Inbreng verslag (wetsvoorstel) Gert-Jan Segers inzake voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting

donderdag 01 oktober 2015

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie ten behoeve van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting

Onderwerp:   Voorstel van wet van het lid Van Klaveren tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting

Kamerstuk:    34 051          

Datum:            1 oktober 2015

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Deze leden onderkennen het belang van de vrijheid van meningsuiting, maar betwijfelen sterk of het onderhavige wetsvoorstel de open ruimte waarin het publieke debat plaatsheeft ten goede komt. Zij hebben een aantal vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de initiatiefnemer het beledigen of aanzetten tot haat als een verrijking van het politieke en publieke debat beoordeelt.

Ook vragen deze leden de initiatiefnemer naar een inschatting van de gevolgen van de onderhavige wet op de maatschappelijke normen die in de te schrappen bepalingen zijn vastgelegd. Zij vragen tevens of het schrappen van bepalingen uit het strafrecht niet in de hand zal werken dat het maatschappelijk debat verhard?

Voorts vragen zij of het schrappen van de bepaling en daarmee het wegnemen van de mogelijkheid om kwesties aan de rechter voor te leggen niet ook eigen richting in de hand zou kunnen werken?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de initiatiefnemer of er concrete aanwijzingen zijn dat de in de Memorie van Toelichting genoemde chilling effect doctrine in de Nederlandse context van toepassing is als gevolg van art. 137c en 137d Sr?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat de initiatiefnemer met zijn wetsvoorstel beoogt het geldende juridische kader te verduidelijken. Kan de initiatiefnemer aangeven waarom hij het geldende juridische kader onduidelijk vindt? Erkent de initiatiefnemer dat er in juridische zin geen noodzaak bestaat om tot een dergelijke verduidelijking over te gaan? Heeft de initiatiefnemer overwogen of er minder vergaande wijzigingen mogelijk zijn om tot een dergelijke verduidelijking te komen, zou dit al nodig zijn? Heeft de  initiatiefnemer overwogen de genoemde artikelen niet te schrappen maar aan te scherpen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de Raad van State zorgen heeft geuit over de toelaatbaarheid van delen van het onderhavige wetsvoorstel in internationaal en europees juridische context. Kan de initiatiefnemer nader toelichten waarom hij een andere mening is toegedaan. Hoe gaat hij deze juridische kwetsbaarheden adresseren?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > oktober