Inbreng Carla Dik tbv Regels inz gemeentelijke ondersteuning op gebied zelfredzaamheid e.d. (WMO'15)

donderdag 20 februari 2014

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Onderwerp:   Regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)

Kamerstuk:    33 841

Datum:            20 februari 2014

Inleiding

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.  Dit wetsvoorstel vervangt de huidige Wet maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten worden met dit wetsvoorstel verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen: die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.  De huidige plicht voor gemeenten om beperkingen in zelfredzaamheid mogelijk te maken middels de compensatieplicht wordt vervangen door een stelsel van algemene en maatwerkvoorzieningen. Deze wet kan niet los worden gezien van het geheel aan hervormingen van de langdurige zorg. Naast het decentraliseren van taken naar de gemeenten zal ook de AWBZ en de Zvw worden aangepast. De tijdspanne voor de invoering van deze wet is kort. Volgens de huidige planning zullen gemeenten minder dan een jaar voorbereidingstijd hebben. Is de regering het met deze leden eens dat de randvoorwaarden voor het invoeren van deze wet buiengewoon solide moeten zijn wil het lukken om de wet op 1 januari 2015 in te voeren? Ook geldt voor cliënten die afhankelijk zijn van (toekomstige) ondersteuning van gemeenten dat zij moeten weten wat er op hen afkomt. Niet alleen de veranderingen in mate van ondersteuning, maar ook ten aanzien van financiële veranderingen. Zij zien op dit punt een reactie.  Voor deze leden staat heldere, eerlijke, begrijpelijke en complete communicatie hierover voorop. Voelt de regering zich hiervoor verantwoordelijk? Op welke wijze worden alle betrokkenen over de hervorming in de langdurige zorg voorgelicht?

Deze leden hebben over het wetsvoorstel de volgende vragen.

1.         Hoofdlijnen van beleid

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat met deze wet voor een andere koers is gekozen dan de wijziging die voorlag in 2012. Kan de regering nader verduidelijken waarom er niet voor gekozen is om de wetswijziging die voorlag in 2012 te actualiseren?

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de regering met deze wet de betrokkenheid van mensen bij elkaar wil vergroten. Zo zal er een groter beroep gedaan worden op het sociale netwerk van mensen en daar waar mogelijk ook op vrijwilligers.  In de Mvt schrijft de regering dat zij wil  inzetten op vrijwilligerswerk. Op welke wijze worden vrijwilligersorganisaties ondersteund? Is de regering met deze leden van opvatting dat veel vrijwilligers afhankelijk zijn van coördinatie en toerusting van vrijwilligersorganisaties? Is de regering bereid om de nu nog veelal landelijk werkende vrijwilligersorganisaties financieel te ondersteunen zodat ook zij de omslag naar lokaal beleid kunnen maken? Hoe kijkt de regering aan tegen het voorstel van stichting Present om in de wet op te nemen dat gemeenten bij Wmo aanbestedingsrondes door zorg- en welzijnaanbieders het criterium “samenwerken met informele zorg en vrijwilligers” mee te laten wegen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader te verduidelijken waarom er niet voor gekozen is om in de wet  zelf nadrukkelijk aandacht te besteden aan specifieke cliëntengroepen, zoals deze zijn benoemd in de brief van november 2013? Deze leden noemen onder andere het voorbeeld van de doventolk en zorg voor mensen met een extramurale indicatie terwijl deze thuis wonen? Ook missen deze leden aandacht in de Mvt voor de zorgstandaard dementie, waarom wordt deze standaard niet genoemd?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken het volgen op over de afbakening tussen de verschillende wetten waarin de langdurige zorg wordt geregeld. De Wmo 2015 omvat ondersteuning gericht op zelfredzaamheid, participatie en opvang. De Wlz zal zich richten op complexe, intensieve langdurige 24-uurzorg en permanent toezicht. Deze leden lezen in de wet of in de mvt van de Wmo 2015 niet terug op welke wijze gemeenten invulling dienen te geven aan kortdurende  24 uurszorg? Deze leden menen dat voor een deel van de doelgroepen die straks onder de gemeente valt deze zorg wel degelijk al dan niet op afroep door de gemeenten geregeld dient te worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat er in de Mvt terecht wordt ingegaan op de mogelijkheid dat een betrokkene het niet eens kan zijn met het uiteindelijke besluit over een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget van de gemeente. Waarom is er niet voor gekozen om cliënten de mogelijkheid te bieden om geschillen over de uitvoering van de Wmo te kunnen voorleggen, zoals wel is vastgelegd in de Zorgverzekeringswet aan een onafhankelijke instantie?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het van belang is dat burgers  in het kader van de participatiesamenleving een stevige positie moeten krijgen om mee te denken bij gemeentelijk beleid.  Op welke wijze krijgen burgers een centrale en integrale rol in het sociale domein?

2.         De verantwoordelijkheid van de gemeente

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn er niet van overtuigd dat gemeenten op basis van de nieuwe Wet een adequaat pgb beleid zullen voeren. Zij vrezen dat gemeenten in de praktijk zo min mogelijk persoonsgebonden budgetten zullen toekennen. Kan de zorgvrager bepalen of zorg in natura al dan niet passend is of bepaald de gemeente dit? Indien de gemeente dit bepaald, in hoeverre is keuzevrijheid binnen de Wmo dan gewaarborgd? Hoe wordt erop toegezien dat het pgb beschikbaar is en in de toekomst blijft?

3.         Toegang tot de ondersteuning

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader te verduidelijken wat het fundamentele verschil is tussen de compensatieplicht en de resultaatsverplichting?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de Mvt dat ook datgene dat nodig is om de mantelzorger van de cliënt te ondersteunen bij het verlenen van mantelzorg of om deze (tijdelijk) te ontlasten in een situatie van (dreigende) overbelasting onderdeel kan uitmaken van een maatwerkvoorziening. In de begripsbepaling van een maatwerkvoorziening wordt echter vastgelegd dat de maatwerkvoorziening alleen bestemd is voor de cliënt die de aanvraag heeft ingediend. Op welke wijze kan een mantelzorger aanspraak maken op een maatwerkvoorziening? Kan er inzicht gegeven worden in de omvang van het mantelzorgbudget voordat deze naar gemeenten wordt overgeheveld?

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat het besluit of iemand een algemene of maatwerkvoorziening nodig heeft  bepaald wordt door een momentopname.  Voor mensen met een beperking kan hulpvraag afhankelijk van het moment erg wisselen. Deze leden vragen op welke wijze het middels de wet mogelijk is om bij specifieke groepen adequaat in te springen zonder opnieuw onderzoek te doen? Kunnen cliënten tegelijkertijd aanspraak maken op een maatwerkvoorziening en op een algemene voorziening?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op het voorstel om bij maatwerkvoorzieningen methodisch handelen te waarborgen via een (ondersteunings)plan.  Zo kan in dit (ondersteuningsplan) in ieder geval beschreven zijn wat afgesproken is, dat er aantoonbaar overeenstemming is met de burger (of zijn vertegenwoordiger) over de ondersteuning en het aanbod en hoe vaak dit wordt geëvalueerd. Ook kan de kwaliteit hiermee verantwoord worden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af op welke wijze gemeenten aangespoord worden om passende maatwerkvoorzieningen te ontwikkelen?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat een aanvraag voor een persoonsgebonden budget geweigerd kan worden als de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van een maatwerkvoorziening. Deze leden begrijpen deze omschrijving niet. Is een pgb niet een vorm van een maatwerkvoorziening? Zij zien op dit punt een nadere toelichting.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien wat betreft de functie beschermd wonen, dat er mensen zijn die veel problemen hebben, maar geen sociaal vangnet dat hen opvangt. Zelf reden ze het niet. Het gaat om een mix van problemen op het gebied van psychiatrie, verwarring, verslaving, dakloosheid, schulden politie en justitie en zorg-mijdend gedrag. Deze leden vragen zich af of deze doelgroep wel voldoende in beeld is bij gemeenten? Ook gaan gemeenten de OGGZ-problematiek die wijk-overstijgend is oplossen?

Door de beddenreductie zal deze groep naar verwachting groter worden. Ook legt het extramuraliseren van het gevangeniswezen meer nadruk op zorg dan straf. De druk op maatschappelijke opvang zal verder toenemen, hiermee ook de druk op gemeentelijk beschermde woonvormen. Op welke wijze wordt de landelijke toegang tot beschermde woonvormen geborgd? Op dit moment zijn mensen via een AWBZ-financiering niet gebonden aan een woonplaatsbeginsel,  blijft dit zo?

De besteding van de middelen is momenteel de verantwoordelijkheid van de centrumgemeenten. Een dergelijke overlegverplichting is niet meer in de wet opgenomen. Deze leden vragen zich af of deze overlegverplichting dus is komen te vervallen?

Voor de leden van de ChristenUnie-fractie is het van belang dat slachtoffers van mensenhandel en ongedocumenteerden niet worden uitgesloten van opvang, op welke wijze wordt dit geborgd?

Is het mogelijk om specialistische maatwerkvoorzieningen, als beschermd wonen, opvang en begeleiding de constructie van centrumgemeenten voor vijf jaar intact te houden? Op  deze manier hebben gemeenten voldoende tijd om zich voor te bereiden en is wordt ook de continuïteit van zorg geborgd.

Deze leden merken tevens op dat er de verspreiding van cliënten die recht hebben op beschermd wonen niet evenredig in Nederland is verdeeld. Gemeenten geven aan dat dit punt een objectief verdeel model onaanvaardbare financiële risico’s met zich meebrengt. Wil de regering nader uiteen zetten op welke wijze zij van plan is om de middelen ten aanzien van beschermd wonen te verdelen?

4.         Informele ondersteuning en zorg

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op, dat het mantelzorgcompliment vervalt. Gemeenten dienen zorg te dragen voor blijk van waardering en ondersteuning. Deze leden merken op dat veel mantelzorgers gebaad zijn bij goede dagbesteding voor diegene die zij ondersteunen. Kunnen de middelen die gemeenten ontvangen tbv waardering voor mantelzorgers ook inzetten voor dagbesteding?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op, dat mantelzorgerondersteuning in de huidige Wmo ook al een opdracht is aan de gemeente, kan de regering deze leden verduidelijken op welke wijze deze leden in de wet terug kunnen lezen dat de positie van mantelzorgers ten opzichte van de huidige situatie wordt versterkt?

5.         Kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken op welke wijze mogelijke kwaliteitsverschillen tussen gemeenten in beeld worden gebracht? Wie bepaalt wat goede kwaliteit is? Kan de regering reageren op de vele zorgen die bij cliënten en patiëntenorganisaties leven, dat zijn zich zorgen maken dat gemeenten de vrijheid hebben om zelf te bepalen hoe de kwaliteits- en veiligheidseisen van maatschappelijke ondersteuning zullen zijn? Onderschrijft de regering dat zowel objectieve als subjectieve criteria van kwaliteit van belang zijn.

6.         Gegevensverwerking

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader te verduidelijken of het recht op een onderzoek gelijk aan een juridisch bezwaar staat tegen de indicatie voor een algemene voorziening? Op welke wijze kan juridisering worden voorkomen? Welke juridische handvatten hebben gemeenten om scherp te sturen en zo nodig een aanvraag af te wijzen en hierover lastige gesprekken te voeren met burgers? Hoe kijkt de regering aan tegen het voorstel van de VNG om te komen tot een Ombudsman om juridisering te voorkomen? Ziet de regering ook een rol voor een Ombudsman voor onafhankelijke geschillenbeslechting?

8.         Vermindering regeldruk

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat een belangrijk doel van de staatssecretaris is het verminderen van de administratieve lasten. Dit vraagt een zo eenvoudig mogelijke inrichting van de wet. Is de regering bereid het mogelijk te maken om per Amvb in te grijpen als gemeenten doorslaan en de regeldruk zichtbaar niet verminderd? Op welke wijze neemt  de regering regie om te voorkomen dat de regeldruk niet wordt vergroot?

9.         Overgangsrecht

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader in te gaan op de zorgen die bij gemeenten leven aangaande het overgangsrecht. Het overgangsrecht vloeit voort uit de oude AWBZ rechten. Waarom is er niet voor gekozen om vanuit het rijk middelen beschikbaar te stellen zodat het overgangsrecht solide is? Kan de regering verduidelijken wat het overgangsrecht kost?

10.      Financiële aspecten

De leden van de ChristenUnie-fractie onderstrepen het belang van een anticumulatieregeling binnen de hervorming van de langdurige zorg. In de systemathiek die voorligt wordt het wel mogelijk om de maatwerkvoorziening en de eigen bijdrage binnen het regime van de Wlz aan elkaar te koppelen. De algemene voorziening staat hier echter los van. De algemene voorziening loop dus niet mee in de anticumulatie. Waarom is hier niet voor gekozen? Op welke wijze kan de algemene voorziening ook in deze systematiek betrokken worden? Kan het CAK hierbij een rol spelen? Op welke wijze is er zicht op het totaal aan eigen bijdragen binnen een huishouden? Zal de onduidelijkheid niet worden versterkt door de volgordelijkheid die in de wet zit waardoor in gemeenten naar verwachting relatief meer mensen aanspraak zullen maken op een algemene voorziening dan op een maatwerkvoorziening?

Begrijpen deze leden het goed dat dat een gemeente geen maatwerkvoorziening aan iemand mag weigeren vanwege iemands inkomen of vermogen? Begrijpen zij het ook goed dat er in het keukentafelgesprek wel de suggestie kan worden gedaan om een voorziening zelf te regelen en te betalen als de cliënt daartoe in staat is? Deze leden vragen zich af of deze twee principes niet met elkaar botsen?

Deze leden hebben nog de volgende vragen over het deelfonds sociaal domein: Een van de bestedingsvoorwaarden aan het deelfonds sociaal domein is dat onderbesteding bij een individuele gemeente aanleiding kan zijn tot nader onderzoek. Als daaruit blijkt dat er ernstige tekortkomingen in de uitvoering van de wet zijn kan de regering ingrijpen. Hoe voorkomt de regering dat gemeenten, om onderbesteding en als gevolg daarvan nader onderzoek te voorkomen, ondoelmatige uitgaven gaan doen? Hoe gaat de regering vanaf 2016 tot een objectieve verdeling van de middelen van het deelfonds sociaaldomein van het gemeentefonds komen? Deelt de regering de zorg van de Algemene Rekenkamer dat de opzet van het sociaal deelfonds de verantwoording dreigt de compliceren, omdat niet altijd duidelijk is of een minister of een gemeentebestuur verantwoordelijk is voor de resultaten van beleid en hoe en aan wie daarover verantwoording moet worden afgelegd? Welke waarborgen ziet de regering om dit te voorkomen?

11.      Transitie, transformatie en implementatie

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven dat de gemeente de eerste overheid is die dichtbij de burger staat. Deze leden merken echter op dat veel gemeenten de zaken niet gemakkelijk zelfstandig zullen kunnen uitvoeren. Samenwerking en schaalvergroting is op bepaalde onderdelen ook van wezenlijk belang. Voor sommige onderdelen is er een feitelijke samenwerkingsverplichting. Gemeenschappelijke regelingen, publiekrechtelijke vormen van samenwerking, zullen een belangrijke rol krijgen. In hoeverre is het wenselijk dat de naar gemeenten gecentraliseerde taken zullen veelal weer door-gedecentraliseerd worden. Hoe kan er worden voorkomen dat gemeenteraden buitenspel gezet worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars nog niet geborgd is in de wet. Op welke wijze kan de regering de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars beter borgen? Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat het voor burgers duidelijk is waar zij terecht kunnen met hun vragen?

Wat gebeurt er als zorgverzekeraars en gemeenten niet komen tot goede afspraken? Wie krijgt er doorzettingsmacht? Wie wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van het preventiebeleid? Op welke schaal gaan zorgverzekeraars afspraken maken met gemeenten?

Hoe kan de burger het beleid van de zorgverzekeraar beïnvloeden?  Wie is verantwoordelijk voor de indicatiestelling? Moeten gemeenten dat op wijkniveau organiseren (keukentafelgesprek); of mogen zij dat ook centraal doen? In het laatste geval: hoe verhoudt dat zich tot de wijkbenadering (met sociale wijkteams)? Waar kunnen burgers met hun klachten terecht?

Lukt het om het wettelijke kader, inclusief beleid voor specifieke groepen en specifieke nadere informatie vanuit AMvB’s voor 1 juli bekend te hebben, zodat gemeenten voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de transformatie?

Lukt het om het financieel kader voor 1 mei aanstaande bekend te hebben? Zodat gemeenten voldoende inzicht hebben in de financiële risico’s van hun gemeente?

Lukt het om voor 1 mei duidelijkheid te hebben over het huidige klantenbestand in de AWBZ, zodat gemeenten op zorgvuldige wijze hun inwoners kunnen informeren en gesprekken kunnen aangaan met bestaande en nieuwe zorgaanbieders?

Hoe wordt voorkomen dat voor de verschillende sociale domeinen verschillende bestuurlijke samenwerkingsverbanden ontstaan? Kan samenwerking daadwerkelijk worden afgedwongen?

Heeft afstemming plaatsgevonden tussen de ministers van VWS en SZW (Jeugdwet, Participatiewet en Wmo) om te voorkomen dat er een lappendeken van samenwerkingsverbanden ontstaat? Zo ja, wat is hierover afgesproken? Zo nee, waarom niet?

Per 1 januari moeten de samenwerkingsverbanden operationeel zijn. Kan de regering de stand van zaken geven van de samenwerkingsverbanden en hoe de samenwerking met de Jeugdwet en Participatiewet is vormgegeven? In hoeverre voldoen de reeds bestaande samenwerkingsverbanden aan de wensen van het kabinet?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat gemeenten in het transformatieproces te maken zullen krijgen met veel vastgoedvraagstukken.  Zo dienen veel woningen geschikt gemaakt worden zodat mensen die ondersteuning behoeven langer thuis kunnen blijven wonen. Tevens kampen veel zorgorganisaties door de hervormingen met vastgoed vraagstukken. Waarom wordt in de Mvt niet op de vastgoed problematiek ingegaan?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af waarom er niet voor gekozen is om gemeenten de opdracht te geven om te zorgen voor onafhankelijke cliëntondersteuning? Indien dit te maken heeft met financiële overwegingen, kan de regering dit nader inzichtelijk maken?

12.      Stelselverantwoordelijkheid

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering te duidelijken hoe voorkomen gaat worden dat er bij gemeente(n) een wedloop ontstaat naar het laagste kwaliteitsniveau van voorzieningen, waar het CPB in de notitie Decentralisaties in het sociaal domein voor waarschuwt? Weet de minister van VWS wat het einddoel is van de minister van BiZa voor de decentralisaties in het sociaal domein? En weet de minister van VWS wat de minister van BiZa wanneer gaat doen om dit te bereiken? Zo nee, is de minister voornemens hierover in overleg te treden met de minister van BiZa zodat duidelijk is wie wanneer waarop aangesproken moet worden? 

Artikelsgewijs

Artikel 1.1.1 Begripsbepaling

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het begrip ‘maatwerkvoorziening’ onduidelijk is. Enkele nieuwe onderdelen van de huidige Wmo komen expliciet terug in de begripsomschrijving, andere onderdelen komen niet terug. Zo wordt kortdurend verblijf wel expliciet genoemd, maar begeleiding inclusief vervoer, huishoudelijke ondersteuning, persoonlijke verzorging worden niet genoemd. Waarom is voor dit onderscheid gekozen? Deze leden merken met name op als het gaat om het overhevelen van de functie ‘begeleiding’ wat immers één van de grootste veranderingen is van de oude en nieuwe wet. Zij zouden graag nadere toelichting ontvangen waarom dit begrip niet nader wordt omschreven in de wettekst? Hoe kunnen cliënten er zeker van zijn dat gemeenten begeleiding gaan aanbieden als dit niet nader wordt omschreven?

Artikel 2.1.1.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen verduidelijking op de gekozen term ‘gemeentebestuur’. Betreft het hier het college of de gemeenteraad?

Artikel 2.1.2.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat in artikel 4.c. is opgenomen dat er in het beleidsplan aandacht besteed moet worden aan keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor diegenen aan wei een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, in het bijzonder voor kleine groepen. Hiermee meent de regering invulling gegeven te hebben aan de motie Dik-Faber, van der Staaij (30597-337). Deze leden vragen waarom er niet voor gekozen is om het artikel nadrukkelijk te verwijzen nar de pluriformiteit waar de motie op doelt?

Artikel 2.2.1

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het begrip ‘algemene maatregelen’ te verduidelijken. In de Mvt lezen zij dat ‘algemene maatregelen’ anders zijn dan algemene voorzieningen geen diensten of activiteiten, maar maatregelen tot realisatie van beleidsdoelen.’ Deze leden menen dat deze omschrijving verduidelijking behoeft. Graag een reactie.

Artikel 2.2.2

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af waarom er in dit artikel gekozen om te spreken van ‘andere vrijwilligers’.  Wordt hiermee niet de suggestie gewekt dat mantelzorgers vrijwilligers zijn? Deze leden menen dat mantelzorg vaak anders dan vrijwilligerswerk geen keuze is.

Artikel 2.3.2

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de wijze waarop het onderzoek naar een eventuele ondersteuningsvraag die in de wet wordt beschreven een volgordelijkheid omvat. In hoeverre is dit in de praktijk als wenselijk en doeltreffend ervaren? Op basis waarvan concludeert de regering dit?

Artikel 2.3.5

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in dit artikel dat het college een maatwerkvoorziening kan weigeren indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en de daarmee samenhangede zorg in een instelling op grond van de AWBZ. Kan de regering nader verduidelijken waarom hiervoor is gekozen? Zijn er geen casussen bekend waar zowel aanspraak op de Wmo als aanspraak op de Wlz / AWBZ wenselijk is?

Artikel 3.1.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader te verduidelijken wat er in de wet wordt verstaan onder de professionele standaard? Hoe verhoudt dit zich tot de competentie box Gehandicaptenzorg, die de huidige professionaliteit systematisch beschrijft in kerntaken, kernopgaven en competities voor de verschillende beroepsniveaus op mbo- en hbo- niveau?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

 

« Terug

Archief > 2014 > februari