Vragen over de ondersteuning van het juridisch proces in Rwanda

dinsdag 24 april 2007

Vragen van de leden Van Baalen en Boekestijn (beiden VVD), Ferrier (CDA), Van Bommel en Irrgang (SP), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66) en Thieme (PvdD) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking over de ondersteuning van het juridisch proces in Rwanda.

1) Heeft u kennis genomen van het bericht “Rwandan Government asks IJSD to Assess and Enhance Justice Sector” ?

2) Bent u van mening dat het voor het verzoeningsproces in Rwanda essentieel is om na de sluiting van het International Criminal Tribunal for Rwanda (ICTR) te Arusha, de resterende strafzaken tegen daders van de Rwandese genocide van 1994 in Rwanda zelf voort te zetten? Bent u voorts van mening dat een nauwkeurige overdracht van de strafzaken van het ICTR naar het nationale Rwandese justitiële apparaat een capaciteitsversterking van dit apparaat behoeft?

3) Welke criteria worden toegepast op de aan de ambassades gedelegeerde fondsen ten aanzien van niet-gouvermentele organisaties die landen ondersteuning bieden bij de hervorming van hun justitiële apparaat?

4) Kunt u de Kamer inzicht geven in de wijze waarop door Nederland het juridisch systeem in Rwanda (en in het Grote Merengebied meer in het algemeen) versterkt wordt?

5) Hoe beoordeelt u de rol daarbij van het in Den Haag gevestigde IJSD (Institute for Justice Sector Development), een organisatie die uitgebreide ervaring heeft met het hervormen van de justitiële sector van Bosnië-Hercegovina?

6) Is IJSD het type organisatie, waarop de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het programma Buitenhof van 22 april j.l. doelde toen hij zei dat Nederland moest durven investeren in projecten in postconflict-landen in Afrika?

7) Bent u bereid te onderzoeken hoe het werk van IJSD kan worden voortgezet? Hoe wordt het verzoek van IJSD om financiële ondersteuning ter zake door u beoordeeld?

« Terug