Bijdrage Carola Schouten aan Algemeen Overleg SER-advies Overheid en markt; het resultaat telt.

donderdag 23 juni 2011

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in een algemeen overleg met viceminister-president minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Onderwerp:   SER-advies Overheid en markt; het resultaat telt

Kamerstuk:   24 036

Datum:            23 juni 2011

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik bedank de mensen van de SER voor het gedegen rapport. Het is altijd bemoedigend als er een advies uit de polder komt dat wordt gedragen door de partijen en de overheid. Dat vereist deze discussie ook, want in deze discussie is niets zwart -wit, dat ben ik met mevrouw Dijksma eens. De beslissing wat door de markt en wat door de overheid moet worden gedaan, is deels ideologisch gedreven, maar moet altijd een praktische invalshoek hebben. Mevrouw Dijksma haalde Wouter Bos aan; met permissie haal ik Calvijn aan, toch weer een andere categorie. Hij stelde al dat de markt een uiting is van onderlinge dienstbaarheid. Dat is wat de ChristenUnie betreft ook het uitgangspunt. De markt is niet slecht. De markt haalt juist het beste uit mensen, maakt ze innovatief en creatief. De tucht van de markt dwingt ook tot efficiënte aanwending van schaarse middelen, een prima middel om onze onbedwingbare neigingen te onderdrukken. We moeten echter ook erkennen dat markten falen. Zonder afgebakend speelveld, heldere spelregels en strenge scheidsrechter is er geen eerlijke competitie. Ik deel de visie van het kabinet dat markt en overheid geen tegenstelling zijn. Integendeel, ze hebben elkaar nodig. De staat kan niet zonder de markt in het creëren of vergroten van primaire elementaire levensmogelijkheden voor de inwoners en de markt kan ook niet zonder staat als marktmeester; ik wijs maar op de recente bankencrises.

Ik mis in deze discussie de plaats waar markt en overheid beide terughoudend dienen te zijn. Mevrouw Dijksma sprak net al over de scholen en de zorg. Dit kabinet ziet graag een grote samenleving, maar onderkent de minister dat deze ook eigenstandige levenssferen kent waar de tucht van de markt en de bemoeienis van de overheid afwezig zouden moeten zijn? Ik doel op scholen, ziekenhuizen en sportverenigingen, maar ook woningbouwcorporaties zijn de laatste jaren steeds meer georganiseerd alsof het bedrijven waren. Daar zit volgens mij het ongemak van heel veel mensen. Ik zou graag horen of de minister onderkent dat de samenleving niet gecommercialiseerd moet worden en dat marktwerking achterwege moet blijven als die de kwaliteit van zorg of onderwijs aantast. Ik heb de rol van de overheid als marktmeester zojuist al benadrukt. Toezicht is hierbij essentieel. Het wordt sterk ingericht rondom de consument -- de OPTA, de Consumentenautoriteit -- maar toezicht gaat niet alleen over de consumentenbelangen, maar ook over de effecten van het handelen op het geheel van de samenleving. Is de minister bereid om aan te geven hoe het toezicht volgens hem in dat opzicht een rol zou moeten spelen?

Ik ben het eens met de gemaakte opmerkingen over het IAK. Wel vraag ik me af hoe de weging van al deze punten in het IAK plaatsvindt. Je kunt heel veel informatie verzamelen, maar het gaat er uiteindelijk om hoe die gewogen wordt en tot welke conclusies je komt. Welk kader legt het kabinet daarnaast?

Tot slot heb ik nog een vraag over de internetconsultatie. De minister heeft in zijn brief aangegeven dat dit middel structureel kan worden ingezet als blijkt dat het bijdraagt. Hij zou daarover voor de zomer communiceren. Wellicht kan hij hier aangeven of dit doorgaat?

Zie voor meer informatie ook: www.tweedekamer.nl.


« Terug