om op dat punt opnieuw het overleg aan te gaan?

Tot slot kom ik te spreken over geweld tegen hulpverleners. Uit recent onderzoek naar geweld tegen politiemensen blijkt dat een derde van de agenten met geweld te maken krijgt. In privésituaties heeft bijna 14% last van scheldpartijen, bedreigingen, intimidatie en vernielingen. Dat zijn schokkende cijfers. Dit speelt breder dan bij de politie. Het gaat ook om gevangenispersoneel, brandweerlieden en ambulancepersoneel. Hulpverleners moeten in de eigen organisatie terechtkunnen, maar een externe vraagbaak/een extern kenniscentrum heeft een meerwaarde. Daarom stel ik een vraag over de stichting Hulp voor Hulpverleners, die deze behoefte vervult. Wil de minister in overleg treden met deze organisatie over het opzetten van een kenniscentrum dat geweld tegen hulpverleners signaleert en een vraagbaak voor werkgevers en werknemers kan zijn? Ik ben benieuwd naar zijn reactie op dit punt.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug